VEF»KGUBHE1B. _kJ De wachtkamers der geneesheeren zijn in dezen tijd weer gevuld met een groot aan tal hoestende en proestende patiënten, die Jollen een receptje komen halen. En toch, Ondanks de milliocnen gevallen van ver koudheid, dxo ieder jaar opnieuw voorko men; de tallooze nieuwe geneesmiddelen, Waarmede de chemische fabrieken of do diverse kwakzalverswerkplaatsen ona dage lijks overstroomende reusachtige rce.a- frne, telkens weer voor een pas uitgevondaa praeparaat gemaakt: een goed geneesmiddel, tegen een onnoozele verkoudheid is nog uiet in onze schatkamer van artsenijen aanwe zig, zegt een onzer doctoren, en hij ver- Volgt: Wij kunnen de slijmafscheiding gemakke lijker maken; wij kunnen den lastigen boestprikkel verdooven en daardoor het .ver- Ileop wat bespoedigen, moor het proces zelf tot staan brengen en genezen, dat moe iten wij overlaten aan Moeder Natuur, wier steeds weldadige inv'oed zich gewoonlijk na eenige dagen openbaart. Gewoonlijk, zeg ik, (tt ant helaas maar al te dikwijls zien wij het, hoe een aandoening, die eerst voor een on schuldige verkoudheid werd aangezien, zich izoogenaamd vastzet en in een lijden over- jgaat, dat het leven ernstig kan bedreigen. [Laat ik daarom in het onderstaande eens Sn het kort bespreken, wat wij al zoo doen kunnen, om niet verkouden te worden, en (wat wij moeten doen, om onze verkoudheid 'zoo spoedig mogelijk te doen genezen. Zooals zooveel andere aandoeningen, is 'ook de verkoudheid een ontsteking; de ge- heele weg, dien do inademingslucht heeft ;af te leggen, om van buiten af in het gebied to komen, waarin ze haar zuurstof aan het ^locd kan afgeven, kan aangetast zijn. Neus, keus-keelholte, strottenhoofd, luchtpijp met haar vertakkingen, alle zijn op hun beurt <of gezamenlijk de zitplaats van die dikwijls :zoo lastige aandoening, die, zonder dat zij 'de menschen werkelijk ziek maakt, toch hun pleizier in het leven voor eenige dagen :fcederft en vergalt. Al de zooeven genoemde luchtwegen zijn aan hun binnenzijde be kleed met een dun, fijn huidje, het zooge naamde slijmvlies, dat eigenlijk de zitplaats 'van de ontsteking is; dit-slijmvlies reageert daarop al heel spoedig met een tflijmaf- Bcheiding, die naar omstandigheden veel of 'weinig zijn kan. Wat nu het hoesten be treft, weet ieder, dat, als een beetje vloei- istof zoogenaamd in het verkeerde keelgat :komt, dus in plaats van in den slokdarm, iwaarin het thuis behoort, in het strotten hoofd, er een heftige hoest volgt. In geval van ontsteking is het slijmvlies in een toe stond, waarbij de gevoeligheid voor uitwen- idige prikkels grooter is dan normaal; de hoeveelheid slijm, die ook grooter is dan in ;gewone tijden, werkt als een zoodanige prikkel en veroorzaakt dan één of meerdere hoeststooten, die het slijm met de uitge ademde lucht (het hoesten is een lange in ademing, gevolgd door een korte uitade ming) naar buiten trachten te brengen. Wat het voedsel voor onze maag is, dat is de dampkringslucht voor onze longen; zie- 'daar een waarheid, die men een massa men- jechen niet te luid in hun ooren kan schreeu wen, doch die maar door weinigen in hun hersens opgenomen wordt, zoodat ze tot hun bewustzijn kan doordringen. Liefhebbers van bedorven voedsel vindt men, uitgezon derd eenige lekkerbekken, die zich op adel lijk wild spitsen, niet; maar menschen, die zich niet ontzien, om de meest bedorven luoht in te ademen, woruen er veel meer 'aangetroffen dan zij, die beseffen, wat een weldaad er voor ons organisme in gelegen is zuivere, goede lucht in onze longen te laten .stroomen. De ons omringende dampkrings lucht bestaat voor ongeveer vier vijfden uit stikstof en voor ongeveer één vijfde (21 pCt.) uit zuurstof. Wanneer de lucht door een inademingsbeweging in onze longen is gekomen, wordt er door het bloed, dat door deze organen in zeer fijne buisjes stroomt, zuurstof aan onttrokken en wel zooveel, dat er weer ongeveer 16 pCt. van dit gas uitge ademd wordt; de stikstof is voor de adem haling een onverschillig gas, daar er even- voel uit- als ingeademd wo.at. De ingeadem de zuurstof wordt in het lichaam in een ander gas 't koolzuur omgezet, dat door het bloed weer in de longen gebracht wordt en dan door de uitademingsbeweging naar buiten komt, en wel, als men het in per centen van de gcheele hoeveelheid uitge ademde wil uitdrukken, 4.4 pCt.; verder ade men wij ook waterdamp uit. Bij eder onzer ademhalingen wordt dus het zuurstofgehal te der ons omringende dampKringslui-ht kleiner en het koolzuurgohalte grooter. Mis schien mag ik hierbij opmerken, dat door een prachtige wisselwerking in de natuur men bij de planten juist het omgekeerde ziet gebeuren; zij nemen namelijk, ten minste wanneer er licht op haar valt, kool zuur op en geven zuurstof af; des nachts gaat het als bij de menschen, dus zuurstof opname en koolzuurafscheiding, zoodat het verkeerd is, planten des nachts op zijn slaapkamer te hebben. Vertoeven wij nu in een gesloten ruimte, dan bereikt eindelijk het koolzuurgehalte van de atmosfeer zoo'n cijfer, dat het be paald nadeelig voor de gezondheid zou wor den een zoo groote hoeveelheid koolzuur, hetwelk een vergiftig gas is, in te ademen. Voordat echter zoo'n hoog koolzuurgehalte bereikt wordt, is de lucht reeds ongeschikt geworden, doordat de longen behalve dit gas nog ander© schadelijke stoffen, hoewel in zeer kleine hoeveelheid, uitscheiden; evenzoo doet de huid. Het bewijs hiervoor ziet men aan de stoornissen, die dikwijls bij sommige personen optreden, als zij in overvolle lokalen vertoeven, als bijv. hoofd pijn, duizeligheid, bewusteloosheid, enz.; men ziet het verder aan het voorkomen van menschen, die door hun betrekking gedwon gen zijn, steeds zulke Ucdorven lucht in te ademen. Men kan gemakkelijk begrijpen, dat, wanneer bij sterk verontreinigde lucht zulke stoornissen optreden, men bij een klein gehalte aan menschelijke afscheidings producten de stoornissen wel niet zoo'n graad zal zien bereiken, maar dat zij toch wanneer zij zich voortdurend herhalen, een slechten invloed op ons lichamelijk welzijn zullen uitoefenen: een gestadig vallende druppel holt den steen uit. Maar er komt nog iets bijden mensch is een prikkel tot zelfbehoud ingeschapen; ons natuurlijk instinct waarschuwt ons, wanneer wij op do een of andere manier bezig zijn, ons lichaam scnade toe te bren gen, en die goede genius laat ons ook in dit geval niet in den steek. Wanneer wij in zul- ko slechte lucht vertoeven, gaan wij zeer oppervlakkig ademhalen, om zoo min moge lijk kwade stoffen in ons lichaam op te ne men; wij moeten onzo longen daarvoor dankbaar zijn, maar het ongeluk wil, dat er een keerzijde van de medaille is, n.l. dat wij daardoor de gelegenheid geven aan de gevreesde oorzaak van de longtering, den tuberkelbacil om zich in onze adem halingsorganen te nestelen en zijn vernie lend werk te gaan beginnen. Wij nemen toch aan, dat juist door goede ventilatie der longen, dus ruime en diepe in- en uit ademing, de minst gunstige gelegenheid voor voortwoekering van den gevreesden bacil geboden wordt. Bedorven lucht werkt slecht op de luchtwegen van ons lichaam en veroorzaakt verschillende aandoenin gen; een bewijs levert ook de Berlijnsche sterfte-statistiek over 1903, die aantoont, dat personen, werkzaam in het koffiehuis- bedrijf, het grootste contingent van tuber- culo8e-sterfte leveren. Werklieden, die veel verkeeren in 6tof van plantaardigen of anderen oorsprong of die werkzaam zijn in chemische fabrieken, waar zij bijv. voortdurend chloor- of salpeter- zuurdampen moeten inademen, ziet men dikwijls verkouden worden; een bewijs voor de stelling, dat zuivere lucht een eerste ver- eischte is om gezond te blijven. Maar niet alleen overdag moet men zorgen in fris- sche lucht te vertoeven, ook des nachts in de slaapkamer, waarin ongeveer een derde deel van ons leven wordt doorgebracht, it> het dringend noodig. j-n hoe wordt hier tegen gezondigd 1 Neem de proef maar eens en ga van uw slaapkamer, terwijl gij ramen en deuren verder niet opent; nadat gij een uurtje in de frissche buitenlucht vertoefd hebt, moet gij uw slaapkamer maar weer eens binnengaan eu nu uw neus eens goed ophalen: tien tegen een, dat gij een lee- lijk gezicht zet en dat bij u de gedachte op komt, hoe veel lekkerder het toch in de buiter.lucht was. En toch hebt gij eenige uren daarin doorgebracht. Wees niet bang voor open vensters op uw slaapkamer en, moet gij in een alkoof slapen, welnu, zet dan de ramen van de aangrenzende ka mer open, laat die dwaze vrees voor de nachtlucht toch eens eenmaal verdwijnen. Gij zijt toch niet bevreesd, om op straat de nachtlucht in te ademen, waarom dan wel, als gij u in uw bed bevindt. Op die manier zult gij toch waarlijk geen kou vatten. Of denkt gij, dat anders in de sanatoria voor tuberculoselijders de vrije buitenlucht ge durende den geheelen nacht in de ziekenka mer toegang zou hebben, indien zij schalie kon aanrichten 1 Men zou daar, door de on dervinding geleerd, wel verstandiger zijn. En het is ook niet noodig, dat de ramen ge heel geopend zijn; indien men ze eenige centimeters omhoog schuift, kan er reeds voldoende lucht binnenkomen. Evenzoo is het ook verkeerd gordijnen om het bed te hebben. Een origineel denkbeeld is door prof. Voifet, in Bern, gepubliceerd; hij ging uit van de waarneming, dat een ve darbeider, die dikwijls veertien uren 's daags moet werken, over het algemeen veel gezonder is dan de fabrieksarbeider in de stad, wiens ideaal de achturige arbeidsdag uitmaakt. Zou het nu zoo verkeerd en slecht zijn, meent de hooggeleerde heer, ab oen fa briekswerkman eens iédeien dag eenige uren op het land ging werken en de veld- arbeider zijn plaats in de fabriek innam1? Zo-u een loodwitwerker, die eeD der meest ingrijpende bedrijven uitoefent, niet graag eens aLs brievenbesteller fungeeren of een steenhouwer als straatwelker Waarde le zer, vermenigvuldig gerust de voorbeelden zooveel gij wilt, maar vergeet niet, dat er voorloopig wel enkele bezwaren zullen aan gevoeld worden, hoewel de ontwerper be weert, dat de productiviteit dor arbeiders er niet onder zou lijden. Maar al zaJ dit plan dan een utopie blijven, de gedachte, die aan het plan ten grondslag ligt, is niet kwaad, om diegenen, die voortdurend in een b* dompte atmosfeer werkzaam zijn, arbeid in *de vrije buitenlucht te laten verrichten. Op één zaak moet bij het ademhalen 9teeds gelet worden en wel, om dooi den neus en niet door den mond te ademendit kan u ook weer een eenvoudige proef bewijzen. Snuit eens uw neus, ab gij eenige uren in een stoffige ruimte verkeerd hebt of Langs een -dito weg hebt gewandeld, en ziet eens wat een hoeveelheid stof zich in uw neus heeft verzameld. Doordat de ingeademde lucht in den neus langs nauwe wegen moet passeeren, wier wanden bovendien met zeer fijne haartjes de zoogenaamde trilharen becet zijn, kan hel grootste gedeelte stof, dat anders de longen bereikt zou hebben, Diet zoo ver komen, maar moet in den neus achterblijvendeze werkt dus als het ware als een filter met wijde mazen. Bovendien wordt de lucht in den neus beter verwarmd dan in de mondholte. Resumeerende. kunnen wij zeggen, dat, wanneer men steeds zorgt goede, zuivere lucht in te ademen, men wei nig last van de telkens terugkeerende ver koudheden zal hebben. Maar wat nu te doen, als gij eenmaal een verkoudheid hebt gekregen? Het is toch niet ieder gegeven de noodige voorzo*-~9- maatregelen te nemen. Weet dan, dat men goed moet onderscheiden een zoogenaamcfen drogen hoest en een hoest, waarbij veel slijm ongegeven wordt In het eerste geval moet gij in staat zijn, een proefje van uw wils kracht te geven door niet te hopsten, als gij het lastige kriebelen in uw keel voelt aankomen en, al springen u ook de tranen in de oogen, daarin te volharden. Probeer bet eens. en, al gelukt het de eerste maal niet dadeliik, een volgenden keer sralt gij ge lukkiger rijn en uw verkoudheid zal door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1905 | | pagina 10