KERST V AC ANTIE.
Dienstboden in Amerika.
2> El MOF.
Deze oude gewoonte herinnert ons aan
een aardige grap, welke verhaald wordt
van een knappen predikant, aie, een jon
gen zijnde, vooi zijn straf van den Kerst-
disch was uitgesloten. Hij bcsioot zich op
zijn ouders te wreken en wist op zijn tee-
nen naar den Kerstpudding te sluipen,
aan wolken pudding de meid al haar krach
ten en gaven had besteed. Voorzichtig, op
dat niemand hem hooron zou, lichtte hij
het deksel op, sneed de giootste bovenste
helft af, vulde de schaal met een paar
Bteonen en een dikke laag gras, lei het dek
sel er weer op en verdween zooals hij was
gekomen.
De Kerstpudding werd opgediend, maar
gioot was des vaders vreeselijke veront
waardiging, toen hij den waren aard van
den inhoud ontdekte en met zijn vork
eerst op een steen, daarna op een stuk pap
pier terechtkwam, waaiop stonden ae
woo men,,De mensch zal bij brood alleen
niet leven, hier is wat gras." Misschien,
dat die oude gewoonte van hot „V.'aken
over den Kerstpudding", waai van zooeven
sprake was, dus zoo dwaas nog niet was.
Het noorden van Engeland is beroemd
om zijn Kerstpudding van verschleenden
aard, samengesteld uit kalkoenen, ganzen,
wild en kleine vogels, te zamen tot een
aanzienlijk gewicht. Een heibergier te
Sheffield stelde er een eer in een Kerstpun-
ding te maken van kolossale afmeting, een
1 pudding, die gratis verdeeld werd onder
ce getrouwe betzoekeis van zijn inrichting.
Eén zulk een pudding woog 196 pond en
bestond uit 63 pond oloem, 9 pond spek,
5 pond vet en 4 pond zout; bevatte ver
der twee kalfspooten, dertig konijnen en
42 pona varkensvleesoh.
Een Engelsch blad uit het laatst der
achttiende eeuw bevatte de volgende me-
dedeelingen over een Kerstpudding van
dezo sooit:
Op laatstleden Maandag werd vervoerd
van Howiek naar Berwick, om verscheept
te worden naai Londen, voor sir Henry
Grey, Baronet, een pudding, die bestond
uit: twee-schepels bloem, twintig pond bo
ter, vier ganzen, twee kalkoenen, twee
konijnen, vier wilde eenden, twee hanen,
zes snippen en vier patrijzen, twee oase-
tongen, twee watei vogels, zeven lijsters en
zes duiven. Men zegt, dat dit bijzondere
hapje is klaargemaakt door juffrouw Do
rothy Paterson, huishoudster to Howiek.
Hot moet 9 voet.
Do meeste mensohen, die nu Kerstmis vie
ren, hebben zeker zulke reusachtige Kerst-
puddingen nooit gezien. Wie is er al niet
tevreden, als hij deze dagen een gewonen
Kerstpudding of een lekker' boutje op tafel
hebben kan 1
KerstvacantieHè, wat prettig 1
Zooveel heele dagen vrij
Welke flinke, frisschc jongen
Is niet mot die dagen blij
'n Luiaarc hoef je niet to wezen...
Luiaard Wie heeft dat gezeid
Vent, pas op Nou, zeg, wie houdt niet
Van 'n vacantie op haar tijd?
Koudkleum zegt: „Ja maar... 't is winter.
's Yv inters heb je er niets aan,
'k Zit dan liever bij de kachel.
In die kou is 't niks gedaan."
Jongens, wat 'n aak'lig ventje,
Die gaat liever maar naar school 1
Wrijf hem gauw eens warm met sneeuw of
Stoof hem eens een ferme kool I
Is de winter ook niet prettig?
Zeg, misschien is er wel ijs!
Op een lekker baantje is 't nog
Beter dan in 't paracijs.
Geen ijs? Good, dan zal er sneeuw zijn,
Jongens, jongens, wat een pret!
'n Jongen warmt zich 't liefst aan sneeuwen
'n Ouwe baker 't liefst in bed.
Moog'lijk is er geen van tweeën,
IJs noch sneeuw. Dan wand'lon wij,
'n Wandeling i0 ook heel prettig,
Maakt jo sterk, gezond en blij.
Regen, wind... Komaan! Wat zou het!
Beter in de frissche lucht
Dan daar, waar die wordt verbanncD,
Met een klacht en met con zucht.
Zij slechts, cio het liefst vertoeven
In 'n benauwde atmosfeer,
Daardoor niets meeir kunnen velen,
Vatten kou en doen zich zeer.
't Meeste zeggen zij: „Wat tocht het!"
En zij zuigen graag op drop,
Knielen voor hun afgod: Kachel...
„Gooi er nog 'n schoppie op
KerstvacantieKerstvacantie
Jongens, brengt haar prettig door,
Stoeiend, vechtend, wand'lend, spelend,
Waar ben j'pnders jongens voor!
Mej. A. de Fremeoy sdhrijrt uit Taco-
ma (Washington)
Gelukkig Holland, dat zioh kan verheu
gen in het bezit van goede, vertrouwde en
bekwame dienstboden
Hier in het Noordwesten van Amerika
is de dienstbodennkwestio een van de bi and-
punten van den dag. Maar weinige men
sohen kunnen zich de weelde van een dienst
bode veroorloven, en degenen, die het tot
zulk een hoogte op de maatschappelijke
ladder gebracht hebben, dat ze er zich een
aanschaffen kunnen, klagen steen en been
over 'de vreetclijko wezens, die ze in huis
krijgen. Ze krijgen van 2030 dollars per
maand loon met natuur lijk vrij kost en in
woning en dan moet gewoonlijk de vrouw
des huizes haar neg alles leeren. Ze begin
nen met niets te kennen en krijgen toch
i eon hoog loon l Ik vind het knap van de
dienstboden, maar kan me van don Ameri
kaanschen man begrijpen, dat hij zijn
vrouw beduidt het maar zonder dienstbode
klaar te spelen. En ik kan me ook heel
goed voorstellen, dat do Amerikaansche
vrouw zioh twee-, driemaal bedenkt, vóór
ze het huwelijksbootje instapt. Want op
hédr komt het natuurlijk allemaal neer,
ofschoon, tot eer van de mannen moet het
gezegd worden, ze helpen waar zo kunnen.
Ik bracht onlangs een bezoek aan een
van mijn kennissen, die in een beeldig huis
woont, sehcldc aan, en de heer ces huizes
deed me open en liet me do kamer binnen.
Daarna verdween hij, tot ik, onder het ge
sprek met mevrouw, een geritsel achter me
hoorde en mij omdraaiend zag, dat het mijn-
hc - was, die heel discreet het vuur aan
maakte en zioh daarna weer terugtrok. Op
een avondbezoek bij een ander trof ik mijn
heer en mevrouw aan druk bezig met vaten
wasschen. Mevrouw waschte en mijnheer
droogde af. Hij deed het brommende, maar
hij deed het, en dat hij het nu niet zoo heel
prettig vond, dat was to begrijpen. Het
zou voor velen onzer mannen, die al uit hun
humeur zijn als ze de deur even moeten
opendoen bij afwezigheid der meid, een
goede school zijn om een paar jaar een Ame
ri kaansch huwelijksleven door te maken.
Gelouterd zouden velen tot hun Hollandsche
vetpotten terugkeeren, dankbaar, geboren
te zijn in een land, waar een goede dienst
bod voor weinig geld te krijgen is.
Natuurlijk richten do menschen zich on
der deze omstandigheden zoo practisch mo
gelijk in om het zonder meid of knecht te
kunnen klaarspelen. De telefoon is het bood
schappenmeisje bij uitnemendheid. Iedereen
heeft een telefoon. Arm of rijk, hoog of
laag, alles heeft een telefoon, die dan ook
heel goed oop is en maar 1 dollar per
maand kost. Gewoonlijk heeft men eens of
tweemaal in do week een werkman, die dan
per uur komt werken en daarvoor met.25
cents (Amerik.) per uur betaald wordt. Som
migen, die geen groot huishouden hebben,
nemen ook wel een Japanschen schooljon
gen, die voor 1 dollar por week heel han. ig
het huiswerk doet, 's avonds op school gaat
in het Japansche zendelingenhuis en verder
zijn vrijen tijd op zijn kamer met werken
doorbrengt. Die jongens kunnen cikwijls
van veel nut in eon huishouden zijn, maar
men moot er op voorbereid wezen, dat ze
op een goeden c_^ komen aanzetten en zeg
gen: „Nu ga ik weg." En weg gaan zei
Aan zoo iets weDt racn echter wol hier in
Amerika. Drie maanden opzeggen van te
voren bestaat niet. MeQ huurt een huis bij
do maand of bij dc veertien dagen of zelfs
bij don dag en Lange huurcontracten zijn er
niet. En belastingen ook niet. als men niet
eigenaar van hot huig ia De huisheer be
taalt alle belastingen, ook het water, dat
men verbruikt, en de huurder betaalt al
leen zijn huishuur en is cLan verder van al
les af. Do huur komt daardoor waar
schijnlijk wat duurder, maar men kan toch
eeu uitstekend huis krijgen voor 30 dollars
per maand, met oalorifère, ©lectrisch licht
en geheel en al modern ingericht. Do hui
zen zijn zoo comfortabel mogelijk ingericht,
geheel van hout, maar daar bemerkt men
niets van, als men binnen zit.
Daarentegen is do stad zelf nog in een
eemigszins ruwen toestand, maar als men
in aanmerking neemt, dat er 30 jaar go-
leden één huis stond, terwijl er nu 50,000
inwoners zijn, dan staat men toch met be
wondering te kijken naar dit voortbreng
sel van menschelijke energie. Electriseh
licht overal; electrische trams, die de 6tad
van alle kanten doorkruisen; mooie, ruim
ingerichte staatsscholen en breede stra
ten, die over can jaar allemaal asfalt zul
len zijn.
Over een jaar! Maar nu op het oogenblik
zijn zo in een periode van overgang, die
onbeschrijflijk modderig is. De /ogen
stroomt in stralen neer van 's morgen* tot
'e avonds on komt van het hooger c,eleg°. i
gedeelte der stad naar het lagere in *m-
sende rivieren naar beneden, waar fc^en
overschoenen tegen bestand zijn. Men
blijft in de weeke modder steken -m als
men met veel moeit© door cie mod Ja-ri
vieren heen gewaad is en veilig en v^l
thuis is gekomen, dan komt de verzuchting
in ons op: „Och lieve hemel, bad ik nu
toch maar een Hol Landschot! huisk'techt
om die vuile schoenen weer schoon te ma
ken 1"
De mof is ontstaan uit de behoeften der
Noordelijke volkeren, bij welke het bedek
ken van kleederen met dierenhuiden als
bijzonder schoen werd aangemerkt. Sedert
de middeleeuwen wordt echter bij de volke
ren van Duitschland en Engeland eveneens
zulke versiering aangetroffen, doch slechts
alleen aan mouwomslagen en kragen. Om
het koud-worden der handen te voorkomen,
verlengde men de mouwen der kleed eren
met een stuk bont, waarin de hand voor de
groot© koude werd beschut.
Hiermede was wel de uitvinding der
mof reeds gedaan, doch er zouden nog
meer eeuwen moeten verloopen eer zij van
den mantel werd gescheiden en een zelf
standig'bestaan ging voeren.
In Italië schijnen het eerst de moffen los
te zijn gedragen. Zoo ziet men op een
schilderij van Gozzoli een dame met een
mof in de hand, dio reeds veel overeen
komst met de tegenwoordig ge
bruikte poort heeft. Do schilderijen van
Gozzoli kenmerken zich bovendien, doordat
de personen en zaken geheel uit het hem
omringende leven zijn genomen.
Eerst in de zeventiende eeuw echter is
de mode van het dragen van een mof alge
meen geworden. Vóór dien tijd droegen de
panics een „velletje", dat echter, al naar
gelang der mode nu eens om den hals, dan
weder om do handen gewonden werd. Aan
deze kleine pelsjes bevond zich somtijds een
gouden kettinkje, en hot ia op verscniilcn-
de schilderijen, o.a. op werken van Bern-
hard Strïg.l en Antonius Mor, te zien. In
1620 ziet men op modeplaten van Iquy een
Fransche burgervrouw, „die haar buur
vrouw gaat bezoeken", een kleine ronde