Kachel-Pommade
De buitengesloten vogel.
Finale Uitverkoop.
P. F. RDLLAMDET.
LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 2 MAART. - TWEEDE BLAD.
RUBRIEK VOOR DE JEUGD.
Het Roodborstje.
Hoc men 't best gediend wordt.
Boe de Cbincezen op de ringers rekenen.
Anekdoten.
Nieuwe Raadsels.
Goede oplossingen ontvangen van:
Vervolg Advertentiên,
Hoogewoerd 29. L.P.KNABE.
Te Huur!
Uitzending van Diners
Verkrijgbaar bij F. VAN DORP,
Leiden-Voorschoten-
V eur (Leidschend am)
Voorburg's-Graven-
hage.
NIEUWE RIJN 11.
BewaarkSuis.
UJegens Sterfgeval
Rijtuig*,, Koffer- en Zadelmakerij,
Hef iegsrholiands
DEENSE ANTILLEN.
No. 13812
Anno 1905.
Tal van kindoren, vooral knapen, rijn
jwel eena geneigd zich te verbeelden, dat-,
als men een gevoelig hart toont te bezit-
ten, men blijk van lafheid geeft. Maar
niot zelden ontdekt men, dat zelfs groot*
mannen, die de sterkste wilskracht aan
'den dag hebben gelegd, zeer teergevoelig
zijn en ook den moed bezigen daarvoor
wit te komen. En zij hobben gelijk zioh
daarvoor niet te schamen, want er is niets
dat hen meer eer aandoet. Als een voor
beeld hiervan zullen wij een klein voorval
modedeelen uit het leven van den beroem
den Gcoigo Stephenson, den uitvinder van
den spoorweg.
Op zekeren dag begaf hij zich naar een
zolderkamer in zijn woning en sloot daar
een venster, dat sedert conigen tijd, ge
durende do warme dagen, had opengestaan.
Aangezien het weder was afgekoeld, deed
hij het raam dioht, zonder te vei moeden,
wat daarvan do gevolgen zouden zijn.
Twco of drio dagen later zag hij echter
hoo een vogel telkens opnieuw tegen dat-
i zelfde venster aanvloog, alsof hij het stuk
zocht te slaan. Stcphensons medelijden,
zoowel als zijn nieuwsgierigheid, brachten
er hem toe naar boven te gaan en het
venster weder to ontsluiten. De vogel vloog
nu aanstonds naar binnen en naar een
plaatsje in het vertrek, waar Stephenson
een klein nestje zag. Maar toen hij nader
bij trad en in het nestjo keek, vervulde
hem een groot verdriet. Daar lagen het
moedertje en vier jongen, alle dood Zij
waien van honger omgekomen, doordat
hot mannetje niot met voedsel tot hen had
kunnen terugkomen.
Stephenson hief den uitgeputtcn vogel
van den vloer op, waar hij was neergeval-
len. Hij hield een worm in den snavel en
had zoo hard gearbeid, om toch daarmede
tot de zijnen door te dringen. Alle pogingen
om hem weer bij to doen komen, bleken
vruchteloos. Do grooto man bleef uien ach
tereen met hem bezig en toon hij stierf,
was Stephenson bedroefd als een kind,
zag men hem woenen. Dagen achtereen
was hij van niets anders vervuld. En toch
geschiedde dit juist op het tijdstip, dat
zijn uitvinding hem onsterfelijken roem
bracht en zulk een grooto omwentelingen
in 's werelds zaken ging veroorzaken.
Heeft Stephenson zich belachelijk ge
maakt door zooveel gevoeligheid? Niemand
uwer, dio het een oogenblik zal beweren.
Integendeel, wij krijgen er hem hef om
als mcnsch, terwijl wij hem tot hiertoe
slechts ala genie bewonderden. Waarom
dan- zouden wij ons schamen evenveel hart
to bezitton als hij
Een ander groot man dee»d zich eveneens
i op zoo ti effen do wijzo kennen. Isaak New-
i ton had, na 27 jaar voor een groot weten-
schappelijk werk gearbeid to hebben, cin-
delijk en ten laatsto dat boek gereed en
het gansche manuscript op zijn schrijfta-
fel liggen om ter perse to gaan. Daar werd
hij weggeroepen cn toon hij in zijn studeer -
kamer kwam, trof licm een vreceelijk
fiohouwspel. Zijn hondje, dat in dit ver-
i trek waa achtergebleven, was op de tafel
gesprongen en had een brandende kaars
omvergeworpen op de papieren, die nog
slechts een hoop verkoolde stukjes vertoon-
den. De kleine ïmsdadiger kwam kwispe
lend op den verslagen geleende toespringen,
i als om hem zijn heldenfeit te yertcllon.
Meent gij, dat Newton hem sloeg? Neen,
hij streelde den ruigen kop van don
schuldige en zeido alleen bedroefd: ,,Arm
dier, je weet niet wat je mij hebt aange
daan!"
Op geen enkel oogenblik in heel zijn
nuttig leven is Newton grooter geweest
1 Wat zoudt gij gedaan hebben, lieve le-
;«erg> als uw hond ook maar uw werk van
jS7 minuten had vernield? Schaamt u toch
i nooit ook, voor uw teerheid van hart te
genover menschen. Als gij een werkman
to vergeefs ziet trachten met zijn kar te
gen een hooge brug op to komen, schaam
u dan werkeloos toe te blijven kijken, al
zijt gij nog zoo goed gekleed; gij hebt
handen ontvangen om te helpen. Als gij
een oud moedertje ontdekt, dat de straat
niot over durft steken, uit vrees voor de
rijtuigen, neem haar bij den arm cn
breng haar behouden aan de overzijde. Gij
zijt jeng, om bejaarden te steunen. Als ge
een arm kind op straat ziet schreien, om
dat heb iets verloren heeft, zoek met haar
medo. Laat lachen wie wil, wie bang is
het goede te doen uit vrees voor spotter
nij, ia een lafaard.
In Zweden treft men overal een menigte
doofstommen aan. Geen land ter wereld
telt er zooveel. Te Stockholm kon men
voor' enkele jaren een klein meisje zien,
dat in godsdienstige bijeenkomsten voor
een twintigtal dier ongelukkigen stond,
om hun do woorden van den leeraar in
teekonen over to brengen. Zij had een doof
stomme mooder gehad en hun taal aldus
geleerd. Dat kind schaamde zich niet. Ik
zag haar menigmaal staan, met den blos
van vreugde op het gezichtje, haar liefde-
taak verrichtende, en het was geen spot
lach, dat verzeker ik u, het waren tranen,
die zij, wie haar gadesloegen, afpersten.
Menigeen heeft zij, zonder het te weten,
van valsche schaamte genezen, geleerd op
zijn beurt anderen tot hulp te zijn.
Lieve beestjes zijn het toch, die rood
borstjes, niet waar? Torecht dragon zij
dien naam, want hun borsten zijn be
dekt met prachtige, roode vedertjes. Even
als de meeste vogeltjes, zijn ze schuw, zoo
dat we zelden in de gelegenheid zijn, ge
noeg van nabij te zien, hoe heerlijk schoon
zij zijn. Als het echter des winters zeer
koud is en de arme diertjes bijna verhon
geren, dan wagon ze zich meer in onze na
bijheid, vooral zoo we het een of ander
voor hen uitstrooien. Ondervinden ze dat
we het goed met hen meenen, dan begin
nen ze ons te vertrouwen, en ontvluchten
ons niet meer zoo erg. Hiervan zal ik u
een treffend voorbeeld vertellen.
,,Laat in den herfst van het jaar 1774,"
zoo verhaalt ons de beroemde natuurkun
dige Goetzo, „vloog er door een open
staand venster een roodborstje bij mij bin
nen in mijn slaapkamer. Ik verwachtte
dat het er wel spoedig weer uit zou vluch
ten als het mij zag; doch neen; het volgdo
mij oogonblikkelijk toen ik de deur opendo
om in de warme woonkamer te gaan, ©n
toonde in het geheel geen vrees. Het
vloog er rond of stapte er heen en weder,
zoo vrij alsof het er jaren lang gewoond
had.
Zeer begeerig verzadigde het zich van
voedsel, dat ik hot gaf. Vervolgens ging
het bij mij op tafel zitten, en toonde zich
te willen baden in de theekopjes welke er
stonden. Ik gaf het daarom een komme
tje met water, en het begreep terstond
dat het zich daarin kon baden, gelijk het
dan ook dagelijks deed. Zoo leefde het
beestje den gcheelen winter bij mij. Het
was recht opgeruimd en vroolijk, en in
het minst niet schuw.
Toon ik de lente het weder zoo zacht werd,
dat de kamer ni'et meer verwarmd behoefde
te worden, zette ik het raam open om het
vogeltje in vrijheid te stellon, maar het
vloog er niet uit. Ik besloot toen het naar
buiten te jagen, dat ook gelukte. Hot hup
pelde op de plaats rond, maar verwijderde
zich niot-. Na den maaltijd vond ik het
roodborstje weer in de kamer, en met weer
zin moest ik het nog eens er uit jagen.
Het bleef zich weder eenigen tijd op de
plaats ophouden, en kwam eindelijk nog
eens binnen. Nu werd het ten derden ma
le er uitgejaagd. Het vloog over den tuin
verder, cn ik zag het de volgende dagen
niet weer terug.
Dit verheugde mij. Ik had het beestje wel
kunnen gevangen houden, maar ik reken
de, dat het, nu het weder zoo zacht was
het nergens beter kon hebben en meer nut
kon doen dan in de vrije natuur.
Sedert lang dacht ik niet meer aan dit
roodborstje, dooh in den volgenden
herfst zag ik weder zulk een vogeltje na-
bij mijn huis, en somtijds vloog dit beestje
zelfs tegen do vensters op, als wilde het
er gaarne binnen, Hiorover bekommerde
ik mij evenwel niets, en ik dacht dat dit
toeval was of dat het door een vijand ver
volgd werd. Op zekeren avond zou een
mijnor bedienden iets uit den kelder halen,
toen een vogeltje 't licht navloog tot in den
kelder, terwijl het zich daar gewillig liet
vangen. Men bracht het mij, en ik begreep,
dat het misschien mijn roodborstje, mijn
- vorige gast was: want het zocht zijn bad,
zijn voedsel, zijn rustplaats juist dAAr,
waar dit den vorigen winter 't goval was.
Mijn vrouw had toen het vogeltje dikwijls
uit haar hand laten eten, cn zoodra zij nu
de hand uitstak, zette het zich terstond
weder onbevreesd er op. Vroeger had ik het
beestje 's avonds naar een donker vertrek
laten vliegen, om er rustiger te slapen,
waartoe ik het met een licht voorging.
Zoodra ik dit des avonds beproefde, volg
de het mij op dezelfde wijze. Des morgens
had ik de deuren slechts te openen, gelijk
voorheen, en het beestje vloog weder naar
de woonkamer. Zoo en in vele andero op
zichten bewees het diertje, onze vorige
gast te zijn. Wij lieten het den geheelen
winter weder bij ons wonen.
In het voorjaar werd het weer naar bui
ten gejaagd. Het vloog in den tuin en op
de plaats ons overal na. Het scheen niet
van ons te kunnen scheiden. Toen het
echter zag, dat het niet mocht blijven,
vloog het weg. Met aandocnihg zag ik
dit, want het scheen zeer gehecht aan
ons te zijn.
Den volgenden herfst verwachtten wij
onzen gast terug, en niet te vergeefs.
Toen 't buiten guur werd, vloog hot rood
borstje weder bij ons binnen, volgde het
licht, deed al, wat het vroeger had go-
daan, en bleef den geheelen winter bij ons
logeeren.
Eens speeldo een jongen met een klein
karretje, waarop hij steenen laadde.Telkens
als het vol was, trok hij zelf die kar voort.
In het einde werd hij hier wel wat moe van,
en nu kwam hij op den inval, den hond die
het voor cle achterdeur lag aan te zien, voor
de kar te spannen.
Terttond ging hij op hem af, pakte hem
bij de ooren, trok daaraan en zeido: „kom
aan, luilakt jij moet mijn paard zijn."
De hond bood weerstand Do jongen werd
boos, trok nog heviger, en de hond verzotte
zich brommend.
„Waoht maar", zeide de knaap, ik zal jc
wel krijgen." Hij haalde een touw, en lxmd
den hond daaraan vast om hem zoo voor de
kar te spannen.
Eén rukje van den hond, en onze jonge
heer lag op den grond.
Bevende van kwaadheid dat hij den hond
niot kon dwingen, sprong de jongen op. Hij
wilde nu eenmaal niet zijn ple.i opgeven,
den hond als paard to gebruiken, cn in
weerwil van zijn toorn, riep hij lachcndo:
„kom, goeie Philax, wij zullen zamen gaan
rijden, kom vriendje I"
Een oogenblik zag do hond hem aan,
sprong toen vriendelijk kwispelstaartende
op en liet zich zonder brommen voor do kar
spannen.
Maak zelf do toepassing I
Om zonder papier of lei te rekenen, be
dienen wij ons van allorlei kunstgrepen
of loopjes. Kloino kindoren leeren het van
een rekeniaam, en op hun vingertjes ook.
Grooterc menschen, vooral zij, die als ne
ringdoenden veel met gold moeten om
gaan, berekenen door allerlei herleidin
gen, soms heel vlug, vrij ingewikkelde
vraagstukken.
Do Chineezen rekenen ook op hun vin
gors, niet, zooals bij ons de kleine kinde
ren, tot 10, maar tot 100,000. Iedere vinger
aan de linkerhand stelt negen getallen voor;
de pink do eenhedende ringvinger do
tientallen; de middelvinger de honderdtal
len; de wijsvinger de duizendtallen, en de
duim de tienduizendtallen. Do binnenzijde
der vingerleden van die hand duidt de ge
tallen 1 tot 3, de buitenzijde 4 tot 6, do
rechterzijde 7 tot 9. Den wijsvinger dor
rechterhand gebruiken zij om de getallen
aan te duiden, die zij willen noemen. Een
paar voorbeelden zullen, hoop ik, u dit
duidelijk maken. Om 4321 op de vingere te
tellen, wijst men met den wijsvinger der
rechterhand de buitenzijde van het voorste
lid van den wijsvinger dor linkorhand aan.
Dan heeft nien vier duizendtallen (4000).
Do drie honderdtallen (300) vinden hun
plaate aan de binnenzijde van het dorde
lid van den middelvinger. Do twee tiental
len <20) worden aangeduid aan dc binnen
zijde van het middelste lid van den ring
vinger. Do eene eenheid (1) wordt gevon
den aan de binnenzijde van het voor
ste lid der pink. Het getal 55,555
wordt aangeduid door, to begin
nen bij den duim, van alle vingers der
linkerhand do buitenzijde van het tweede
lid aan to wijzen. Uit do nauwkeurigheid
en de snelheid, waarmee de Chineezen re
kenen, blijkt, dat het een zeer praktisch©
methode is.
Ingez. door J« v. Haastrecht, te Kaag.)
Midden onder een feestmaal begint een
klein dreumesje to schreien.
Een medelijdende dame vraagt het kind
naar do roden zijner smart,
„Ik kan niot meer eten."
„Wel, steek dan maar wat in uw zak."
„Ik kan niet; die zijn al vol," antwoordt
de kleine met do prettigste onnoozelhoid.
(Ingez. door Theo Oonstra, to Leiden.)
Een lijk eigenaar kwam op zijn buiten
goed en vond in de remise het zoontje van
zijn koetsier.
„Kent gij mij?" vroeg hij.
„Weet gij wie ik ben?"
„Ja, gij zijt do mijnheer, die altijd in
den koets van mijn vader mag meerijden."
(Ingez. door Maria van der Burg, to
Leiden.)
Yerontschuldigi ng,
„Pietje," zei moeder streng, „er heeft
iemand gember uit dc provisiekast gesto
len."
Pietje kleurdo schuldig, waarop zjjn moe
der uitriep: „O, jongen, ik dacht niet,
dat zoo iets in jou zat."
„Ja maar, mama," was het antwoord van
Pietje, „een gedeelte zit in Karei."
(Ingez. door Piet Leyenaar, te Leiden.)
Huisvrouw: „Besto heer professor, zeg
mij eens waaraan men een oudo kip van
een jonge kan onderscheiden?"
Professor: „Aan do tanden."
Huisvrouw: „Maar, mijnheer, dc kippen
hebben toch geen tanden."
Professor: „O, neen, de kippen niot,
maar ik."
(Ingez. door Catharina Smittonaar, to
Leiden.)
In de sokool.
Ondoiwijzer tot een leerling: „Piet,
waaraan kan je het besto zien, dat dc
aarde rond is V'
Piot: „Aan liet schoof Ioopen van mijD
schoenen, meestor."
(Ingez. door Johanna Raar te Leiden.)
K i n d o r lij k.
Theo: „Dio inkt van pa is niot duur, wel
Moe?"
Moo: „Ik geloof het niet, mijn jongen."
Theo: „Daar ben ik blij om."
Moeder: „Hoo dat zoo?"
Theo: „Ik heb het bij ongeluk over het
karpet gegooid."
Mijnheer: „Hebt gij den brief gevon
den
Knecht: „Neen, meneer, ik heb overal er
naar gezocht."
Mijnheer: „Ook op do plaats, waar hij''
ligt?"
Knecht: „Neen, meneer.",.
Mijnheer: „Ga daar dan eens gauw kij
ken."
(Ingez. door A. M. den Ouden to i
Oegstgeest.)
Marie: In welk jaar ben je geboren?
Anna: In het jaar 1880.
Marie: Ja-, dat zou jo wel willen, chit zei
jo twee jaar geleden ook al.
(Ingez. door Betsy Boerst, to Leiden.)
1.
Als go mij zóó leest, ben ik iets, dab
iodereon op do aai do heeft; maar omge
keerd schijn ik all-.n aan den hemel.
II.
Zoek een stad in den volgenden zin:
Kijk eens, wat een doorn ik uk mijn vin
ger haal.
(Ingez. dóór Paulus Oostveen, to Zoeter-
woudo.)
III.
Eén derde van zijn geld gaf zeker iemand
uit.
Eén dorde van de rest ging volgen.
Tot besluit:
Eén derde van de rest werd toon nog uiÈ»
gegoven.
Hoeveel bezat die man, al6 hem daarna'
nog veertig gulden blovcn?
(Ingez. door B. Laken te Leiden.)
IV.
2-rnaal n en eenmaal o
2-maal a met ren d
A en s en zo der 0
Welke stad verkrijgt men zoo?
(Ingez. door Herraino Huntclmnn, te
Leiden-)
V.
Mijn eerste is een Duitsch geldstuk.
Mijn tweodo is een voegwoord.
Mijn geheel is een oilnnd in do Zuidor-
Oplossingen der Raadsels.
i.
Poedelpoeder.
U.
Sorvct.
IIL
Boidco worden door don wind gedreven.
IV.
Els.
V.
Roodboratje.
Bastiaan Vcrstraaten, L. Ohrittiaan60,
H. en Uh. Breebaart, P. do Wringer, J. Bio-
aot, Joh. v. Wolzen, Villom, Frans en Suzo
Trol, Marie Bink, J. Starrenburg, Geer-'
trui van Dorp, Mario Oostvcon, Alida
Warmerdam, W v. d. Mark, Cornelia v d.
Veer, Johanna, Dina co Cathaiina Loo-
bor, Botsy en Bertha Krot, Magdalcna
Snel, Eva van Vliet, J. van Wcoron, Hen
drik van Wccron, Cornolia cn Izaak van
Weoron, Dina v. d. Bosch, Johan Paulides,
Andrics cn Hendrik Efadus-, Elizabeth
van Oosten, N. Eduard, Wilhclmina Meycr,
Cornolia cn Bernard Nieuwcnhuis, Jan ca
Johannes do Ridder, Willem Kagic, Tootjo
Kagic, Betsy cn Jan v. Steenbergen, Louis
Speet, Henri Speet, Hendrik van Wijk,
Martha Strocbol, Lina on Dik Noll, A.
Smit, A. en N. van Borsclcn, Sophie on
Johanna Catin, Mario den Hollander,
Alida Kortwagcn, O. Solier, Maria van i
Wijtcnburg, Johan van Luykon, Dora do
Wilde, Cornelis Mattaar, Piot Mattaar,
Willem v. d. Wilk, Jannetje cn Adriana
van Heusdcn, Hcndrika ZwoIIo, A. O.
Opheffing den Zaak.
-Zender zlchtzending on Contant.
20 pCt. Korting.
1075 10
te Uiilcgom, Weeresteinstraat
een ruim WINKELHUIS, met
daarachter groote SCHUUR. Te be
vragen by den Heer J. G00ZEN,
Hoofdstraat, te Billegom. 2136 7
H.H. Studenten, Onderwijzers, e c.
Een Kamer te huur door onge
steldheid van den bewoner, op het
Rapenburg 110, met Pension, voor
lagen prijs. De Kamer ls niet groot,
maar zeer gezellig en op fraaien
Btand gelegen, vooral met het oog
op de a. a. Maskerade aan te bevelen.
Br. Bur. v. d. Bh onder No. 2197. 10
Tan af 80 Cents, 1.— hooger.
Beleefd aanbevelend,
Wed. A. BACKER,
Pnpencracht 4. 796 7
tot het poetsen van Kachels en
Fornnizcn geeft een schoonon
en diepzwarten glans, terwyi zy
geon onaangename lucht nalaat.
Prijs per Doosje 5 Gents.
Haarl.straat 5, Leiden,
en vele Winkeliers in Leiden en
Omstreken. 624 36
Tarief voor Goederenvervoer.
Bestelgoed: 0-5 K.G. f O.IO, 5-10 K.G. 0.15, 10-20
K.G. f 0.20, 20—25 K.G. f 0.21, 25-30 K.G. f 0.22, 30-35
K.G. ƒ0.23, 35-40 K.G. 0.24, 40—50 K.G. 0.25, 50-00
K.G. 0.26, 00—70 K.G. 0.27, 70-80 K.G. 0.28, 80-00
K.G. 0.20, 90-100 K.G. ƒ0.30.
In dit tarief la het loon voor het aan huis bezorgen In de kommen
der gomeenten begrepen; voor de buitenwijken wordtƒ0.05extra berekend.
Vrachtgoed: Voor de eerste 100 K.G. f 0.15, voor elke 100 K.G.
meer 0.12. 1942 42
Vrachtgoed moet door den afzenden worden
geladen en door den geadresseerde afgehaald.
Assurantiekantoor,
Kastjes te huur in een
uitstekende 7190 11
TE HUUR:
Benedenlinis met Tuin /'ISO
por jaar, Bovenhals ƒ200 por jaar,
befde staande Hooge Ryndyk, voorzien
van Gas- en Waterleiding. Te bevra
gen: Catharina8traat No. 9, 2183 7
(Utrecht8ch Jaagpad.)
KARTESTEEG 2.
Por Liter.
Likeuren f 0.46
Grenadine 0.60
Jenever 0.70
Brandewyn 0.72
Nieuw Rood„ 0.70
Punch B 0.80
Cognac t 0.90
Boerenjong.^ 0.90
Oude Boll 1.05
Per FleBch.
Bessennyn f 0.35
Meiwyn 0.46
Roode Wyn 0.60
Madera 0.50
Roode Port 0.55
Witte 0.60
Malaga B 0.80
Advocaat 0,80
Vermouth 0.80
2138 11
SOJSJt*,
dagelijks verkrijgbaar A 20
Cents per portie. 6902 6
Papenstraat 4.
direct ter overneming aangeboden: een sedert 80 jaren bestaando, goed
beklanto en op besten stand gelegen 2207 14
met Inbegrip van allo voorhanden zyndeartikolen, golegenTrompstraat224,DEH HAAG
Euvcïoppen f 1.90, 1000 Kwituiiiiëii of Nota's
f 2.50, 1000 Briefkaarten (late qnalileltf 2.60,
alles bedrukt mot naam, adres, onz. Handolsdrukkery
ürma C. IiOOYIiER, Nieuwe Stijn 10.
By grooto getallen voordecligo prüzen. 10480 10
A. W, SIJT1IOFF, te Lelden, heeft uitgegeven en by alle
Boekhandelaars verkrygbaar gosteld:
DER
BIJDRAGE
TOT DB
GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSE TAAL IN AMERIKA
DOOR
D. C. HESSELING.
Uitgegeven vanwege de Maatschappij dei' Nederlandsche Letterkunde te Leiden
Gr. 8°. 290 blz. groot. Prijs ƒ2.50.
Voor de gewonen buitenlandsche leden bedraagt de prys slechts ƒ2.—
De Commissie voor Taal- en Letterkunde, aan wie
het handschrift van den Heer HESSELING tor beoordoeling door het
Bestuur der Maatschoppy werd toegezonden, gaf een zeer gunstig
advies. Eenparig waren de leden van oordoel, dat de Maatschappy, door
dit werk uit te geven, een groote dienst zou bewijzen uan de
beoefenaars van onze taal en van taal in het algemeen.