ME. 13725 Derde Blad. 19 November 1904. V A N - H E T Oe^romoveerd. „Een jonge dame wenschte gaarne den professor te spreken." Met deze aankondiging trad hot dienst meisje in het studeervertrek van profes sor Hornig. De jonge guleerde hief mis moedig en verstrooid zijn gelaat van het werk op. „Wat voor een dame?" Het meisje trok de schouders op Mejuffrouw Rudow of zoo iets noem de zij zich, toen ik vroeg, wie ik kon aan dienen." jjlt' het een studente?" „Ze ziet er niet naar uit-, professor." Intusschen was mevrouw Hornig, de moeeer van den professor, die daarnaast in de woonkamer aan een handwerk wat' bezig geweest, binnengetreden. „Ik zal wel eens even gaan zien, Frits", zeide zij en trad met het meisje in het voorhuis. De professor zag met een ver drietig gespannen gelaat naar de deur. Hij hield niet van de dames-studenten. Haar aanblik verstrooide hem bij de voor lezingen. Het was een hem nog te onge wone verschijning, naast de studenten jon ge dames te zien zitten, die bij de somtijds netelige onderwerpen, die hij had te ver klaren, koelbloecig toehoorden en ijverig naschreven. Mevrouw Hornig keerde met een jonge dame terug. De anders zoo goedhartige ge laatstrekken der oude dame vertoonden een koele, afwijzend, uitdrukking. „Deze juffrouw is een van je toehoorde ressen", zeide ze; daarop knikte ze kort en begaf zich nar., de naastliggende ka- ;mor. De professor had de studente op het 'eerste gezicht herkend. Het was een zijner ijverigste toehoorde ressen. Zij was hem al dadelijk aangenaam opgevallen. Haar wezen had in het geheel niets ge meen met de overige dames studenten. Aan haar kleeding ontbrak dat slordige, dikwijU' gezocht-eenvoudige en smaakloo ze, evenzoo als haar optreden geheel vrij was van het zelfbewuste, overschattende en somtijds studentachtige, waarmede de meesten der studeer en dames haar waar digheid als academische burgeressen meenden te moeten aantoonen. Mejuffrouw Rudow scheen eenigszins .verlegen. Kleurend vroeg ze om excuus voor de stoornis. In de voorlezing, gisteren gehouden door den professor over de beginselen van het spiritualisme, waren haar een paar punten niet heel duidelijk geworden. Zij had twee mede-studenten, waarmede ze bekend was, g_j opheldering gevraagd. Men had haar echter geen voldoend ant woord kunnen geven en nu kwam ze hier oen den professor om opheldering te ver- fcookon. Professor Hornig schoof beleefd een stoel bij en noodigde ce studente uit te paan zitten. Haar geheele optreden had dets bescheidens. Met meer beleefdheid dan hij anders in den omgang met zijn toehoorders en hoor deressen pleegde aan te wenden, vroeg hij naar hetgeen haar van zijn voordracht on begrijpelijk was gebleven; en toen zij hem had beantwoord, begon hij jn uiteenzet ting. Hij spiak met ijver en aandrang. De ge spannen oplettendheid, de belangstelling, die hem uit haar cjgen tegemchitterde, werkte bezielend en aanmoedigend op hem. Er was al bijna een uur vervlogen, toen een aanmanend gekuch van daarnaast Weerklonk. De professor sloeg echter geen echt oaarop, hij had zich geheel in het onderwerp verdiept. Zijn gelaat straalde Nog nooit had hij met zulk een lutt en fculk een voldoening onderwezen. Daar kwamen plotseling schreden nader. Wre velig over deze stoornis keerde hij zich om. Het was zijn moeder. ,/t Is vijf uur"; zeide ze. „Je zou om vijf uur je collega Hanisch bezoeken." De studente stond dadeL. c op. Ook de professor stond op. Mevrouw Hornig trok zich weer naar de zijkamer terug. „Dan moeten wij zeker voor heden ein digen", zeide de professor, „en op een an deren keer voortgaan. Waar woont u, me juffrouw Rudow?" „Ramistrasse 13." „Bij bloedverwanten V' „Neen, alleen." „Dan moet ik u wel verzoeken, mij weer te bezoeken. Misschien morgen tegon het zelfde uur?" „U is zeer vriendelijk, professor. Maar ik vrees u te zullen storen". Hij schudde zeer beslist met het hoofd. „U stoort mij niet in het minst." „Dus, morgen om vier uurMijn op rechtste dank, profccsor. Adieu 1" „Tot genoegen 1 Tot weerziens 1" Van toen af verscheen mejuffrouw Ru dow geregeld twee- of driemaal per week. Het vak, dat professor Hornig leerde, was een 'der moeilijkste wetenschappen. De zielkunde was immers- in het algemeen nog een jongere wetenschap en beslist nog de minst onderzochte bijzonoere tak der ge neeskunde; het betrof toch de hersenen, in het bijzonder dat deel das'•van, dat ?.ls ze tel der ziel is op te vatten, en nog altijd voor de ontleedkunde en natuurleer een volkomen raadsel is. De professor toon ie zich van dag tot dag vriendelijker en noodigde de studente el- ken keer met een zoo oprechte welwillend heid tot terugkomen uit, dat zij gaarne van de vergunning gebruik maakte. Ook mevrouw Hornig legde langzamer hand het vooroordeel af, hetwelk zij in den beginne tegen de studente h.id gekoesterd. Ja, zij kwam zelfs bij gelegenheid er toe, de jonge dame tot het avondeten uit te noodigen. Het gesprek, dat dan tusschen de drie werd gevoerd, had met de weten schappelijke zaken, die te voren tusschen den professor en zdjn toehoorderes waren behandeld, niet* gemeen, want mevrouw Hornig, weduwe van een rechtsgeleerde, had noch belangstelling noch inzicht daar- ,voor. Het onderhoud strekte zich gewoon lijk uit op nabijgelegen zaken, op het le ven in Zürich in vergelijking met het leven in de grootero Duitsche steden, waarbij door ae pxactisck aangelegde mevrouw Hornig in de eerste plaat* het onderscheid in de prijzen der levensmiddelen werd be sproken, ¥en op de persoonlijke belangen der studente. Mejuffrouw Rudow vertelde, dat zij de jongste van vier zuster?- was. Haar moeder was de weduwe van een dok ter van haar drie isters was de oucste getrouwd, de tweede wat' leerares en de. derde legde zich toe op de letterkunde. De groot© vaoambie stond voor de deur. Op een Zaterdag tegon den avond bracht; mejuffrouw Rudow haar afscheidsbezoek. Mevrouw Hornig had de studente uitge-, noodigd bij het avondeten te blijven, en, was nu zelf iu de keuken gegaan, om een; paar beschikkingen te Smaken. Mejuffrouw Rudow en de professor za ten tamelijk stil tegenover elkaar. Er lag iets overeenstem-mende in hun( gelaatstrekken; en in het geheele wezen! van den jongen geleorde iets, dat hem! scheen te kwellen. „Wij zullen nu elkaar in twee maanden, niet zien", zeide hij op gedrukten toon. „Waar zult u de vacantie doorbrengen, juffrouw?" „Gedeeltelijk bij mijn moeder en gedeel telijk bij mijn getrouwde zuster." De professor zag in het door veel stu-, deeren verbleekte gelaat van het jonge; meisje. „U hebt ingesparmen gewerkt, her- stel u maar weer goed I" „Ik dank u, professor 1" Hij haalde diep adem. „En als u dan terugkomt, begint de studie opnieuw nog zeven halve jaren lang." Een glimlach gleed over het gelaat der studente. „Misschien ook nog langer." Hij knikte en herhaalde vol gedachten:, „Misschien ook nog langer." Plotseling vestigde hij zijn blik met een gespannen onderzoekende uitdrukking op de gelaatstrekken van de tegenover hem zittende. „Zeg u nu eens eerlijk, lieve juffrouw, bezorgt u dan de etudie bevrediging?" Zij sloeg onwillekeurig haar oogen voor de zijne neer en blikte een poos zwijgend en peinzend op den grond. ,,'t Is toch zeer interessant," antwoord de zij met een eenigszins onzekere stem- Hij schudde nauwelijks merkbaar met het hoofd. „Ik bedoel." zeide hij met aandrang en neigde onwillekeurig voorover, „ik bedoel, voedt u zich in het diepste van uw binnen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 9