No. 13743. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 10 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901. Offieieele Kennisgeving. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Se MOliomaü'. Kamers van Arbeid voer de Bouwbedrijven, de Texlielnijverheid en de Voedings- en Genotmiddelen. Burgemeester en Wethouders van Leiden; ezien de Wet op 6 Kamers van Arbeid en het Kon. besluit van 6 Januari 1898 (Staatsblad No. 20) tot vaststelling van een kiesreglement voor die Kamers; Herinneren de hoornen of bestuurders van do navolgende bodxijven: A vertegenwoordigd in do Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven. lo. het bewerken van hout, steen of me talen het leggen van electrische geleidin gen of van gas- of waterleidingen; hot schilders-, stoffeerders-, behangers-, hei ei's-, stukadoors-, mandenmakers-, aard- werkers- en straatmakersbedrijfhet ont worpen van en het houden van toezicht bij liet uitvoeren van bouwplannen; 2o. de boek-, couranten-, stoen- en plaat- drukkerijen en de lettergieterijen; de boek binderijen; do cartonnage- en de photogra- phic-inrichtingen, B Voutagonwoordigd in do Kamer van Arbeid voor de Toxtiolnijveriioic: do spinnerijen, weverijen, ververijen, blee- korijen on drukkerijen van wol, katoen of linnen; de katoenvleckterijen de nettenmakerijen, ide breder ij en de watten-, kapok- of veeren- beroiderijen, de zadelmakerijen, de vellen- blooterijen, de leerlooierijen en de zeemle- derfabrieken het vervaardigen van kleederen, hoeden en schoenen; de wasch- en strijkinrichtingen en ds kleederververijon O vertegenwoordigd in do Kamer van Arbeid voor de Voodings- cn Genot middelen: 3 o. de brood-, koek-, beschuit-, suiker- cn banketbakkerijen c a cacoa- en de chocolade-, de meel- en de zuivelfabrieken do tabak- en sigarenfabrieken; de bierbrouwerijen do jenever- cn do li- keu -.-r&ckerij en benevens de minoraalwaterfabrieken de slagerijen; "de zeepfabrieken; 2o. de fabrieken van verduurzaamde lo- Vensmidnolen aan hun vbipliohting om vóór 15 Januari 'el k. een lijst of zoo noodig lijsten op te mar Kt»n van de namen en do voornamen der mannelijke en vrouwelijke personen, die in nun bedrijf binnen het gebied der boven genoemde Kamer van Arbeid (welk gebied zich alleon uitstrekt over de gemeente Lei den) als patroons of in hun dienst als werkl iodon werkzaam rijn geweest ge durende het laatst verloopen kalenderjaar, voor zooveel de onder A 2o., B en 0 lo. genoemde bedrijven betreft, of gedurende het laatste tijdvak van 7 maanden, dat ge werkt ia in dc bodrijvcn, genoemd onder A lo. en C 2o. en om die lijst oflijstonvóórl5 J a n u a r i e.k. aan hun Collogo in te zo n dl on. Onder patroons vorstaat do wet do hoofden of bestuurders van een bedrijf, waarin ten minste tón persoon boven de twintig jaar tegen gen^t van loon werkzaam is, en allen, die op het beheer der hoofden of bestuurders toozicht houden, benevens hen, die door het hoofd of den bestuui'der ;an een bedrijf in den regel belast worden met het ontworpen van wetenschappelijke plannen en modellen of mot het doen van wetenschappelijke proeven, de procuratic- h<~ dera, alsmede de personen, die bij ont stentenis van het hoofd of den bestuurder van het bedrijf, dat hoofd of dien bestuur der vervangen. Onder werklieden verstaat do wet alle anderen, die teg^-.i genot van loon in een bedrijf werkzaam zijn, behal o degenen, die geheel of gedeeltelijk gezag over ande ren uitoefenen. Op die lijsten mogen niet vermeld worden zij, die gedurendo het laatst ver loopen kalenderjaar, waarin in de onder A 2o., B cn C lo. genoemde bedrijven is gewerkt of, voor zooveel de onder A lo. en C 2o. vermelde bedrijven betreft, die gedu rende liet laatste tijdvak van 7 maanden, niet binnen het gebied der bovengenoemde Kamers van Arbeid bij hetzelfde hoofd of (donyxlfden bestuui'der werkzaam rijn ge weest. Op die lijsten behoeven niet vermeld te worden zij, die geen ingezetenen des Rijks of geen Nederlander zijn of die op den loden Februari e.k. den leeftijd van 25 jaren niet zullen hebben bereikt. Zij, die gedurende het laatst verloopen. kalenderjaar, waarin de onder A 2o., B en C lo. genoemde bedrijven is gewerkt, o voor zooveel do onder A lo. en C 2o. ver melde bedrijven betreft, gedurende het laatste tijdvak van 7 maanden niet in het zelfde bedrijf van hetzelfde hoofd of don- zelfdon bestuurder zijn werkzaam geweest en die aanspraak kunnen maken om ge plaatst te worden op een kiezerslijst voor bovengenoemde Kamers van Arbeid, rijn bevoegd daarvan vóór 15 Januari e.k. aan gifte to doen bij Burgemeester on Wethou ders voornoemd. De formulieren dezer aangif ten, zoomede die der 1 ij sten zijn kosteloos voor b ela ngkebbon- don ter G e m oc n t c-S o c r e t a r i o verkrijgbaar Voorts worden de hoofden en bestuurders van de hier boven genoemde bedrijven er, voor zooveel noodig, aan herinnerd, dat liet opmaken en inzenden dor lijsten een verplichting is, tegen wier nict-nakoming straf is bedreigd bij artikel 43 der Wet op de Kamers van Arbeid, luidende als volgt: Hij, diowedorrochtelijk nietvol- cloet aan een hem inoenigon krachtens deze wet uitgevaar- digdeoi algomeoQon maatregel van bestuur opgelegde verpl ioh- ting wordt gestraft mot hechte nis van ten hoogste 1 d dagen of geldboete van ten hoogste vijf on zeventig guldo n." Burgemeester on Wethoudenrs voornoemd, DE RIDDER, Burgemeester. VAN HEYST, Secretaris. Leiden, 10 Dec. 1904. »,D c Standaard" zegt, dat er geen sprake van kan rijn, cat de antirevolutio nairen in de tegenwoordige Kieswet zou den berusten. Zij blijven van oordeel, dat de wet op verkeerden grondslag rust en to eng is. Do antirevolutionaire partij heeft sincs jaren de aandacht gevestigd op het Ru iam amskiesrechb. „Dat hiermede", aldus schrijft hel blad, „nooit bedoeld is en nooit bedoeld kon zijn, geen ander kiesrecht can van gezinshoof den toe te laten, sprak vanzelf. De volle organisatie toch der volken komt vol strekt niet alleen door hot gezinsleven tot stand Er zijn tal van andere organen, dio het volksleven mode in stand houcen. Een organisch kiesrecht moet derhalve veelzij dig zijn. Maar al heeft de anti-revolutionaire par tij hiermede do organische idee voor het kiesrecht op den voorgronc geschoven, als protest tegen het individueele of atomis tische, daarom kan nog volstrekt niet ge zegd, noch dat dit dcnkbeelo reeds is door gedacht of uitgewerkt, noch ook, dat het in onzen kring reeds op aller instemming re kenen kan. Dit was natuurlijk. Zoolang de anti-re volutionaire partij er nog in de verte niet aan cienken kan om de helft plus 1 der beide Kamers te bezetten, weet ze vooruit, dat cr niet de minste kans is, dat ze haar denkbeeld, zoolang het bij geen der andere partijen bijval vindt, in eeu wet zou kun nen belichamen Zelfs zou ze met do helft plus 1 er nog niet komen, want cr zou Grondwetsherziening voor noodig zijn; en daar wij ons steeds tegen een blanco-arti kel in de Grondwet verzet hebben, was het klaar als de dag, clat het oogenblik nog volstrekt niet gekomen was, om het op den voorgrond geschoven denkbeeld reeds in bijzonderheden te gaan uitwerken. En zulks te minder, omdat men, in een be- staanden toestand rijn denkbeeld inschui vende, steeds daar ontkiezeren van wat kiezer is niet gaat rekening zal hebben te houden met Ten toestand, dien men eerst vinden zal op het oogenblik, dat men tot detail-uitwerking geroepen wordt. En dan zal natuurlijk op de organische verschijn selen van wetenschap, kunst, handel, lanc'- bouw, nijverheid en arbeid evonzoo te let ten zijn, als op de organisatie, die in het gezin bestaat. In ons program van beginselen zullen wo dan ook nu, gelijk steeds, voor een meer organisch kiesrecht moeten opkomen, maar zonccr dat wo daarom in ons pro gram van actie reeds aanstonds op invoe ring van een bepaald stelsel kunnen aan dringen. Zoolang wc in beide Kamera niot op meer clan een klein vierde rekenen kunnen, mag ons program van actie nooit anaers San zulke onderwerpen opnemen, voor wier verwezenlijking we op samenwerking met andere partijen hope koesteren. En daar aan zijn we, voor wat het kiesreent aan gaat, nog niet toe. Do revolutionaire democraten, zoo sooia- listen als vrijzinnigen, hebban zich in het individueele stelsel van het algemeen kies recht meer dan ooit vastgezet. Met hen is alle saamwerking ten deze aJzoo uitgeslo ten, tenzij wij, ons eigen beginsel verzaken de naar hen willen ovcrloopen. En wat de „Unie"-liberalen en „Oud"-liberalen aan gaat, mag vastgesteld, dat zo, iu het oude stelsel ingeroest, slechts gradueel van do eerstgenoemde partijen verschillen. Bij do Christolijk-liistoriscke cn bij do Roomsche staatspartijen is de vraag, hoe in do toekomst het kiesrecht zal te regelen zijn, nog bijna niet aan de orde geweest, en heel wat bespreking zal neg moeten voorafgaan, eer valt uit te maken, of men over clit punt tot genoegzame eenstemmig heid zal kunnen geraken, om spijkers mot koppen te slaan. Het is te hopen, cn we wanhopen er niet aan; maar op dit oogen blik rijn we zoo ver nog niet. Men kan in zulk een geval zijn eigen denkbeeld niot eenvoudig opdringen, maar moet, op eigen lijn voortgaande, gestaaig pogen tot toe nadering cn aaneensluiting te geraken." „Do Niouwe Courant" bespreekt het denkbeeld om het kieerechtar- t i k e 1 der Grondwet te herzien in dezen geest, oat do regeling der kiesbe voegdheid geheel aan den gowoncn wetge ver wordt overgelaten. „Nadat," zoo schrijft rij, „hot aantal kie zers der ouco wet door voorloopige rege ling van 1887 is verdubbeld en vervolgens opnieuw vordubbold door de Kieswet van 1890, betoogen enkele partijen in hot land, dat reeds nu, acht jaar later, een derde vordubbeling hoog noodig is on dat men, om die te verkrijgen, zelfs tegen al den ar beid en den omslag ecner Grondwetsher ziening niot moot opzien. Do liberalen daarentegen zijn van oordeel, dat algemeen stemrecht geen aanbeveling verdient cn dat in ieder geval do kiesrechtquaeslie in het geheel niet urgent is. In overeenstemming daarmee heeft mr. S. van. Houten den oisch gesteld, dat men „dit twistpunt tus- schon do anti-clericalen" ovenals bij de verkiezingen van 1887 zou laten ruston. Naar het 6chijnt, willen Be radicalen van een dergelijkcn oisch niet weten on dat is hun zaak. Maar dit is zekor: het dwaaste, wat liberalen in deze omstandig heden zouden kunnen ooen, ware zich be reid te verklaren om mode te werken aan een beweging tot Grondwetsherziening, welke als uitgesproken en onbetwistbaar vloei heeft do invoering van algemeen kiesrecht... dat zij niet Begecron 1 Een dwaze politiek, maar ook een onop rechte en lafhartige, welke hun, die haar volgden, tot oneer en tot verderf zou strek ken. Wij weten het wel, de stem der „de mocraten" klinkt aanlokkelijk, die den li beralen toeroept: Er ia samenwerking noo dig tegen de rcgeeringscoalitie; om die to bereiken zijn wij tot geenerlei concessie Bereid, maar voor u is het zoo gemakkelijk tot ons over te kooien. Gij hebt alleen maar to helpen, dat do Grondwet ons niet moor in den weg sta; velen uwer hebben trouwens vaak te kennen gegeven, dat zij het bestaande Grondwetsartikel allerminst bewonderen. Tegen dat artikel dus, alle mit einander" I wij om het algemeen kiesrecht mogelijk te maken, gij om het ministerie te bevechten. Nadat do Grond- web zal herzien zijn, kunt gij immors bij de bohandeling der dan to verwachten kieswet-wijziging u verzetten tegen alge meen stemrecht, zooveel gij wilt. Laten do liberalen toch niet tuimelen in dien val. Laten rij toch vragen, waarvoor degonan, die hen tot iets dergelijks uitnoo- digon, hen aanzien I Welk oen. openbaar paskwil zou hot zijn, indion liet land do liberalen, die eonigo geestelijke ontwikke ling of ccnigen welstand noodig achten voor een bohoorlijk uitoefenen van het kies recht, achter do democraten zag oprukken mot het onkolo dool om de kenteekenon, daartoo in do Grondwet geschreven, uit die hoogste staatswet te verwijderen, en hen onmiddellijk daarna want dit ware onvermijdelijk allo moeite zag doen om zo te herstellen in do wet. WcLk een onwa re, onwaardige cn belachelijke rol wil men hen doen speden 1" Hot kan wol zijn, zegt het blad verder, dat degenen, dio adviseer en tot een zoo zwaar oompromiüteeronde compromis-po litiek, bewust of halfbewust beheerscht worden door bet denkbeeld, dat do libera len gerust kunnen mee roepen om algemeen stemrecht of om Grondwetsherziening in 1905, omdat ze daarmee toch niet hot min ste suooes zullen hebben ón wegens den te genzin, die hiertegen zoowel aan do rech ter- als aan de linkerzijde bestaat, èn we gens de uiterst geringe kans op het ver- krijgon cenor Grondwetsherziening bij de tegenwoordige samenstelling der Eerste Kamer. „Naar dio opvatting ware dan ook het „blanco-artikel 80" niets anders dan eou lous, een ledig woord, cat men ons uitnoo- digt mede uit te galmen, al staat het be grip, dat er in besloten ligt, ons beslist tegen. Het is dan een „articlo de saison" voor 1905, dat afgedankt zal worden als het zijn dionst gedaan of (wat veel waar schijnlijker is) gemist zal hebben. Denn ebon wo Begriffc fehlcn, Da stollt ein Wort zur rechten Zeit sich oin... Een raad van Mcphisto reden genoeg om op zijn hoede te zijn. En in ieder geval zelfs zoo het opvolgen er van kans op suc ces mocht bioden, af te wijzen met cezo twee woorden:' Infra dignitatem" Het „Ha ndelab lad" meent, dat „De Nieuwe Üourant" bij hetgeen zij te gen een blanco-artikel ovor het kiesrecht in de Grondwot schreef, geheel voorbijziet de treurige lijdensgeschiedenis, die de libe rate paitij mot art. 80 in 1894 heoft door gemaakt, toen de kicswot-Tak van Poort vliet «schipbreuk heeft geleden op do uit legging, door een deel der vrijzinnigen aan dat artikel met zija „kcnteckonen" gege ven. Zoolang dót artikel onveranderd blijft zegt hot „Handelsblad" staat het aan een ratrioneolo herziening der kieswot in den weg. „Wanneer dus clo liberalen, zoodra do tijd daaitoo gekomen is, tot de wijziging van art. 80 medeworken, dan zullen zij dit doen om den weg tc banen, niet voor al gemeen stemrecht, dat andoren wenschen, maar voor een geleidelijke uitbreiding de/ kdeabevocgdheid, die hun wensch is, doch nu door hot kenteekenen-artikel Delcui- mord wordt. Wat onwaars, wat onwaardigs, wat be lachelijks is hierin gelegen? Wij lieijialcn ons beroep op do uitne mende woordon van mr. Van Houten in de toelichting van zijn voorstel van 1881: „Om iets tot stand te brengen, moet er een vereen igingspunt gezocht worden, waarbij de een genoeg verkrijgt om de be reiking van het verder liggende to willen uitstellen, en de ander, dio cventucclc verdere stappen niet zou willen mededoen^ genoeg behoudt om zijn medewerking t^ verleenen. Evenmin als de heer Van Houten toenl met deze woorden iets onwaardigs heefti aangeraden, golooven wij thans in strijd met do waardigheid te handelen door diti goede voorbeeld te volgen. Door do Regeering ia bij de Tweede Ka-» mor een wetsontwerp ingediend tot wijzi ging on aanvulling van het Wetboek van; Strafrecht. Het artikel onder het hoofd „bedrog" luidt in do tegonwoordige wot als volgt: „Hij, dio oot of drink war on of gen cos middelen verkoopt, to koop aanbiedt of aflevert, wetende, dat zij v o r- v a 1 s o b t zijn en die vervalsching vori zwijgondc, wordt gestraft, onz." In dit artikel nu wordt do volgende wij ziging voorgesteld: „Hij, die eet- en drinkwaren of genees- middolon verkoopt-, aflevort of ten verkoop in voorraad heeft, wetende of rodelijker-i wij zo moetende vormoodon, dat zij ver* valscht zijn, wordt gestraft, onz." JU et „Maandblad tcgon do Ver» v a 1 a c li i n g o n" zegt naar aanleiding daarvan: „Wij hebben reeds herhaaldelijk denj wensoh uitgesproken, dat het bedoolde arti* kei veranderd mocht worden, daar geen enJ kele vervalschor natuurlijk tot do bekente nis to bewegen zal zijn, dat hij wist vor- vatechto waren to verkoopen .terwijl het be wijs uit koopmansboeken eveneens zeer moeilijk te leveren is, daar ook, al zoude hij in het bezit rijn van door hem ingekochte waren, dio tor vcrvoJeohing moeten dienen, hot feit van het mengen gewoonlijk óf zondor getuigen óf met behulp van medo-' pliohtigon geschiedt. Heb komt ons ovenwol voor, onder er kenning van do goodc bedoeling van do' Regeering, dat do bedoeldo wijziging niet voldoondo goacht moot worden. Waarom do bepaling „redelijkerwijze moetendo vermoe den." Het is duidelijk, dat iodor vorval- scher „redelijkerwijze" zal zoggen ,dat een vermoeden van vervalsching nooit bij hem opgekomen is, on hij gcon chemisohe ken nis genoeg bezit om dc ver valsching to kunnon „vormoodon" 1 Wij houden vast aan ons grondbeginsel, dat ,wio ieta vorkoopt behoort to weten' wat hij verkoopt en in geval van twijfel of onwetendheid zich daarom treat kan laten voorlichten door schriftelijke ver klaringen van zijn leverancier." Alleon dan zal hot mogelijk zijn, dc vorvnJsahingeii' met kracht to bestrijden, indien geen v.;r« antwooidelijkhoid door den verkoopcr v.in ziek afgeschoven zal kunnen worden, on dc-, zo verplicht is het publick die garantie to geven, welke liem óf door eigen overtui ging, indien hij zelf fabrikant is, óf door ver brouwde deskundige verklaring gegeven is geworden." In „Do Volksbod o", orgaan tot handhaving van het Christelijk-historisch karakter der natie, bespreekt ids.) G H. W(agenaar) to L(ccuwardon) bet aan do „Deli-Courant" uit Batavia geseind bo- {rifchti, dat de gouvornour-gonfiraal Y a n Houtsz den bisschop van Batavia veroorloofd heeft dienstreizen to ooen in do Minahaesa, tot nu toe voor do katholieke zonding gesloten. Schrijver merkt op, dat generaal Van Heutsz do eerste Roomsche landvoogd is,1 die tot gouverneur-generaal werd benoemd, ou dat zijn eerste daaa srhier een puur- Roomsehe daad is, waarmede aan het pro testantisme een kaaks ag gegeven wordt. Het gekerstend zendingsvold der Mina^ hassa is een vrucht en de kroon concr pro-' tcstantsche zendingsaotie. Liberale landJ voogden hebben tot dusver gewaakt, dat» de Roomsche kerk in dit land niot. het vuurt van den rdigicstrijd deed ontbrandon. Doch thans worat de eerste schrede gezet» op den weg die hoogst bederfelijke gevolge^ kan kobben. Het is een der teleurstellin gen, welke ons Christelijk ministerie aani het protestantsok bewustzijn bereidt. 22) „Waarom doet u dat dan ook niet?" „Omdat..." Harold stokte. „Omdat u do gedachten niet kwijt kunt woiden, dat al dat geld niet voor óén mensoh mag dienen is het niet zoo? Ik weet niet veel van geld af, behalve gebrek er aan maar ik heb ook wel eens gedookt, dat een millionnair om gelukkig te zijn zenuwen moet hebben van ijzer en staal, maar ook een hart van steen. In mijn oogen is hij een soort Atlas, gedoemd om de wereld op zijn schouders te torsen, en een gouden wereld moet zwaai zijn, verbeeld ik mij." „O, u begrijpt het!" Dit klonk dankbaar. Het bracht hem al weer nader tot haar. „Weet u wel, dat u de eerste is, die mij niet bespottelijk vindt? Trouwens, ik vind soms mijzelf bespottelijk; sommige dingen ko^cn mij komiek voor, bijvoorbeeld, als de lui meenen, dat alle gewoon mensckelijke ge voelens mij noodzakelijk vreemd moeten rijn. Mij werd eens gevraagd of ik van geld was gemaakt do viager was nog geen vaer jaar; maar op mijn woord, massa's volwassen menschen zien mij aan, of ze de zelfde opinie hebben. Agatha knikte, zonder dadelijk tc spreken, ooch de sympathieke blik in de diepe oogen was antwoord genoeg. t Is duidelijk, dat 'de gouden werela uw schouders pijnlijk drukt." jjZoo erg, dat ik er soms over donk2 den last geheel af te schudden." „Hoe?" „Door hem te geven aan iemand met sterke zenuwen, en mij terug te trekken in de rijen der gewone stervelingen." „U spreekt tooh niet in ernst?" „Och neen, me-n doet zoo iets niet in het loven. 't Is onkel een aangenaam visioen, heel aangenaam, in oogenblikken, als de menschelijke laagheid te kwellend wordt." „U moet niet zoo spreken, dat bederft uw gezicht. U moet niot bitter zijn. Laat die menschelijke laagheid maar rusten, al thans zoolang u pooeert." „Do menschen, die mij benijden, weten niet, hoe dikwijls ik hen benijd. Zij zien wait ik heb, maar niet, wat ik mis. De vol doening van eigen werk bijvoorbeeld. Wat geeft het, of ik zelf wat maak, als ik het mooiste kan krijgen door een chèque te tce- kenen „Heusah", zei Agatha met een kinderlij- kon lach, „u maakt mij dankbaar, dat ik niot als miWionnair geboren ben 1" „En er is nóg iemand, dien ik benijdde man, die zeker if, dat alle vriendelijkheid enkel gericht is aan zijn persoon; dat dc menschen van hean houden om zijn eigen qualitoiten..." „Blijf zool" riep Agatlia, bijna gebie dend; „dat is de uitdrukking, die ik heb ben moet." Hij gehoorzaamde, bijna onbewust. Op dit oogenblik dacht hij noch aan het por tret, noch aan de vrouw tegenover hem; hij dacht, met pas ontwaakten twijfel, aan haar, aan wie hij gebonden was. Hij kon niet zeggen, wanne r die twijfel precies ge boren was; maar hij was or. Niet alleen zijn gevoelens jegens haar begon hij te ver denken, maar ook omgekeeiv „Dus dht is er in rijn gezicht 1" dacht Agatha, die zich haastte met schetsen. En luid sprak zij: „Yanmidaag maak ik het binnen klaar en morgen begin ik in ernst. Ik geloof, 'dat ik het nu kan wagen." In do weken, die volgden, vorderde het portret, cn daarmee de intimiteit tusschen model cn artiste- Harold wist niet, of haar belangstelling enkel het model gold, maar rijn eigen gedachten werden steods meer vervuld van dat. schoon e wezen, met de oogen van een vrouw en den lach van een kind, wier gelaat het kenteoken droeg van het genie. Dagelijks kreeg hij 'dieper in zicht in een eigenaardige 6feer, waar de wereld en de wereldsche zaken zoo geheel anders getaxeerd werden dan daarbuiten. Haar ideal.sme wierp zelfs een lichtstraal op de verpersoonlijking van het mislukte talent, die haar vader was. Harold wist nu wel, van waar de harde trek om haar mond kwam. Haar sterkte was die van geestdrift en karakter, en hoe zeer hij het sentiment bewonderde, was er in die dwepcnce toewijding aan de kunst iets, dat hem vaag mishaagde. Het deed hem onprettig aan, als hij haar hoorde spreken over een toekomst, vervuld door haar kunst. Zelfs haar opgaan in het por tret kon haar niet voldoen, als was het haar oigen. Grant kwam nu en dan kijken, met een beschermend air. Agath'a sprak zelden over hem. Eens echter, toen Harold eenige aquarellen bekcok, allen naar hetzelfde mo tief, een zuidelijk landschap, explioeerJc zij: „Dat is eon dor plekj in ce wereld, waarvan ik het meest houd. Misschien al leen om de vrouw, die er woont, on dio voor mij de geest is van het tafereel. Zij is do eenige vriendin, die ik heb; wel vreemc, want zij is oud genoqg om mijn moeder te kunnen zijn er is zolfs een tijd geweest, toen ik dacht, dat ze mijn mooier zou wor- cen. Een droevig lachje kwam met die woor den. „Die goede papa kan nooit weerstand bieden aan schoonheid, in welken vorm hij dio ontmoet. En wie weet? misschien zou zij hem gered hebben, wat ik niet kan. Doch ik kan het haar niet kwalijk nemen, dat ze de taak nfet aandurfde." „En zij woont daar?" vroeg Harold, ge troffen door het vertrouwelijke der mede deel ing. Op do studie las hij: „Berramonte", en eon datum, ongeveer vier jaar oud. „Ja, nu altijd. Zij en het landschap hoe ren bij elkaar. Zij is heel mooi, en daarom houd ik van haar, maar nog meer houd ik van haar lv ->rlijk vrijen geest. Alles om eü in haar is groot en breed, alleen Kaar li chaam niet; dat is lieflijk teer en klein. En Sylvia? Wat die verdwenen uit Har rol'ds leven, zooals ze verdwenen was uit rijn gedachten? Dat niet, al had hij haar in geen weken gezien. Na een paar ontmoetingen, waar aan Sylvia's tact ternauwernood het ge- dwongene had kunnen ontnemen, achtte zij het raadzaam, con afstand to laten wer ken, on nam een uitnoodiging voor Schot land aan. Hoe haar verloofde van zijn vrij-i heid gebruik maakte, kon haar weinig! schelen. Ze had zich nooit ingebeeld, clat' zo rijn hart bozat; maar ze had zijn woord,) dat was voldoende, 't Had behoorlijk zwart op wit in de „Times" gestaan; zij' werd openlijk gefeliciteerd en in het go-; hcim vcrwenscht door alle mannenjaag- stora. Voor Harold was haar vertrek een on uit» sprekolijko verlichting. Het stelde hom ia' 6taat, een droom to droomen, weken lang,) al was hij zich half bewust, dat het slechte con droom was. Het ontwaken zou komen,; als het portret af was. Geen wonder, oat hij mot schrik hieraan dacht. X. Een van Harolds ongeslaagde pogiugeil om net te zijn als „gewone" monschcn, was, dat hij dikwijls gebruik maakte van omni' bus of oiulergrondsehcn spoorweg. En zoo kwam hel, dat liij op een Novem* bor-avond, in een coupe van do „tube't plotseling Tottde Delfield voor zich zag, ill gezelschap van eon Lom onbekende vrien/ din. Maar het was dezelfde Tottie niet meer. Wel hetzelfde Duitsche poppenge( zicht, maar een gezicKt, waaruit alle kleui verdwenen was, en welks trokken pijnlijk waren geworden. In de lift had hij gelegenheid, haar evea te spreken. „Wat scheelt cr aan?" vroeg hij. Er wa* geen tdjd voor een lange inleiding. „Wan$ er echerit iets aan, nietwaar?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5