N£. 10*731 Derde Blad. 26 November 1904. VAN - HET HUISWERK. Hetgeen men in de scholen van de kin deren verlangt, brengt ons, volwassenen, .in verlegenheid, klaagde een mijner vTien- dien. Yooral met opstellen-maken drijft men het te erg. Luister slechts: Kort geleden kom ik 's avonds thuis en vind Liesje, mijn dochtertje (met Paschen wordt ze twaalf jaar) in tranen aan haar met schoolboeken en schrijfwerk beladen werkta—oje. „Wat is er gebeurd?" vraag ik. Het kind verbergt weenend haar ge laat en kan op mijn steeds dringender on dervragen tusschen haar tranen en snik ken door, slechts eenige onverstaanbare zinnen nitstooten, waaruit ik alleen ce woorden „opstel"„roeitochtje" kan opvangen. Ik word eindelijk gewaar dat Liesje bij het maken van het den volgenden dag in te leveren opstel op onoverkomelijke bin dernissen gestooten Ls en de opgave: Be schrijving van een roeitochtje" niet kon uitwerken, Ta-dat het mij gelukt was het kind eeni- gérmate te troosten en haar van angst en schaamte gefolterd gemoed tot bedaren te brengen, toonde zij mij het klad' van haar opstel. De titel: „Een roeitochtje" wae onbe rispelijk en flink geschreven. Vervolgens kwam de eerste regel: „Het dunkt mij een heerlijk genoegen zoo op een zomeravond in een bootje voort te wiegelen..." Dat kwam mij in het geheel niet kwaad voor. Het volgende was dik doorgestreept, ver volgens kwam een onvoltooid woord, ver ward gekrabbel, 6trepen, de sporen van een vreemde hand, een groote inktvlek; het heele blad wao verder bedekt met half opgedroogde tranen, die voor een deel scheikundige verbindingen hadden aange gaan met den inkt- Liesjes wangen, die mij bleeker dan ooit toeschenen, waren weer dro^g geworden, maar van tijd tot tijd snikte z?j nog en voor haar geest stond de magere juffrouw Smal, de directrice, met haar gevreesden strengen blik het opstel invorderend. Liesje zag zich voor de geheele klasse be schaamd gemaakt.... Men moet erkennen, voor een vlijtig en eergierig schoolkind is er niets verschrikkelijkere te bedenken Dit zijn .de eerste „knotsslagen van het noodlot"; zij slaan vreeeelijke wonden. Ik nam het kind op ir-"jn knieën en overstelpte het met .iefkoozirgen, en deed al het mogelijke om haar gedachten van het afschuwelijke roeitocluje af te leiden; maar Liesje had voor niets anders zin; natuurlijk, het huiswerk moest toch ge maakt worden, dat viel niet weg te rede neeren. „Waarom heb je mamaatje niet gevraag! om je te helpen?" vroeg ik zoo zacht en verechJoonend mogelijk, maar Liesjes op- gewoiadenheid was slechts schijnbaar tot bedaren gekomenop dit oogeablik sloe gen de vlammen weer naar buiten. „Mama heeft mc niet geholpen; ze zei, dat ze nooit uit roeien geweest is kreet het meisje luid en de smart over stelpte haar weer. Ik richtte een zacht- verwijtenden blik naar mijn vrouw, die aan tafel zat, door het gebeurde zichtbaar ontstemd. „Sophie, ben je nooit uit roei en geweest?" vroeg ik zacht, „herinner je eens goed, men vergeet zoo iets licht." Ze zei verdrietig van neen. Nu, als ze geen persoonlijke ervaringen bezit, kan ik het haar niet kwalijk nemen, dat rij Liesje met haar opstel liet zitten; buitendien geloof ik, dat mijn vrouw op schcor nooit uitgeblonken heeft; ik heb laatst bijvoor beeld gemerkt-, dat ze juffrouw met fv schrijft. Ook plaagde men in haar tijd do kinderen niet met overspannen; stijloefe ningen. Liesje had zich, toen zij zich door haar eigen moeder verraden zag, tot de „juf" gewend, een bonne met bewaar schooldiploma, bij ons voor den kleinen jongen. Deze „juf" is onuitputtelijk in al lerlei kinderliedjes, spelletjes, fröbol- werk, enz., maar voor het opstellen-maken bleek zij totaal onbruikbaar. Zoo verze kerde mij Liesje ten minste. Zij weigerde echter geenszins hulp te vorleenen, en bracht zelfs een begin bij elkaar, dat zem luiden als volgt: „Willem had juist een vrijen namiddag en had mij daarom uitgenoodigd tot een roeitochtje op den naburigen rijver in het bosch..." Liesje, het bij al haar hulpeloosheid toch een zekeren tact bewarende kind, had van Willems deelneming aan het roeitocht-jo echter niets willen weten en dadelijk in het midden gebracht, dat dit begin, voor ouderen wellicht voortreffelijk, in strijd was met de schets, waarin van een min nelijken begeleider niets voorkwam. De bouno had zich natuurlijk zoo iets dade lijk voorgesteld inet een galanten Willem Toen dit voorstel van de hand gewezen werd, scheen rij beleedigd te rijn en wei gerde verdere medewerking. Nu, op stellen-maken behoort ook niet tob haar beroep. Maar ik neem haar kwa lijk, dat ze koppig bleef zwijgen, toen Liesje haar om raad vroeg in een gram maticale kwestie, toen zij nl. in twijfel was of voort te wiegelen aan elkaar ge schreven moet worden of niet. Dit dilemma moet de eerste groote ca tastrophe ten gevolge gehad hebben. Lies je zag zich, van de geheele wereld verla ten, tegenover een opgave geplaatst, die haar een reuzenarbeid toescheen en welker oplossing steeds spoedeïschender werd. Zij gaf, om zoo to zeggen, den strijd op en vluchtte, zooals rij in dergelijke uiterst wanhopige gevallen placht to doen, naar de bad-kf^er, waar zij in afzondering wel een kwartier lang alleen voor haar smart leefde Christje, de keukenmeid, die een trouw en aanhankelijk gemoed bezit, had de el lende niefc meer kunnen aanzien. Zij had J Liesje er eindelijk toe bewogen, de badka- - mer en haar hart te openen. Zij wrist echter, helaas, ook geen weg i met grammaticale kwesties en van een roei tochtje had zij geen flauw besef. Zij veree- nigde haar wanhoop met de vertwijfeling van Liesje en liet zich zelfs, door haar ge voel mcdegcsleept, zeer ongunstig uit over de paedagogische richting van onzen tijd, j en niet- minder over de persoonlijkheid' en den geestestoestand van bovengemelde j directrice. 1 Een vernieuwd bewijs voor de opoffe- rende hulpvaardigheid en goedheid van I dit eenvoudige wezen levert overigens het' feit, dat zij het niefc benerden zich achtte,! met den portier op de trap een gesprek' aan te knoopen, dat, zoo als mijn vrouw beweert gehoord te hebben, draaide om de genoegens van bet schuitjevaren. Maar de spraakkunstige moeilijkheid bleef nog steeds onopgelost en het opstel1 kwam niet verder. Liesje aou misschien langzamerhand tot kalmte rijn gekomen en geleerd hebben, zich in haar lot te schikten, als niet mijn zwager daartus- schen ware gekomen cn zonder eenig be- j sef van den erastigen toestand zoo on- voorzichtig was gewc.st, 'de zaak van den onbehoorlijksten, dat "wil zeggen van den humoristischen kant te beschouwen. Ik vraag u, een familiedrama komisch te vin den Hij plaagde cn vervolgde op rijnj grappige manier het kind met het spot- tend rijmpje: „'s Zomers in een schuitje varen Is een vreugd in jonge jaren." Had hij haar maar liever wat verstandigs verteld Na deze ervaringen! was rij wel gerech tigd alle hoop op menschelijke hulp voor- goad op te geven. Verraden cn verlaten j had zij zich 'Je wanhoop in de armen ge worpen, en zoo had ik haar bij mijn thuiskomst aangetroffen. Dat was des avonds om acht uur. Nauwelijks twaalf uur scheidden ons van den inleveringstermijn van het opstel, maar het roeitochtje moest en zou beschre ven worden. „Je vader zal je eer redden mijn kind, na het avondeten zullen wij samen het op stel maken," zei ik, op het verhitte voor hoofd der kleine een kus drukkend. En zij word kalmer. Herhaalde malen deed nog een krampachtige, diepe ademtocht haar lichaampje trillen, maar rij at en dronk ten minste. Het wa6 negen uur, toen w'j op weg to gen naar de 6tilsto en meest afgezonderde kamer, zwijgend en ernstig, gedachtig aan het gewichtige werk, dat wij voorhad den: het roeitochtje zou beschreven wor den. Een 9treng bevel was uitgevaardigd, dat niemand het recht had, tot in dat stille vertrek door te dringen, de werk- lamp was opnieuw gevuld, den achterblij- venden. werd goede nacht gewensent met een zekere bij het oogenblik passende

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 9