N£. 13808 Derde Blad. 25 Februari i905. Zijn Grootmoeder. Rusteloos beweegt zij <le breinaalden, ge zeten voor de kleine ruitjes van het ruime, eenvoudige boerenhuis. De namiddagzon werpt eeoigo bleekc stralen naar binnen, die helder weerspiegelen op het glimmend lood van de ouderwetsche staartklok en het geelkoperen deksel van don roodkoperen doofpot bij den grooten open haard. Zij voelt zich zoo eenzaam, alleen in dat groote vertrek. Maar het kan nu eenmaal niet anders. Droevig bedenkt zij, dat er niemand is, aan wie zij aanspraak heeft. Dc eenigc, die voor haar alles zou kunnen zijn, de zoon van haar eenige dochter, is voor haar verloren. Niet omdat liij ver weg is, o neen, maar omdat, ja, omdat hij haar ontgroeid is. Toen haar dochter kort na haar man stierf, had zij zich onder dezen dubbelen slag moedig gehouden, en, berustend m Gods wil, had zij den kleinen Trans tot zich genomen en hem opgevoed. Zij was weef jong geworden en had met lust en vreugde den knaap zien opgroeien tot een flinken, verstandlgen jongeling, i Gelukkige jaren had zij met hem door gebracht. Hij hield zooveel van haar, en met trots had zij opgemerkt, hoe bij-de- hand hij was; dikwijls deed hij haar als kind reeds vragen, waarop zij hem het antwoord moest schuldig blijven. Toen kwam de scheiximg; hij moest wat worden, was er gezegd, en hij werd naar het gymnasium in de stad gestuurd. Maar zij behield hem toch; de stad was niet ver en iederen Zaterdagavond kwam hij bij haar en bleef den Zondag over. Nu was hij in twee jaren al niet meer bij haar geweest. De laatste maal was hij heel anders dan vroeger. Vriendelijk, ze ker, maar zoo vreemd, en zijn oogen gin gen over alles heen, alöof zij niet zagen wat er om hem heen was. En hij was meer bij anderen geweest dan bij haar. Toen zij hem vroeg veel van zijn leven in do stad te vertollen, had hij gelachen en ge zegd: ,,Daar begrijpt ge toch niets van, grootmoeder." Een paar dagen was hij gebleven en toen weggegaan cn niet terug gekomen. Frans had voor drie maanden in zijn laatsten brief geschreven, dat hij heelemaal niet weg kon uit de stad. Arme jongen, het was hardWant hij moest toch wel verlangen naar de eenige bloedverwan te, die hij nog had, en zij, alles beefde aan haar als zij aan hem dacht. Zij voelt zich zoo eenzaam, alleen in dat groote vertrek. Daar komt haar plotse ling iets in de gedachte: het is herfst, de veldarbeid is afgeloopen, de koe en de geit kan buurman verzorgen. Als zij hem eens ging opzoeken Zij had geld genoeg. Denzelfden avond spreekt zij nog met .haar buurvrouw; zij gaat naar den schoolmeester, die altijd de brieven voor haar aan Frans schrijft en haar Frans' brieven voorleest, en laat zich met groo- te, duidelijke letters het adres van dokter Frans Banger opschrijven, alsook den trein, dien rij hebben moet, en den tijd van aankomst. Hij moet het zoo groot schrijven, dat zij het, als het noodig is, kan ontcijferen. Uit de kast haalt rij een groote leverworst van de laatste slacht Frans had die altijd zoo graag gelust en pakt een dozijn vorsche eieren in haar sleutelmand ci bij. Do gele kip legt nog goed en in de stad zijn de versche eieren nu misschien wel schraal. Nu nog een nacht cn dan gaat rij er op uit. Al vroeg moet zij weg, de trein gaat om tien uren en zij moet zeker nog twee uur loopen. "Voor het dorp is het een gebeurtenis, dat de oude Sanna nog zoo'n reis onder neemt. Een vroolijk gezelschap jongedames cn hiecren keert van een uitstapje terug, waartoe het zich door hot mooie herfst weer heeft laten verleiden. Het laatste paartje is ver achter de aaideren gebleven* Zij rijn in druk, vertrouwelijk gesprek ge wikkeld. Het meisje weet, wat zij van hem te wachten heeft; toch is het zoo heerlijk, hem nog eens zijn genegenheid te hoor en betuigen, zijn genegenheid, waarvan de anderen nog niets weten. Het gezelschap heeft den stationsweg be reikt.. Nog altijd volgen de twee veT achtei1, de anderen. Plotseling hooren zo achter zich roepen„FransFrans 1" Zij houden stil, de heer keert zich om, hij ziet een oude boerin, die hem met liaar groote pa~ rapluie wenkt en nogmaals „Frans" i oept. Dokter Banger wordt vuurrood; geër gerd zegt hij: „Het schijnt een kennis uit mijn dorp te zijn; verontschuldig me een oogenblik, Suze; ik ben zoo weer bij je die vrouw heeft misschien wat noodig hm die buitenlui zijn zoo vrij postig..." „Ga gerust, Frans, of mag ik mee gaan?" „Neen, Suze, dat zou opvallen..." En tegelijk is bij weg. Langzaam loopt het meisje de anderen na; eer zij zo heeft in gehaald, is Frans al weer bij haar. „Zoo als ik gedacht had. Dio vrouw zoekt hier bloedverwanten op cn was blij een bekende te zien; dat is alles." Zij zijn bij de villa, waar Suze woont, aangekomen. „Gaat ge mee thee drinken, Frans, tante zal er wel op gerekend heb ben." „Neen, dank je, liefste, ik moet nog me voorbereiden tot morgen anders graag maar vandaag gaat het niet tot weerziens." Suze kijkt de rijzige gestalte een poos na, loopt dan langzaam door den tuin. In haar gedachte is zij nog immer met de boerenvrouw bezig. Zij riep „Frans f Frans!" Dat-doet geen vTeemde. Hij was zoo verward, neen, bet is zeker, hij heeft meer met die vrouw uitstaan dan hij voor mij weten wil. Ouders of broers of zusters heeft hij niet meer, beeft hij mij gezegd zou het rijn grootmoeder rijn? Ja, hij had eens gesproken van zijn grootmoeder, die hom had opgevoed; maar hij had spoedig: weer gezwegen. Het begon voor haar hoe j langer hoe zekerder te worden: die oude vrouw was zijn grootmoeder en hij had zich voor haar geschaamd en baar ver loochend voor haar, die morgen zijn ver loofde zou rijn I Een. onaangenaam gevoel j overvalt het meisje bij die gedachte. Hij heeft niet gologen, maar de waarheid ver- borgen, toon hij zei, dat zij blocdvorwan- ten bezocht en een bekend gezicht heiken- de. Hij heeft haar onrecht aangedaan ter wille van haar; dat mag niet gebeuren; zij zal het goedmaken. „Wilt ge al zoo vroeg uitgaan, Suze vraagt den anderen morgen baar tante, en vroolijk antwoordt het meisje, dat ea wat bleek en afgemat uitziet: „Ja, tante, een noodzakelijko boodschap." De tante' vraagt niet verder cn Suze gaat. Zij schelt 1 aan een deftig huis aan. „Kan ik dokter Banger spreken?" Zij weet heel goed, dat hij op dit uur college heeft, maar, moet een voorwendsel hebben. „De dokter is op college." „Dat spijt me, en die oude vrouw, die bij hem op bezoek is, logeert ze bij hem?" „Zeker, ik heb gisteravond een tied voor haar in orde gebracht. Wil do juffrouw ha-jr spreken?" „Gaarne. Daar loom ik juist vooi\ Ik wil haar verrassen. Zeg maar welke deur; dank u." Frans komt van het college thuis. Tot zijn verwondering vindt hij zijn grootmoe der niet op zijn kamen'. Juist wil hij de juffrouw roepen om haar hierover te on dervragen, als zijn oog op een brief valt, die op tafel ligt. ,,Van Suze," mompelt hij, breekt de enveloppe open en leest: „Beste Frans! Ik moest erg boos op je zijn, dat je me vooi' zoo kleingeestig houdt, dat ik je min der om je afkomst zou achten. Wamt daar om heb je „onze" grootmoeder voor mij willen verbergen. Maar ik wil niet boos zijn; ik ben veel te gelukkig. Ik dacht al-' tijf», dat je een volmaakt mensch waart, cn gevoelde me zoo klein voor je. Nu zie ik, dat je een gewoon menscb rijt, die e\ongoed je gebreken hebt als ik, en dat doet mo goed; nu voel ik me dichter bij je. Ik ben een slim meisje, nietwaar? Tot straf, dat je me hobt willen bedrie gen, heb ik grootmoeder weggevoerd, en alsje me rien wilt moet je vanmiddag bij ona komen eten, dan kunnen we meteen be sproken, wanneer we onze verloving be kend zullen maken. Ik wil het nu niet meer geheim houden En in het voorjaar, na ons huwelijk, g-q-an we naar grootmoeder en dan laat je me je geboortestad zien. Tot weerziens om één uur. Eer mag je niet komenik moet me eerst van grootmoeder nog veel laten ver tellen en goede maatjes met haar worden. In haast. J© liefhebbend© Suze."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 9