HIST DA^BOES.
18 Maart 1905.
N£. 13826
Plotseling en onveiwacht had Ernst Wer
ner de zware sla# getroffen. Niet een
maal in hun twaalfjarig huwelijk had zijn
Elsa een dag langer te bed gelegen dan
strikt noodzakelijk was. Zij was bij den
arts geweest en deze had het noodig
geacht, dat zij zich aan een operatie zou
moeten onderwerpen, wanneer er nog eeni-
ge hoop op redding zou wezen. Wilde zij dezo
niet ondergaan, dan moest de dood binnen
korten tijd intreden.
Zondagnamiddag was zij naar de kliniek
gegaan. Nu was het Zondagavond. Mina
had de vier kinderen zooeven te bed ge
bracht. Ei nst wierp zich bedroefd en moe
deloos in een armstoel en stak een sigaar
op. Deze Zondag was een lange onaange
name dag voor hem geweest; zoo heel an
ders dan vorige Zondagen, die Elsa met
geringe middelen voor hem en voor de kin
deren steeds zoo aangenaam wist te maken.
En daar kwelde hem voortdurend de ver
ontrustende gedachte, dat de operatie mis
lukken, dat Elsa sterven kon.
,,Zou mijnheer zoo goed willen wezen, mij
geld te geven voor de melk? Mevrouw was
gewoon eiken Maandag te betalen. Het geld
ligt in een doos in een vakje aan den lin
ken kant van cle schrijftafel. De sleutel ligt
in het sleutelmandje."
Mina wachtte, terwijl hij er den sleutel
uitzocht en het geld er uit nam. Daar
naast lag ook een boekje en toen het meisje
de kamer verlaten had, zag hij er in en las
op de eerste pagina: „Dagboek".
Het was een handschrift van zijn vrouw.
Hij begon te lezen:
19 Januari 1S89. Het is in het geheel mijn
bedoeling niet, iederen dag boek te houden
over mijn dagelijksoh leven, dat zoo'n ge
lijkmatig verloop heeft. Doch ei zijn voor
vallen, gemoedsstemmingen en dagen, die
men misschien, als men oud en grijs is ge
worden, nog gaarne eenmaal in de herin
nering doorleeft, en dan is het aangenaam,
een paar aanteekeningen ,,uit vervlogen
dagen" te bezitten. Heden was het een dag
van beteekenia Ik heb een huwelijksaan
zoek ontvangen en dit afgewezen. Sedert
vier maancbn ben ik in Stockholm, om een
cursus in handenaibeid bij te wonen, want
ik wil lecra: :s worden in handenarbeid.
Wij spraken gewoonlijk over alle moge
lijke zaken: over theater, kunst, bacillen,
ja zelfs over eksteroogen. Weldra bcmeikte
ilc, dat de man, die in het algemeen in
ernst en woordenkeus een zekere armoede
aan den dag legde, in mijn achting lang
zamerhand daalde.
Zonder aanleiding begon hij: ,,U zou al
buitengewoon geschikt zijn voor de vrouw
van een arts met uw piactischcn zin, altijd
juist do rechte plaats en het juiste moment
te vinden, waar hulp noodig is."
Natuurlijk hadden de andete dames uit.
het pension hem voorgebabbeld, wat ik al
gedaan had tot ondersteuning van arme
menscben in de zindelijke voorstad.
„Wil u mijn vrouw worden?"
Ik was geheel van de wijs gebracht en
wist niet goed meer, wat ik hem in mijn
verwarring heb geantwoord. Doch hij scheen
uit mijn antwoord to begrijpen, dat ik nog
een liefdo uit de dagen der jeugd had, en
dat wij slechts op eenigszins gunstiger om
standigheden wachten, om te gaan trouwen.
Ten slotte heb ik evenwel ook eventjes ge
weend.
„Kom, kom, wees maar bedaard, meisje
lief", zen hij, ,,u kan het toch waarlijk
niet helpen, dat ik zoo'n dwaas ben, om
een meisje een liefdesverklaring te doen,
van wie ik met de minste aanmoediging
daartoe heb.
Ik hoop, dat u zeer gelukkig mag wor
den."
Het is jammer, dat onze omgang zoo be
sloot, maai gelukkig is de dokter geen man
die door hartzeer verteerd zou worden,
wanneer hij van een meisje een blauwtje
had gekregen.
24 Juli 1802. Hoeral hoera! Sedert heden.'
'draag ik den verlovingsringErnst heeft
een goedo betrekking gekregen en in Octo
ber reeds zal onze bruiloft gevierd worden.
Of men ooit in zijn leven nog eenmaal zoo
gelukkig zal wezen als in de verlovingsda-
gen?
Kerstavond 1893. Duizendmaal gelukkiger
neg dan in do verlovingsdagenEen ge
liefde man en een dikke, spartelende kleine
een pracht van een jongen, zijn nu mijn
eigendom. Als ik aan mijn eigen geluk
denk, heb ik een vurig verlangen, ook an
deren gelukkig te maken, en daarom heb
ik getracht zoo goed mogelijk een feestje
te bereiden. De middelen, die mij ten dien
ste staan, zijn wel niet ruim, maar met
een weinig goeden wil kan men toch wel
een beetje zonneschijn in menige armoec-ge
woning brengen.
3 April 1896. Wat gaat de tijd snel! Toen
ik do laatste maal schreef, was Knut vier
maanden oud. Nu is hij al twee en een half
jaar, en kleine Sigrid is al acht maanden
oud. Mijn zonnetje van geluk sollijnt nog
altijd helder, maar één ding stemt mij ver
drietig: de steeds meerdere deelneming van
Ernst aan de pret met kameraden buitens
huis.
25 September 1898. Resignatie! Een ha
telijk woord, waar ik nimmer van gehou
den heb. En toch moet het worden toege
voegd aan den woordenschat van elke
vrouw, want vroeger of later komt de beurt
aan haar, de beteekenis er van gewaar te
worden. Ik heb nu geleerd afstand te doen,
mij met een kalm gelaat in het onvermijde
lijke te schikken. Dat ging evenwel met
zonder harden, innerlijken striju, en ik ge
voel mij niet meer zoo gelukkig als voor
heen.
Genootschappen, feestjes onder-ons, spcel-
pai tijen en dergelijke nemen mijn man voor
de meeste avonden in beslag.
Als de kinderen te bed zijn, zit ik alleen
en ik voel mij gedrukt. Beproef ik een
beetje piano te spelen, dan zijn het altijd
treurige melodieën en ik houd maar weer
op. Het was zeker veel beter, met een man
getrouwd te zijn, die zoo onaangenaam ia,^
dat niemand zijn omgang zoeken wil, dap
met iemand, die alle talenten bezit, die,
hem in het maatschappelijk leven bemind'
maken. i
Onlangs was ik met de kinderen uitge
gaan om Ei nst af te halen. Wij troffen
ook Ter Lange, die zich hier gevestigd:
heeft en onze chirurg moet wezen. Hij ia
gelukkig getrouwd en schijnt zijn afwijzing
geheel te hebben vergeten. Toen de kinde-,
ren hun vader zagen en hem te gemoet
sprongen, zei de doktor: ,,Nu ik uw echt
genoot heb leeren kennen, verwondert het
mij in het geheel niet, dat u den dwazen
dokter den bons hebt gegeven." Dokter,
Lange is onze huisarte.
3 October 1902. Gisteren kwam het tot
een uitbarsting tusschen Ernst en mij. Ik
verzocht hem om een schooljas voor Sigrid.'
Op kwaadwilligen toon zei hij, dat ik maai':
zuiniger moest wezen. Zijn inkomen was
niet toereikend voor een zoo dure huishou
ding en als het zoo doorging, raakten wij'
tot een. hankr.oet. Toen wierp hij een munt-'
biljet op de tafel en wilde heengaan zonder,
goeden dag te zeggen. Bedaard en ernstig-,
zei ik hem mijn meening, dat het ook aan!
hem stond, met sparen te beginnen ale
het noodig was, want ik deed nooit een on-:
noodige uitgave. Dat een huishouding met
vier kindoren geld kostte, kon zijn gezond
verstand hem wel zeggen, 'a Avonds kwam
hij intijds thuis en verontschuldigde zich
over zijn heftigheid. Natuurlijk was ik
terstond ontwapend, want hij beschikt als'
niemand anders over do kunst, onweer-;
staanbaar te zijn als hij wil. Maar de klove
tusschen ons verwijdde zioh van dag tot
dag; dat merkte ik maar al te wel. Er,
moest bepaald eerst een ongeluk gebeuren,;
eer hij aan mij en aan zijn gezin weerge-1
geven werd.
13 Mei 1903. Hoe dicht liggen vreugde
en smart bij elkander! Sedert een halfjaar'
reeds voel ik mij niet gezond, maar heb
toch steeds geaarzeld, dokter Lange om raad
te vragen. Nu kan het. evenwel niet langer
zoo; de pijn wordt mij onuitstaanbaar. Ik
vrees, dat een operatie noodzakelijk zal
wezen. Eigenlijk had ik besloten, 's mid-
dags er met Ernst over te spreken; doch'
toen hij thuis kwam, was hij zoo verge-
nosgd, dat ik het niet over mijn hart kon
krijgen, hem uit zijn gelukkige stemming
te brengen.
Een oude excentrieke nicht van mijn va
der te Kopenhagen, die mij tijdens haar le
ven niet de minste belangstelling had ge
toond, is overleden en heeft mij het is
nauwelijks te gclooven eventjes 75,000
gulden nagelaten.
,Och, als ik maar gezond ware!"
,,Nu, mijn lieve kind," zei Ernst jube
lend, „verzoeken wij mama bij ons te ko
men, om eens naar de kinderen te zien en
dan maken wij onze huwelijksreis, want die
hebben wij nog te goed."
Ik deed moeite te doen gelooven, dat ik
daar sterk naar verlangde, maar 'ik dacht
eahter bij mijzelf: „Eerst moeten wij toch
weten..."
Derde Blad.