LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 15 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
No. 13747.
RUBRIEK TOOR DE JEUGD.
^Er was eens."
Op allerlei gebied.
FEUILLETON.
De Millioimair.
Anekdoten.
Het spel met de vijf pimteo.
Wie onzer donki niot terstond bij deze
woorden aan de allereerste verhalen, van
do lippen van moeder of kindermeid op
gevangen. Hoe wild het kleine volkje ook
had gespeeld, hoe luidruohtig de stemme
tjes nog een oogonblik hadden weerklon
ken, op eenmaal, bij het vernemen van die
tooverklanken, werd het doodstil, men
schaalde zich, zoo onhoorbaar mogelijk,
om de vertelster heen en... men liet zich
medevoeren op onzichtbare wieken naar
een denkbeeldig land, bevolkt mot goede
en booze feeën, die over do lotgevallen zou
den beslissen van een koningédoohterkems,
schoon als de dageraad en deeon of ando
ren betooverdon prins.
„Er was eens", die woorden weergalmen
toog aan ons oor, als wij op do schoolban
ken zitten en vaak de dagen terug zouden
wensohen, waarop ons loven enkel spelen
was. Nu hooren wij echter eon ander ,,Er
was eens," dat gevolgd wordt door de le
vensgeschiedenis van grooto mannen en
vrouwen, een sieraad van hun tijd, men-
Bchen onder de menschcn, die een onbere
kenbaar nut hebben gesticht en ons van
verre schijnen te wenken hun blinkend
voetspoor in het zand der eeuwen to vol-
gen. Hier hebben wij met geen toovergo-
dinncn of denkbeeldigs prinsen en prinses
jes to doen, maar met wezens, die geleefd
hebben zooals wij, die als wij kind en dar
tel cn somtijds stout zijn geweest, maar
toch den koninklijken weg insloegen.
,,Er waa eens," daarop volgen somtijds
tic figuren van eon Alva, een Catharina de
Mcdicis en zoovele anderen, die hun naam
in bloed hebben neergeschreven op de blad-
zijdon der wereldgeschiedenis. Hebben zij
ooit ver-mooi d, hoeve dl nut het nageslacht
zelfs uit hun somber leven zou trekken? Ik
goloof het niet, maar luide roept hun al
ler einde ons toe: ,,Do mensc'i maait vroeg
of laat wat hij gezaaid heeft, hetzij goed
of kwaad." Filips van Spanje en de wree-
'de koningsmoeder van Frankrijk stierven
beiden aan dezelfde geheimzinnigo ziekte.
Het bloed druppelde langzaam weg uit allo
poriën dier beide ongelukkigen die zooveel
schuldeloos bloed vergoten. Eene Elisabeth
van Engeland, die Essex, Maria Stuart en
Amy Robsart doodde, wildo niet sterven,
weigerde in haar zielsangst zich te bod te
leggen, en blies den laateton adem uit op
den vloer.
,,Er was eens," dat spreken wij op onze
beurt, als wij zijn opgegrooid cn andere
kleine kinderen om ono heen geschaard
zion. Dan zullen dio eenvoudige sprookjes,
die van geslacht tot geslacht worden her
haald, een dïopero SoteokonLa voor ons vor
krijgen, zullen wij uit de nevelen van het
verloden glansrijk het landschap onzer
eigen kindsheid op zien rijzon en klein we
ten te zijn met de kloincn, ons herinneren
hoe weinig er toe noodig is om die jonge
harten te verblijden of... pijn te doen.
,,Er was eens..." dat woond zal vroeg of
laat ook van ons gezegd wonden, als wij
ïiict meer zijn. Sommlgon gaan vroegtijdig
henen, maar allen laten een herinnering
achter. Zal die zoet of bitter zijn Ik hor-
f inner mij een bezoek, dat ik aan vrienden
bracht, in een streek, waar ik in jaren niet
gowceot was. Ik zag door do vensterdeuren
heen een bende vToolijke, blozende kinde
ren in don tuin stoeien. Do ouders volgden
mijn blik.
„Ja," zei do de vader, als had hij mijn ge-
idaohte geraden, zij zajn flink on gezond en
boste, lieve kinderen, maar er was vroeger
eentje hi co*..." en zijn stem werd hecsch,
„di© hadt gij moeten zien I Waar zij was
werd nooit gekibbeld, was het alsof alles
zonnig was. Ik weet niet, hoe zij het aan
legde, maar van haar dubbeltje weekgeld
wist zij nog altijd iets aan de armen te ge-
Ven. En op school! Haar gansche krass*
word voorbeeldig, dank zij haar, voor do
onderwijzeressen, getuigden deze-toen
zij was heengegaan. Er was eens... vol
maakt goluk in huis."
Weenend knikte de moeder, dat hij gelijk
had.
„Er was eens..." aan ons ligt het to be
palen, wat anderen later daaraan zullen
toevoegen omtrent ons. Laat het niet zijn:
,,een nutteloos leven 1"
DE LOKKENPRINS.
Jongen, jongen, wat ben jo weer laatl
Waar heb je al dien tijd toch gezeten? Wc
zitten all wol twintig minuten aan tafelIa
dat een manier van doen voor een jongen,
die al bijna dertien jaar is?
De kleine man, die deze berisping van
zijn vader opliep, was juist verhit do kamer
binnengestormd en was wat verlegen aan
tafel gaan zitten.
„Ja, het wordt werkelijk al te bar", be
gon nu ook zijn moeder, „ik zal een* naar
den onderwijzer gaan 1 Waar ben jo nu toch
zoo lang geweest t"
„Och, moeder, wees niet boos-., ik beb
iemand maar eens flink afgeranseld I Koert
van den Heuvel u weet wol de jongen
mot zijn lange gele haren, die we altijd
„Lokkenprint" noemen, plaagt altijd do
meisjes. Dat kan ik niet verdragen en de
meisjes gaan ons jong ene toch immers ook
niets aanVandaag plaagde hij Marie van
hiernaatt weer. Juist toen ze hom voorbij
wilde gaan, liet hij plotseling zijn boeken-
tasch voor haar voeten vaf.cn; ze struikel
de er over en kwam leolijk te vallen. Ze
Bchreidde erg, on daarom was hot hem
juist te doen. Ik zag heel goed, dat hij met
opzet zijn tasch voor haar voeten wierp en
daarom heb ik hem er eens flink van langs
gegeven. Allen zeiden, dat ik groot gelijk
had."
„Zoo... hebben allen je.gelijk gegeven!
En wij zitten hier maar op je te wachten
Waarom bomoed jij je met Marie en waar
om moet jij altijd voor wnaaknemer van
allo onrecht spelen? Waarom? En Koert
met zijn lange lokken ja, dat is waar
ook! heb jij je wol' eene in den spiegel
bekeken en je haren bezien Je behoeft
niets van anderen te zeggen, je loopt im
mers zelf rond met een ragebol I Veertien
dagen lang al beloof je me eiken morgen
naar den kapper te gaan en je haar te la
ten knippen."
„Vanmiddag zal ik het na vier uren da
delijk laten knippen, moeder," antwoordde
Fritö dadelijk.
„Dat had hij vee-rtien dagen lang al be
loofd. Altijd had hij weer een nieuwe uit
vlucht gehad eu met zijn moeder mee te
gaan, om zijn haar te laten knippen, daar
voor waa hij nu toch te groot, meende hij.
Men moest dut wel iets verzinnen een
middel uitvindon om hem onder de han
den van den kapper te krijgen, en zijn moe
der kwam op een goed idee. Toon Frito een
uur later op hot punt stond, wcor naar
school te gaan en reeds inl.de gang was,
riep zo hem terug.
,,Hoor eens, Frits", hernam ze en haalde
haar portemonnaie te voorschijn, ,,hior hob
je drie dubbeltjes, zul je daarvoor een stuk
zeep voor me koopen bij kapper Meier je
weet wel, naast jullie school. Hij weet wel,
welke soort ik bobben moet zeg al'lcen
maar, dat je de geparfumeerde moert heb
ben, die mevrouw Van Heerlen altijd koopt,
dat weet hij het wel. Vertes het gold niet I"
Frits beloofde de opdracht van zijn moe
der in alle nauwkeurigheid te zullen opvol
gen en deed de drie dubbeltjes in zijn por
temonnaie.
„En laat nu dien armen Koert toch ein
delijk eens met rust, vermaande zijn moe
der bij hot afecheid, en plaag hem niet
weer met zijn lokken, dat moet je ook aan
je vriendjes zeggen. Zijn moeder wil' nu
eenmaal graag hebben, dat hij zijn baar zoo
lang draagt. Ze is heel trotech op het haar
van haar jongen; ik goloof zelfs, dat zc in
hem een tweeden Simson ziet, wiens bui
tengewoon groote kraoht in zijn haren
school..."
„En toch kon hij mij lang niet aan",
mopperde Frits.
„Ze maakt hem en zichzelf belachelijk",
hernam mevrouw Van Heerlen, zonder
Frits' gemopper gehoord te hebben, ik heb
werkelijk medelijden met dien armen jon
gen."
Frits ging naar sohool cn trof onderweg
den „Lokkenprins" aan. Denkende aan de
vermaning van zijn moeder, ging Frits heel
vriendschappelijk op hem af en beiden de
den alsof er niets tuseohen hen was voorge
vallen, want ook Koorb voolde zioh schul
dig. Hij wist maar al te goed, dat hij leeJijk
gehandeld had tegenover Mario en dat
Frits veel van zijn buurmeisje hield, zoo
dat hij wel reden had gehad, om hem af te
ranselen.
Hij was daarom heel' blij, dat zijn strijd
lustige vriend niet meer aan het voorge
vallene scheen te denken on weer vriende
lijk tegen hem was.
Koning Hermelijn.
(Ingez. door 0. van Vijen).
Koning Hermelijn was een knap en op
tocht vorst, en een aartsvijand van co
vleiers, dio hem onophoudelijk vertelden,
dat hij zoo machtig was, dat aarde cn zee
hera gehoorzaamden.
Eens dacht hijKom, daar moet ik eens
een grap mee hebben, en wat deed hij Hij
stelae zijn bedienden voor het was juist
goon best weer, want het stoimdo, zoodat
men nauwelijks kon blijven staan een
wandeling naar het strand to maken.
Do bedienden vonden het weer best om
zich eens aan het strand te vermaken.
Maar wat deed do Koning?
Hij liet door eenigc pagea zijn stool,
waarop hij gewoonlijk zat, meodiagen, om
een zeeluchtje te scheppen, zei hij. „O, dat
was een kostelijke inval", zeiden de hove
lingen.
Intusschen hadden zij werk, om op de
been te blijven, want het lieve zeeluchtjo
streelde hen zoo, dat zij goregold tegen
elkaar aanbonsden.
Eindolijk werd do Koning zelf zoo moe,
dat hij zijn mooien stoel, tegen den wind
in, aan den oever der zee liet plaatsen,
en daar ging hij op zijn gemak zitten pia-
ten over het mooie en ruime uitziokt. In
middels kwam do vloed cn de golven kwa
men over zijn sohoenen rollen. De hovelin
gen, dit ziende, zeiden: „Heer Koning!
willen wij niet wat teruggaan? Do vloed
komt sterk op, cn dat koude zeewater zal
u nadeelig zijn
,,0, dat is niets," antwooidde do Ko
ning. „Als u do zee hinderlijk is zal ik
haar gebieden wat terug te gaan."
Daarop begon hij te roepen: „Terug,
voor den drommel, terug'" doch de zee
hooide niet. „Jeu doovo, domme kwartel,
terug, zie je niet wie je voor hebt?" riep
de vorst nog eens.
De hovelingen trokken hem nu echter
mot stoel ei> a) ach lor uit, want zij m oen
den, dat nu bij hun Koning een van do
vijf op den loop was. „Wat doet gij, wat
scheelt u?" klonken nu hun vragen.
„Wel," sprak de Koning toen, „hebben
jullio mij niet honderdmalon gozegd, dat
ik o. a. ook heer ovci dc zee was?"
Ja, het hoogo woord moest er uit bij de
hovelingen: „cat moest do Koning zoo
niet opvatten, zij meenden eigenlijk
nu ja,... zij wisten zelf nu niet, wat zij
meenden. Toen begon de koning hun de les
te lezen: „Ja, jelui meent, je meent, jelui
rijt een hoop bedriegers, die in staat zijn
om den besten koning in den grond te
bederven cn naar dc maan te helpen, enz.,
enz."... Nu, hij zei or heel wat van.
Voor de hovelingen was het lesje van
veel nut.
Nuttig speelgoed.
Lang geloden waron or drie aardighe
den in China, waarmee de bewoaers van
dat rijk zich eeuwen lang vermaakten, net
waren vooreerst kleine houten hl >kjcs,
waar figuren en karakters in w.ircn ge
sneden; dan een klein toestelletje met een
28)
„Dus u meende het niet?" vroeg do
iDuitöchor, plotseling als verschrikt.
„In alien ernst. Ik geloof niet, dat zulk
een gevaarlijk persoon als een anarchist
heel duur afgekocht is met een millioen
maar het was dom van mij, me to verheel
den, dat u die persoon zoudt zijn."
Langzaam haalde Schmall een zakdoek
uit zijn zak en begon de zweetdroppel en
yan zijn gezicht to drogen.
„Het is een verbazende som," mompelde
hij bedremmeld ala een schoolmeisje.
„Voor u?" vroeg Harold, hem nieuws
gierig gadeslaande. „Ik dacht..."
„Ach, heb komt er niet op aan, wat u
dooht, of wat ik dacht on misschien nog
denk. Ik zeg alleen maar, dat hot een ver
bazende som is 1"
Harold bleef rijn bezoeker aanstaren.
„Kwam u mij nog iotö anders zeggen,
Herr Schmall?" vroeg hij den Duitscher,
die zijn gelaat bleef bewerken met den
zakdoek.
„Alleen maar om to vragen, of u het
ernstig meende. En dat doet u, nietwaar?"
Twee oogen keken Harold onderzoekend
aan.
„Ik heb bet u gezegd en ik herhaal hot.
Maar u heeft mij nog niet gezegd, of u
mijn aanbod afwijst."
„Ja, ja, dat zal ik u moigen zeggen.
Over zoo iets moet men even nadenken. Ik
ga nu heen; morgen zal ik u schrijven."
Hij deed een paar stappen naar de deur
met beschaamd gelaat. Harold, op wiens
lippen een glimlach doorbrak, liot hom be
gaan, tot hij den kruk in do hand had.
„Herr Schmall, waarom wachten tot
morgen Ia dat geen noodeloos tajdvorlies?
Als u even nadenkt, zult u zien, dat uw
besluit al vaststaat."
Schmall wendde zioh om, do haAd nog
aan den kruk.
Zijn gezicht was bijna even rood nu als
zijn haar.
„U kent mijn prinoipea; maar er zijn
zooveel dingen, waarop gelet moet worden.
Ik ben niet alleen in do wereld. Heb ik
het recht, zulk een verbazende gelegenheid
voorbij te laten gaan ter wille van „de
Zaak" En heeft „do Zaak" mij noodig
Wolk nut heeft al mijn werk uitgericht?"
Hij had langzaam en onzeker gesproken.
Nu, plotseling, schudde hij de manen en
trad weer in het licht.
„Aohl ik houd te veel van u, om u
zand in de oogen te strooien. Laat ii het
eerlijk zeggen: het buitenkansje is te groot,
om er weerstand aan te bieden. Een mil
lioen 1 Bedenk eens wat dat is voor een
man, dio nooit honderd pond in handen
heeft gehad 1"
Hij ademde vrijer, nu het er uit was.
Harold begon zacht te lachen en iets te
mompelen voor zich. Opziende ontmoette
hij Herr Sohmalls ongeduldigen blik, welke
nu vrij van alle schaamte was. Hij begreep
dat er iets meer van hem gevordeid werd
en met overdreven ijver ging hij naar rijn
schrijftafel.
„Neem mij niet kwalijk, dat ik u liet
wachten. Ik zal u de ohèquo dadelijk ge
ven."
„O, ik wil u niet dringen," zei Schmall,
onwillekeurig naderbij komend. „Ik heb
niet meer noodig dan uw woord."
„Een stuk papier is beter dan een woord.
Wees maar niet verlegenik ben aan die
soort dingen gewend. Een paar dagen ge
leden heb ik een chèque tot hetzelfco be
drag geteokond. Toen kocht ik mijzelf af,
in plaats van een ander... Daar, zoo is het
in orde, nietwaar?"
Toen Harold in de oogen zag, die elk zij
nor bewegingen hadden gevolge, was hij
voornamelijk vorrast door de bekende uib
drukking, die hij er in vond. Denzolfden
glans had hij reecs in vele oogen gezien,
on op vele plaatsen, o.a. ixi het pauwen
boudoir, en het laatst in die van een ar
tist met zilveren lokken, die een mooie
dochter had.
De walging, die oprees, werd onderdrukt
door het dwaze van den toestand.
De Duitscher had de hand uitgestoken
naar het papier, toen een overblijfsel van
betamelijkhcddsgovocl hem deed aarzelen.
,,U wilt zeker ook een papier van mij...
met uw voorwaarden
„Voorwaarden? Die heeft u al in mijn
brief. Later kunnen wij de détails wel be
spreken. Ik heb nu geen tijd. Neem dit,
als het u belieft."
Nu, als u bet dan wilt..." zei Schmall
die zich inhouden moest, om het papier
niet als een roovcr uit zijn hand te rukken.
„En nu ga ik. Ik zal u de dankbetuigin
gen sparenu zoudt die zeker Liever niet
hooren, en u wenscht mij zeker ook geen
moment langer te zien dan noodig is."
„U vergist u, Herr Schmalllachte
Harold. „Ik haat u in het geheel niet, en
naald, die, hoe 't ook werd rondgedraaid,
altijd naar het Noorden wees en waarvan
do Chineezen ecnig voordeel trokken bij
hun kustvaart; ten slotte het rotjo (klap
per, voetzoeker). Dit speeltuig wordt nog
in China als zoodanig gebruikt en zou
nooit dor menschheid cenig voordeel heb-
bon gegeven als hot niet naar Europa was
overgebracht, waar de ruwo gedachten, dio
er aan ten grondslag lagen, benut worden
door sclirandero denkers, en toon eerst
braohten rij een omkeer in 's worclds loop
teweeg. Uit de kleine, houten blokjes ont
stond do drukpers; het grappige speel
goed der Chinccsche jonkbomanning werd
tot zeekompas vervormd, en de rotjes leg
den den grondslag voor het schietgeweer,
waarmee do leenheerlijke wallen van Euro
pa worden stuk geschoten.
De telegraaf in dienst van
de dieren.
Toon dc telegraaf in Noorwegen werd
ingevoerd meenden de beren, toen zij do
draden den wind hoorden gonzen, dab
de palen bijenkorven waren, on zij begon
nen ze uit den gror te graven waardoor
do lijnen vaak gestoord waron. Do spech
ten dachten zekor, dat de A alen vol insec
ten waren, en boorden met hun snavel
gaten in dc palen. Langzaam hielden deze
telegTaafvemiclera met hun vruchteloos
werk oprij werden wijzer door den tijd.
Verschillende andere dieren begonnen zelfs
dc telegraaflijnen te beschouwen als voor
hun persoonlijk gebruik aangelegd.
Een kleine vogel in Natal, die vroeger
rijn nestje in den vorm van een wieg in de
boomen bouwde, ontdokto, dat hij in do
telegraafdraden een veel veiliger nest kon
bouwen, waar do slangen niet bij konden
komen.
Dezo nieuwe methode viel zoozeer in zijn
amaak, dat het vogeltje een gemakkelijk
zijdourtje maakte in hot nest, 'at vroeger
slechts één kleine opening had bezeten aan
dio zijde, die het vorst van de onderhangen-
do takken verwijderd was.
Een andere vogel in Brazilië bouwt even
eens zijn zwaar nest vl aarde op de tele
graafdraden. Papegaaien vooral schijnen
graag do verschillend draden in contact
te brengon en breken ook telkens do porse-
leinon isolatoren .waarop de draden rus
ten. Spinnen bedekken de draden met haar
webben en veroorzaken daardoor vele sto
ringen op de telegraaflijnen, daar de meest
onwaarschijnlijke contacten er liet gevolf
van zijn.
Edison en zijn piano.
Thomas Edison, de beroemde uitvinder,
houdt, hoowol hij conigcrmnto doof is,
hartstochtelijk veel van muziek. Een zijnor
vrienden deelt mede, hoe hij zich tot uit
spanning, den tijd verdrijft. Twee- tot
vlriemalon daags tromme'-t hij uit allo macht
op zijn piano. Hij spoelt niet van do muziek,
maar heeft een vorwonder'ijk goed gehoor
voor volksliederen en bovendien voor
moeilijke airs uit opera's. Zijn hardhoo-
righoid is niet zoo hevig, dat hij geen mu
ziek kan hooren. Het is grappig om te z en,
hoe hij aan rijn instrument de tonen ont
lokt. Het ia alsof hij aan rijn telegrafisch
toestel zit on een dringende depêche over
seint, en ala het ware de beambten op het
andore bureau door zijn bliksemsnelheid
wil overbluffen.
Dikwijls speelt hij een stuk alleen met
den wijsvinger, die dan als een spook over
de toeteen zweeft, x j gaat dikwijls naar
do opera; en als hij dan thuis komt, noe
laat het ook rij, zet hij zich aan de piano
on speelt dan de airs, die hij onthouden
heeft.
Het meest houdt hij van de opeia-comique.
Dikwijl* begint hij met een 6tuk uit „Somi-
ramie" en gaat dan plotseling over op
„De jonge Hertog". Hij speelt niet s'ccht.
I Als men hem spreekt over zijn nuzikaizu
aanleg, dan lacht hij en zogl: ,,Jk rust
I maar een beetje uit."
i k mocht u wel bodankenwant u heeft
mij grooter dienst bewezen dan u ver
moedt: u is juist bijtijds gekomen om mij
tot een besluit te brengen. Als ik u ver
zoek, nu heen te gaan, is het eukol omdat
ik ietB heel zonderlings te doen heb. Zog,
heeft u wel eens gonoord van een Atlas,
die probeerde, zijn aardbol af te werpen?"
„Ik begrijp u niet," mompelde Schmall,
bezig, het kostbaro papiertje in zijn por
tefeuille te borgen.
„Neen, natuurlijk niet. Ik weet niet cons,
of ik mijzelf goed bgerijpmaar ik ga het
toch doen. Dag, Herr Schmall, good en
avond, on denk er aan: geen bommor.
meer 1"
Zoo dra Harold zijn bezoeker kvgt wns,
kleedde hij zich om uit to gaan, liet zijn rij
tuig komen en reed naar rijn club
Hij voelde zioh heusch verlioho; een
strijd, die weken geduurd had, waa besiist.
Hij wist nu precies wat hij wilde; or
dienden enkel eenigc détails geregeld te
worden.
Hij had sohrikkelijk veel haast en liep
snel de zalen door, iemand zoekend. In de
biljartzaal scheen hij gevonden te hebben
dien hij zocht.
„Een oogenblik!" fluisterde hij aan het
groote, rood oor van Jack Bearcroft, zóó
dringend, dat deze jongeling hem dade
lijk volgde naar een ven ster nis, waar nie
mand hen kon beluisteren.
„Jc moet mij eens een vraag beantwoor
den, die Ïa aan n ie man a anders kan doen:
van hoeveel kan iemand behoorlijk leven
netjes, maar niet weelderig hoeveel
per jaar, bedoel ik zonder dat je hou-
"(Jngez. door M. v. d. Heijden te Leiden.)
Jantje: Mama ik ben daar straks haast
ovorroden.
Moedor: Hoe kwam dat, veutje?
Jantje: Ik viel midden op do straat,
maar or was gelukkig gcon wagon in don
omtrok.
Een professor wordt 's nachts uit bod
gebold. Hij roept uit hot raam:
„Wio is daar?"
Ecnige vroolijke studenten roepen terug:
„Er staat een raam bij u open."
Prof.: „Welke?
Studenten: „Waar gij uit hangt."
(Ingez .dooi J. v. Haastrecht, te Kaag.)
Twee hoeren wandelden op den straat
weg langs een spoorweg. Een der wando-
la&rs wag zeor hardhoorend. Juist kwam
er een trein aan on liet de locomotief een
harden gil hooren.
„Hm!" zei de doove, „dat is dc eerste
leouwerik, dien ik in dit voorjaar hoor
zingen."
Kleine Koo komt uit den tuin cn zijn
vader zegt: „Jongen, wat zie je er uit,
precies een klein varkon."
Koo ziet zijn pa vorwondoid aan.
„Nu," zegt zijn pa, „weet jo niet wat
con klein varken is?"
„O ja, pa," antwoordt Koo, ,,het kind
van een groot varken."
Lceringen wekken, voorbeelden trekken,
Ariebuur: „Waarom eet jelui in den
koestal?"
Boer Piet: „Jo woet, onze koo wil in do
laatste dagen niet eten, on nou geven we
haar een goea voorbeeld."
(Ingez. door Anna Bakkor, to Leiden.)
Nauwkeurigo beschrijving.
Onderofficier (tot de recruton)„Kent
gij den kolonel
Rocruut: „Neen."
Onderofficier: „ICcnt gij dan don mar
joor
Rocruut: „Ook niet."
Onderofficier: „Nu, als gc licm ziet, do
kolonel is een weinig dikker aan do ma
joor. Onthoud dit.
Slim.
Elsje: „Tante, houdt u veel van chocola-
do?"
Tante: „O, ik ben er dol op."
Elsje: „Dan zal ik mijn chocolade-bon
bons maar aan grootmama in bewaring go-
ven.
(Ingez. door Johanna Raar, to Leiden).
„Zeg ccna. Piet, bobt gij nooit van hot
kind hooren vertellen, dat ezelinnonmolk
cronk, en zoo sterk werd als een ezel?"
Piet: „Loop heen, dat geloof ik niott
Van wien was dan dat kind?"
Jan: „Wel, van do ezelin, Piet."
„Wolk hcmollichaain, zon of maan, hooft
voor ons het meest» waarde?"
„Do maan," zei Piet, „want zij verlicht
bij donkero nachten onzo aarde."
Dat is een zeer grappig spel, als gij hot
aardig weet te spelen. Ge kunt hot mot zoo
velen spelen, als go zolf maar wilt maar',
do medespelers, dio teekenon kunnen, zul
len er de baas in zijn.
Ieder speler moet voorzien zijn van een'
vel papier en een potlood. Daarna plaatst
ieder deelgenoot op het papier vóór hem
vijf punten, geheel, zooals het hem goed
dunkt, en reikt hot papier aan rijn buur
man ter linkerzijde over. Deze bezit
dan het papier mot de vijf punten
en moet traohtcn daarop con mci-
tohclijke figuur te tceJcenon in zoo
danige houding, Jat één op den hiel van
iederen voet on één op iedere Hand lercciit
gcr of dorst behoeft te hebben of cr sjofol
uit l» zien? Ik heb altijd te veel geld go-
had om dio dingen te begrijpen cn toch zou
ik het graag weten."
„En ik heb altijd te weinig gehad," zei
Jack, die moeite had, tc begrijpen, dat hot
ernst was.
„Wat noem jo dan weinig?" drong Ha/-
rold. „Misschien helpt mij dat op den
weg."
Jack deed een geweldige poging om na tc
donken.
,,'t Hangt cr van af, of je een huis hebt
op te houden..."
„Neen, niets van dat al. Een man alleen,
die alleen wenscht te blijven on geen dure
liefhebberijen heeft."
„Geen paarden?"
„Neen."
„Nu,als er geen paarden of vrouwen in
hot spel rijn, behoeft hij zooveel niet t» heb
ben. Ik ken er wel, die het heel goed doen
met vijfhonderd pond."
„Weet je cat goed?" vroeg Harold, die
zich herinnerde, dat zijn chef-tuinman te
Tongorton vijfhonderd pond had.
„Ik geloof het wel. Maar hij is erg zuinig,
't Is veiliger liet dubbele te nemen," raad-
do Jack goedhartig, mceccnce, ccn armen
drommel een goeden dienst te bewijzen,
den een of ander, dien Gibson wildo pen
sion neeren.
„Dus duizend pond? Kan men hot daaï
meo doen?"
„Tic wou, dat de ouwe vrouw het mij
gaf," zei Jack zoo oprecht, dat hij Harold
overtuigde.
(Wordt veruolgd.)