De wTuf-Tufs.w ste bevredigd, faüeft u de volkomens te er- cvaring, de innigste voldoening, die een ieder heeft, die ziah op don rechten weg denkt, die dan voelt, dat hetgeen, wat hij doet, de natuurlijke werkzaamheid is voor de hom verleemde krachten en aanleg?" „Ik weet het niet, professor," bracht zij er zwaar ademend uit. Professor Hornig ging met zijn rug te gen do leuning van zijn stoel zitten. „Heeft u dam nooit hot gevoel gehad," iging hij voort, „dat u hier niet in uw .eigenlijk levenselement zdjt, dat u iets moet, dat uw natuur, de inwendige nei ging vam uw ziel weerstreeft?" 1 Hij boog het hoofd en zag haar van om laag in het steeds meer ontgloeiend ge blaat. Zij haalde vlugger en 'heftiger adem; 'bevangen en halfluid klonk haar etem: i „Ik weet niet, professor... zeifer, heb ik toch zoo menigmaal zulke aanvechtingen .van neerslachtigheid en van angst. Je kan het niet, je zult het nooit bereiken, zeg ik dan tot mijzelf. En somtijds is met alle maoht de verleiding over mij gekomen: 'Pak je nu weg em geef het op en reis naar huis. Maar ten laatste heb ik toch nog al tijd tot mijzelf gezegd: Neem, je moet vol houden. Het kan niet anders." „Waarom kan het niet anders?" vroeg hij met merkwaardig zachte, omfloerste stem. „lik moet toch immers eens zelfstandig worden en voor mijzelf zorgen." „En daarom gelooft u, moet u zich in do studeerkamer opsluiten, moet uw frisscho Ibloaiende jeugd bij een werk, dat niet voor zulke teere, bekoorlijke schepselen is in 'tle- tvem geroepen, vertreuren, moet u zwaar gedachten werk verrichten, totdat uw wit ;glad voorhoofd leelijke rimpels krijgt, tot idat het bloeiende rood geheel en al vam uw wangen is verdwenen, totdat gij onbekwaam jzijt geworden tot lachem, tot vroolijk zijn, (zich om het leven te verheugen cm uw eigenlijk beroep te vervullen?" Zij kromp ineen; de donkere gloed op jhaai" gelaat flikkerde tot haar voorhoofd op. „Weet u," zeide de professor met beven- jde stem, terwijl hij de rechterhand van 'het jonge meisje greep, „weet u, wat uw eigenlijk beroep is?" Zij antwoordde niets; haar blik rustte i'wederom in haar schoot, haar adem ging t stormachtig. i „Laat u aan ons, mannen, de moeite on [inspanningen van de wetenschappelijke be- !roopebeaigheid over I Uw beroep is, geluk kig to zijn en gelukkig te maken." Hij "hield de bevond© vingers barer rechterhand jtussohen zijn beide handen en drukte ze 'innig. I „Wilt u niet het voorbeeld vam uw zuster volgen, dio het 'betere deel heeft gekozen, die een gelukkige vrouw is geworden?" Zij sloeg de oogen tot hem op. Heldere droppels schitterden aan de lange zwarte fwimpers. De glans van hemelhoog geluk spreidde zich over haar gelaat uit; uit haar blikken schitterden hem de zalige overgave 'en het geloovige vertrouwen der liefheb- ibende vrouw tegen. i Mevrouw Hornig wag niet weinig ver baasd, toen zij bij haar terugkeer in do j woonkamer de studente hand in hand met :haar zoon gewaar werd. i „Maar, Frits!" riep zij ontsteld De professoT lachte en drukte de hand 'van het geliefde meisje. „Lieve mama", zeide hij, het beeohiaam- ;do meisje tot zijn moeder voerend, ,,u ziet hier twee gelukkigen voor u. Wij hebben ons zoooven met elkaar verloofd." Mevrouw Hornig had eonige seconden noodig om zich van haar verbazing te her stellen. Zij had in het geheel niet bemerkt, dat 'zich buiten de belangstelling van den leeroar \nog een ander gevoel voor de studente in het hart vam haar zoon had ontwikkeld. Het jonge meisje was haar echter reeds lang lief geworden. Toen omhelsde zij de blozende hartelijk en kuste haar moederlijk. Toen zij eemigen tijd later gezamenlijk ver genoegd tafel zaten, zeide het meisje op eenmaal lachende: „Nu heeft manu toch gelijk gehad." „Hoecoo?" vroeg de professor, de hand van do naast hem zittende liefdevol streo- lond. Zo heeft altijd tot mij gezegd: „Je be reikt het niet, je wordt nooit doctores." De professor! boeg zich naar de geliefde en omhelsde haar. „Je eergierigheid ging juist hooger", meende hij toen, „in plaats van tot docto res promoveer ik je tot professores". In geen jaar had ik in -«een automobiel een tocht door ons land gemaakt, schrijft v. C. in hert „Hbld.", en nu trof het me de zer dagen hoeveel kalmer menschen en die- ion langs den weg de zaak opnamen. Yan vele boeren kregen wij nu zelfs een gToet, terwijl wij vroeger niets dan angstige en booze gezichten zagen. Behalve van de kin deren, die hadden er van den aanvang af schik in en worden nu soms angstwekkend vertrouwelijk. Zij evenaren de kippen, die zich altijd op het laatste oogenblik schij nen te herinneren, dat zij een dringende boodschap aam den overkant van den weg Hebben vergeten. In één orpzicht is 'de opinie over den ,zelfbeweger" er dezen zomer niet op ver beterd; want nog nooit hebben zij op den weg (en in de pers) zooveel stof opgewor pen. Doch ook dit heeft zijn goede zijde. Men voelt nu algemeen, dat er iets gedaan moet worden tegen de etofplaag. Slagen de proeven met Wes^rumiet, dam zal men later moeten erkennen, dat dit aan de automobiel te danken is geweest. Ik moet hier even invoegen een afgoluis- terd' gesprek tus&chen een voor- en een te genstander van de nieuwe sport. Nadat de tegenstander zijn hart had ge ducht over het gevaar en het stof door do automobielen op de wegen gebracht, zei de voorstander: „Stel je even voor een land, waar paard en wagen en hond onbekend waren. Wat, dunkt u, zou men zeggen van het geratel der rijtuigen over de keien, van den paardenmest, dae overal op de straten ligt., opdroogt en met het stof bin nendringt in onze oogen en longen; van het gevaar van hollende paarden en dolle honden; van het geblaf der laatstgenoem den en hun onaesthetisch gedoe op den pu- blieken weg?" Het is alles een kwestie van wennen. Maar paarden em honden zijn op vele pun ten onverbeterlijk, terwijl het verwacht karn worden, dat do automobilisten do snolheidsziekte zullen to boron, komen en het stof zal worden vastgelegd. Intusschen zegt het motorrijtuig: „J'y Buis', j'y reste." Het ia er en het is uit onze samenleving niet meer te bannen. Dagelijks neemt het aantal toe. Op het sportterrein te 's-Gravenhage telde ik er onlanga een 50-tal. Daar was wellicht voor een ton of vier aan automobielen bijeen rijtuigen van allerhamde grootte en vorm kleine karretjes voor twee personen, groo- te reiswagens, die tochten door Europa achter den rug hadden, wedstrijd wagens, enz. Yoor zoover ik kon nagaan, was er slechts één eleotrisch bewogen rijtuig bij. Haast den levendigon, dfrukte-makenden benzinemotor is de eleotrische motor wel uiterst bezadigd. Hij loopt goruischloos en de snellieidsveranderingeii gaan zonder 6chokken, zóó geleidelijk, dat zij niet wor den opgemerkt. Dit schijnt wel het type van rijtuig, bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer. Voor groote toeren is liet echter onbruikbaar, omdat het laden der batterij aan een eleotrisch station gebon den is en ook dan nog veel tijd kost. Wie op het gebied van den zelf bewegen i onverdeeld onze bewondering verdient-, dat I is: do maker. Hoe ver de techniek het heeft gebracht, I werd onlangs- aangetoond in den betrouw- 1 baarhoidsrit tussehen New-YorkSt.-Lou- is heen en weer, een afstand van ongeveer 5500 EL.M. Een der wagens, een gewone Da/rracq-toermaohine, sloeg het „non-stop record" in 15 dagen en twee uur, dat wil zeggen, dat de motor, in- en uitgeschakeld, al daen tijd doordraaide zonder één se conde van rust! Bedenkt men daarbij, dat do motor dertien dagen en nachten bloot stond aan de schokken van de slechte Ame- rikaansche wogen, dan beseft men hoe voortreffelijk dit werktuig moet zijn ver vaardigd om een' dergelijke proef glans rijk te dookstaan. Do lichte rijtuigjes van Amerika-amsch' fabrikaat schijnen zich in dezen rit goed te hebben gehouden. Slechts een der wa gens bezweek onderweg aan innerlijke ge breken. De andere toonden belangrijke voordeelen te bezitten. Zij geven o. a. min der last met de banden en gebruiken veel minder benzine. Yoor deze soort van lichte goedkope wagens is ongetwijfeld een groo te toekomst weggelegd. Te Londen heeft de bekende sportsman Edge door een proef op de baan van het Crystal Palace aangetoond, dat ongeluk ken door het springen van banden niet hieraan, maar aan gebrek van tegenwoor digheid van geest van den chauffeur moe- ten worden geweten. Hij reed met een racewagen va» honderd paardenkrachten in een tempo van 80 K.M. per uur over ban «vernielende voor worpen, waarop de banden ook inderdaad aan flarden werden gescheurd, doch de wagen geeii oogenblik uit het voorgeschre ven spoor werd geslingerd. Do heer Edge was natuurlijk bij die proef op zijn qui-vive, zal men zeggen, waarop hij antwoordt, dat dit steeds de eerste plicht moet zijn van den bestuurder van eiken zeifbeweger. Wie zit te soezen, loopt gevaar. Dit geldt voor vele omstan digheden, doch zeer beslist voor automobi listen. Behalve het steeds grooter wordend aan tal motorrijtuigen zijn er nog andere tee kenen, die wijzen op den vooruitgang van het autompbilisme. Te Berlijn heeft de huur-aufcomobiel burgerrecht verkregen. Zij is er bezig de Droschke te verdrijven. Het „Kolonialwirt- •schaffcliohes Komitee" aldaar looft zijn gouden medaille uit voor een vracht-auto mobiel, geschikt voor de Tropen. Men hoopt door zelfbewegcrs do vruchtbare binnenlanden van Duitech-Zuid-Afrika met de kust in verbinding te brengen op een voor den handel loonende manier. Trek- v eo kan daar niet gebruikt worden wegens de veeeiekte en negers zijn duur en kun nen trouwens op hot land niet worden ge mist. Hier te lande staat bovenaan het feit, dat de automobiel dezen zomer hoffühig is geworden; daarnaast heeft beteckenis, dat het „Hotel des- Indos" te 's-Gravenhage. aan het station een automobiel-omnibus heeft geplaatst; dat te Nijmegen een stal-1 houderij van automobielen is opgericht; dat het nieuwe groote hotel te Sohevenin- gen, het „Palace-Hotcl", een groot deel van zijn souster rain aan de automobiel heeft1 afgestaan, door den bouw van een garage voor ongeveer 20 auto'3 met een reekt- van toiletkamers voor de reizigers; en dat de pers en groote winkeliers, zelfs in onze provinciesteden, het nieuwe vervoermi'J- del beginnen te gebruiken- Eindelijk, dat de minister van waterstaat zijn ontwerp-^ wet op de motorrijtuigen in voor de auto- mobielisten gunstigen zin heoft gewijzigd. Het nieuwe vervoermiddel wordt gaan deweg een belangrijke bron van inkomsten. oor een groot aanfca. landgencotenmen i deitko aan de fabrikanten, aan de hande laren en verhuurders, aan de restaurateurs langs den weg. Hot zal mettertijd in ons verkeer een even belangrijke plaats inne> men als het rijwiel nu doet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 10