LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 25 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
ffo. 13808
Anno 1905.
mij niet hebfc bedoel'd, óf dat ge zonder goe
de gronden en dus lichfcvaardiglijk hebt to
verstaan gegeven, dat ten onzent profcssio-
neele wijsbegeerte iets anders dan wiór-heid-
lievonde wijsbegeerte is."
In een ingezonden stuk in „Hot Ya^
der land" antwoordt de heer Lohinan op
den „Open Brief', dat hij, wegens den
toon, waarop deze schreef, niet met hem
in discussie kan treden. Wel richt mr.
Lobman zich intusschen tot do redactie
van „H et Vaderland" en verzoekt de
ze aan prof. Bolland den raad over te
brengen, dat, alvorens in toorn te ontste
ken, men beter doet, eens precies na te
gaan, of daartoe wel oorzaak is. Mr.
Lohman zegt dan, dat in zijn rode noch van
prof. Bolland, noch van hoogleeraren in
of buiten Nederland sprake was, maar van
het groote publiek, dat van de wetenschap
niets moot hebben, indien 'do voordeelen,
die zij afwerpt niet tastbaar', zijn. Welke
philoeophie" aldus eindigt mr. Lohman
tlians als middel van propaganda
dienst moet doen onder de massa die er
niet veel meer van kent dan haar naam,
is, voor wie met het tegonwoordige poli
tieke leven onzer natie bekend is, dunkt mij
geen geheim."
„Do Residentiebod o" zegt on
der het hoofd „Aantijging":
Wij ontvingen het navolgende schrijven,
waaraan wij als een sprekend staaltje de
ze plaats inruimen:
Zoeterwoude, 21 Februari
Geachte Heer Redacteur 1
Beleefd verzoek ik opname van het vol
gende in uw veelgelezen blad, waarvoor ik
U bij voorbaat dank betuig.
Hedenmorgen bracht de post mij een
osemplaar van „Het Volk" van 21 de
zer, waarin een bericht uit Zoeterwoude
blauw omlijnd, luidende aldus:
„Hoe men kiezers kweekt!
Men schrijft ons:
„In do gemeente Zoeterwoude, die een
grootendcels katholieko bevoLking heeft,
werden door den bode, op last van den se
cretaris, do formulieren tot aangifte voor
kiezers aan do huizen dor christelijke in
woners (let wel, niet aan do tegenstanders)
bezorgd; als er maar geteekond werd, was
de zaak in orde.
Nog deed zich het- geval voor, dat iemand
Dinsdag des namiddags kwart ever twee-
cn zich aanmeldde om alsnog op de kie
zerslijst te komen, doch hij kwam te laat
(de secretarie is slechts geupend van
's voormiddags 9 tot 's namiddags 2 uur
Een ander, die te kwart voor drieën kwam,
werd nog geholpen."
Mijn eerste gedacht© was: wat een ver
dachtmaking en laster.
Terstond wenschte ik het cxmplaar naar
de prullenmand te verwijzen, doch de ge
dachte, dat hij, die stilzwijgt, ongelijk be
kent, noopt© mij tot tegenweor.
De toedracht is dan deze: Overeenkom
stig art. 20, 2de lid der Kieswet, wordt
aan de kiezers, die krachtens het bepaal
de bij art. 1 b. 2o. eerste en tweede lid op
de bestaande kiezerslijst voorkomen, dat is
op de kiezerslijst voor 1904--1905, vóór den
8sten Februari een afgiftebiljct ter invul
ling toegezonden. Aan al deze kiozers, on
verschillig tot welko richting zij behoo-
ren, is zoodanig aangiftebiljet uitgereikt
en wel door den gemeentcbodc en niet op
last van den secretaris, maar van den bur
gemeester. Let wel, zegt de schrijver in
„Het Volk", aan do huizen der christe
lijke bewoners, niet aan de tegenstanders
werden de formulieren bezorgd. Zeer goed
mogelijk, Mijnheer do Redacteur, dat aan
de tegenstanders geen aangiftebiljet werd
uitgereikt, omdat zij niet op de kiezers
lijst 19041905 voorkwamen, maar de
waarheid is, dat ook aan de tegenstanders,
ingeval zij op de bedoelde kiezerslijst voor
kwamen, een aangiftebiljet door den bodo
is uitgereikt. „Van teeken maar, dan is de
zaak in orde" was geen sprake.
Wat de tweede onwaarheid in boven-
I staand berichtje betreft dient het volgende:
Op Dinsdag 14 Februari j.l. is noch om 2.1
uur 's middags noch om 2 3/4 uur iemand
tor secretarie geweest om aangifte te doen
voor plaatsing op de kiezerslijst. Wil men
do wanrhoid, dan vorklaar ik openlijk,
dat op 14 Februari na de sluiting der se
cretarie, dat is om tweo uren namiddag,
meerdere aangiftebiljetten, voor plaatsing
op de kiezerslijst, in mijn particuliere brie
venbus zijn geworpen, die allo, onverschil
lig van welke richting do aangevers waron
door mij zijn aangenomen en waarover het
onderzoek thans aan den gang »s. Ik lait
„Hot Volk" een persoon te noemen,
die aangifte voor plaatsing op de kiezers
lijst kwam doen op 14 Febr. j.l, en door mij
is afgewezen op grond, dat do secretarie
op dat uur gesloten was.
Wat blijft er nu over van de waarheid
van het geplaatst bericht? „Het Volk"
schijnt alle middelen, goede en ongepaste,
aan te grijpen om iemand maar vardacht
te maken; „laster maar" is zeker zijn lous,
er blijft altijd iets van hangen. Ter wille
der waarheid en rechtvaardigheid heb ik
mij verweerd; ik ben mij bewust geheel
overeenkomstig plicht te hebben gehan
deld.
A. A. VAN GILS,
Gemeente-secretaris.
Hc|b Sociaal W eekblad." vindt
den inhoud van het liberale mani
fest magertjes.
„Er staan", schrijft het „algemeenheden
in zóó groot, dat zo geen enkel houvatt
geven. Dat de sociale wetgeving „inzon-
dorheid de arbeider s-voi'zekjD ringswotgo
ving" vooralsnog uitbreiding en herzie
ning eischt, Lu wel een zóó algemcenc fra
se, dat zo in een verkiezingsprogram niet
mag voorkomen. Of de arbeiderspension-
neering tot stand moet komen, of althans
mag komen, met Staatsgeld, blijft eon opou
vraag. Dat naar bezuiniging op Staatsuit
gaven moet worden gestreefd, zonder dab
de militaire uitgaven zelfs maar worden
genoemd, maakt ook deze alinea tot een,
die aan het zinlcdigo grenst. Over armen-
wetgeving geen woord, over hervorming op
legergebied in de richting van een volks
leger evenmin.
Wat cr positiefs in het in het manifest
staat, komt alleen neer op regeling van
den rechtstoestand der ambt laren, hand
having van de neutrale school en hand
having van heb vrijhandelstelsel en verhoo
ging van do successiebelasting in de zijlij
nen (dus niet in de rechte lijnbenevens
belasting op voorwerpen van weelde,
maar... dio belastingen komen pas, indien
'de niet nader aangegeven bezuiniging niet
voldoende ia en „daarna" nog versterking
dor Rijksinkomsten onvermijdelijk blijkt.
Do oud-liberale partij is op vui ig hervor
men niet belust. Zij bewijst het nog eens
•door dit manifest. Dat zij echter, niette
genstaande het verschil van standpunt ten
aanzien van meer dan dón onderworp, sa
men wil werken met de andere vrijrinnigo
groepen, bewijst, dat toch voor haar het
gevaar van het zittende Kabinet c neindi^
grootcr is dan do vooruitstrevendheid der
«overifgo vrijzinnigen. En fcliub isl een to
waardecren teeken."
„Het Volk" heeft een artikel over' het
manifest, dat in hoofdzaak op het volgende
neerkomt.
Het manifest draagt do kenmerken van
een pijnlijken 6trijd tusschen do overleve
ring van vroegere goede elementen en de
reactionaire ncifjingen, onder den invloed
der arbcidebeweging ontstaan. Tegen Kuy-
pers bestuursdaden wordt bezwaar geuit,
maar zelf deden de oud-liberalen sinds jaar
cn dag partijdige bonoemirfren. Zij vrcezsn
bezwaar van de clericalc onderwijspolitiek,
moar hebben zelf niet het noodigo gedaan
om aan het onderwijs een grondslag te ne
ven, die tegen aanvallen, als nu Ku.rper
onderneemt, bestand zou zijn. Zij blijven
fvrijhandolaiars, omdat vijftig jaren lang
Nederland dat wil zogfgon do Nedorland-
sche kapitalist van vrijen handel zijn
voordeel heeft gehad. Zij spreken daarbij
er van dat verhooging der invoerrechten
tc groctc uitbreiding zou fgeven aan do hof-
PERSOVERZICHT.
„Het Vaderland" bevat een open
brief van den Leidschen hoog
leer aar G. J. P. J. Bolland aan
jhr. mr. A. F. do S a v o r n i n Loh
man naar aanleiding van de door dezen
in de Tweede Kamer geuite klacht, dat de
wijsbegeerte „thans" niet meer wordt
beoefend om zichzelve, maar als middel
van propaganda."
Prof. Bolland schrijft:
„Het ligt voor de hand, die opmerking
te verstaan als een klacht over toestan
den ten onzent, en met betrekking tot het
Hooger Onderwijs ten onzent; ook ligt
hot vermoeden niet vcire, dat gij daarbij
gedacht hebt aan één of meer van de
hoogleeraren der wijsbegeerte. Aan wien
echter? Collega Heymans te Groningen
laat do uitkomsten zijner studiën gewoon
lijk in Duitschland verschijnen cn is, wat
gij in dezen wel een „onschadelijk"
raonsoh zult noemen; collega Van dor
Wijck zult gij voor uw deel wel even „on
schadelijk" achten, en collega Van Mello,
die, om zoo te zeggen, niet eens een hoor
baar geluid pleegt te geven, is zelfs, naar
men beweert, een kerkelijk gezind mensck.
Aldus zoude niemand overblijven, behalve
uw dienstvaardige dienaar, en inderdaad
heeft zelfs prof. mr. W. van der Vlugt mij
het vorige jaar in de Tweede Kamer met
name genoemd als een propagandist „si
quis alius."
Maar ik heb hierop in „Het Vader
land" van antwoord gediend. En wan
neer u dat antwoo.rd niet bevredigd heeft,
lag het voor de hand, in mijn wijsgeerigo
geschriften van den jongsten tijd eens na
te gaan, wat er mij betreffende van de
zaak was, althans, wanneer gij hot zedelijk
recht woudt verwerven, met of zonder het
noemen van mijn naam op mijn onderwas
af to geven. Hebt gij dat echter gedaan
Kent gij mijn uitgave van Hcgols Reohts-
philosophie en de voorredo, of liever in
leiding, daarbij Kent gij mijn verhande
ling over het verstand en zijn verlegenhe
den?^ Kent gij do bereids verschenen af
leveringen van het stenographische ver
slag der colleges, dio in dezen acadomi-
schen cursus door mij gegeven worden in
zuiver o redo? Kent gij ook slechts do voor
rede uit mijn boek van Zuivere Rede Lees
anders eens althans dio voorrede, en
leer u nog eens schamen.
Het antwoord, dat gij u niet geneigd of
«gehouden voelt, van mijn wijsgeerig ge-
sohrijf op do hoogte tc blijven, zal hier niet
mogen gelden, cn even weinig ook de op
merking, dat mijn onderwijs op zichzelf
niet naar uw smaak is: hier gaat het alleen
om de vraag, in welke gezindheid ik voor de
zaak der wijsbegeerte als hoogleeraar der
wijsbegeerte ambtelijk ijver. En nu één van
beiden of gij hebt mij niet op 't oog gehad,
in welk geval ik u verzoek, te midden van
het partij-geschrijf en partij-gesmaal uwer
bond- en partijgenooten zulks openlijk tc
verklaren, óf gij hebt mij inderdaad be
doeld, maar dan, zooals ik moet vermoe
den, op de lichtvaardige wijze van den po-
litieken partijganger, dio weer eens wat ge
zegd heeft, wat zoo in zijn politieke kraam
te pas kwam. Ik voor mij echter, dio be
reids een leven van studio achter mij heb,
cu mij au sinds jaren beijver, om daarvan
do uitkomsten aan mijn studeerend© land-
gonooten ten goede te doen komen, laat't in
't besef mijner liefdevoor do waarheid niet
gelden, dat gij of wie dan ook, op mijn
ambtsijver ongewraakt en klakkeloos een
smet moogt wei-pen; dat mijn onderwijs,
ook kigoval liet u naar behoor en bekend
was, allicht niet naar uw achterlijken
smaak zoude blijken, doet in dezen niets
ter zake, even weinig als het hier Iets af-
of toedoet, dab do Leidsche hoogleeraar der
wijsbegeerte ook wel eens geschiedkundige
verhandelingen het licht laat zien, die van
kerkelijko zijde gemakkelijker dood te zwij
gen of te beschimpen dan te weerleggen zijn.
Wat ik in den jongsten tijd geweest ben
en gedaan heb in mijn qualiteit, dat is het,
wat hier in het spel is, en ik noodig u uit,
om in het openbaar te verklaren, óf dat go
ZIJN NOVELLE.
20)
Zij zonk terug in haar stoel, schudde nog
eens meewarig het hoofd cn staarde over
het. zonnige landschap in het goudnevelige
verschiet.
Peter keek naar haar en keek toen voor
zichtigheidshalve weer spoedig vóór zich.
„Maar er was nog meer, waar hij reke
ning raodo moe6t houden", zeide hij.
D© Duchet'sa keek hem aan. „Wat dan"?
vroeg rij ernstig.
„Als hij het haar vertelde, zou dat zoo
wat lietzelfdo -geweest zijn als een liefdes
verklaring, zou het nieft?" zeide liij, metal
le aandacht zijn zegelring bekijkende.
„Eon liefdesverklaring?" Zij dacht even
na. ',,Ja, dat zou het ook. Maar wat gaf
dat nog? Waarom zou hij haar geen liefdes
verklaring doen? Hij was toch op haar ver
liefd, nietwaar?"
Haar onbevangen, vragendo blik toonde
helder' en wreed hoe onbaatzuchtig haar
belangstelling was.
„Tot over 'de ooren", zeide Peter cn keek
naar dc sneeuw op Monte SFiorito. „Van 't
begin af was hij feitelijk op haar verliefd
geweest. Zijn geett, zijn verbeelding was
verliefd op de voorstelling, die hij van baar
maakte. Maar nu was de man ook op de
vrouw verliefd met echte, gewone mcnschc-
lijke liefde. Maar cr waren ornstan .lighe-
idon, dio heb hem onmogelijk maakten, haar
'dit te zeggen".
„Wat voor omstandigheden?" vroeg zij
met dezelfde vrijmoedigheid. „Was zij ge
trouwd?"
„Neen, reker niet", zeide hij driftig, zij
was gelulde ig weduwe".
De Duchessa begon vroolijk te lachen.
„Sta mij toe, dab ik uw eerbied bewon
der", zeide zij. En Peter, zich zijn wel wat
belcc'digenden uitroep herinner nde, lachto
ook heel even.
„Maar dan?" ging zij voort. Wat nog
meer? Zij was gelukkig weduwe. Wat voor
omstandigheden legden hem dan het zwij
gen op?"
„O," zeide hij, niet erg op rijn gemak,
„zeer vod omstandigheden. Allerlei hinder
palen stonden tuschen hem cn haar. Zij
aton-d in rang cn stand ver boven hem".
„Wat geeft dat?" zeide de Duchessa een
voudig- „Mr. Wildmay is toch een „gent
leman."
„Hoe weet u dat?" vroeg Peter, in do
hoop haar af te leiden.
„O, dat is hij zeker! Hij moet het zijn.
Anders zou hij die ondervinding niet heb
benzou hij niet zulk een bock kunnen
schrijven. En daarbij is hij een vriend
van u," zeide do handige Duchessa.
„Maar cr blijft altijd nog verschil van
stand, denk ik," zeide Peter. „Zij stond
heel boven aan. Hij niet en hij wist d}at;
hij had t© veel mcnschenkennis, te veel
zelfkennis, om haar zijn hand aan te bie
den."
„Een man van goede geboorte kan iedere
vróuw zijn hand aanbieden, zoo zij het
van koninklijken blocdo is," zeide de Du
chessa.
„Dat kan hij ook, en men kan hem ook
voor de eer bedanken," antwoordde Peter.
„Maar het was niet alleen haar stand. Zij
w_3 ook onmogelijk rijk. En dan, cn dan.
Er waren nog duizend andere bezwaren.
Maar ik geloof, dat de allergrootste van
Wildmay's vrees was, dat, als hij haar lief-
do zou bekennen, zij hem weg zou zenden:
En hij werd niet graag weggezonden, ziet
ge."
„De vreesachtige 1" zeide de Duchessa.
„Hij moest het haar gezegd hebben. De
toestand was heel bijzondei, waa eenig.
Gewone regels kan men cr niet op toepas
sen. En hoe kon hij zeker weton, dat zij
al die hinderpalen telde? Iedere man
krijgt de vrouw, die hij verdient; cn hij
is waarlijk een eind op weg om haar te
verdienen. Zij kon onmogelijk onverschil
lig vooi hem blijken, wanneer hij het haar
vertelde; onverschillig voor den man, die
de prachtige Pauline schetst© onder haar
invlood. Geen vrouw tor wereld zou koel
blijven voor zulk een compliment. En ik
blijf volhouden, dat het haar recht waa cm
het te weten. Hij had haar eenvoudig de
geschiedenis van zijn hoek en het deel, dat
zij daarin had, moeten vertellen. Het
overige had zij begrepen. Hij had het
woord liefde niet behoeven te gebrui
ken."
„Wel," zeide Peter, „het is nooit te laat
om terug te keeren. Misschien zegt hij het
haar nog wel eens op een mooicn dag."
En in zijn binnenste stieden twee stem
men tegen elkander. „Zeg het haar! Zeg
het haar nu, dadelijk en wacht je
kans af", zeide de eene. „Neen,
neen, neen, niet doen," protesteerde de
andere. „Zij gaat cr alleen op door, omdat
heb feit haar belangstelling wekt. Zij denkt
er niet aan, dat gij do man zijt en zij do
fingen, waarbij met do draagkracht geen
rekening wordt fgehouden; maar het in-
acht-nemen der draagkracht van hun zijd®
is onvoldoende geweest. Zij willen ook geen
progressie in de vermogensbelasting en
geen verhooging der successie in de rechte
lijn, die juist door het beginsel dor draag
kracht gevorderd worden. Zij willen voor al-
Ion vrijheid, maar voor de ambtenaren een
slot op den mond. Zij zijn voor geleidelijke
uitbreiding van kiesbevoegdheid, naar ge
lang van toenemende geestelijke ontwikke
ling en stoffelijke onafhankelijkheid dor
burgers, maar zongen voor vlit laatst©
niet. Zij laten een deurtje open voor de
grootere liberale concentratie cn als het la
ter Borgesius golukt het blanco-artikel aan
de verdiendo vergetelheid prijs te geven, is
de oude liberale partij weer in eerc hersteld
als een anti-clericale eenheid bij dc verfeic-
zirij en een zuiver kapitalistische eenheid
in do practijk van hot regeeren. Zij spre-
keu niet van bezuiniging op legeruitgaven
en nog minder van een democratisch belas-
tirjgsteLsel, maar willen toch do hand rei
ken aan dc concentratie. Af t© wachten zal
nu zijn of de concentratie, zooals do politie
ke zuiverheid zou eischen, nu op 't blanco-ar
tikel eigen candidaten zal stollen tegen
over de oud-lib. 't Is Rottordamsch libera
lisme, industrieel libera—^ professoren-
liberolisme, do oude garde van het liberale
staatsmanslevcn, een achtbare verzameling
van groote geleerdheid cn groote affaires.
Maar al.s het liboralismo zijn kans nog eens
wil hebben, dan moet hot zich practisch
aansluiten aan Borgesius.
Het „Utrochtsch Dagblad,"
welks hoofdredacteur tot do ondortccke-
naars van heb manifest behoort, merkt op,
dat door dit manifest do groep der vrijo
liberalon voortaan staat op het politieke
terrein als ccn lovende, zolfstandiigo partij
op gel ken voet togenovor de sociaal-demo
craten, vrijzinnig-democraten en unionis
ten.
Het begin eener organisatie ovor heel het
land ia verkregen.
En het blad cind:|gt zijn beschouwing met
deze woorden
„D© geestelijke leider, de donker cn staats
man, dio meer clan eênïg andor tot c)e ont
wikkeling der vrijzinnige beginselen in ons
land heeft bijgedrregen, do heer Van Hou-
ton, heeft in d© comraissio van advies geen
zitting genomen.
Evenals- Prins Willem van het Verbond
der Edelen geen lid werd, maar als dc ziel
der beweging op don achtergrond bleef,
zoo behoudt ook d© heer Van Houten do
plaats van generalissimus achtor do slag
orde. Maar bedriegen do tcckcncn der tij
den niet, dan zal do invloed van dezen
staatsman, dc cenige onder onze weinige
staatslieden, die, zelfs meer neig dan prof.
Van der Vlugt, de portuur is van minister
Kuypcr, zich in den komenden strijd daar
niet minder om doen govoolen.
De betcekenii- van de herrijzing der vrijo
liberale partij als politieke part ij ligt juist
en vooral hierin, dat thans op het terrein
der moderne levensbeschouwing een vereeni-
girijspunfc is gegeven voor al do olementen
onder onze burgerij, die, aan het behoud
cenor geregelde orde van zaken gehecht,
bij vorige ^gelegenheden liever van de stem
bus wegbleven, dan aan verder afgüjdon
naar links hun stom te Iccncn.
Het evenwicht aan do linkerzijde kan
door dezo herrijzenis worden hersteld, cn
daarmede haar kracht verdubbeld."
Het „Handelsblad" noemt het ma
nifest een belangrijk stuk, niet alleen door
de namen der onderteekonnars, maar ook
door den gecot van verzoening cn jgema-
tigdheid, die het gcheelo stuk adelt.
„Zoo min in het begin al bij het slot",
aldus schrijft het blad, „worden dc libera
len, die niet tob deze groep behooren, affge-
sbooten. Neen, men reikt hun veeleer do
broederhand too met do verklaring: „dat
de mogelijkheid van vruchtbare samenwer
king op een aanzienlijk deel van het gebied
der wetgevir#j, geenszins is uitgesloten".
Wat deze groep echter vraagt, en wat ge-
vrouw Als zij ei het minste vermooden
van had, zou zij geheel anders doen. Voor
zichtig, voorzichtig.
Hij keek naar haar, zooals zij daar ach
terover leunde in den lagen stoel, zoo
dicht bij hem. Hij zag haar glanzend©
oogen, haar dik bruin haar, haai roode
lippen, haar blanke tint; hij zag do slan
ke handen, dio zij in haar schoot hield
saam gevouwen, en de fraaie lijnen van
haar bevallige, sterke, lenige gestalte; cn
achter haar zag hij d© heerlijke Augustus
zon op het groene park en het blauwe
meeihij zag do borgen met hun donkere
schaduwen, het marmeren terras met den
jasmijnstruik, die zich langs do pilasters
slingerde. Het was een schoon, heel schoon
tafereel, maar er ontbrak iets aandat
iets, dat zijn hart zong en zijn polsen klop
ten. En zoo gaarne, zoo héói gaai no had
hij het haar gezegd, maar hij durfde niet;
en hij weifelde...
En terwijl hij weifelde, knarste hot grind
onder paardenhoeven en rijtuigwielen. Hij
was gered of verloren, zooals ge het noe
men wilt, want een knecht verscheen op het
terras en kondigde mevrouw O'Donovan
Florence aan.
En spoedig na de komst dezer dame nam
Peter afscheid.
XXI.
„Wel Frizio", vroeg mrs. O'Donovan Flo
rence, „mag men je al gelukwenschen
GelukwenschenMij?Waarme
de?" vroeg Beatrice,
„Waarmede, waarlijk 1" riep de levendige
Iersche. „Probeer nu niet om mij om den
tuin te leiden".
Beatrice keek verbaasd5
heel ligt in de liberale grongedachte,
het recht op een zoL .tandigc eigen meening
op handhaving van c if gen standpunt. Dq
daarbij geuit© beginselverklaring voldoet
aan alle eischen, welke men aan oen vcrkla*
ring van beginselen ccncr liberale f3roop
kan stellen. Zij is zóó ruim, dat zeker zeef
vele „Unio"-liboralon en ook niet weinig
vrijrinnig-dcmociatcn haar met ganscho
instemming zullen aanvaarden.
Het ijroot© verschil zal liggen in het der
de punt: de opvatting, dat do sociale wot-
geving, mot zoo weinig mogelijk Stnuté>
bemoeiing cn Staotedwarfj, moet strekken
tot verhooging van het stoffelijk, geestelijk
en zedelijk peil der gehcele na«..c. Er zijn
onder do liberalen der beide andere groe
pen velen, die mooncn, dat met zulk ccn
boperkiru der Staatsbomooiing slechts zeer
onvolkomen resultaten vorkregen kunnen
worden. Waar dezen allen echter hcti.elfdo
willen, ©n alleon verschillen in hun opvat
ting van do beste wijze om het doel to be
reiken, is zeker ondorlingo waardeering
on samonwerking mogelijk.
Wanneer wij daarnaast zien do dcuktael-
don, ii zes punten ontwikkeld „ovor do en
kele onderwerpen van actueel Staatsbc-
bclcid", n treft ons weder dc ovorcon-
stemming met het vijf puntige program,
door' „Liberale "Uric" cn V.D. B. aange
nomen, overeenstemming in groot© trekken
mot een in een vrije partij zeer geoorloofd
verschil in nuanco.
Wij vindon alloon diepor ingrijpend ver
schil bij de uitwerking van hot beginsel
der beperkto Staatsbemoeiing een punt,
dat niot scherp is gesteld in het andere
program en bij dc kiesrechtkwestie. l)o
gematigd liberalen erkennen, dat „gelei
delijke uitbreiding van kiesbevoegd
heid voor do gezondo werking onzer Staats
instellingen noodig is", doch achten do
denkbeelden daaromtrent nog niet rijp,
om reeds thans een Grondwetsherziening
te beproeven.
Inderdaad bestaat op zulk een Grond
wetsherziening geenerloi vooruitzicht cn
bovendien is de tegenwoordige kieswet nog
voor heel wat verbetering vatbaar, waar
door gelijk wij herhaaldelijk hebben be-
tcogd nog vele duizenden het kiesrecht
konden erlangen.
Het duidelijk openbaar gemaakt pro
gram laat nu aan de vrijzinnige kiezers do
keuze tusschen liberalen met en liberalen
zonder onmiddellijke kicsrcchtuitbiciding."
Hot blad mist intusschen met leedwezen
in het program van beginselen on van ac
tualiteit een verklaring omtrent tactiek,
eu wol omtrent de onmidddollijkc verkie
zingstactiek.
„Om bcötcnüigiging van dc tegenwoordigo
Regeeringsmeordorheid tc verhinderen"
zegt het, „moet men niet alleen komen
met een zeker tal programma's, allo gclij-
kolijlc anti ministerieel, cn zoodoende al
len kiezers do gelegenheid geven hun stem
gnheol naar hun voorkeur uit to brengen,
maar moet men ook bij do vorkiczings-
politick zorgen, dat door dio keuze van
programma's en candidaten een libcralo
meerderheid in eenig bepaald district nicü
versnippert ten bate van do Regeerings-
ccalitio. Het is niet genoeg de andcro vrij
zinnigen to steunen zoo dit noodig blijkt;
men moet van te voren verzekeren, dat
alleen daar, waar zonder gevaar dit kan
geschieden, verschillende liberale candida
ten tegen elkaar optreden.
Wil men een zuiveren verkiezingsstrijd,
dan moet dit niet van plaatselijke tactiek
afhangen en niet binnenskamers worden
geregeld, maar openlijk en principieel wor
den vastgesteld.
Hetzelfde dient men to doen tegenover
dc twoede niet-libcralc partij: d© socialis
ten. Mon vorklare zich openlijk on in be
ginsel omtrent hetgeen men in den togen-
voordigen stand der zaken als het grootste
kwaad beschouwt. Zoowol dc oud-liberalen
als de beide andero groepen moeten zich
uitspreken of zij de socialisten on de anar
chisten meer duchten dan do clericalen.
Dit laatste komt in de meest© districten
eerst bij do herstemmingen le pas, doch,
nu allo onze partijgroepen gcccntraliseorj
optreden, werkt reeds een vóór den vcr-
„Ik begrijp volstrekt niet wat jo be
doelt", zeide zij.
„Och, kom, loop heen", riep mrs. O'Do
novan Florence, haar zonnescherm dreigend
zwaaiende. „Met jo engagement met mr.
hoo heet hij ook weer? natuurlijk."
En zij keek veelbcteokenend naar de laan
waar Peters gestalte in de verto verdween.
Beatrice had verbaasd gekeken. Nu keek
zij even, heel even, verschrikt, maar toen
vriendelijk spottend.
„Arme Kate! Heb je heusch je bezinning
verloren?" zeide zij met geveinsd medelij
den.
„Ik niet", zeide mrs. O'Donovan Floren
ce op vertrouwclijken toon. „Maar ik zou
v el ccn langbeenig Engelsch jongmcnsch
kunnen aanwijzen, niet heel ver hier van
daan, dio goed op weg daartoe is. Heeft li ij
je al gevraagd?"
„Ben je dwaas?" mompelde Beatrice.
„Nu dan, dat is alleen eon kwestie van,
tijd. Je behoeft de manier slechts te zien,'
waarop hij je aanziet; dan valt er nieta
meer te vragen. Denk je nu waarlijk mij te'
kunnen bedotten? Doe nu niet of dit nieuws
voor jo is."
„Nieuws!" riep Beatrice. „Het is nieuws
en onzin ook; het is een product van jo'
overspannen verbeelding.
»Mrhoe heet hij ook weer, zooals
je hem noemt-, cn ik zijn maar heel weinig
met elkaar bekend. Hij is onze tijdelijks
buurman, de huurder van Villa Floria-
no het huis, dat jo hier tusschen de boo-,
men aan de overzijde der rivier kunt zica
liggen."
(Wordt vervolgd.)