E@sb Kof bepraat je.
Zij stond hijgend op en ging vreer te
bod.
„Wat doe je nu?"
„Mijn krachten sparen, om tot den
laatsten dag der maand nog in leven te
blijven, den dag van de lente."
Hoe lang duurde dit nogl Zij telde het
na op do vingers.
„Zeventien dagen nog."
Zij zuchtte diep.
„Ik zal mijn b: I: doen... Maar laat me
,nu met rust".
En van dien dag af bleef zij zoo stil
•mogelijk liggen on verroerde zich bijna
■niet. Eiken morgen vroeg zij
„Hoeveel dagen nog?"
En hij hield getrouw den kalender bij.
„Zou je het nog tot zoolang kunnen
uithouden V' vroeg hij eens.
Als antwoord knipte zij met de oogle
den van „ja".
En nu het onheil niet meer was af te
wenden, dacht de oude boer om niets an-
dois dan om den vervaldag; aan het deel
der rente, dat hij moest ontvangen, zijn
eenigen schat, zijn laatste stukje brood,
ilteeds begon hij zich verschillende dingen
'te ontzeggen; at nauwelijks wat hij noo-
|dig had, stak het vuur niet meer aan,
kookte geen soep meer. Naar den ledigen
haard voorover gebogen, kauwde hij lang
zaam op har do korsten.
Geen ander geluid in dit vertiek dan
dat van dit gekauw.
Zij lag op het bed, den adem zooveel
izij kon weerhoudend, do tanden op elkaar
jgoklemd, zich vastklemmend aan het la
ken. Zij wildo blijven lovenzij lueont
nog niet sterven.
Den volgenden morgen zeide hij haar,
om haar aan te moedigen:
„Houd je nu goed,.. Heb is nog maar
:drie dagen. Doe je best..."
Maar in den naj ddag schoot hem iets
te binnen'. Zou zij den laatste van de
maand nog wel de kracht hebben om het
certificaat te teekenen ,Zij moest dit nu
maar doen. En stierf zij voói den dag
van ontvangst, dan zou hij haar dood
zoo lang geheim houden.
Hij maakte liet stuk gereed, doopte de
pen in den inkt en sloop zachtjes naar
het bed.
„Zeg, Jeannette, je moet teekenen".
Maar zij hoorde liem niot. Zij had het
leven niet kunnen rekken, zelfs niet tot
dien middag.
Legio zijn bij ons do vurige liefhebbers
.van Mokka, Preanger en Ohe-ribon. Ook de
liefhebsters, die, oru- erachtcns, wel vie
meerderheid vormen.
Nooit zal men van de koffie te veel goeds
kunnen zeggen.
Delille heeft haar bezongen in Alexandrij
nen, op nogal hoogdravende manier. En
'de abt Renard, schrijver van „Jean de Ni-
velles", deed hetzelfde in verzen in de
volkstaal, echt pittige verzen.
De eerste noemt haar' een beminnelijk
vocht eo aarzelt zelfs niet haar goddelijk
te noemen. En eenigc keukenmeesters, 'door
dat voorbeeld aangevuurd, hebben zich op
hun beurt bevlijtigd over dien god del ij keu
drank wijsgeerigc beschouwingen te gaan
houden. Nu, lioe groot mijn toegenegenheid
jegens de koffie ook moge wezen, 'dat schijnt
'me toch wat al te erg. Het moge gemakke
lijk zijn, zich de goden van den Olymp voor'
:te stellen, terwijl ze elkaar nectar inschen
ken en ambroos, maar tussohen li-n een kof
fieketel te laten rondgaan.... neen, dat is
bezwaarlijker. Do koffie ie van bescheide
ner rang. En 'daarom houd ik het in deze
zaak liever met den schrijver'van „Jcan de
Nivelles" dan met dien academicus, die dc
„Georgica" heeft vertaald.
In dezen tijd, waarin bijna alles wordt
ontleed en geanalyseerd, is men niet in ge
breke gobleven ook de waardij der koffie
te bepalen. Deze waarde jeetaat niet zoozeer
In eigenlijk geogde voedingskracht als wel
in een kóstelijken prikkel, bestemd om in
te werken op ons werkvermogen, dat er
door in staat wordt gesteld om ge
durende eenige uren een maximum van
werklust te blijven volhouden, waartoe
heb, zonder dit aanvullend, prikkelend
hulpmiddel van kloekheid, niet zou ge
raken.
In dit opzicht bewijst het gebruik van
koffie belangrijke diensten in den werken
den stand aan vele arbeiders, wier voedsel
onvoldoende is. Maar daarom niet minder
in andere kringen aan.de werkers met den
geest; en velen hunner weten zeer wel, wat
zij aan haar verschuldigd zijn.
Het is derhalve in alle opzichten van
belang, dat de koffie, waarvan het gebruik
zoo algemeen en zoo noodzakelijk is, in
veiligheid worde gebracht tegen de verval-
tchingen.
Maar dat is nog lang niet alles. Er
komt, als ik het zóó mag zeggen, bij de
koffie nog een andere kwestie in het ge
ding, een zedelijke kwestie, een het gevoel
rakende kwestie, welke héél wat omvat. Als
het waar is, dat het Engelsche huis zich
zoo voortreffelijk kenmerkt door zijn thee
ketel en ook het Russische door zijn eigen
aardige thee-samowar, dan kan men veilig
van het Nederlandsche en Belgische huis
houden neggen, dat het zich doet kennen
door zijn koffiekan.
Wie zal dit tegenspreken? Wri&r is het
immers, dat de koffie bij ons dient voor al
les. Om warm te maken als het koud is, om
op te frisschen als het heet is, om te ver
kloeken hen, die op reis- gaan, om to ont
halen hen, die van een reis terugkeeren,
om aan menschen, die ons komen bezoeken,
onze zorgzaamheid en vriendschap te be-
toonen, om vertrouwelijkheid *e doen gebo
ren worden, om mededeelingen, die onder
'vier oogen moeten blijven, gemakkelijker
te mahen, om het ijs te smelten van koel
heid en onverschilligheid. Waarlijk, de
koffie is, zooals ik zei, bij ons goed voor
alles. En dat onophoudelijke gaan en ko
men van de koffiekan, dat gedurig rond
geven van kopjes, wat doet dat goed aan
menig hart! En dan nog die goedmoedige
eenvoud er bij, dien wij nog vrij algemeen
hebben weten te bewaren.
Zegt eens, weet ge nu eigenlijk iets be
ters dan ik? Het regent, het waait, gij rijt
buiten Go loopt daar' tamelijk lastig en
onprettig onder uw druipende parapluio.
Maar eindelijk, daar zijt ge weer op den
terugweg naar uw woning. Gij w*et, clat
daar een prettige, warme kamer 13, waar'
men u wacht. Gij weet, dat het ta tel liken
al klaar ligt, dat men zich er haast de
boterhammen klaar te maken, als zag men
u aankomen, en vóór alles, dat op dit eigen
oogenblik de waterketel, om uwentwille
staat te zingen op vla!m of vuur.
„0, die waterketel 1" Duldt, dat ik er
even bij staan blijve.
Zonder' waterketel geen koffie; gezegend
zij de waterketel 1
Zijn blij liedeke is het lied van den
haard. Het zingt mee met het tik-tak van
de huisklok en het gespin van poes, die
slaapt op een stoel in een hoek bij den
schoorsteen. Wat zegt dat liedeke? Dat het
goed is hier te zijn, beter dan overal elders;
dat het hier ie een veilig toevluchtsoord,
een ware plaats van waarachtige en trouwe
hartelijkheid. Laat zingen den waterketel
en luistert goed I Hij zal u leeren duizend
zakent die u tegelijk beter zullen maken en
gelukkiger.
Ja, de waterketel zingt; en straks hoort
ge het geratel van den koffiemalen; alweer
een genot. Nog een ander pleizier, het ko
kende water bij kleine beetjes, te zien
overgieten 'n het filtertje en het bibberend,
borrelend schuim tot aan deD rand te zien
stijgen. En ook, hebt ge u misschieD ooit
het- verlustigend vormaak verschaft van zelf
uw groene of gele kofficboonen te branden?
Ze met wijs beleid tot de vereischte kleur
do donkerbruine te brengen? Er van
te genieten, dat heur heerlijk aroma zich
met blauwe rookwolkjes henenspreidt door
uw keuken?
O, maar laten we nu toch niet vergeten,
terwijl' we de dienste®, der koffie de re
vue laten passeeren dat zij en zij alleen het
twaalfuurtje, dat voor vele menschen do
kostelijkste maaltijd is van den dag, moge
lijk maakt
Ik ga verder; laten we leeren erkennen,
dat de trooet, die voor de mannen kan be
staan in een havanna, of wel, helaas, in een
glas sterken drank, voor de vrouwen kan
gelegen zijn in een kop koffie met melk en
suiker.
En, enfin, laten we alles bekennen! Mis
schien zijt ge van heb gevoelen van mijn
kleine vriendin, die zoo aardig kan zeg
gen: „O, ik hou erg veel van koffie"
En er dan na een kleine paui» bijvoegt..
„en ook van alles, wat men er zooal bij
kan eten."
De onöergrondsche spoor
weg te ISew-York.
De burgemeester van New-York, de heer
Cleveland, zou goed doen met eens eenige
Amenkaan8che ingenieurs naar Frankrijks
hoofdstad te zenden, om aldaar te bestu-
deeren hoe men een straat moet aanleggen
en onderhouden.
De bestrating der moderne wereldstad
New-York is niet alleen op sommige plaat
sen in het „business quarter", maar ook in
sommige der schoonste wijken allertreu
rigst. Er zijn op Madison-Square, om een
voorbeeld te noemen, plaatsen, die niet
alleen voor den voetganger gevaarlijk zijn
om haar diepten en verhevenheden, doch
waar bepaald zeker verscheidene beenen
zijn gebroken.
Nu is hot wel mogelijk, dat de Ameri
kanen de openbare straat, binnen de stad
althans, niet als wandelweg beschouwen;
zoo zou men ten minste denken, wanneer
men de prachtige rijtuigen der openbare
middelen van vervoer ziet voorbijsnorren,
die alle tot stikkens toe zijn volgepropt met
passagiers voor de verschillende stadswij
ken.
De „Elevated", de beroemde luchtspoor-
weg, die, tot groot ongerief der aangren
zende bewoners, ook bij nacht duizenden en
duizenden personen vervoert, is voor lange
afstanden het vervoermiddel bij uitnemend
heid. Do enorme toeneming van New-Yorks
bevolking en de groote gemakzucht zijnor i
bewoners waren echter oorzaak, dat deze
bij uitstek practische luchtspoorweg niet
meer aan alle behoeften kan voldoen; bijge-
volg wordt er naar een tweede vervoermid
del uitgezien. Naar het voorbeeld van Pa
rijs cn Londen, moet ook de wereldstad
New-York haar „Subway", haar ondor-
grondsehen spoorweg, bezitten. Dat deze on
derneming niet enkel veel geld, doch ook
veel tijd zou kosten, was te voorzien; de
stad zelve toch is op een rotsachtigen
I bodem gebouwd en daarom was zelfs met
zeer groote kosten een lange duur van tijd
niet te vermijden.
Yóór men tot den aanleg van dezen on-
dergrondschen spoorweg overgegaan is, wa
ren er heel wat moeilijkheden, heel wat on
wil,bij sommigen uit den weg te ruimen;
te meer, daar het meerendeel der groote
kapitalisten financieel in de „Elevated" be
trokken was. Dezen wilden, het spreekt
vanzelf, hun eigen glazen niet inwerpen,
door ook voor de onderneming bij te dra
gen.
Reeds' in 1S94 wend het bouwplan van
Sir Abraham S. Hewitt door de Kamer
van Koophandel goedgekeurd; toch werd
het 15 Januari 1900 vóór John B. Macdo-
r.ald-en Andrew Onderdonk, belast werden
met de constructie van den ondergrond-
schen spoorweg, en wel onder de volgende
voorwaarden:
Voor de kosten van den bouw zou de stad
New-York bijdragen 35 millioeu dollar
87,500,000 Ned-); voor den bouw van eind
stations en ardcre uitgaven 27 millioen dol
lar 67,500,000 Ned.) Het geheele werk
moest in jaar gereed zijn. De concessie
zou voor 50 jaren verleend worden; onder
voorbehoud van het recht de concessie met
25 jaren te kunnen verlengen tegen beta
ling van een rente, die in geen geval Jager