No. 13743.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 10 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1901.
Offieieele Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Se MOliomaü'.
Kamers van Arbeid voer de Bouwbedrijven, de
Texlielnijverheid en de Voedings- en Genotmiddelen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
ezien de Wet op 6 Kamers van Arbeid
en het Kon. besluit van 6 Januari 1898
(Staatsblad No. 20) tot vaststelling van een
kiesreglement voor die Kamers;
Herinneren de hoornen of bestuurders
van do navolgende bodxijven:
A vertegenwoordigd in do Kamer van
Arbeid voor de Bouwbedrijven.
lo. het bewerken van hout, steen of me
talen het leggen van electrische geleidin
gen of van gas- of waterleidingen; hot
schilders-, stoffeerders-, behangers-, hei
ei's-, stukadoors-, mandenmakers-, aard-
werkers- en straatmakersbedrijfhet ont
worpen van en het houden van toezicht bij
liet uitvoeren van bouwplannen;
2o. de boek-, couranten-, stoen- en plaat-
drukkerijen en de lettergieterijen; de boek
binderijen; do cartonnage- en de photogra-
phic-inrichtingen,
B Voutagonwoordigd in do Kamer van
Arbeid voor de Toxtiolnijveriioic:
do spinnerijen, weverijen, ververijen, blee-
korijen on drukkerijen van wol, katoen of
linnen;
de katoenvleckterijen de nettenmakerijen,
ide breder ij en de watten-, kapok- of veeren-
beroiderijen, de zadelmakerijen, de vellen-
blooterijen, de leerlooierijen en de zeemle-
derfabrieken
het vervaardigen van kleederen, hoeden en
schoenen; de wasch- en strijkinrichtingen
en ds kleederververijon
O vertegenwoordigd in do Kamer van
Arbeid voor de Voodings- cn Genot
middelen:
3 o. de brood-, koek-, beschuit-, suiker- cn
banketbakkerijen
c a cacoa- en de chocolade-, de meel- en de
zuivelfabrieken
do tabak- en sigarenfabrieken;
de bierbrouwerijen do jenever- cn do li-
keu -.-r&ckerij en
benevens de minoraalwaterfabrieken
de slagerijen;
"de zeepfabrieken;
2o. de fabrieken van verduurzaamde lo-
Vensmidnolen
aan hun vbipliohting om vóór 15 Januari
'el k. een lijst of zoo noodig lijsten op te mar
Kt»n van de namen en do voornamen der
mannelijke en vrouwelijke personen, die in
nun bedrijf binnen het gebied der boven
genoemde Kamer van Arbeid (welk gebied
zich alleon uitstrekt over de gemeente Lei
den) als patroons of in hun dienst als
werkl iodon werkzaam rijn geweest ge
durende het laatst verloopen kalenderjaar,
voor zooveel de onder A 2o., B en 0 lo.
genoemde bedrijven betreft, of gedurende
het laatste tijdvak van 7 maanden, dat ge
werkt ia in dc bodrijvcn, genoemd onder
A lo. en C 2o.
en om die lijst oflijstonvóórl5
J a n u a r i e.k. aan hun Collogo in te
zo n dl on.
Onder patroons vorstaat do wet do
hoofden of bestuurders van een bedrijf,
waarin ten minste tón persoon boven de
twintig jaar tegen gen^t van loon werkzaam
is, en allen, die op het beheer der hoofden
of bestuurders toozicht houden, benevens
hen, die door het hoofd of den bestuui'der
;an een bedrijf in den regel belast worden
met het ontworpen van wetenschappelijke
plannen en modellen of mot het doen van
wetenschappelijke proeven, de procuratic-
h<~ dera, alsmede de personen, die bij ont
stentenis van het hoofd of den bestuurder
van het bedrijf, dat hoofd of dien bestuur
der vervangen.
Onder werklieden verstaat do wet
alle anderen, die teg^-.i genot van loon in
een bedrijf werkzaam zijn, behal o degenen,
die geheel of gedeeltelijk gezag over ande
ren uitoefenen.
Op die lijsten mogen niet vermeld
worden zij, die gedurendo het laatst ver
loopen kalenderjaar, waarin in de onder
A 2o., B cn C lo. genoemde bedrijven is
gewerkt of, voor zooveel de onder A lo. en
C 2o. vermelde bedrijven betreft, die gedu
rende liet laatste tijdvak van 7 maanden,
niet binnen het gebied der bovengenoemde
Kamers van Arbeid bij hetzelfde hoofd of
(donyxlfden bestuui'der werkzaam rijn ge
weest.
Op die lijsten behoeven niet vermeld te
worden zij, die geen ingezetenen des Rijks
of geen Nederlander zijn of die op den loden
Februari e.k. den leeftijd van 25 jaren niet
zullen hebben bereikt.
Zij, die gedurende het laatst verloopen.
kalenderjaar, waarin de onder A 2o., B en
C lo. genoemde bedrijven is gewerkt, o
voor zooveel do onder A lo. en C 2o. ver
melde bedrijven betreft, gedurende het
laatste tijdvak van 7 maanden niet in het
zelfde bedrijf van hetzelfde hoofd of don-
zelfdon bestuurder zijn werkzaam geweest
en die aanspraak kunnen maken om ge
plaatst te worden op een kiezerslijst voor
bovengenoemde Kamers van Arbeid, rijn
bevoegd daarvan vóór 15 Januari e.k. aan
gifte to doen bij Burgemeester on Wethou
ders voornoemd.
De formulieren dezer aangif
ten, zoomede die der 1 ij sten zijn
kosteloos voor b ela ngkebbon-
don ter G e m oc n t c-S o c r e t a r i o
verkrijgbaar
Voorts worden de hoofden en bestuurders
van de hier boven genoemde bedrijven er,
voor zooveel noodig, aan herinnerd, dat
liet opmaken en inzenden dor lijsten een
verplichting is, tegen wier nict-nakoming
straf is bedreigd bij artikel 43 der Wet op
de Kamers van Arbeid, luidende als volgt:
Hij, diowedorrochtelijk nietvol-
cloet aan een hem inoenigon
krachtens deze wet uitgevaar-
digdeoi algomeoQon maatregel
van bestuur opgelegde verpl ioh-
ting wordt gestraft mot hechte
nis van ten hoogste 1 d dagen
of geldboete van ten hoogste vijf
on zeventig guldo n."
Burgemeester on Wethoudenrs voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 10 Dec. 1904.
»,D c Standaard" zegt, dat er geen
sprake van kan rijn, cat de antirevolutio
nairen in de tegenwoordige Kieswet zou
den berusten. Zij blijven van oordeel, dat
de wet op verkeerden grondslag rust en to
eng is. Do antirevolutionaire partij heeft
sincs jaren de aandacht gevestigd op het
Ru iam amskiesrechb.
„Dat hiermede", aldus schrijft hel blad,
„nooit bedoeld is en nooit bedoeld kon zijn,
geen ander kiesrecht can van gezinshoof
den toe te laten, sprak vanzelf. De volle
organisatie toch der volken komt vol
strekt niet alleen door hot gezinsleven tot
stand Er zijn tal van andere organen, dio
het volksleven mode in stand houcen. Een
organisch kiesrecht moet derhalve veelzij
dig zijn.
Maar al heeft de anti-revolutionaire par
tij hiermede do organische idee voor het
kiesrecht op den voorgronc geschoven, als
protest tegen het individueele of atomis
tische, daarom kan nog volstrekt niet ge
zegd, noch dat dit dcnkbeelo reeds is door
gedacht of uitgewerkt, noch ook, dat het in
onzen kring reeds op aller instemming re
kenen kan.
Dit was natuurlijk. Zoolang de anti-re
volutionaire partij er nog in de verte niet
aan cienken kan om de helft plus 1 der
beide Kamers te bezetten, weet ze vooruit,
dat cr niet de minste kans is, dat ze haar
denkbeeld, zoolang het bij geen der andere
partijen bijval vindt, in eeu wet zou kun
nen belichamen Zelfs zou ze met do helft
plus 1 er nog niet komen, want cr zou
Grondwetsherziening voor noodig zijn; en
daar wij ons steeds tegen een blanco-arti
kel in de Grondwet verzet hebben, was het
klaar als de dag, clat het oogenblik nog
volstrekt niet gekomen was, om het op den
voorgrond geschoven denkbeeld reeds in
bijzonderheden te gaan uitwerken. En
zulks te minder, omdat men, in een be-
staanden toestand rijn denkbeeld inschui
vende, steeds daar ontkiezeren van wat
kiezer is niet gaat rekening zal hebben
te houden met Ten toestand, dien men eerst
vinden zal op het oogenblik, dat men tot
detail-uitwerking geroepen wordt. En dan
zal natuurlijk op de organische verschijn
selen van wetenschap, kunst, handel, lanc'-
bouw, nijverheid en arbeid evonzoo te let
ten zijn, als op de organisatie, die in het
gezin bestaat.
In ons program van beginselen zullen wo
dan ook nu, gelijk steeds, voor een meer
organisch kiesrecht moeten opkomen,
maar zonccr dat wo daarom in ons pro
gram van actie reeds aanstonds op invoe
ring van een bepaald stelsel kunnen aan
dringen.
Zoolang wc in beide Kamera niot op meer
clan een klein vierde rekenen kunnen, mag
ons program van actie nooit anaers San
zulke onderwerpen opnemen, voor wier
verwezenlijking we op samenwerking met
andere partijen hope koesteren. En daar
aan zijn we, voor wat het kiesreent aan
gaat, nog niet toe.
Do revolutionaire democraten, zoo sooia-
listen als vrijzinnigen, hebban zich in het
individueele stelsel van het algemeen kies
recht meer dan ooit vastgezet. Met hen is
alle saamwerking ten deze aJzoo uitgeslo
ten, tenzij wij, ons eigen beginsel verzaken
de naar hen willen ovcrloopen. En wat de
„Unie"-liberalen en „Oud"-liberalen aan
gaat, mag vastgesteld, dat zo, iu het oude
stelsel ingeroest, slechts gradueel van do
eerstgenoemde partijen verschillen.
Bij do Christolijk-liistoriscke cn bij do
Roomsche staatspartijen is de vraag, hoe
in do toekomst het kiesrecht zal te regelen
zijn, nog bijna niet aan de orde geweest,
en heel wat bespreking zal neg moeten
voorafgaan, eer valt uit te maken, of men
over clit punt tot genoegzame eenstemmig
heid zal kunnen geraken, om spijkers mot
koppen te slaan. Het is te hopen, cn we
wanhopen er niet aan; maar op dit oogen
blik rijn we zoo ver nog niet. Men kan in
zulk een geval zijn eigen denkbeeld niot
eenvoudig opdringen, maar moet, op eigen
lijn voortgaande, gestaaig pogen tot toe
nadering cn aaneensluiting te geraken."
„Do Niouwe Courant" bespreekt
het denkbeeld om het kieerechtar-
t i k e 1 der Grondwet te herzien in
dezen geest, oat do regeling der kiesbe
voegdheid geheel aan den gowoncn wetge
ver wordt overgelaten.
„Nadat," zoo schrijft rij, „hot aantal kie
zers der ouco wet door voorloopige rege
ling van 1887 is verdubbeld en vervolgens
opnieuw vordubbold door de Kieswet van
1890, betoogen enkele partijen in hot land,
dat reeds nu, acht jaar later, een derde
vordubbeling hoog noodig is on dat men,
om die te verkrijgen, zelfs tegen al den ar
beid en den omslag ecner Grondwetsher
ziening niot moot opzien. Do liberalen
daarentegen zijn van oordeel, dat algemeen
stemrecht geen aanbeveling verdient cn dat
in ieder geval do kiesrechtquaeslie in het
geheel niet urgent is. In overeenstemming
daarmee heeft mr. S. van. Houten den
oisch gesteld, dat men „dit twistpunt tus-
schon do anti-clericalen" ovenals bij de
verkiezingen van 1887 zou laten ruston.
Naar het 6chijnt, willen Be radicalen
van een dergelijkcn oisch niet weten on
dat is hun zaak. Maar dit is zekor: het
dwaaste, wat liberalen in deze omstandig
heden zouden kunnen ooen, ware zich be
reid te verklaren om mode te werken aan
een beweging tot Grondwetsherziening,
welke als uitgesproken en onbetwistbaar
vloei heeft do invoering van algemeen
kiesrecht... dat zij niet Begecron 1
Een dwaze politiek, maar ook een onop
rechte en lafhartige, welke hun, die haar
volgden, tot oneer en tot verderf zou strek
ken. Wij weten het wel, de stem der „de
mocraten" klinkt aanlokkelijk, die den li
beralen toeroept: Er ia samenwerking noo
dig tegen de rcgeeringscoalitie; om die
to bereiken zijn wij tot geenerlei concessie
Bereid, maar voor u is het zoo gemakkelijk
tot ons over te kooien. Gij hebt alleen
maar to helpen, dat do Grondwet ons niet
moor in den weg sta; velen uwer hebben
trouwens vaak te kennen gegeven, dat zij
het bestaande Grondwetsartikel allerminst
bewonderen. Tegen dat artikel dus, alle
mit einander" I wij om het algemeen
kiesrecht mogelijk te maken, gij om het
ministerie te bevechten. Nadat do Grond-
web zal herzien zijn, kunt gij immors bij
de bohandeling der dan to verwachten
kieswet-wijziging u verzetten tegen alge
meen stemrecht, zooveel gij wilt.
Laten do liberalen toch niet tuimelen in
dien val. Laten rij toch vragen, waarvoor
degonan, die hen tot iets dergelijks uitnoo-
digon, hen aanzien I Welk oen. openbaar
paskwil zou hot zijn, indion liet land do
liberalen, die eonigo geestelijke ontwikke
ling of ccnigen welstand noodig achten
voor een bohoorlijk uitoefenen van het kies
recht, achter do democraten zag oprukken
mot het onkolo dool om de kenteekenon,
daartoo in do Grondwet geschreven, uit
die hoogste staatswet te verwijderen, en
hen onmiddellijk daarna want dit ware
onvermijdelijk allo moeite zag doen om
zo te herstellen in do wet. WcLk een onwa
re, onwaardige cn belachelijke rol wil men
hen doen speden 1"
Hot kan wol zijn, zegt het blad verder,
dat degenen, dio adviseer en tot een zoo
zwaar oompromiüteeronde compromis-po
litiek, bewust of halfbewust beheerscht
worden door bet denkbeeld, dat do libera
len gerust kunnen mee roepen om algemeen
stemrecht of om Grondwetsherziening in
1905, omdat ze daarmee toch niet hot min
ste suooes zullen hebben ón wegens den te
genzin, die hiertegen zoowel aan do rech
ter- als aan de linkerzijde bestaat, èn we
gens de uiterst geringe kans op het ver-
krijgon cenor Grondwetsherziening bij de
tegenwoordige samenstelling der Eerste
Kamer.
„Naar dio opvatting ware dan ook het
„blanco-artikel 80" niets anders dan eou
lous, een ledig woord, cat men ons uitnoo-
digt mede uit te galmen, al staat het be
grip, dat er in besloten ligt, ons beslist
tegen. Het is dan een „articlo de saison"
voor 1905, dat afgedankt zal worden als
het zijn dionst gedaan of (wat veel waar
schijnlijker is) gemist zal hebben.
Denn ebon wo Begriffc fehlcn,
Da stollt ein Wort zur rechten Zeit sich
oin...
Een raad van Mcphisto reden genoeg
om op zijn hoede te zijn. En in ieder geval
zelfs zoo het opvolgen er van kans op suc
ces mocht bioden, af te wijzen met cezo twee
woorden:' Infra dignitatem"
Het „Ha ndelab lad" meent, dat „De
Nieuwe Üourant" bij hetgeen zij te
gen een blanco-artikel ovor het kiesrecht
in de Grondwot schreef, geheel voorbijziet
de treurige lijdensgeschiedenis, die de libe
rate paitij mot art. 80 in 1894 heoft door
gemaakt, toen de kicswot-Tak van Poort
vliet «schipbreuk heeft geleden op do uit
legging, door een deel der vrijzinnigen aan
dat artikel met zija „kcnteckonen" gege
ven. Zoolang dót artikel onveranderd
blijft zegt hot „Handelsblad"
staat het aan een ratrioneolo herziening der
kieswot in den weg.
„Wanneer dus clo liberalen, zoodra do
tijd daaitoo gekomen is, tot de wijziging
van art. 80 medeworken, dan zullen zij dit
doen om den weg tc banen, niet voor al
gemeen stemrecht, dat andoren wenschen,
maar voor een geleidelijke uitbreiding de/
kdeabevocgdheid, die hun wensch is, doch
nu door hot kenteekenen-artikel Delcui-
mord wordt.
Wat onwaars, wat onwaardigs, wat be
lachelijks is hierin gelegen?
Wij lieijialcn ons beroep op do uitne
mende woordon van mr. Van Houten in de
toelichting van zijn voorstel van 1881:
„Om iets tot stand te brengen, moet er
een vereen igingspunt gezocht worden,
waarbij de een genoeg verkrijgt om de be
reiking van het verder liggende to willen
uitstellen, en de ander, dio cventucclc
verdere stappen niet zou willen mededoen^
genoeg behoudt om zijn medewerking t^
verleenen.
Evenmin als de heer Van Houten toenl
met deze woorden iets onwaardigs heefti
aangeraden, golooven wij thans in strijd
met do waardigheid te handelen door diti
goede voorbeeld te volgen.
Door do Regeering ia bij de Tweede Ka-»
mor een wetsontwerp ingediend tot wijzi
ging on aanvulling van het Wetboek van;
Strafrecht. Het artikel onder het hoofd
„bedrog" luidt in do tegonwoordige wot
als volgt:
„Hij, dio oot of drink war on of
gen cos middelen verkoopt, to koop
aanbiedt of aflevert, wetende, dat zij v o r-
v a 1 s o b t zijn en die vervalsching vori
zwijgondc, wordt gestraft, onz."
In dit artikel nu wordt do volgende wij
ziging voorgesteld:
„Hij, die eet- en drinkwaren of genees-
middolon verkoopt-, aflevort of ten verkoop
in voorraad heeft, wetende of rodelijker-i
wij zo moetende vormoodon, dat zij ver*
valscht zijn, wordt gestraft, onz."
JU et „Maandblad tcgon do Ver»
v a 1 a c li i n g o n" zegt naar aanleiding
daarvan:
„Wij hebben reeds herhaaldelijk denj
wensoh uitgesproken, dat het bedoolde arti*
kei veranderd mocht worden, daar geen enJ
kele vervalschor natuurlijk tot do bekente
nis to bewegen zal zijn, dat hij wist vor-
vatechto waren to verkoopen .terwijl het be
wijs uit koopmansboeken eveneens zeer
moeilijk te leveren is, daar ook, al zoude hij
in het bezit rijn van door hem ingekochte
waren, dio tor vcrvoJeohing moeten dienen,
hot feit van het mengen gewoonlijk óf
zondor getuigen óf met behulp van medo-'
pliohtigon geschiedt.
Heb komt ons ovenwol voor, onder er
kenning van do goodc bedoeling van do'
Regeering, dat do bedoeldo wijziging niet
voldoondo goacht moot worden. Waarom do
bepaling „redelijkerwijze moetendo vermoe
den." Het is duidelijk, dat iodor vorval-
scher „redelijkerwijze" zal zoggen ,dat een
vermoeden van vervalsching nooit bij hem
opgekomen is, on hij gcon chemisohe ken
nis genoeg bezit om dc ver valsching to
kunnon „vormoodon" 1
Wij houden vast aan ons grondbeginsel,
dat ,wio ieta vorkoopt behoort to weten'
wat hij verkoopt en in geval van
twijfel of onwetendheid zich daarom treat
kan laten voorlichten door schriftelijke ver
klaringen van zijn leverancier." Alleon dan
zal hot mogelijk zijn, dc vorvnJsahingeii'
met kracht to bestrijden, indien geen v.;r«
antwooidelijkhoid door den verkoopcr v.in
ziek afgeschoven zal kunnen worden, on dc-,
zo verplicht is het publick die garantie to
geven, welke liem óf door eigen overtui
ging, indien hij zelf fabrikant is, óf door
ver brouwde deskundige verklaring gegeven
is geworden."
In „Do Volksbod o", orgaan tot
handhaving van het Christelijk-historisch
karakter der natie, bespreekt ids.) G H.
W(agenaar) to L(ccuwardon) bet aan do
„Deli-Courant" uit Batavia geseind bo-
{rifchti, dat de gouvornour-gonfiraal Y a n
Houtsz den bisschop van Batavia
veroorloofd heeft dienstreizen to
ooen in do Minahaesa, tot nu toe voor
do katholieke zonding gesloten.
Schrijver merkt op, dat generaal Van
Heutsz do eerste Roomsche landvoogd is,1
die tot gouverneur-generaal werd benoemd,
ou dat zijn eerste daaa srhier een puur-
Roomsehe daad is, waarmede aan het pro
testantisme een kaaks ag gegeven wordt.
Het gekerstend zendingsvold der Mina^
hassa is een vrucht en de kroon concr pro-'
tcstantsche zendingsaotie. Liberale landJ
voogden hebben tot dusver gewaakt, dat»
de Roomsche kerk in dit land niot. het vuurt
van den rdigicstrijd deed ontbrandon.
Doch thans worat de eerste schrede gezet»
op den weg die hoogst bederfelijke gevolge^
kan kobben. Het is een der teleurstellin
gen, welke ons Christelijk ministerie aani
het protestantsok bewustzijn bereidt.
22)
„Waarom doet u dat dan ook niet?"
„Omdat..." Harold stokte.
„Omdat u do gedachten niet kwijt kunt
woiden, dat al dat geld niet voor óén mensoh
mag dienen is het niet zoo? Ik weet niet
veel van geld af, behalve gebrek er aan
maar ik heb ook wel eens gedookt, dat een
millionnair om gelukkig te zijn zenuwen
moet hebben van ijzer en staal, maar ook
een hart van steen. In mijn oogen is hij een
soort Atlas, gedoemd om de wereld op zijn
schouders te torsen, en een gouden wereld
moet zwaai zijn, verbeeld ik mij."
„O, u begrijpt het!"
Dit klonk dankbaar. Het bracht hem al
weer nader tot haar.
„Weet u wel, dat u de eerste is, die mij
niet bespottelijk vindt? Trouwens, ik vind
soms mijzelf bespottelijk; sommige dingen
ko^cn mij komiek voor, bijvoorbeeld, als de
lui meenen, dat alle gewoon mensckelijke ge
voelens mij noodzakelijk vreemd moeten
rijn. Mij werd eens gevraagd of ik van geld
was gemaakt do viager was nog geen
vaer jaar; maar op mijn woord, massa's
volwassen menschen zien mij aan, of ze de
zelfde opinie hebben.
Agatha knikte, zonder dadelijk tc spreken,
ooch de sympathieke blik in de diepe oogen
was antwoord genoeg.
t Is duidelijk, dat 'de gouden werela
uw schouders pijnlijk drukt."
jjZoo erg, dat ik er soms over donk2 den
last geheel af te schudden."
„Hoe?"
„Door hem te geven aan iemand met
sterke zenuwen, en mij terug te trekken in
de rijen der gewone stervelingen."
„U spreekt tooh niet in ernst?"
„Och neen, me-n doet zoo iets niet in het
loven. 't Is onkel een aangenaam visioen,
heel aangenaam, in oogenblikken, als
de menschelijke laagheid te kwellend
wordt."
„U moet niet zoo spreken, dat bederft
uw gezicht. U moet niot bitter zijn. Laat
die menschelijke laagheid maar rusten, al
thans zoolang u pooeert."
„Do menschen, die mij benijden, weten
niet, hoe dikwijls ik hen benijd. Zij zien
wait ik heb, maar niet, wat ik mis. De vol
doening van eigen werk bijvoorbeeld. Wat
geeft het, of ik zelf wat maak, als ik het
mooiste kan krijgen door een chèque te tce-
kenen
„Heusah", zei Agatha met een kinderlij-
kon lach, „u maakt mij dankbaar, dat ik
niot als miWionnair geboren ben 1"
„En er is nóg iemand, dien ik benijdde
man, die zeker if, dat alle vriendelijkheid
enkel gericht is aan zijn persoon; dat dc
menschen van hean houden om zijn eigen
qualitoiten..."
„Blijf zool" riep Agatlia, bijna gebie
dend; „dat is de uitdrukking, die ik heb
ben moet."
Hij gehoorzaamde, bijna onbewust. Op
dit oogenblik dacht hij noch aan het por
tret, noch aan de vrouw tegenover hem; hij
dacht, met pas ontwaakten twijfel, aan
haar, aan wie hij gebonden was. Hij kon
niet zeggen, wanne r die twijfel precies ge
boren was; maar hij was or. Niet alleen
zijn gevoelens jegens haar begon hij te ver
denken, maar ook omgekeeiv
„Dus dht is er in rijn gezicht 1" dacht
Agatha, die zich haastte met schetsen. En
luid sprak zij:
„Yanmidaag maak ik het binnen klaar
en morgen begin ik in ernst. Ik geloof, 'dat
ik het nu kan wagen."
In do weken, die volgden, vorderde het
portret, cn daarmee de intimiteit tusschen
model cn artiste- Harold wist niet, of haar
belangstelling enkel het model gold, maar
rijn eigen gedachten werden steods meer
vervuld van dat. schoon e wezen, met de
oogen van een vrouw en den lach van een
kind, wier gelaat het kenteoken droeg van
het genie. Dagelijks kreeg hij 'dieper in
zicht in een eigenaardige 6feer, waar de
wereld en de wereldsche zaken zoo geheel
anders getaxeerd werden dan daarbuiten.
Haar ideal.sme wierp zelfs een lichtstraal
op de verpersoonlijking van het mislukte
talent, die haar vader was.
Harold wist nu wel, van waar de harde
trek om haar mond kwam. Haar sterkte
was die van geestdrift en karakter, en hoe
zeer hij het sentiment bewonderde, was er
in die dwepcnce toewijding aan de kunst
iets, dat hem vaag mishaagde. Het deed
hem onprettig aan, als hij haar hoorde
spreken over een toekomst, vervuld door
haar kunst. Zelfs haar opgaan in het por
tret kon haar niet voldoen, als was het haar
oigen.
Grant kwam nu en dan kijken, met een
beschermend air. Agath'a sprak zelden over
hem. Eens echter, toen Harold eenige
aquarellen bekcok, allen naar hetzelfde mo
tief, een zuidelijk landschap, explioeerJc
zij:
„Dat is eon dor plekj in ce wereld,
waarvan ik het meest houd. Misschien al
leen om de vrouw, die er woont, on dio
voor mij de geest is van het tafereel. Zij is
do eenige vriendin, die ik heb; wel vreemc,
want zij is oud genoqg om mijn moeder te
kunnen zijn er is zolfs een tijd geweest,
toen ik dacht, dat ze mijn mooier zou wor-
cen.
Een droevig lachje kwam met die woor
den.
„Die goede papa kan nooit weerstand
bieden aan schoonheid, in welken vorm hij
dio ontmoet. En wie weet? misschien
zou zij hem gered hebben, wat ik niet kan.
Doch ik kan het haar niet kwalijk nemen,
dat ze de taak nfet aandurfde."
„En zij woont daar?" vroeg Harold, ge
troffen door het vertrouwelijke der mede
deel ing.
Op do studie las hij: „Berramonte", en
eon datum, ongeveer vier jaar oud.
„Ja, nu altijd. Zij en het landschap hoe
ren bij elkaar. Zij is heel mooi, en daarom
houd ik van haar, maar nog meer houd ik
van haar lv ->rlijk vrijen geest. Alles om eü
in haar is groot en breed, alleen Kaar li
chaam niet; dat is lieflijk teer en klein.
En Sylvia? Wat die verdwenen uit Har
rol'ds leven, zooals ze verdwenen was uit
rijn gedachten?
Dat niet, al had hij haar in geen weken
gezien. Na een paar ontmoetingen, waar
aan Sylvia's tact ternauwernood het ge-
dwongene had kunnen ontnemen, achtte
zij het raadzaam, con afstand to laten wer
ken, on nam een uitnoodiging voor Schot
land aan. Hoe haar verloofde van zijn vrij-i
heid gebruik maakte, kon haar weinig!
schelen. Ze had zich nooit ingebeeld, clat'
zo rijn hart bozat; maar ze had zijn woord,)
dat was voldoende, 't Had behoorlijk
zwart op wit in de „Times" gestaan; zij'
werd openlijk gefeliciteerd en in het go-;
hcim vcrwenscht door alle mannenjaag-
stora.
Voor Harold was haar vertrek een on uit»
sprekolijko verlichting. Het stelde hom ia'
6taat, een droom to droomen, weken lang,)
al was hij zich half bewust, dat het slechte
con droom was. Het ontwaken zou komen,;
als het portret af was. Geen wonder, oat
hij mot schrik hieraan dacht.
X.
Een van Harolds ongeslaagde pogiugeil
om net te zijn als „gewone" monschcn, was,
dat hij dikwijls gebruik maakte van omni'
bus of oiulergrondsehcn spoorweg.
En zoo kwam hel, dat liij op een Novem*
bor-avond, in een coupe van do „tube't
plotseling Tottde Delfield voor zich zag, ill
gezelschap van eon Lom onbekende vrien/
din. Maar het was dezelfde Tottie niet
meer. Wel hetzelfde Duitsche poppenge(
zicht, maar een gezicKt, waaruit alle kleui
verdwenen was, en welks trokken pijnlijk
waren geworden.
In de lift had hij gelegenheid, haar evea
te spreken.
„Wat scheelt cr aan?" vroeg hij. Er wa*
geen tdjd voor een lange inleiding. „Wan$
er echerit iets aan, nietwaar?"
(Wordt vervolgd.)