Kachel-Pommade De buitengesloten vogel. Finale Uitverkoop. P. F. RDLLAMDET. LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 2 MAART. - TWEEDE BLAD. RUBRIEK VOOR DE JEUGD. Het Roodborstje. Hoc men 't best gediend wordt. Boe de Cbincezen op de ringers rekenen. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. Goede oplossingen ontvangen van: Vervolg Advertentiên, Hoogewoerd 29. L.P.KNABE. Te Huur! Uitzending van Diners Verkrijgbaar bij F. VAN DORP, Leiden-Voorschoten- V eur (Leidschend am) Voorburg's-Graven- hage. NIEUWE RIJN 11. BewaarkSuis. UJegens Sterfgeval Rijtuig*,, Koffer- en Zadelmakerij, Hef iegsrholiands DEENSE ANTILLEN. No. 13812 Anno 1905. Tal van kindoren, vooral knapen, rijn jwel eena geneigd zich te verbeelden, dat-, als men een gevoelig hart toont te bezit- ten, men blijk van lafheid geeft. Maar niot zelden ontdekt men, dat zelfs groot* mannen, die de sterkste wilskracht aan 'den dag hebben gelegd, zeer teergevoelig zijn en ook den moed bezigen daarvoor wit te komen. En zij hobben gelijk zioh daarvoor niet te schamen, want er is niets dat hen meer eer aandoet. Als een voor beeld hiervan zullen wij een klein voorval modedeelen uit het leven van den beroem den Gcoigo Stephenson, den uitvinder van den spoorweg. Op zekeren dag begaf hij zich naar een zolderkamer in zijn woning en sloot daar een venster, dat sedert conigen tijd, ge durende do warme dagen, had opengestaan. Aangezien het weder was afgekoeld, deed hij het raam dioht, zonder te vei moeden, wat daarvan do gevolgen zouden zijn. Twco of drio dagen later zag hij echter hoo een vogel telkens opnieuw tegen dat- i zelfde venster aanvloog, alsof hij het stuk zocht te slaan. Stcphensons medelijden, zoowel als zijn nieuwsgierigheid, brachten er hem toe naar boven te gaan en het venster weder to ontsluiten. De vogel vloog nu aanstonds naar binnen en naar een plaatsje in het vertrek, waar Stephenson een klein nestje zag. Maar toen hij nader bij trad en in het nestjo keek, vervulde hem een groot verdriet. Daar lagen het moedertje en vier jongen, alle dood Zij waien van honger omgekomen, doordat hot mannetje niot met voedsel tot hen had kunnen terugkomen. Stephenson hief den uitgeputtcn vogel van den vloer op, waar hij was neergeval- len. Hij hield een worm in den snavel en had zoo hard gearbeid, om toch daarmede tot de zijnen door te dringen. Alle pogingen om hem weer bij to doen komen, bleken vruchteloos. Do grooto man bleef uien ach tereen met hem bezig en toon hij stierf, was Stephenson bedroefd als een kind, zag men hem woenen. Dagen achtereen was hij van niets anders vervuld. En toch geschiedde dit juist op het tijdstip, dat zijn uitvinding hem onsterfelijken roem bracht en zulk een grooto omwentelingen in 's werelds zaken ging veroorzaken. Heeft Stephenson zich belachelijk ge maakt door zooveel gevoeligheid? Niemand uwer, dio het een oogenblik zal beweren. Integendeel, wij krijgen er hem hef om als mcnsch, terwijl wij hem tot hiertoe slechts ala genie bewonderden. Waarom dan- zouden wij ons schamen evenveel hart to bezitton als hij Een ander groot man dee»d zich eveneens i op zoo ti effen do wijzo kennen. Isaak New- i ton had, na 27 jaar voor een groot weten- schappelijk werk gearbeid to hebben, cin- delijk en ten laatsto dat boek gereed en het gansche manuscript op zijn schrijfta- fel liggen om ter perse to gaan. Daar werd hij weggeroepen cn toon hij in zijn studeer - kamer kwam, trof licm een vreceelijk fiohouwspel. Zijn hondje, dat in dit ver- i trek waa achtergebleven, was op de tafel gesprongen en had een brandende kaars omvergeworpen op de papieren, die nog slechts een hoop verkoolde stukjes vertoon- den. De kleine ïmsdadiger kwam kwispe lend op den verslagen geleende toespringen, i als om hem zijn heldenfeit te yertcllon. Meent gij, dat Newton hem sloeg? Neen, hij streelde den ruigen kop van don schuldige en zeido alleen bedroefd: ,,Arm dier, je weet niet wat je mij hebt aange daan!" Op geen enkel oogenblik in heel zijn nuttig leven is Newton grooter geweest 1 Wat zoudt gij gedaan hebben, lieve le- ;«erg> als uw hond ook maar uw werk van jS7 minuten had vernield? Schaamt u toch i nooit ook, voor uw teerheid van hart te genover menschen. Als gij een werkman to vergeefs ziet trachten met zijn kar te gen een hooge brug op to komen, schaam u dan werkeloos toe te blijven kijken, al zijt gij nog zoo goed gekleed; gij hebt handen ontvangen om te helpen. Als gij een oud moedertje ontdekt, dat de straat niot over durft steken, uit vrees voor de rijtuigen, neem haar bij den arm cn breng haar behouden aan de overzijde. Gij zijt jeng, om bejaarden te steunen. Als ge een arm kind op straat ziet schreien, om dat heb iets verloren heeft, zoek met haar medo. Laat lachen wie wil, wie bang is het goede te doen uit vrees voor spotter nij, ia een lafaard. In Zweden treft men overal een menigte doofstommen aan. Geen land ter wereld telt er zooveel. Te Stockholm kon men voor' enkele jaren een klein meisje zien, dat in godsdienstige bijeenkomsten voor een twintigtal dier ongelukkigen stond, om hun do woorden van den leeraar in teekonen over to brengen. Zij had een doof stomme mooder gehad en hun taal aldus geleerd. Dat kind schaamde zich niet. Ik zag haar menigmaal staan, met den blos van vreugde op het gezichtje, haar liefde- taak verrichtende, en het was geen spot lach, dat verzeker ik u, het waren tranen, die zij, wie haar gadesloegen, afpersten. Menigeen heeft zij, zonder het te weten, van valsche schaamte genezen, geleerd op zijn beurt anderen tot hulp te zijn. Lieve beestjes zijn het toch, die rood borstjes, niet waar? Torecht dragon zij dien naam, want hun borsten zijn be dekt met prachtige, roode vedertjes. Even als de meeste vogeltjes, zijn ze schuw, zoo dat we zelden in de gelegenheid zijn, ge noeg van nabij te zien, hoe heerlijk schoon zij zijn. Als het echter des winters zeer koud is en de arme diertjes bijna verhon geren, dan wagon ze zich meer in onze na bijheid, vooral zoo we het een of ander voor hen uitstrooien. Ondervinden ze dat we het goed met hen meenen, dan begin nen ze ons te vertrouwen, en ontvluchten ons niet meer zoo erg. Hiervan zal ik u een treffend voorbeeld vertellen. ,,Laat in den herfst van het jaar 1774," zoo verhaalt ons de beroemde natuurkun dige Goetzo, „vloog er door een open staand venster een roodborstje bij mij bin nen in mijn slaapkamer. Ik verwachtte dat het er wel spoedig weer uit zou vluch ten als het mij zag; doch neen; het volgdo mij oogonblikkelijk toen ik de deur opendo om in de warme woonkamer te gaan, ©n toonde in het geheel geen vrees. Het vloog er rond of stapte er heen en weder, zoo vrij alsof het er jaren lang gewoond had. Zeer begeerig verzadigde het zich van voedsel, dat ik hot gaf. Vervolgens ging het bij mij op tafel zitten, en toonde zich te willen baden in de theekopjes welke er stonden. Ik gaf het daarom een komme tje met water, en het begreep terstond dat het zich daarin kon baden, gelijk het dan ook dagelijks deed. Zoo leefde het beestje den gcheelen winter bij mij. Het was recht opgeruimd en vroolijk, en in het minst niet schuw. Toon ik de lente het weder zoo zacht werd, dat de kamer ni'et meer verwarmd behoefde te worden, zette ik het raam open om het vogeltje in vrijheid te stellon, maar het vloog er niet uit. Ik besloot toen het naar buiten te jagen, dat ook gelukte. Hot hup pelde op de plaats rond, maar verwijderde zich niot-. Na den maaltijd vond ik het roodborstje weer in de kamer, en met weer zin moest ik het nog eens er uit jagen. Het bleef zich weder eenigen tijd op de plaats ophouden, en kwam eindelijk nog eens binnen. Nu werd het ten derden ma le er uitgejaagd. Het vloog over den tuin verder, cn ik zag het de volgende dagen niet weer terug. Dit verheugde mij. Ik had het beestje wel kunnen gevangen houden, maar ik reken de, dat het, nu het weder zoo zacht was het nergens beter kon hebben en meer nut kon doen dan in de vrije natuur. Sedert lang dacht ik niet meer aan dit roodborstje, dooh in den volgenden herfst zag ik weder zulk een vogeltje na- bij mijn huis, en somtijds vloog dit beestje zelfs tegen do vensters op, als wilde het er gaarne binnen, Hiorover bekommerde ik mij evenwel niets, en ik dacht dat dit toeval was of dat het door een vijand ver volgd werd. Op zekeren avond zou een mijnor bedienden iets uit den kelder halen, toen een vogeltje 't licht navloog tot in den kelder, terwijl het zich daar gewillig liet vangen. Men bracht het mij, en ik begreep, dat het misschien mijn roodborstje, mijn - vorige gast was: want het zocht zijn bad, zijn voedsel, zijn rustplaats juist dAAr, waar dit den vorigen winter 't goval was. Mijn vrouw had toen het vogeltje dikwijls uit haar hand laten eten, cn zoodra zij nu de hand uitstak, zette het zich terstond weder onbevreesd er op. Vroeger had ik het beestje 's avonds naar een donker vertrek laten vliegen, om er rustiger te slapen, waartoe ik het met een licht voorging. Zoodra ik dit des avonds beproefde, volg de het mij op dezelfde wijze. Des morgens had ik de deuren slechts te openen, gelijk voorheen, en het beestje vloog weder naar de woonkamer. Zoo en in vele andero op zichten bewees het diertje, onze vorige gast te zijn. Wij lieten het den geheelen winter weder bij ons wonen. In het voorjaar werd het weer naar bui ten gejaagd. Het vloog in den tuin en op de plaats ons overal na. Het scheen niet van ons te kunnen scheiden. Toen het echter zag, dat het niet mocht blijven, vloog het weg. Met aandocnihg zag ik dit, want het scheen zeer gehecht aan ons te zijn. Den volgenden herfst verwachtten wij onzen gast terug, en niet te vergeefs. Toen 't buiten guur werd, vloog hot rood borstje weder bij ons binnen, volgde het licht, deed al, wat het vroeger had go- daan, en bleef den geheelen winter bij ons logeeren. Eens speeldo een jongen met een klein karretje, waarop hij steenen laadde.Telkens als het vol was, trok hij zelf die kar voort. In het einde werd hij hier wel wat moe van, en nu kwam hij op den inval, den hond die het voor cle achterdeur lag aan te zien, voor de kar te spannen. Terttond ging hij op hem af, pakte hem bij de ooren, trok daaraan en zeido: „kom aan, luilakt jij moet mijn paard zijn." De hond bood weerstand Do jongen werd boos, trok nog heviger, en de hond verzotte zich brommend. „Waoht maar", zeide de knaap, ik zal jc wel krijgen." Hij haalde een touw, en lxmd den hond daaraan vast om hem zoo voor de kar te spannen. Eén rukje van den hond, en onze jonge heer lag op den grond. Bevende van kwaadheid dat hij den hond niot kon dwingen, sprong de jongen op. Hij wilde nu eenmaal niet zijn ple.i opgeven, den hond als paard to gebruiken, cn in weerwil van zijn toorn, riep hij lachcndo: „kom, goeie Philax, wij zullen zamen gaan rijden, kom vriendje I" Een oogenblik zag do hond hem aan, sprong toen vriendelijk kwispelstaartende op en liet zich zonder brommen voor do kar spannen. Maak zelf do toepassing I Om zonder papier of lei te rekenen, be dienen wij ons van allorlei kunstgrepen of loopjes. Kloino kindoren leeren het van een rekeniaam, en op hun vingertjes ook. Grooterc menschen, vooral zij, die als ne ringdoenden veel met gold moeten om gaan, berekenen door allerlei herleidin gen, soms heel vlug, vrij ingewikkelde vraagstukken. Do Chineezen rekenen ook op hun vin gors, niet, zooals bij ons de kleine kinde ren, tot 10, maar tot 100,000. Iedere vinger aan de linkerhand stelt negen getallen voor; de pink do eenhedende ringvinger do tientallen; de middelvinger de honderdtal len; de wijsvinger de duizendtallen, en de duim de tienduizendtallen. Do binnenzijde der vingerleden van die hand duidt de ge tallen 1 tot 3, de buitenzijde 4 tot 6, do rechterzijde 7 tot 9. Den wijsvinger dor rechterhand gebruiken zij om de getallen aan te duiden, die zij willen noemen. Een paar voorbeelden zullen, hoop ik, u dit duidelijk maken. Om 4321 op de vingere te tellen, wijst men met den wijsvinger der rechterhand de buitenzijde van het voorste lid van den wijsvinger dor linkorhand aan. Dan heeft nien vier duizendtallen (4000). Do drie honderdtallen (300) vinden hun plaate aan de binnenzijde van het dorde lid van den middelvinger. Do twee tiental len <20) worden aangeduid aan dc binnen zijde van het middelste lid van den ring vinger. Do eene eenheid (1) wordt gevon den aan de binnenzijde van het voor ste lid der pink. Het getal 55,555 wordt aangeduid door, to begin nen bij den duim, van alle vingers der linkerhand do buitenzijde van het tweede lid aan to wijzen. Uit do nauwkeurigheid en de snelheid, waarmee de Chineezen re kenen, blijkt, dat het een zeer praktisch© methode is. Ingez. door J« v. Haastrecht, te Kaag.) Midden onder een feestmaal begint een klein dreumesje to schreien. Een medelijdende dame vraagt het kind naar do roden zijner smart, „Ik kan niot meer eten." „Wel, steek dan maar wat in uw zak." „Ik kan niet; die zijn al vol," antwoordt de kleine met do prettigste onnoozelhoid. (Ingez. door Theo Oonstra, to Leiden.) Een lijk eigenaar kwam op zijn buiten goed en vond in de remise het zoontje van zijn koetsier. „Kent gij mij?" vroeg hij. „Weet gij wie ik ben?" „Ja, gij zijt do mijnheer, die altijd in den koets van mijn vader mag meerijden." (Ingez. door Maria van der Burg, to Leiden.) Yerontschuldigi ng, „Pietje," zei moeder streng, „er heeft iemand gember uit dc provisiekast gesto len." Pietje kleurdo schuldig, waarop zjjn moe der uitriep: „O, jongen, ik dacht niet, dat zoo iets in jou zat." „Ja maar, mama," was het antwoord van Pietje, „een gedeelte zit in Karei." (Ingez. door Piet Leyenaar, te Leiden.) Huisvrouw: „Besto heer professor, zeg mij eens waaraan men een oudo kip van een jonge kan onderscheiden?" Professor: „Aan do tanden." Huisvrouw: „Maar, mijnheer, dc kippen hebben toch geen tanden." Professor: „O, neen, de kippen niot, maar ik." (Ingez. door Catharina Smittonaar, to Leiden.) In de sokool. Ondoiwijzer tot een leerling: „Piet, waaraan kan je het besto zien, dat dc aarde rond is V' Piot: „Aan liet schoof Ioopen van mijD schoenen, meestor." (Ingez. door Johanna Raar te Leiden.) K i n d o r lij k. Theo: „Dio inkt van pa is niot duur, wel Moe?" Moo: „Ik geloof het niet, mijn jongen." Theo: „Daar ben ik blij om." Moeder: „Hoo dat zoo?" Theo: „Ik heb het bij ongeluk over het karpet gegooid." Mijnheer: „Hebt gij den brief gevon den Knecht: „Neen, meneer, ik heb overal er naar gezocht." Mijnheer: „Ook op do plaats, waar hij'' ligt?" Knecht: „Neen, meneer.",. Mijnheer: „Ga daar dan eens gauw kij ken." (Ingez. door A. M. den Ouden to i Oegstgeest.) Marie: In welk jaar ben je geboren? Anna: In het jaar 1880. Marie: Ja-, dat zou jo wel willen, chit zei jo twee jaar geleden ook al. (Ingez. door Betsy Boerst, to Leiden.) 1. Als go mij zóó leest, ben ik iets, dab iodereon op do aai do heeft; maar omge keerd schijn ik all-.n aan den hemel. II. Zoek een stad in den volgenden zin: Kijk eens, wat een doorn ik uk mijn vin ger haal. (Ingez. dóór Paulus Oostveen, to Zoeter- woudo.) III. Eén derde van zijn geld gaf zeker iemand uit. Eén dorde van de rest ging volgen. Tot besluit: Eén derde van de rest werd toon nog uiÈ» gegoven. Hoeveel bezat die man, al6 hem daarna' nog veertig gulden blovcn? (Ingez. door B. Laken te Leiden.) IV. 2-rnaal n en eenmaal o 2-maal a met ren d A en s en zo der 0 Welke stad verkrijgt men zoo? (Ingez. door Herraino Huntclmnn, te Leiden-) V. Mijn eerste is een Duitsch geldstuk. Mijn tweodo is een voegwoord. Mijn geheel is een oilnnd in do Zuidor- Oplossingen der Raadsels. i. Poedelpoeder. U. Sorvct. IIL Boidco worden door don wind gedreven. IV. Els. V. Roodboratje. Bastiaan Vcrstraaten, L. Ohrittiaan60, H. en Uh. Breebaart, P. do Wringer, J. Bio- aot, Joh. v. Wolzen, Villom, Frans en Suzo Trol, Marie Bink, J. Starrenburg, Geer-' trui van Dorp, Mario Oostvcon, Alida Warmerdam, W v. d. Mark, Cornelia v d. Veer, Johanna, Dina co Cathaiina Loo- bor, Botsy en Bertha Krot, Magdalcna Snel, Eva van Vliet, J. van Wcoron, Hen drik van Wccron, Cornolia cn Izaak van Weoron, Dina v. d. Bosch, Johan Paulides, Andrics cn Hendrik Efadus-, Elizabeth van Oosten, N. Eduard, Wilhclmina Meycr, Cornolia cn Bernard Nieuwcnhuis, Jan ca Johannes do Ridder, Willem Kagic, Tootjo Kagic, Betsy cn Jan v. Steenbergen, Louis Speet, Henri Speet, Hendrik van Wijk, Martha Strocbol, Lina on Dik Noll, A. Smit, A. en N. van Borsclcn, Sophie on Johanna Catin, Mario den Hollander, Alida Kortwagcn, O. Solier, Maria van i Wijtcnburg, Johan van Luykon, Dora do Wilde, Cornelis Mattaar, Piot Mattaar, Willem v. d. Wilk, Jannetje cn Adriana van Heusdcn, Hcndrika ZwoIIo, A. O. Opheffing den Zaak. -Zender zlchtzending on Contant. 20 pCt. Korting. 1075 10 te Uiilcgom, Weeresteinstraat een ruim WINKELHUIS, met daarachter groote SCHUUR. Te be vragen by den Heer J. G00ZEN, Hoofdstraat, te Billegom. 2136 7 H.H. Studenten, Onderwijzers, e c. Een Kamer te huur door onge steldheid van den bewoner, op het Rapenburg 110, met Pension, voor lagen prijs. De Kamer ls niet groot, maar zeer gezellig en op fraaien Btand gelegen, vooral met het oog op de a. a. Maskerade aan te bevelen. Br. Bur. v. d. Bh onder No. 2197. 10 Tan af 80 Cents, 1.— hooger. Beleefd aanbevelend, Wed. A. BACKER, Pnpencracht 4. 796 7 tot het poetsen van Kachels en Fornnizcn geeft een schoonon en diepzwarten glans, terwyi zy geon onaangename lucht nalaat. Prijs per Doosje 5 Gents. Haarl.straat 5, Leiden, en vele Winkeliers in Leiden en Omstreken. 624 36 Tarief voor Goederenvervoer. Bestelgoed: 0-5 K.G. f O.IO, 5-10 K.G. 0.15, 10-20 K.G. f 0.20, 20—25 K.G. f 0.21, 25-30 K.G. f 0.22, 30-35 K.G. ƒ0.23, 35-40 K.G. 0.24, 40—50 K.G. 0.25, 50-00 K.G. 0.26, 00—70 K.G. 0.27, 70-80 K.G. 0.28, 80-00 K.G. 0.20, 90-100 K.G. ƒ0.30. In dit tarief la het loon voor het aan huis bezorgen In de kommen der gomeenten begrepen; voor de buitenwijken wordtƒ0.05extra berekend. Vrachtgoed: Voor de eerste 100 K.G. f 0.15, voor elke 100 K.G. meer 0.12. 1942 42 Vrachtgoed moet door den afzenden worden geladen en door den geadresseerde afgehaald. Assurantiekantoor, Kastjes te huur in een uitstekende 7190 11 TE HUUR: Benedenlinis met Tuin /'ISO por jaar, Bovenhals ƒ200 por jaar, befde staande Hooge Ryndyk, voorzien van Gas- en Waterleiding. Te bevra gen: Catharina8traat No. 9, 2183 7 (Utrecht8ch Jaagpad.) KARTESTEEG 2. Por Liter. Likeuren f 0.46 Grenadine 0.60 Jenever 0.70 Brandewyn 0.72 Nieuw Rood„ 0.70 Punch B 0.80 Cognac t 0.90 Boerenjong.^ 0.90 Oude Boll 1.05 Per FleBch. Bessennyn f 0.35 Meiwyn 0.46 Roode Wyn 0.60 Madera 0.50 Roode Port 0.55 Witte 0.60 Malaga B 0.80 Advocaat 0,80 Vermouth 0.80 2138 11 SOJSJt*, dagelijks verkrijgbaar A 20 Cents per portie. 6902 6 Papenstraat 4. direct ter overneming aangeboden: een sedert 80 jaren bestaando, goed beklanto en op besten stand gelegen 2207 14 met Inbegrip van allo voorhanden zyndeartikolen, golegenTrompstraat224,DEH HAAG Euvcïoppen f 1.90, 1000 Kwituiiiiëii of Nota's f 2.50, 1000 Briefkaarten (late qnalileltf 2.60, alles bedrukt mot naam, adres, onz. Handolsdrukkery ürma C. IiOOYIiER, Nieuwe Stijn 10. By grooto getallen voordecligo prüzen. 10480 10 A. W, SIJT1IOFF, te Lelden, heeft uitgegeven en by alle Boekhandelaars verkrygbaar gosteld: DER BIJDRAGE TOT DB GESCHIEDENIS DER NEDERLANDSE TAAL IN AMERIKA DOOR D. C. HESSELING. Uitgegeven vanwege de Maatschappij dei' Nederlandsche Letterkunde te Leiden Gr. 8°. 290 blz. groot. Prijs ƒ2.50. Voor de gewonen buitenlandsche leden bedraagt de prys slechts ƒ2.— De Commissie voor Taal- en Letterkunde, aan wie het handschrift van den Heer HESSELING tor beoordoeling door het Bestuur der Maatschoppy werd toegezonden, gaf een zeer gunstig advies. Eenparig waren de leden van oordoel, dat de Maatschappy, door dit werk uit te geven, een groote dienst zou bewijzen uan de beoefenaars van onze taal en van taal in het algemeen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5