LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 15 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. No. 13747. RUBRIEK TOOR DE JEUGD. ^Er was eens." Op allerlei gebied. FEUILLETON. De Millioimair. Anekdoten. Het spel met de vijf pimteo. Wie onzer donki niot terstond bij deze woorden aan de allereerste verhalen, van do lippen van moeder of kindermeid op gevangen. Hoe wild het kleine volkje ook had gespeeld, hoe luidruohtig de stemme tjes nog een oogonblik hadden weerklon ken, op eenmaal, bij het vernemen van die tooverklanken, werd het doodstil, men schaalde zich, zoo onhoorbaar mogelijk, om de vertelster heen en... men liet zich medevoeren op onzichtbare wieken naar een denkbeeldig land, bevolkt mot goede en booze feeën, die over do lotgevallen zou den beslissen van een koningédoohterkems, schoon als de dageraad en deeon of ando ren betooverdon prins. „Er was eens", die woorden weergalmen toog aan ons oor, als wij op do schoolban ken zitten en vaak de dagen terug zouden wensohen, waarop ons loven enkel spelen was. Nu hooren wij echter eon ander ,,Er was eens," dat gevolgd wordt door de le vensgeschiedenis van grooto mannen en vrouwen, een sieraad van hun tijd, men- Bchen onder de menschcn, die een onbere kenbaar nut hebben gesticht en ons van verre schijnen te wenken hun blinkend voetspoor in het zand der eeuwen to vol- gen. Hier hebben wij met geen toovergo- dinncn of denkbeeldigs prinsen en prinses jes to doen, maar met wezens, die geleefd hebben zooals wij, die als wij kind en dar tel cn somtijds stout zijn geweest, maar toch den koninklijken weg insloegen. ,,Er waa eens," daarop volgen somtijds tic figuren van eon Alva, een Catharina de Mcdicis en zoovele anderen, die hun naam in bloed hebben neergeschreven op de blad- zijdon der wereldgeschiedenis. Hebben zij ooit ver-mooi d, hoeve dl nut het nageslacht zelfs uit hun somber leven zou trekken? Ik goloof het niet, maar luide roept hun al ler einde ons toe: ,,Do mensc'i maait vroeg of laat wat hij gezaaid heeft, hetzij goed of kwaad." Filips van Spanje en de wree- 'de koningsmoeder van Frankrijk stierven beiden aan dezelfde geheimzinnigo ziekte. Het bloed druppelde langzaam weg uit allo poriën dier beide ongelukkigen die zooveel schuldeloos bloed vergoten. Eene Elisabeth van Engeland, die Essex, Maria Stuart en Amy Robsart doodde, wildo niet sterven, weigerde in haar zielsangst zich te bod te leggen, en blies den laateton adem uit op den vloer. ,,Er was eens," dat spreken wij op onze beurt, als wij zijn opgegrooid cn andere kleine kinderen om ono heen geschaard zion. Dan zullen dio eenvoudige sprookjes, die van geslacht tot geslacht worden her haald, een dïopero SoteokonLa voor ons vor krijgen, zullen wij uit de nevelen van het verloden glansrijk het landschap onzer eigen kindsheid op zien rijzon en klein we ten te zijn met de kloincn, ons herinneren hoe weinig er toe noodig is om die jonge harten te verblijden of... pijn te doen. ,,Er was eens..." dat woond zal vroeg of laat ook van ons gezegd wonden, als wij ïiict meer zijn. Sommlgon gaan vroegtijdig henen, maar allen laten een herinnering achter. Zal die zoet of bitter zijn Ik hor- f inner mij een bezoek, dat ik aan vrienden bracht, in een streek, waar ik in jaren niet gowceot was. Ik zag door do vensterdeuren heen een bende vToolijke, blozende kinde ren in don tuin stoeien. Do ouders volgden mijn blik. „Ja," zei do de vader, als had hij mijn ge- idaohte geraden, zij zajn flink on gezond en boste, lieve kinderen, maar er was vroeger eentje hi co*..." en zijn stem werd hecsch, „di© hadt gij moeten zien I Waar zij was werd nooit gekibbeld, was het alsof alles zonnig was. Ik weet niet, hoe zij het aan legde, maar van haar dubbeltje weekgeld wist zij nog altijd iets aan de armen te ge- Ven. En op school! Haar gansche krass* word voorbeeldig, dank zij haar, voor do onderwijzeressen, getuigden deze-toen zij was heengegaan. Er was eens... vol maakt goluk in huis." Weenend knikte de moeder, dat hij gelijk had. „Er was eens..." aan ons ligt het to be palen, wat anderen later daaraan zullen toevoegen omtrent ons. Laat het niet zijn: ,,een nutteloos leven 1" DE LOKKENPRINS. Jongen, jongen, wat ben jo weer laatl Waar heb je al dien tijd toch gezeten? Wc zitten all wol twintig minuten aan tafelIa dat een manier van doen voor een jongen, die al bijna dertien jaar is? De kleine man, die deze berisping van zijn vader opliep, was juist verhit do kamer binnengestormd en was wat verlegen aan tafel gaan zitten. „Ja, het wordt werkelijk al te bar", be gon nu ook zijn moeder, „ik zal een* naar den onderwijzer gaan 1 Waar ben jo nu toch zoo lang geweest t" „Och, moeder, wees niet boos-., ik beb iemand maar eens flink afgeranseld I Koert van den Heuvel u weet wol de jongen mot zijn lange gele haren, die we altijd „Lokkenprint" noemen, plaagt altijd do meisjes. Dat kan ik niet verdragen en de meisjes gaan ons jong ene toch immers ook niets aanVandaag plaagde hij Marie van hiernaatt weer. Juist toen ze hom voorbij wilde gaan, liet hij plotseling zijn boeken- tasch voor haar voeten vaf.cn; ze struikel de er over en kwam leolijk te vallen. Ze Bchreidde erg, on daarom was hot hem juist te doen. Ik zag heel goed, dat hij met opzet zijn tasch voor haar voeten wierp en daarom heb ik hem er eens flink van langs gegeven. Allen zeiden, dat ik groot gelijk had." „Zoo... hebben allen je.gelijk gegeven! En wij zitten hier maar op je te wachten Waarom bomoed jij je met Marie en waar om moet jij altijd voor wnaaknemer van allo onrecht spelen? Waarom? En Koert met zijn lange lokken ja, dat is waar ook! heb jij je wol' eene in den spiegel bekeken en je haren bezien Je behoeft niets van anderen te zeggen, je loopt im mers zelf rond met een ragebol I Veertien dagen lang al beloof je me eiken morgen naar den kapper te gaan en je haar te la ten knippen." „Vanmiddag zal ik het na vier uren da delijk laten knippen, moeder," antwoordde Fritö dadelijk. „Dat had hij vee-rtien dagen lang al be loofd. Altijd had hij weer een nieuwe uit vlucht gehad eu met zijn moeder mee te gaan, om zijn haar te laten knippen, daar voor waa hij nu toch te groot, meende hij. Men moest dut wel iets verzinnen een middel uitvindon om hem onder de han den van den kapper te krijgen, en zijn moe der kwam op een goed idee. Toon Frito een uur later op hot punt stond, wcor naar school te gaan en reeds inl.de gang was, riep zo hem terug. ,,Hoor eens, Frits", hernam ze en haalde haar portemonnaie te voorschijn, ,,hior hob je drie dubbeltjes, zul je daarvoor een stuk zeep voor me koopen bij kapper Meier je weet wel, naast jullie school. Hij weet wel, welke soort ik bobben moet zeg al'lcen maar, dat je de geparfumeerde moert heb ben, die mevrouw Van Heerlen altijd koopt, dat weet hij het wel. Vertes het gold niet I" Frits beloofde de opdracht van zijn moe der in alle nauwkeurigheid te zullen opvol gen en deed de drie dubbeltjes in zijn por temonnaie. „En laat nu dien armen Koert toch ein delijk eens met rust, vermaande zijn moe der bij hot afecheid, en plaag hem niet weer met zijn lokken, dat moet je ook aan je vriendjes zeggen. Zijn moeder wil' nu eenmaal graag hebben, dat hij zijn baar zoo lang draagt. Ze is heel trotech op het haar van haar jongen; ik goloof zelfs, dat zc in hem een tweeden Simson ziet, wiens bui tengewoon groote kraoht in zijn haren school..." „En toch kon hij mij lang niet aan", mopperde Frits. „Ze maakt hem en zichzelf belachelijk", hernam mevrouw Van Heerlen, zonder Frits' gemopper gehoord te hebben, ik heb werkelijk medelijden met dien armen jon gen." Frits ging naar sohool cn trof onderweg den „Lokkenprins" aan. Denkende aan de vermaning van zijn moeder, ging Frits heel vriendschappelijk op hem af en beiden de den alsof er niets tuseohen hen was voorge vallen, want ook Koorb voolde zioh schul dig. Hij wist maar al te goed, dat hij leeJijk gehandeld had tegenover Mario en dat Frits veel van zijn buurmeisje hield, zoo dat hij wel reden had gehad, om hem af te ranselen. Hij was daarom heel' blij, dat zijn strijd lustige vriend niet meer aan het voorge vallene scheen te denken on weer vriende lijk tegen hem was. Koning Hermelijn. (Ingez. door 0. van Vijen). Koning Hermelijn was een knap en op tocht vorst, en een aartsvijand van co vleiers, dio hem onophoudelijk vertelden, dat hij zoo machtig was, dat aarde cn zee hera gehoorzaamden. Eens dacht hijKom, daar moet ik eens een grap mee hebben, en wat deed hij Hij stelae zijn bedienden voor het was juist goon best weer, want het stoimdo, zoodat men nauwelijks kon blijven staan een wandeling naar het strand to maken. Do bedienden vonden het weer best om zich eens aan het strand te vermaken. Maar wat deed do Koning? Hij liet door eenigc pagea zijn stool, waarop hij gewoonlijk zat, meodiagen, om een zeeluchtje te scheppen, zei hij. „O, dat was een kostelijke inval", zeiden de hove lingen. Intusschen hadden zij werk, om op de been te blijven, want het lieve zeeluchtjo streelde hen zoo, dat zij goregold tegen elkaar aanbonsden. Eindolijk werd do Koning zelf zoo moe, dat hij zijn mooien stoel, tegen den wind in, aan den oever der zee liet plaatsen, en daar ging hij op zijn gemak zitten pia- ten over het mooie en ruime uitziokt. In middels kwam do vloed cn de golven kwa men over zijn sohoenen rollen. De hovelin gen, dit ziende, zeiden: „Heer Koning! willen wij niet wat teruggaan? Do vloed komt sterk op, cn dat koude zeewater zal u nadeelig zijn ,,0, dat is niets," antwooidde do Ko ning. „Als u do zee hinderlijk is zal ik haar gebieden wat terug te gaan." Daarop begon hij te roepen: „Terug, voor den drommel, terug'" doch de zee hooide niet. „Jeu doovo, domme kwartel, terug, zie je niet wie je voor hebt?" riep de vorst nog eens. De hovelingen trokken hem nu echter mot stoel ei> a) ach lor uit, want zij m oen den, dat nu bij hun Koning een van do vijf op den loop was. „Wat doet gij, wat scheelt u?" klonken nu hun vragen. „Wel," sprak de Koning toen, „hebben jullio mij niet honderdmalon gozegd, dat ik o. a. ook heer ovci dc zee was?" Ja, het hoogo woord moest er uit bij de hovelingen: „cat moest do Koning zoo niet opvatten, zij meenden eigenlijk nu ja,... zij wisten zelf nu niet, wat zij meenden. Toen begon de koning hun de les te lezen: „Ja, jelui meent, je meent, jelui rijt een hoop bedriegers, die in staat zijn om den besten koning in den grond te bederven cn naar dc maan te helpen, enz., enz."... Nu, hij zei or heel wat van. Voor de hovelingen was het lesje van veel nut. Nuttig speelgoed. Lang geloden waron or drie aardighe den in China, waarmee de bewoaers van dat rijk zich eeuwen lang vermaakten, net waren vooreerst kleine houten hl >kjcs, waar figuren en karakters in w.ircn ge sneden; dan een klein toestelletje met een 28) „Dus u meende het niet?" vroeg do iDuitöchor, plotseling als verschrikt. „In alien ernst. Ik geloof niet, dat zulk een gevaarlijk persoon als een anarchist heel duur afgekocht is met een millioen maar het was dom van mij, me to verheel den, dat u die persoon zoudt zijn." Langzaam haalde Schmall een zakdoek uit zijn zak en begon de zweetdroppel en yan zijn gezicht to drogen. „Het is een verbazende som," mompelde hij bedremmeld ala een schoolmeisje. „Voor u?" vroeg Harold, hem nieuws gierig gadeslaande. „Ik dacht..." „Ach, heb komt er niet op aan, wat u dooht, of wat ik dacht on misschien nog denk. Ik zeg alleen maar, dat hot een ver bazende som is 1" Harold bleef rijn bezoeker aanstaren. „Kwam u mij nog iotö anders zeggen, Herr Schmall?" vroeg hij den Duitscher, die zijn gelaat bleef bewerken met den zakdoek. „Alleen maar om to vragen, of u het ernstig meende. En dat doet u, nietwaar?" Twee oogen keken Harold onderzoekend aan. „Ik heb bet u gezegd en ik herhaal hot. Maar u heeft mij nog niet gezegd, of u mijn aanbod afwijst." „Ja, ja, dat zal ik u moigen zeggen. Over zoo iets moet men even nadenken. Ik ga nu heen; morgen zal ik u schrijven." Hij deed een paar stappen naar de deur met beschaamd gelaat. Harold, op wiens lippen een glimlach doorbrak, liot hom be gaan, tot hij den kruk in do hand had. „Herr Schmall, waarom wachten tot morgen Ia dat geen noodeloos tajdvorlies? Als u even nadenkt, zult u zien, dat uw besluit al vaststaat." Schmall wendde zioh om, do haAd nog aan den kruk. Zijn gezicht was bijna even rood nu als zijn haar. „U kent mijn prinoipea; maar er zijn zooveel dingen, waarop gelet moet worden. Ik ben niet alleen in do wereld. Heb ik het recht, zulk een verbazende gelegenheid voorbij te laten gaan ter wille van „de Zaak" En heeft „do Zaak" mij noodig Wolk nut heeft al mijn werk uitgericht?" Hij had langzaam en onzeker gesproken. Nu, plotseling, schudde hij de manen en trad weer in het licht. „Aohl ik houd te veel van u, om u zand in de oogen te strooien. Laat ii het eerlijk zeggen: het buitenkansje is te groot, om er weerstand aan te bieden. Een mil lioen 1 Bedenk eens wat dat is voor een man, dio nooit honderd pond in handen heeft gehad 1" Hij ademde vrijer, nu het er uit was. Harold begon zacht te lachen en iets te mompelen voor zich. Opziende ontmoette hij Herr Sohmalls ongeduldigen blik, welke nu vrij van alle schaamte was. Hij begreep dat er iets meer van hem gevordeid werd en met overdreven ijver ging hij naar rijn schrijftafel. „Neem mij niet kwalijk, dat ik u liet wachten. Ik zal u de ohèquo dadelijk ge ven." „O, ik wil u niet dringen," zei Schmall, onwillekeurig naderbij komend. „Ik heb niet meer noodig dan uw woord." „Een stuk papier is beter dan een woord. Wees maar niet verlegenik ben aan die soort dingen gewend. Een paar dagen ge leden heb ik een chèque tot hetzelfco be drag geteokond. Toen kocht ik mijzelf af, in plaats van een ander... Daar, zoo is het in orde, nietwaar?" Toen Harold in de oogen zag, die elk zij nor bewegingen hadden gevolge, was hij voornamelijk vorrast door de bekende uib drukking, die hij er in vond. Denzolfden glans had hij reecs in vele oogen gezien, on op vele plaatsen, o.a. ixi het pauwen boudoir, en het laatst in die van een ar tist met zilveren lokken, die een mooie dochter had. De walging, die oprees, werd onderdrukt door het dwaze van den toestand. De Duitscher had de hand uitgestoken naar het papier, toen een overblijfsel van betamelijkhcddsgovocl hem deed aarzelen. ,,U wilt zeker ook een papier van mij... met uw voorwaarden „Voorwaarden? Die heeft u al in mijn brief. Later kunnen wij de détails wel be spreken. Ik heb nu geen tijd. Neem dit, als het u belieft." Nu, als u bet dan wilt..." zei Schmall die zich inhouden moest, om het papier niet als een roovcr uit zijn hand te rukken. „En nu ga ik. Ik zal u de dankbetuigin gen sparenu zoudt die zeker Liever niet hooren, en u wenscht mij zeker ook geen moment langer te zien dan noodig is." „U vergist u, Herr Schmalllachte Harold. „Ik haat u in het geheel niet, en naald, die, hoe 't ook werd rondgedraaid, altijd naar het Noorden wees en waarvan do Chineezen ecnig voordeel trokken bij hun kustvaart; ten slotte het rotjo (klap per, voetzoeker). Dit speeltuig wordt nog in China als zoodanig gebruikt en zou nooit dor menschheid cenig voordeel heb- bon gegeven als hot niet naar Europa was overgebracht, waar de ruwo gedachten, dio er aan ten grondslag lagen, benut worden door sclirandero denkers, en toon eerst braohten rij een omkeer in 's worclds loop teweeg. Uit de kleine, houten blokjes ont stond do drukpers; het grappige speel goed der Chinccsche jonkbomanning werd tot zeekompas vervormd, en de rotjes leg den den grondslag voor het schietgeweer, waarmee do leenheerlijke wallen van Euro pa worden stuk geschoten. De telegraaf in dienst van de dieren. Toon dc telegraaf in Noorwegen werd ingevoerd meenden de beren, toen zij do draden den wind hoorden gonzen, dab de palen bijenkorven waren, on zij begon nen ze uit den gror te graven waardoor do lijnen vaak gestoord waron. Do spech ten dachten zekor, dat de A alen vol insec ten waren, en boorden met hun snavel gaten in dc palen. Langzaam hielden deze telegTaafvemiclera met hun vruchteloos werk oprij werden wijzer door den tijd. Verschillende andere dieren begonnen zelfs dc telegraaflijnen te beschouwen als voor hun persoonlijk gebruik aangelegd. Een kleine vogel in Natal, die vroeger rijn nestje in den vorm van een wieg in de boomen bouwde, ontdokto, dat hij in do telegraafdraden een veel veiliger nest kon bouwen, waar do slangen niet bij konden komen. Dezo nieuwe methode viel zoozeer in zijn amaak, dat het vogeltje een gemakkelijk zijdourtje maakte in hot nest, 'at vroeger slechts één kleine opening had bezeten aan dio zijde, die het vorst van de onderhangen- do takken verwijderd was. Een andere vogel in Brazilië bouwt even eens zijn zwaar nest vl aarde op de tele graafdraden. Papegaaien vooral schijnen graag do verschillend draden in contact te brengon en breken ook telkens do porse- leinon isolatoren .waarop de draden rus ten. Spinnen bedekken de draden met haar webben en veroorzaken daardoor vele sto ringen op de telegraaflijnen, daar de meest onwaarschijnlijke contacten er liet gevolf van zijn. Edison en zijn piano. Thomas Edison, de beroemde uitvinder, houdt, hoowol hij conigcrmnto doof is, hartstochtelijk veel van muziek. Een zijnor vrienden deelt mede, hoe hij zich tot uit spanning, den tijd verdrijft. Twee- tot vlriemalon daags tromme'-t hij uit allo macht op zijn piano. Hij spoelt niet van do muziek, maar heeft een vorwonder'ijk goed gehoor voor volksliederen en bovendien voor moeilijke airs uit opera's. Zijn hardhoo- righoid is niet zoo hevig, dat hij geen mu ziek kan hooren. Het is grappig om te z en, hoe hij aan rijn instrument de tonen ont lokt. Het ia alsof hij aan rijn telegrafisch toestel zit on een dringende depêche over seint, en ala het ware de beambten op het andore bureau door zijn bliksemsnelheid wil overbluffen. Dikwijls speelt hij een stuk alleen met den wijsvinger, die dan als een spook over de toeteen zweeft, x j gaat dikwijls naar do opera; en als hij dan thuis komt, noe laat het ook rij, zet hij zich aan de piano on speelt dan de airs, die hij onthouden heeft. Het meest houdt hij van de opeia-comique. Dikwijl* begint hij met een 6tuk uit „Somi- ramie" en gaat dan plotseling over op „De jonge Hertog". Hij speelt niet s'ccht. I Als men hem spreekt over zijn nuzikaizu aanleg, dan lacht hij en zogl: ,,Jk rust I maar een beetje uit." i k mocht u wel bodankenwant u heeft mij grooter dienst bewezen dan u ver moedt: u is juist bijtijds gekomen om mij tot een besluit te brengen. Als ik u ver zoek, nu heen te gaan, is het eukol omdat ik ietB heel zonderlings te doen heb. Zog, heeft u wel eens gonoord van een Atlas, die probeerde, zijn aardbol af te werpen?" „Ik begrijp u niet," mompelde Schmall, bezig, het kostbaro papiertje in zijn por tefeuille te borgen. „Neen, natuurlijk niet. Ik weet niet cons, of ik mijzelf goed bgerijpmaar ik ga het toch doen. Dag, Herr Schmall, good en avond, on denk er aan: geen bommor. meer 1" Zoo dra Harold zijn bezoeker kvgt wns, kleedde hij zich om uit to gaan, liet zijn rij tuig komen en reed naar rijn club Hij voelde zioh heusch verlioho; een strijd, die weken geduurd had, waa besiist. Hij wist nu precies wat hij wilde; or dienden enkel eenigc détails geregeld te worden. Hij had sohrikkelijk veel haast en liep snel de zalen door, iemand zoekend. In de biljartzaal scheen hij gevonden te hebben dien hij zocht. „Een oogenblik!" fluisterde hij aan het groote, rood oor van Jack Bearcroft, zóó dringend, dat deze jongeling hem dade lijk volgde naar een ven ster nis, waar nie mand hen kon beluisteren. „Jc moet mij eens een vraag beantwoor den, die Ïa aan n ie man a anders kan doen: van hoeveel kan iemand behoorlijk leven netjes, maar niet weelderig hoeveel per jaar, bedoel ik zonder dat je hou- "(Jngez. door M. v. d. Heijden te Leiden.) Jantje: Mama ik ben daar straks haast ovorroden. Moedor: Hoe kwam dat, veutje? Jantje: Ik viel midden op do straat, maar or was gelukkig gcon wagon in don omtrok. Een professor wordt 's nachts uit bod gebold. Hij roept uit hot raam: „Wio is daar?" Ecnige vroolijke studenten roepen terug: „Er staat een raam bij u open." Prof.: „Welke? Studenten: „Waar gij uit hangt." (Ingez .dooi J. v. Haastrecht, te Kaag.) Twee hoeren wandelden op den straat weg langs een spoorweg. Een der wando- la&rs wag zeor hardhoorend. Juist kwam er een trein aan on liet de locomotief een harden gil hooren. „Hm!" zei de doove, „dat is dc eerste leouwerik, dien ik in dit voorjaar hoor zingen." Kleine Koo komt uit den tuin cn zijn vader zegt: „Jongen, wat zie je er uit, precies een klein varkon." Koo ziet zijn pa vorwondoid aan. „Nu," zegt zijn pa, „weet jo niet wat con klein varken is?" „O ja, pa," antwoordt Koo, ,,het kind van een groot varken." Lceringen wekken, voorbeelden trekken, Ariebuur: „Waarom eet jelui in den koestal?" Boer Piet: „Jo woet, onze koo wil in do laatste dagen niet eten, on nou geven we haar een goea voorbeeld." (Ingez. door Anna Bakkor, to Leiden.) Nauwkeurigo beschrijving. Onderofficier (tot de recruton)„Kent gij den kolonel Rocruut: „Neen." Onderofficier: „ICcnt gij dan don mar joor Rocruut: „Ook niet." Onderofficier: „Nu, als gc licm ziet, do kolonel is een weinig dikker aan do ma joor. Onthoud dit. Slim. Elsje: „Tante, houdt u veel van chocola- do?" Tante: „O, ik ben er dol op." Elsje: „Dan zal ik mijn chocolade-bon bons maar aan grootmama in bewaring go- ven. (Ingez. door Johanna Raar, to Leiden). „Zeg ccna. Piet, bobt gij nooit van hot kind hooren vertellen, dat ezelinnonmolk cronk, en zoo sterk werd als een ezel?" Piet: „Loop heen, dat geloof ik niott Van wien was dan dat kind?" Jan: „Wel, van do ezelin, Piet." „Wolk hcmollichaain, zon of maan, hooft voor ons het meest» waarde?" „Do maan," zei Piet, „want zij verlicht bij donkero nachten onzo aarde." Dat is een zeer grappig spel, als gij hot aardig weet te spelen. Ge kunt hot mot zoo velen spelen, als go zolf maar wilt maar', do medespelers, dio teekenon kunnen, zul len er de baas in zijn. Ieder speler moet voorzien zijn van een' vel papier en een potlood. Daarna plaatst ieder deelgenoot op het papier vóór hem vijf punten, geheel, zooals het hem goed dunkt, en reikt hot papier aan rijn buur man ter linkerzijde over. Deze bezit dan het papier mot de vijf punten en moet traohtcn daarop con mci- tohclijke figuur te tceJcenon in zoo danige houding, Jat één op den hiel van iederen voet on één op iedere Hand lercciit gcr of dorst behoeft te hebben of cr sjofol uit l» zien? Ik heb altijd te veel geld go- had om dio dingen te begrijpen cn toch zou ik het graag weten." „En ik heb altijd te weinig gehad," zei Jack, die moeite had, tc begrijpen, dat hot ernst was. „Wat noem jo dan weinig?" drong Ha/- rold. „Misschien helpt mij dat op den weg." Jack deed een geweldige poging om na tc donken. ,,'t Hangt cr van af, of je een huis hebt op te houden..." „Neen, niets van dat al. Een man alleen, die alleen wenscht te blijven on geen dure liefhebberijen heeft." „Geen paarden?" „Neen." „Nu,als er geen paarden of vrouwen in hot spel rijn, behoeft hij zooveel niet t» heb ben. Ik ken er wel, die het heel goed doen met vijfhonderd pond." „Weet je cat goed?" vroeg Harold, die zich herinnerde, dat zijn chef-tuinman te Tongorton vijfhonderd pond had. „Ik geloof het wel. Maar hij is erg zuinig, 't Is veiliger liet dubbele te nemen," raad- do Jack goedhartig, mceccnce, ccn armen drommel een goeden dienst te bewijzen, den een of ander, dien Gibson wildo pen sion neeren. „Dus duizend pond? Kan men hot daaï meo doen?" „Tic wou, dat de ouwe vrouw het mij gaf," zei Jack zoo oprecht, dat hij Harold overtuigde. (Wordt veruolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5