LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD. FEUILLETON. ffo. 13808 Anno 1905. mij niet hebfc bedoel'd, óf dat ge zonder goe de gronden en dus lichfcvaardiglijk hebt to verstaan gegeven, dat ten onzent profcssio- neele wijsbegeerte iets anders dan wiór-heid- lievonde wijsbegeerte is." In een ingezonden stuk in „Hot Ya^ der land" antwoordt de heer Lohinan op den „Open Brief', dat hij, wegens den toon, waarop deze schreef, niet met hem in discussie kan treden. Wel richt mr. Lobman zich intusschen tot do redactie van „H et Vaderland" en verzoekt de ze aan prof. Bolland den raad over te brengen, dat, alvorens in toorn te ontste ken, men beter doet, eens precies na te gaan, of daartoe wel oorzaak is. Mr. Lohman zegt dan, dat in zijn rode noch van prof. Bolland, noch van hoogleeraren in of buiten Nederland sprake was, maar van het groote publiek, dat van de wetenschap niets moot hebben, indien 'do voordeelen, die zij afwerpt niet tastbaar', zijn. Welke philoeophie" aldus eindigt mr. Lohman tlians als middel van propaganda dienst moet doen onder de massa die er niet veel meer van kent dan haar naam, is, voor wie met het tegonwoordige poli tieke leven onzer natie bekend is, dunkt mij geen geheim." „Do Residentiebod o" zegt on der het hoofd „Aantijging": Wij ontvingen het navolgende schrijven, waaraan wij als een sprekend staaltje de ze plaats inruimen: Zoeterwoude, 21 Februari Geachte Heer Redacteur 1 Beleefd verzoek ik opname van het vol gende in uw veelgelezen blad, waarvoor ik U bij voorbaat dank betuig. Hedenmorgen bracht de post mij een osemplaar van „Het Volk" van 21 de zer, waarin een bericht uit Zoeterwoude blauw omlijnd, luidende aldus: „Hoe men kiezers kweekt! Men schrijft ons: „In do gemeente Zoeterwoude, die een grootendcels katholieko bevoLking heeft, werden door den bode, op last van den se cretaris, do formulieren tot aangifte voor kiezers aan do huizen dor christelijke in woners (let wel, niet aan do tegenstanders) bezorgd; als er maar geteekond werd, was de zaak in orde. Nog deed zich het- geval voor, dat iemand Dinsdag des namiddags kwart ever twee- cn zich aanmeldde om alsnog op de kie zerslijst te komen, doch hij kwam te laat (de secretarie is slechts geupend van 's voormiddags 9 tot 's namiddags 2 uur Een ander, die te kwart voor drieën kwam, werd nog geholpen." Mijn eerste gedacht© was: wat een ver dachtmaking en laster. Terstond wenschte ik het cxmplaar naar de prullenmand te verwijzen, doch de ge dachte, dat hij, die stilzwijgt, ongelijk be kent, noopt© mij tot tegenweor. De toedracht is dan deze: Overeenkom stig art. 20, 2de lid der Kieswet, wordt aan de kiezers, die krachtens het bepaal de bij art. 1 b. 2o. eerste en tweede lid op de bestaande kiezerslijst voorkomen, dat is op de kiezerslijst voor 1904--1905, vóór den 8sten Februari een afgiftebiljct ter invul ling toegezonden. Aan al deze kiozers, on verschillig tot welko richting zij behoo- ren, is zoodanig aangiftebiljet uitgereikt en wel door den gemeentcbodc en niet op last van den secretaris, maar van den bur gemeester. Let wel, zegt de schrijver in „Het Volk", aan do huizen der christe lijke bewoners, niet aan de tegenstanders werden de formulieren bezorgd. Zeer goed mogelijk, Mijnheer do Redacteur, dat aan de tegenstanders geen aangiftebiljet werd uitgereikt, omdat zij niet op de kiezers lijst 19041905 voorkwamen, maar de waarheid is, dat ook aan de tegenstanders, ingeval zij op de bedoelde kiezerslijst voor kwamen, een aangiftebiljet door den bodo is uitgereikt. „Van teeken maar, dan is de zaak in orde" was geen sprake. Wat de tweede onwaarheid in boven- I staand berichtje betreft dient het volgende: Op Dinsdag 14 Februari j.l. is noch om 2.1 uur 's middags noch om 2 3/4 uur iemand tor secretarie geweest om aangifte te doen voor plaatsing op de kiezerslijst. Wil men do wanrhoid, dan vorklaar ik openlijk, dat op 14 Februari na de sluiting der se cretarie, dat is om tweo uren namiddag, meerdere aangiftebiljetten, voor plaatsing op de kiezerslijst, in mijn particuliere brie venbus zijn geworpen, die allo, onverschil lig van welke richting do aangevers waron door mij zijn aangenomen en waarover het onderzoek thans aan den gang »s. Ik lait „Hot Volk" een persoon te noemen, die aangifte voor plaatsing op de kiezers lijst kwam doen op 14 Febr. j.l, en door mij is afgewezen op grond, dat do secretarie op dat uur gesloten was. Wat blijft er nu over van de waarheid van het geplaatst bericht? „Het Volk" schijnt alle middelen, goede en ongepaste, aan te grijpen om iemand maar vardacht te maken; „laster maar" is zeker zijn lous, er blijft altijd iets van hangen. Ter wille der waarheid en rechtvaardigheid heb ik mij verweerd; ik ben mij bewust geheel overeenkomstig plicht te hebben gehan deld. A. A. VAN GILS, Gemeente-secretaris. Hc|b Sociaal W eekblad." vindt den inhoud van het liberale mani fest magertjes. „Er staan", schrijft het „algemeenheden in zóó groot, dat zo geen enkel houvatt geven. Dat de sociale wetgeving „inzon- dorheid de arbeider s-voi'zekjD ringswotgo ving" vooralsnog uitbreiding en herzie ning eischt, Lu wel een zóó algemcenc fra se, dat zo in een verkiezingsprogram niet mag voorkomen. Of de arbeiderspension- neering tot stand moet komen, of althans mag komen, met Staatsgeld, blijft eon opou vraag. Dat naar bezuiniging op Staatsuit gaven moet worden gestreefd, zonder dab de militaire uitgaven zelfs maar worden genoemd, maakt ook deze alinea tot een, die aan het zinlcdigo grenst. Over armen- wetgeving geen woord, over hervorming op legergebied in de richting van een volks leger evenmin. Wat cr positiefs in het in het manifest staat, komt alleen neer op regeling van den rechtstoestand der ambt laren, hand having van de neutrale school en hand having van heb vrijhandelstelsel en verhoo ging van do successiebelasting in de zijlij nen (dus niet in de rechte lijnbenevens belasting op voorwerpen van weelde, maar... dio belastingen komen pas, indien 'de niet nader aangegeven bezuiniging niet voldoende ia en „daarna" nog versterking dor Rijksinkomsten onvermijdelijk blijkt. Do oud-liberale partij is op vui ig hervor men niet belust. Zij bewijst het nog eens •door dit manifest. Dat zij echter, niette genstaande het verschil van standpunt ten aanzien van meer dan dón onderworp, sa men wil werken met de andere vrijrinnigo groepen, bewijst, dat toch voor haar het gevaar van het zittende Kabinet c neindi^ grootcr is dan do vooruitstrevendheid der «overifgo vrijzinnigen. En fcliub isl een to waardecren teeken." „Het Volk" heeft een artikel over' het manifest, dat in hoofdzaak op het volgende neerkomt. Het manifest draagt do kenmerken van een pijnlijken 6trijd tusschen do overleve ring van vroegere goede elementen en de reactionaire ncifjingen, onder den invloed der arbcidebeweging ontstaan. Tegen Kuy- pers bestuursdaden wordt bezwaar geuit, maar zelf deden de oud-liberalen sinds jaar cn dag partijdige bonoemirfren. Zij vrcezsn bezwaar van de clericalc onderwijspolitiek, moar hebben zelf niet het noodigo gedaan om aan het onderwijs een grondslag te ne ven, die tegen aanvallen, als nu Ku.rper onderneemt, bestand zou zijn. Zij blijven fvrijhandolaiars, omdat vijftig jaren lang Nederland dat wil zogfgon do Nedorland- sche kapitalist van vrijen handel zijn voordeel heeft gehad. Zij spreken daarbij er van dat verhooging der invoerrechten tc groctc uitbreiding zou fgeven aan do hof- PERSOVERZICHT. „Het Vaderland" bevat een open brief van den Leidschen hoog leer aar G. J. P. J. Bolland aan jhr. mr. A. F. do S a v o r n i n Loh man naar aanleiding van de door dezen in de Tweede Kamer geuite klacht, dat de wijsbegeerte „thans" niet meer wordt beoefend om zichzelve, maar als middel van propaganda." Prof. Bolland schrijft: „Het ligt voor de hand, die opmerking te verstaan als een klacht over toestan den ten onzent, en met betrekking tot het Hooger Onderwijs ten onzent; ook ligt hot vermoeden niet vcire, dat gij daarbij gedacht hebt aan één of meer van de hoogleeraren der wijsbegeerte. Aan wien echter? Collega Heymans te Groningen laat do uitkomsten zijner studiën gewoon lijk in Duitschland verschijnen cn is, wat gij in dezen wel een „onschadelijk" raonsoh zult noemen; collega Van dor Wijck zult gij voor uw deel wel even „on schadelijk" achten, en collega Van Mello, die, om zoo te zeggen, niet eens een hoor baar geluid pleegt te geven, is zelfs, naar men beweert, een kerkelijk gezind mensck. Aldus zoude niemand overblijven, behalve uw dienstvaardige dienaar, en inderdaad heeft zelfs prof. mr. W. van der Vlugt mij het vorige jaar in de Tweede Kamer met name genoemd als een propagandist „si quis alius." Maar ik heb hierop in „Het Vader land" van antwoord gediend. En wan neer u dat antwoo.rd niet bevredigd heeft, lag het voor de hand, in mijn wijsgeerigo geschriften van den jongsten tijd eens na te gaan, wat er mij betreffende van de zaak was, althans, wanneer gij hot zedelijk recht woudt verwerven, met of zonder het noemen van mijn naam op mijn onderwas af to geven. Hebt gij dat echter gedaan Kent gij mijn uitgave van Hcgols Reohts- philosophie en de voorredo, of liever in leiding, daarbij Kent gij mijn verhande ling over het verstand en zijn verlegenhe den?^ Kent gij do bereids verschenen af leveringen van het stenographische ver slag der colleges, dio in dezen acadomi- schen cursus door mij gegeven worden in zuiver o redo? Kent gij ook slechts do voor rede uit mijn boek van Zuivere Rede Lees anders eens althans dio voorrede, en leer u nog eens schamen. Het antwoord, dat gij u niet geneigd of «gehouden voelt, van mijn wijsgeerig ge- sohrijf op do hoogte tc blijven, zal hier niet mogen gelden, cn even weinig ook de op merking, dat mijn onderwijs op zichzelf niet naar uw smaak is: hier gaat het alleen om de vraag, in welke gezindheid ik voor de zaak der wijsbegeerte als hoogleeraar der wijsbegeerte ambtelijk ijver. En nu één van beiden of gij hebt mij niet op 't oog gehad, in welk geval ik u verzoek, te midden van het partij-geschrijf en partij-gesmaal uwer bond- en partijgenooten zulks openlijk tc verklaren, óf gij hebt mij inderdaad be doeld, maar dan, zooals ik moet vermoe den, op de lichtvaardige wijze van den po- litieken partijganger, dio weer eens wat ge zegd heeft, wat zoo in zijn politieke kraam te pas kwam. Ik voor mij echter, dio be reids een leven van studio achter mij heb, cu mij au sinds jaren beijver, om daarvan do uitkomsten aan mijn studeerend© land- gonooten ten goede te doen komen, laat't in 't besef mijner liefdevoor do waarheid niet gelden, dat gij of wie dan ook, op mijn ambtsijver ongewraakt en klakkeloos een smet moogt wei-pen; dat mijn onderwijs, ook kigoval liet u naar behoor en bekend was, allicht niet naar uw achterlijken smaak zoude blijken, doet in dezen niets ter zake, even weinig als het hier Iets af- of toedoet, dab do Leidsche hoogleeraar der wijsbegeerte ook wel eens geschiedkundige verhandelingen het licht laat zien, die van kerkelijko zijde gemakkelijker dood te zwij gen of te beschimpen dan te weerleggen zijn. Wat ik in den jongsten tijd geweest ben en gedaan heb in mijn qualiteit, dat is het, wat hier in het spel is, en ik noodig u uit, om in het openbaar te verklaren, óf dat go ZIJN NOVELLE. 20) Zij zonk terug in haar stoel, schudde nog eens meewarig het hoofd cn staarde over het. zonnige landschap in het goudnevelige verschiet. Peter keek naar haar en keek toen voor zichtigheidshalve weer spoedig vóór zich. „Maar er was nog meer, waar hij reke ning raodo moe6t houden", zeide hij. D© Duchet'sa keek hem aan. „Wat dan"? vroeg rij ernstig. „Als hij het haar vertelde, zou dat zoo wat lietzelfdo -geweest zijn als een liefdes verklaring, zou het nieft?" zeide liij, metal le aandacht zijn zegelring bekijkende. „Eon liefdesverklaring?" Zij dacht even na. ',,Ja, dat zou het ook. Maar wat gaf dat nog? Waarom zou hij haar geen liefdes verklaring doen? Hij was toch op haar ver liefd, nietwaar?" Haar onbevangen, vragendo blik toonde helder' en wreed hoe onbaatzuchtig haar belangstelling was. „Tot over 'de ooren", zeide Peter cn keek naar dc sneeuw op Monte SFiorito. „Van 't begin af was hij feitelijk op haar verliefd geweest. Zijn geett, zijn verbeelding was verliefd op de voorstelling, die hij van baar maakte. Maar nu was de man ook op de vrouw verliefd met echte, gewone mcnschc- lijke liefde. Maar cr waren ornstan .lighe- idon, dio heb hem onmogelijk maakten, haar 'dit te zeggen". „Wat voor omstandigheden?" vroeg zij met dezelfde vrijmoedigheid. „Was zij ge trouwd?" „Neen, reker niet", zeide hij driftig, zij was gelulde ig weduwe". De Duchessa begon vroolijk te lachen. „Sta mij toe, dab ik uw eerbied bewon der", zeide zij. En Peter, zich zijn wel wat belcc'digenden uitroep herinner nde, lachto ook heel even. „Maar dan?" ging zij voort. Wat nog meer? Zij was gelukkig weduwe. Wat voor omstandigheden legden hem dan het zwij gen op?" „O," zeide hij, niet erg op rijn gemak, „zeer vod omstandigheden. Allerlei hinder palen stonden tuschen hem cn haar. Zij aton-d in rang cn stand ver boven hem". „Wat geeft dat?" zeide de Duchessa een voudig- „Mr. Wildmay is toch een „gent leman." „Hoe weet u dat?" vroeg Peter, in do hoop haar af te leiden. „O, dat is hij zeker! Hij moet het zijn. Anders zou hij die ondervinding niet heb benzou hij niet zulk een bock kunnen schrijven. En daarbij is hij een vriend van u," zeide do handige Duchessa. „Maar cr blijft altijd nog verschil van stand, denk ik," zeide Peter. „Zij stond heel boven aan. Hij niet en hij wist d}at; hij had t© veel mcnschenkennis, te veel zelfkennis, om haar zijn hand aan te bie den." „Een man van goede geboorte kan iedere vróuw zijn hand aanbieden, zoo zij het van koninklijken blocdo is," zeide de Du chessa. „Dat kan hij ook, en men kan hem ook voor de eer bedanken," antwoordde Peter. „Maar het was niet alleen haar stand. Zij w_3 ook onmogelijk rijk. En dan, cn dan. Er waren nog duizend andere bezwaren. Maar ik geloof, dat de allergrootste van Wildmay's vrees was, dat, als hij haar lief- do zou bekennen, zij hem weg zou zenden: En hij werd niet graag weggezonden, ziet ge." „De vreesachtige 1" zeide de Duchessa. „Hij moest het haar gezegd hebben. De toestand was heel bijzondei, waa eenig. Gewone regels kan men cr niet op toepas sen. En hoe kon hij zeker weton, dat zij al die hinderpalen telde? Iedere man krijgt de vrouw, die hij verdient; cn hij is waarlijk een eind op weg om haar te verdienen. Zij kon onmogelijk onverschil lig vooi hem blijken, wanneer hij het haar vertelde; onverschillig voor den man, die de prachtige Pauline schetst© onder haar invlood. Geen vrouw tor wereld zou koel blijven voor zulk een compliment. En ik blijf volhouden, dat het haar recht waa cm het te weten. Hij had haar eenvoudig de geschiedenis van zijn hoek en het deel, dat zij daarin had, moeten vertellen. Het overige had zij begrepen. Hij had het woord liefde niet behoeven te gebrui ken." „Wel," zeide Peter, „het is nooit te laat om terug te keeren. Misschien zegt hij het haar nog wel eens op een mooicn dag." En in zijn binnenste stieden twee stem men tegen elkander. „Zeg het haar! Zeg het haar nu, dadelijk en wacht je kans af", zeide de eene. „Neen, neen, neen, niet doen," protesteerde de andere. „Zij gaat cr alleen op door, omdat heb feit haar belangstelling wekt. Zij denkt er niet aan, dat gij do man zijt en zij do fingen, waarbij met do draagkracht geen rekening wordt fgehouden; maar het in- acht-nemen der draagkracht van hun zijd® is onvoldoende geweest. Zij willen ook geen progressie in de vermogensbelasting en geen verhooging der successie in de rechte lijn, die juist door het beginsel dor draag kracht gevorderd worden. Zij willen voor al- Ion vrijheid, maar voor de ambtenaren een slot op den mond. Zij zijn voor geleidelijke uitbreiding van kiesbevoegdheid, naar ge lang van toenemende geestelijke ontwikke ling en stoffelijke onafhankelijkheid dor burgers, maar zongen voor vlit laatst© niet. Zij laten een deurtje open voor de grootere liberale concentratie cn als het la ter Borgesius golukt het blanco-artikel aan de verdiendo vergetelheid prijs te geven, is de oude liberale partij weer in eerc hersteld als een anti-clericale eenheid bij dc verfeic- zirij en een zuiver kapitalistische eenheid in do practijk van hot regeeren. Zij spre- keu niet van bezuiniging op legeruitgaven en nog minder van een democratisch belas- tirjgsteLsel, maar willen toch do hand rei ken aan dc concentratie. Af t© wachten zal nu zijn of de concentratie, zooals do politie ke zuiverheid zou eischen, nu op 't blanco-ar tikel eigen candidaten zal stollen tegen over de oud-lib. 't Is Rottordamsch libera lisme, industrieel libera—^ professoren- liberolisme, do oude garde van het liberale staatsmanslevcn, een achtbare verzameling van groote geleerdheid cn groote affaires. Maar al.s het liboralismo zijn kans nog eens wil hebben, dan moet hot zich practisch aansluiten aan Borgesius. Het „Utrochtsch Dagblad," welks hoofdredacteur tot do ondortccke- naars van heb manifest behoort, merkt op, dat door dit manifest do groep der vrijo liberalon voortaan staat op het politieke terrein als ccn lovende, zolfstandiigo partij op gel ken voet togenovor de sociaal-demo craten, vrijzinnig-democraten en unionis ten. Het begin eener organisatie ovor heel het land ia verkregen. En het blad cind:|gt zijn beschouwing met deze woorden „D© geestelijke leider, de donker cn staats man, dio meer clan eênïg andor tot c)e ont wikkeling der vrijzinnige beginselen in ons land heeft bijgedrregen, do heer Van Hou- ton, heeft in d© comraissio van advies geen zitting genomen. Evenals- Prins Willem van het Verbond der Edelen geen lid werd, maar als dc ziel der beweging op don achtergrond bleef, zoo behoudt ook d© heer Van Houten do plaats van generalissimus achtor do slag orde. Maar bedriegen do tcckcncn der tij den niet, dan zal do invloed van dezen staatsman, dc cenige onder onze weinige staatslieden, die, zelfs meer neig dan prof. Van der Vlugt, de portuur is van minister Kuypcr, zich in den komenden strijd daar niet minder om doen govoolen. De betcekenii- van de herrijzing der vrijo liberale partij als politieke part ij ligt juist en vooral hierin, dat thans op het terrein der moderne levensbeschouwing een vereeni- girijspunfc is gegeven voor al do olementen onder onze burgerij, die, aan het behoud cenor geregelde orde van zaken gehecht, bij vorige ^gelegenheden liever van de stem bus wegbleven, dan aan verder afgüjdon naar links hun stom te Iccncn. Het evenwicht aan do linkerzijde kan door dezo herrijzenis worden hersteld, cn daarmede haar kracht verdubbeld." Het „Handelsblad" noemt het ma nifest een belangrijk stuk, niet alleen door de namen der onderteekonnars, maar ook door den gecot van verzoening cn jgema- tigdheid, die het gcheelo stuk adelt. „Zoo min in het begin al bij het slot", aldus schrijft het blad, „worden dc libera len, die niet tob deze groep behooren, affge- sbooten. Neen, men reikt hun veeleer do broederhand too met do verklaring: „dat de mogelijkheid van vruchtbare samenwer king op een aanzienlijk deel van het gebied der wetgevir#j, geenszins is uitgesloten". Wat deze groep echter vraagt, en wat ge- vrouw Als zij ei het minste vermooden van had, zou zij geheel anders doen. Voor zichtig, voorzichtig. Hij keek naar haar, zooals zij daar ach terover leunde in den lagen stoel, zoo dicht bij hem. Hij zag haar glanzend© oogen, haar dik bruin haar, haai roode lippen, haar blanke tint; hij zag do slan ke handen, dio zij in haar schoot hield saam gevouwen, en de fraaie lijnen van haar bevallige, sterke, lenige gestalte; cn achter haar zag hij d© heerlijke Augustus zon op het groene park en het blauwe meeihij zag do borgen met hun donkere schaduwen, het marmeren terras met den jasmijnstruik, die zich langs do pilasters slingerde. Het was een schoon, heel schoon tafereel, maar er ontbrak iets aandat iets, dat zijn hart zong en zijn polsen klop ten. En zoo gaarne, zoo héói gaai no had hij het haar gezegd, maar hij durfde niet; en hij weifelde... En terwijl hij weifelde, knarste hot grind onder paardenhoeven en rijtuigwielen. Hij was gered of verloren, zooals ge het noe men wilt, want een knecht verscheen op het terras en kondigde mevrouw O'Donovan Florence aan. En spoedig na de komst dezer dame nam Peter afscheid. XXI. „Wel Frizio", vroeg mrs. O'Donovan Flo rence, „mag men je al gelukwenschen GelukwenschenMij?Waarme de?" vroeg Beatrice, „Waarmede, waarlijk 1" riep de levendige Iersche. „Probeer nu niet om mij om den tuin te leiden". Beatrice keek verbaasd5 heel ligt in de liberale grongedachte, het recht op een zoL .tandigc eigen meening op handhaving van c if gen standpunt. Dq daarbij geuit© beginselverklaring voldoet aan alle eischen, welke men aan oen vcrkla* ring van beginselen ccncr liberale f3roop kan stellen. Zij is zóó ruim, dat zeker zeef vele „Unio"-liboralon en ook niet weinig vrijrinnig-dcmociatcn haar met ganscho instemming zullen aanvaarden. Het ijroot© verschil zal liggen in het der de punt: de opvatting, dat do sociale wot- geving, mot zoo weinig mogelijk Stnuté> bemoeiing cn Staotedwarfj, moet strekken tot verhooging van het stoffelijk, geestelijk en zedelijk peil der gehcele na«..c. Er zijn onder do liberalen der beide andere groe pen velen, die mooncn, dat met zulk ccn boperkiru der Staatsbomooiing slechts zeer onvolkomen resultaten vorkregen kunnen worden. Waar dezen allen echter hcti.elfdo willen, ©n alleon verschillen in hun opvat ting van do beste wijze om het doel to be reiken, is zeker ondorlingo waardeering on samonwerking mogelijk. Wanneer wij daarnaast zien do dcuktael- don, ii zes punten ontwikkeld „ovor do en kele onderwerpen van actueel Staatsbc- bclcid", n treft ons weder dc ovorcon- stemming met het vijf puntige program, door' „Liberale "Uric" cn V.D. B. aange nomen, overeenstemming in groot© trekken mot een in een vrije partij zeer geoorloofd verschil in nuanco. Wij vindon alloon diepor ingrijpend ver schil bij de uitwerking van hot beginsel der beperkto Staatsbemoeiing een punt, dat niot scherp is gesteld in het andere program en bij dc kiesrechtkwestie. l)o gematigd liberalen erkennen, dat „gelei delijke uitbreiding van kiesbevoegd heid voor do gezondo werking onzer Staats instellingen noodig is", doch achten do denkbeelden daaromtrent nog niet rijp, om reeds thans een Grondwetsherziening te beproeven. Inderdaad bestaat op zulk een Grond wetsherziening geenerloi vooruitzicht cn bovendien is de tegenwoordige kieswet nog voor heel wat verbetering vatbaar, waar door gelijk wij herhaaldelijk hebben be- tcogd nog vele duizenden het kiesrecht konden erlangen. Het duidelijk openbaar gemaakt pro gram laat nu aan de vrijzinnige kiezers do keuze tusschen liberalen met en liberalen zonder onmiddellijke kicsrcchtuitbiciding." Hot blad mist intusschen met leedwezen in het program van beginselen on van ac tualiteit een verklaring omtrent tactiek, eu wol omtrent de onmidddollijkc verkie zingstactiek. „Om bcötcnüigiging van dc tegenwoordigo Regeeringsmeordorheid tc verhinderen" zegt het, „moet men niet alleen komen met een zeker tal programma's, allo gclij- kolijlc anti ministerieel, cn zoodoende al len kiezers do gelegenheid geven hun stem gnheol naar hun voorkeur uit to brengen, maar moet men ook bij do vorkiczings- politick zorgen, dat door dio keuze van programma's en candidaten een libcralo meerderheid in eenig bepaald district nicü versnippert ten bate van do Regeerings- ccalitio. Het is niet genoeg de andcro vrij zinnigen to steunen zoo dit noodig blijkt; men moet van te voren verzekeren, dat alleen daar, waar zonder gevaar dit kan geschieden, verschillende liberale candida ten tegen elkaar optreden. Wil men een zuiveren verkiezingsstrijd, dan moet dit niet van plaatselijke tactiek afhangen en niet binnenskamers worden geregeld, maar openlijk en principieel wor den vastgesteld. Hetzelfde dient men to doen tegenover dc twoede niet-libcralc partij: d© socialis ten. Mon vorklare zich openlijk on in be ginsel omtrent hetgeen men in den togen- voordigen stand der zaken als het grootste kwaad beschouwt. Zoowol dc oud-liberalen als de beide andero groepen moeten zich uitspreken of zij de socialisten on de anar chisten meer duchten dan do clericalen. Dit laatste komt in de meest© districten eerst bij do herstemmingen le pas, doch, nu allo onze partijgroepen gcccntraliseorj optreden, werkt reeds een vóór den vcr- „Ik begrijp volstrekt niet wat jo be doelt", zeide zij. „Och, kom, loop heen", riep mrs. O'Do novan Florence, haar zonnescherm dreigend zwaaiende. „Met jo engagement met mr. hoo heet hij ook weer? natuurlijk." En zij keek veelbcteokenend naar de laan waar Peters gestalte in de verto verdween. Beatrice had verbaasd gekeken. Nu keek zij even, heel even, verschrikt, maar toen vriendelijk spottend. „Arme Kate! Heb je heusch je bezinning verloren?" zeide zij met geveinsd medelij den. „Ik niet", zeide mrs. O'Donovan Floren ce op vertrouwclijken toon. „Maar ik zou v el ccn langbeenig Engelsch jongmcnsch kunnen aanwijzen, niet heel ver hier van daan, dio goed op weg daartoe is. Heeft li ij je al gevraagd?" „Ben je dwaas?" mompelde Beatrice. „Nu dan, dat is alleen eon kwestie van, tijd. Je behoeft de manier slechts te zien,' waarop hij je aanziet; dan valt er nieta meer te vragen. Denk je nu waarlijk mij te' kunnen bedotten? Doe nu niet of dit nieuws voor jo is." „Nieuws!" riep Beatrice. „Het is nieuws en onzin ook; het is een product van jo' overspannen verbeelding. »Mrhoe heet hij ook weer, zooals je hem noemt-, cn ik zijn maar heel weinig met elkaar bekend. Hij is onze tijdelijks buurman, de huurder van Villa Floria- no het huis, dat jo hier tusschen de boo-, men aan de overzijde der rivier kunt zica liggen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 5