L1IDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
23e Diamaatendiefstal.
No. 13719.
De eerw. hear P. M. Bots, rustend R.-K.
geestelijke te Leiden, schrijft in „D eRe-
sidentiebode":
Is het „eenzaam standpunt",
waarvan minister Kuyper heeft gesproken,
en wat men humorLvis li commentarieert
als onzin en aanstellerij, inderdaad zoo
wonderlijk voor lieden, die verstaan wil
len."
Ondergeteekende gelooft: Neen.
Hoe luistervol, hoe verdienstelijk en hoe
voordeelig toch -het bekleeden zij van waar
digheden, welke den dignitaris tot regeer
der cn bestuurder, maar ook vaak tot be
risp er of opziener zijner medemenschen
stellen, jukt die eigen waardigheden moe
ben uilbornard immers vervreemden en een
zaam maken.
Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze:
Primo: Geen oude ©n trouwe vrienden
voeren, wegens den eerbied aan heb hoogste
gezag verschuldigd, den toon der gelijk
heid meer tegen overheden. Welk Verlies
baart dit reeds aan hartelijkheid en le-
venssteun voor den drager des gezag* 1
Secundo: Vele liedon uit passend eigen
belang wol genegen tot aansluiting bij eenig
persoon, wenschen zoodra juist die per
soon hoog*te overheid is geworden, geen
baantjes-jagers te schijnen, zelfs niet in
parlement of vergadering; men houdt zich
ook hier ietwat afzijdig en do overheid
ptyaat weer alleen.
Tertio: In plaats der gulle kameraden
van woleer, vindt do regeeringspersoon in
hun plaats gewoonlijk rondom zich nog lie
den, die wèl openlijk willen aandringen,
maar wier aandrai-g juist dion overheids
persoon niet past. Andermaal dus ver
plicht isolement.
Quarto: Bij de oigonlijke, hoogste en
moeilijkste ambtsbezigheden vindt een
overheid duizend bovenstbeste stuurlui
aan den wal. Roept of wenkt hij er echter
één om aan boord te komen, dan bedan
ken de meesten voordo verantwoorde
lijkheid. Deze, vooral ook do publieke ver
antwoordelijkheid laat men den dignita
ris, of wel deze moet zich laten afzetten.
Quinto: Er zijn een menigte dagen,
waarop do dignitaris ambtsfunctiën te
doen heeft, welke hoegenaamd geen rem
placeering toelaten. Meent men, dat het
geen eenzaam gevoel geeft, to weten: „He
mel, als ik op dezen of dien dag eons ziek
ware, wat verwarring on stagnatie zouce
zulks geven; niemand kan mij vervan
gen?"
Sexto: Schier heel het familieleven gaat
„bij hoogste overheden" onder in hun
ambtsstudie.
Fine Finali, geccrde redactie, koester ik
do hoop, dat de vriendelijko plaatsing de
zer regelen in uw veelgelezon courant oe
zaak van het eenzaam standpunt wat alge-
mcenor begrijpelijk zullen maken.
Het ,,H a n do 1 sb 1 a d" merkt in zake
■do wijziging van do wet op het m i-
litair ondeiwijs op, dat de thans
voorgestelde wetswijziging slechts ton doel
heeft, voor de t .ting tot de Koninklijko
Militaire Academie geen examen meer te
eischen van diegenen, die in het bezit zijn
van een diploma van het cmdexamen der
hoogere burgorschool of gymnasium of
vooi technoloog of ingenieur. Alleen zal
men nog van do toegelatenen een nader,
dook veel eenvoudiger examen vorderen, om
over de indeeling bij de verschillende wa
pens te beslissen.
Het blad zou de aanneming van dit ont
werp zeer t juichen. —Let meent, dat men
van militaire zijde niet het ioekt heeft tc
twijfelen aan de waarde der diploma's, ver
worven op grond van de wet op het mid
delbaar onderwijs, en dat men dit bij de
wet op hot militair onderwijs van 1690 uit
het oog hec - verloren.
®o(.)
Lange had dezen gemoedstoestand van
Nissen geraden en reeds in de vroegte
kwam hij met con pak boeken. Zonder dra
len, daar lange gesprokken verdacht zou
den zijn, begonnen zij hun bespreking.
Pogingen tot omkooping in Nertehinak
te doen kwam beiden niet raadzaam voor.
Wel bestond er geen twijfel over, dat do
beambten, wier moreel principe zij ken
den, van den geringste tot den hoogste den
alvermogonden roebel al naar do menigte,
waarin hij wordt aangewond, niet zouden
kunnen weerstaanmaar het gevaar be
stond, dat men het geld aannemen zou en
later toch nog nrddelen en wegen zou we
ten to vinden, om het ontkomen, te belet
ten.
Beiden hadden tamelijk wel hetzelfde
plan beraamd. Lange zou den comman
dant van Nei.tchinsk verzoeken hem Nis
sen, die goed Russisch aprak, als gezel
schap mede te geven tot Nikoajcwsk, waar
hij zich naar Europa wilde inschepen; dat
had vermoedelijk geen bezwaar, daar Nia
cin uitmuntend stond aangeschreven.
Maar hoe zouden zij uit Nikoajewsk weg
komen? Zelfs, wanneer or Europeescho
schepen Lagen, zou geen van hen zoo ge
makkelijk een vluchteling uit Siberië op-
enxn. Nissen had daarom de avontuur-
nm-h ff^r °TS"m ,Jo 610 Chi-
dëzon 7 ln3cn t® overschrijden cn op
to zoekoT BeV jkei1 wo® ziJn bevrijding
Lange glimlachte cn merkte slechts op:
..Voordat ik by u kw.-.m, heb ik .im dr
Ingram gctclegr.phcord„Vil als het u
j meer boeken naar Nikolajewsk Da
nsenden, oei Japansohe." Dat boteckent
Toch heeft de indiening van het wets
ontwerp, naar zijn oordeel, ook een belang
rijke schaduwzijde; het blad vreest namelijk
dab daarmede een afdoende heiziening van
ons militair onderwijs weer voor geruimen
tij 1 wordt verschoven.
„Ons militaifr ©ndeitwijb", zoo schrijft
het blad verder, „is op veel te grootea voet
ingericht wat de Koninklijko Militaire
Academie betreft. De opleiding van den
gewonen troep om meier duurt veel te lang
en is daardoor to kostbaar. Wij leven in
een tijd, dat de uitvoering van verschil
lende nicuve wetten de jaarlijksche oor-
logsbegiooting met milliocncn doet stijgen,
en men dus allerwegen tracht bezuinigin
gen aan t» brengen. Zoo ergens, dan kan
dit aan do opleiding tot offioier worden
gevonden. Men zal daar wol geen millioe-
nen mede uitsparen, maar toch eon viij
aanzienlijke som.
Het is volstrekt niet noodig, om van|
alle offioieren geleerden tc maken, en daar
om is het tijdvak van drie jaren vakstu
die voor do cadetten aan de Academie ze
ker to lang gerekend. Wat een gewoon
troepenofficier van infanterie, cavalerie
en artillerie noodig heeft, kan men hem
zonder eenig bezwaar in twee jaren bij-
biengen, mits men zijn eischen eenigszins
weet to matigen en niet in ©lk tweedon-lui
tenant een veldheer wil zien. De kennis,
die men noodig heeft om later in hoogere
rangen te komen, waar de veldheersblik
noodig is, moet de 'officier zich toch ver
werven dooi voortgezette studio in zijn vak.
Wanneer men voor den troepenofficier
don studietijd terugbrengt op twee jaren,
aal men het groote voordeel verkrijgen
van jongere officieren en van goedkooper
opleiding.
Men behoort dan echter een speciale
opleiding te maken voor technische offi
cieren bij de genie en de artillerie.
Yoor die officieren zoeke men aansluiting
aan do Polytechnische School. Daardoor
zal een afzonderlijk korps artillerie-inge
nieurs ontstaan, dat zioh meo niets anders
bezighoudt dan met do vervaardiging van
oorlogsmateriecl. Eenmaal militaii inge
nieur, behoort men dat tc blijven en er
wordt dan tevens een cindo gemaakt aan
den zeer ongewcnschten toestand, dat onze
militaire tabrickcn voortdurend verwisse
len van directeuren, hoof don, hoofdopzich
ters en opzichters, dio weder in den troep
moeten terugkeer en, om bevordering te
kunnen maken. Dat mon eigenlijk op die
wijze burger-ingenieurs in een militair ge
waad zou krijgon, waardoor de militaire
eischen van hot te vervaardigen materieel
minder goed lot hun recht zouden komen,
is slechts schijnbaar. Is het niet van algo-
mccne bekendheid, dat men het best© oor
logsmateriecl krijgt van particuliere fir
ma's als Krupp, Schneider, Urcuzot, Ehb-
hard ©.a. 1 Do directeuren en opzichters
van die fabrieken behoeven toch ook niet
teikons weer soldaat te zijn.
Voor een klein, goed b:zoldigd korps
artillerie-ingenieurs is zeker ook in ons
kleino land wel plaats.
Voor do overige artillerie-officieren is
die groote technische kennis in de eerste
plaats onnoodig cn in de tweede plaats
toch spoedig vergeten. Een officier van
vesting- of veld-artillcri© behoeft volstrekt
niet te weten hoe men een kanon maakt en
ho9 men het beste projectielen giet of bus
kruit mengt. Evenmin behoeft elk officier
een schoots tafel te kunnen maken. Als hij
moa.r goed, uit practische ervaring vooral
weet, hoo hij i iet zijn kanon moet schieten
en hoe hij zijn sohootstafol moet gebrui
ken.
Een groot© attractie voor den militai
ren stand zal zeker zijn, wanneer men op
jeugdigen leeftijd den officiersrang be
reikt, en daarom achten wij ccn invoering
van een tweejarigen studietijd aan do
Koninklijke Militaire Academie wel dege
lijk een voornaam middel om den toeloop
tot die inrichting krachtig te bevorderen."
©venwel de tuaschen ons gemaakte af
spraak: „Zend uw t© Jokohama liggend
sohip „Aiia" dadelijk naar Nikolajewsk."
Het is een stoomboot, die eerder elan wij
daar zijn zal. Do rest komt vanzelf."
Werkelijk wikkelde dit program zich
goed af.
Lunge's wenscli werd door den comman
dant van Nerfcohinsk na eenig tegenstrib
belen vervuld on toen beiden drie weken
later t© Nikolajewsk aankwamen, zagen zij
met onuitsprekelijke vieugdo op de wato-
ron der reede ©en stoomboot oncler Duit-
sche vlag; eenigo roebels hielpen de laatste
moeilijkheden uit den weg ruimen en ©uii
ge dagen daarna schommelde Nissen als
vrij man op d© golven van den Stillen Oce
aan.
„Ik wilde," zeid© Lange, „dat ik u kon
schilderen, hoe Nissen's stemming van uur
tot uur veranderde, maar het is onmoge
lijk; hoe vooral toen wij do kust naderden,
opwellingen van groot© wanhoop en zaligo
hoop elkaar afwisselden, hoe, toen de
„Afra" zioh langzaam in beweging zette,
mijn arme vriend mij snikkend om den hals
viel, dat. dat..."
Lange stonden de tranen in dc oogen,
toen hij zoo sprak, en hij moest ophouden
met spreken. Ernestine had reeds, toen het
verhaal gekomen was bij het vinden van
Nissen, bitter geschreid. Lange stond op,
ging naar het raam en beerde na een poos
je terug om, beschaamd over de ontroe
ring, welke zich van hem had meester ge
maakt zijn verhaal t© eindigen. Do „Afra"
was zonder moeilijkheden naar Yokohama,
van daar naar Singapore en Aden, en
door het Sucz-kanaal naar Triëst ge-
fctoomd, waar zij vóór eenige dagen aange
komen on dcor Ingram on diens vrouw ju
belend ontvangen waren.
Lange zweog. Ernestine beheerschte
zich, droogde haar tranen en zei do met be
vende stem: „Hoe naamloos treurig, dat,
,.De Standaard" schrijft over het
P o s t w e t j e:
Niet ton onrechte is de opmerking ge
maakt, dat hot voor do vrijheid der inge
zetenen meer gewenscht, en met onze zeden
meer in overeenstemming zou zijn, indien
de beslissing over aan de post toever
trouwde stukken niet aan de postadminis
tratie, maar aan den. rechter werd gegeven.
Toch onderscheidde men hier wek
Straf voor delict kan natuurlijk ook hier
alleen <le rechter opleggen, maar iets an
ders Li het stuiten van verzending. Etc
postverzending duldt geen uitstel, of ze
kan haar doel missen.
Hoe wil men nu door de postadminis
tratie olk geval van dien aard voor den
rechter brengen?
Of ook zou het brengen voor don rech
ter, en dus inmiddels sluiting van door
zending, niet met stuiting feitelijk gelijk
staan?
De moeilijkheid ligt in de anonimiteit
van de meeste stukken. Zo worden veelal
dooi onbekenden afgegeven, en dragen dik
wijls geen enkele aanwijzing van hor
komst...
Bij gesloten verzanding is het iets an
ders; dan is het delic* aan de postadmi
nistratie niet bekend; maar anders wordt
het, indion de stukkon epen zijn, cn hot
delict notoir is.
Do geadresseerde is l.:kend, maai hem
kan men niet aansprakelijk stellen, daar
zulk een stuk z. .r dikwijls geheel buiten
weten en tegen den zin van den geadres
seerd© hem wordt toegezonden. Het is daar
om zeer dc vraag of anonieme en niet-
anoniome stukken op voet van gelijkheid
moeten behandeld worden.
Niet-anoniem© stukken wijzen een per
soon aan; en zoo deze persoon zijn woon
plaat aanwijst en tc vinden is, moet en
kan hem zekerheid geboden worden van
rechterlijke beslissing.
Of is uitkomst t© vinden in de bepaling,
dat open stukken niet anders dan mot
duidelijke aanwijzing van den afzender
ter post mogen bezorgd worden?
Reeds hiermee ware stenig aanmerkelijk
to vorderen.
„D Standaard" schrijft:
Oppositie. Men zal het er in ons
land over het algemeen wel over eons zijn,
dat do oppositie, die vooral tegen don M i-
nistcr van Binnenlandse he Z &-
kon gevoerd woedt, bitter klein moot
hceten. We geloovon stellig en zeker, dat
do liberale pers, dcc nu dan toch wel
eens ecsn beter oogenblik moet hebben, in
dio oogen blikken zichzolve erkent, lat hot
toch eigenlijk niest aangaat een tegenstan
der te boetrijdon op de wijze, die in den
l&ateten tijd moede geworden is.
Maar dan komt onmiddellijk weer „de
politiek" boven, en gaat het weer op do
oude wijze toe.
Het „Utrechts oh Dag-blad'' heeft
blijkbaar een oogenblik van walging gehad
over wat zijn geestverwanten dag op dag
believen uit tc kramen, cn schrijft, naar
aanleiding van de gevoerde oppositie on
der meer:
„Als juist is, wat „Het Gentrum"
meldde, 'dat dr. Kuyper dezer dagen zijn
zeven tigvsben verjaardag heeft gevierd, dan
geldt ook het woord van Bismarck over
Moltko: „Moltko wordt telkens tien jaar
jonger als er oorlog is."
Inderdaad, de krachtige figuur, wicn het
haar nog nauwelijks grijzend om den ge
weldigen schedel golft, is ook hior als Mi-
nistor tien jaar jonger geworden.
Zonder hem zou dc rechterzijde nooit ge
komen zijn tot üe positie, die zij thans, he
laas, in ons laard inneemt.
Dc werkkracht, door minister Kuyper in
zijn periode van actio als oewindsman ten
toongespreid, dwingt ieders bewondering
af, ook van hen, die dio kracht reeds in do
voorafgaande periode van schrijver, agi
tator cn geleerde met verbazing aan-
(schouwden.
nadat alles zoo goed is afgeloopcn, nog op
het laatst de arme Nissen sterven moctt!"
Lange fluisterde eenige onverstaanbare
woorden. Ernestine begreep hoe zwaar het
hem vallen moost haar daarvan te vertol
len, maar zij wilde alles, ook het zwaarst©
weten. „U hebt mij beloofd de laatste
woorden, welke Nitsen vóór zijn dood ge
sproken hcMt mede te deelcn," zcicle zij.
Lange's lippen trilden, toen hij weife
lend antwoordde: „Excuseer mij, me
vrouw, dat heb ik niet beloofd, Nissen'a
laatste woorden, ja, die zijn ook vóór zijn
■dood gesproken, maar hot zijn niet d© laat
ste woorden vóór zijn doodik hoop veel
eer, dat hij nog vclo woorden spreken zal."
Ernestine schrikte en riep: „Lange 1
Versta ik u goed? Nissen leeft? Nissen ie
niet dood?"
„Niseen leeft, en zoo God wil, nog zeer
lang. Ik verzoek om mijn dubbelzinnigheid
deemoedig vergiffenis. Zijt u nog boos op
mij 1"
„Hij leoft; hoe Londet u zoo wreed schert
sen?"
„De zaak if zoo: Nissen beweert, dat hij
op ccn bal, waar hij dc laatste maal het go-
luk had u te zien cn in uw nabijheid te
zijn hij kon mij daarvan niet genoeg ver
tellen cn ik herinner mij immers zelf,
hoe bekoorlijk mevrouw er toen uitzag..."
„U maakt mij werkelijk boos," riep Er
nestine half lachend half wrevelig, „als u
nog langer zulke dwaasheden verkoopt.
Dus op dien avond, wat gebeurde or toen?"
„Toen zeide Nissen eenige woorden tot
u, welke, zoo beweert hij, niet verkeerd ver
staan konden worden. U hadt het recht
daarover boo6 tc zijn."
„Daarvoor is reed? lang vergiffenis ge
schonken."
„Dat betwijfelt Nissen niet, hij kont
toch uw goedheid."
„Waarvan u veel misbruik maakt, mijn-
heer Lange," zeide Ernestine blozende.
Nog onlangB toonde hij in de schitteren
de Memories van Toelichting on van Ant
woord in een naar onze meening verloren
zaak, het Overijselsohe wetje, een meester
schap in ons administratief recht, evena
rend dot van de beoten, die hun loven aan
d© studio daarvan wijdden.
Op legislatief gebied staat hij werkelijk,
al mogen sommigen het tegendeel pogen t©
beweren, bij een Modderman of een Van
Houten niet achter en overtreft hij ande
ren.
Een man, die een helder aanschouwing-
vermogen poort aan een veelomvattende
kennis, welke door d© buitengewone lo-
gisch-deducbive kraoht van zijn geest ten
alLen tijde paraat in slagorde 6taat; wiens
zin zoowel op het practische als op het
ideëele is gericht, en bij wien, als bij Oao-
sar d© veldheer, zoo bij hom d© theoloog,
aan den staatsman ondergeschikt is:
wiens clastioitoit van geest niet afdoet aan
de intense kraoht van zijn wil en karakter,
zulk een man cert men als zijn tegen
stander. Men bestrijdt hem als het noodig
ie met de zwaarste wapenen, waarover men
kan beschikken. Maar men denigreert hem
niet.
Dat was de gedragslijn, dio dc lieer Van
Houten volgde.
Met de meest volmaakt© hoffelijkheid
jegens d© persoon van don Minister,
richtte hij hot zwaarst© geschut van staats
rechtelijke argumenten op zijn daden.
En inderdaad, een oppositie, dio uit hot
vrijzinnige beginsel haar strijd tegen de
dadan der huidige Rcgecring richt, vindt
genoeg tc doen en geen reden of nood/aak.
daar buiten t© gaan."
Inderdaad, zegt „D S t|a n daa'r u
hot is een verkwikking weer eens in do li
beral© pors con waardcorond woord t© le
zen; jammer, dat het zulk oen zeldzame
uitzondering is. Bij do woorden van het
„Ut roe hts cli Dagblad" teekent on
ze „Rotterdammer" aan:
„Nu zij hot „Utreohtsch Dag
blad" medegedeeld, 'dat dr. Kuyper den
29sten October 1837 is geboren, cn lij' dus,
als hem het loven wordt gespaard, nog tot
1907 zal moeten wachten alvorens hij zijn
zeventigsten verjaardag zal kunnen vieren.
Mot dankbaarheid nemen wij echter ken
nis van dit vernieuwd nobele, eerlijke ar
tikel,. waarmede zijn red actio do kolom
men van dit orgaan beoft goeierd.
Wij zullen haar woorden onthouden.
Want als een vrijzinnigo redactie eerlijk
erkent, dat dr. Kuyper op legislatief ge
bied niet achterstaat bij eon Modderman
of bij een Van Houton, en anderen over
trof t, wat blijft or dan over van het ver
wijt van vclo vrijzinnigen, dat dr. Kuyper
niet „wetgevoren" kan?
En a!u er dan te klagon valt, moet dan do
aanleiding voor dat beklag niet gezocht
worden elders en bij anderen dan aan het
adres van dr. Kuyper?"
En „Do Maasbode" schrijft:
Dc „Nieuwe Rotterdamse he
O o u rant", dio er gemeenlijk oJs de kip
pen bij is om haar persoverzicht zoo com
pleet mogelijk te maken, zóó zelfs, dat
„glossen op het kostuum van een bewinds
man" of platte boriohtjes over do roiz?n
van dr. Kuypor niet onvermeld blijven,
de „Nieuw© Rotterdam sche Cou
rant heeft tot nu toe geen behoefte ge
voeld om hoar lezers met dit citaat in ken
nis te stellen."
Onder hot opschrift: Do openbare
school" is verschenen hot eerste nommer
van een Maandblad, uitgave van a©
afdeeling Wcesp en Omstreken van den
„Bond van Nederlanctaohe Onderwijzers."
Het ooel van dit blad wordt in een
voorwoord aldus omschreven:
„Het openbaar onderwijs, dat ontegen
zeglijk voor het grootste deel van ons volk
het onderwijs was on nog i3, hot
wordt in den laatatcn tij'J door eeni
go partijen weer gemaakt tot inzet
van een politiek 6pol, waaraan do andere
„Nissen wcnscht echter meer, hij vraagt,
hij zou willen weten..."
„Wcnscht Irij, dat ik die woorden verge
ten zal?"
„Niet geheel. Hij vraagt, of u vergeten
of liever het aandenken aan dat uur wilt
bewaren? Ik mag u echter niot verzwijgen,
mevrouw, dat hij, als u het laatitc zoudt
verkiezen, daaraan een verraetclcn uitleg
zal geven, waarvoor u mij, daarom verzoek
ik vriendelijk, niet verantwoordelijk moogt
maken."
Ernestine had haar gelaat afgewend en
bijna onhoorbaar fluisterde zij: „Het ant
woord moet Nissen zelf halen 1"
Lange sprong op, liep naai dc deur der
voorkamer en riep:
„Nissen, u kunt het antwoord zelf ha
len."
„Hoo is het mogelijk? Hij is hior?"
Nissen tprong al9bet waro do kamer bin
nen on kwam juist bijtijds, om Ernestine
gelukzalig lachend in haar stoel to zien
vallen. Hij kniolde voor haar neder en be
dekt© haar handen met vurige kussen.
„Ernestine, welk antwoord hebt u?"
„Welk u wenscht, Nisten."
,,U hebt vergiffenis geschonken?"
„Vergiffenis geschonken I Ik was over
gelukkig en heb, van tchultl bewust, dag en
naoht aan u gedacht, evenals ik hoopte,
dat u aan mij zoudt denken."
„Ernestine
Zij had zich tot hem overgebogen want
Lange was roods lang uit do kamer ver
dwenen en liet het toe, dat Nissen een
langen, innigen kus op haar lippen druk-
to.
In den tuin van het „Sch weizei Pen
sion" te Venetië zaten Hans Lander en
Max Ingram bijeen cn rookten een sigaar.
Vroolijko zonneschijn overgoot dc blauwe
lagune en ccn lichtblauwe hemel lachte bo
ven de dogen*tri
6taatkundigo groepen willens of onwillenj
mee zullen moeten spelen. „Dc openbare
school moet er onder," galmt hot allerwe
gen on oen moderne kruistocht wordt ge
predikt tegen „het brooinest van ongeloof
cn sooialisme." Of cr do belangen de»
lands door geschaad worden Aan do poli
tieke partijen in de eerste plaats de taak,
dat aan te toonen. Ons doel is: dc school,
dio ons liof i? die wij rekenen do waro
volksschool te zijn, t© verdedigen, zooveel
als wo dat vormogen. Dat het openbaar on
derwijs niot volmaakt is wij zijn de eer
sten am het too to stommen, maar dat het
in beginsel slecht is, loochonen wij ten eenon-
male. Wij zullen dus strijden met open vi
zier, beginsel tegen beginsel plaatsen van
tien eerlijken tegen sten derdomme ver
watenheid, die over openbaar onderwij»
redeneert als een biindo over dc kleuren,
aan de kaak stellen; verdachtmaking en
laster in hun vuigheid in het licht zetten.
Den geestverwant zullen wo opwekken tot
medestrijden, den onverschillige tot naden
ken. Uit de vakpers zullen wo overnemen,
wat naar onze meening verdient onder do
oogen to komen van het groote publiek;
boeken cn boekjes zullen wo opendoen van
do Openbare cn Bijzjndoro tcliool in eigen
lijken en figuurlijkon zin; in één woord:
wo zullen pal staan voor de Openbare
School.'
Gemengd Nieuws.
Moord in do S oho ven i n gjs ch o
Boschj es. Men vernoemt, dat de wonde,
op het lijk van mevrouw KrusenuuiPot
bevonden, sterk tot het vormoeden aanlei
ding geeft, dat dc steek moet toegebracht
zijn door iemand, dio zich achter haar be
vond on dat zij dus niet kan zijn gestoken,
terwijl zij rich in gesprok bevond met een
persoon, die haar cLaaibij in het gelaat
keek. Tenzij do moordenaar iemand is, dio
zoogenaamd links is, wordt hot niet aanne
melijk geacht, dat in dit geval een stoot
met do rechterhand tor bedoelde plaatse
aan den hals cn met zulk een kracht kan
zijn toegebracht. Een en ander doet hot
vermoeden veld winnen, dat mon hier to
doen heeft met een onvcrhoodschou aanval
van achteren of uit wraakzucht, of uit en-
kclo moordlust.
Intusschcn doen politie cn justitio al
het mogelijko om eenig licht in deze go-
licimziunigo zaak te verkrijgen.
Nu cn dan wordt con peisoon eenigszins
beantwoordendo aan het vrij vago signale
ment van den dader, door den conmiieaar
ris in verhoor genomen, tot dusver echter
zonder resultaat.
Men verneemt nog, dat het slachtoffer,
toon zij haar dochtertje vroeg haar op do
wandeling t© vorgezcllcn, doch ton ant
woord kreeg, dat het moisjo thuis bleef,
omdat zij nog huiswerk moest vei richten,
ojï verzoek van het meisje dc sleutels der
kasten achterliet.
Het verluidt nog, dat liet dochtertje van
mevrouw K., ongerust over het onvor-
klaarbaar lang uitblijven barer moedor,
dej avonds met eenige meisjes en familie
leden uitging om haar moeder to zoeken.
Toon zij do algemcenc begraafplaats genar
dard was cn veel monschen voor het hok
z j staan, trad zij op een politieambte
n-ar toe met dc vraag, of or iemand bin
nen was gebracht. Do inspecteur, wien dit
bevreemdde, vroeg haar waarom zij dio
vraag deed, waarop zij mededeelde, (Lat zij
haar moeder vermiste. Dc inspecteur vroeg
het meisje toen, hoo de moeder gekleed
was, en toen hot kind daarop zeide, dat
haar ma ccn grijzen regenmantel droo$,
begreep de politieman er allcg van Hij
zeide het kind niet de waarheid, maar zond
hoor naar een nabijgelegen politicposthuis,
zeggende, dat hij haar over eenige ©ogen
blikken wel wat zou mededcelen. Inmid
dels waren ook do overige familieleden ge
naderd, dio hot lijk herkenden, tn net
,,Tk gun beiden hun geluk", zeide Hans
na lange stilte. „Maar ik kan mij daarover
niet uitbundig verhougen, omdat ik hot
verleden niet vergeten kan."
Max zag na r de heide vrouwengestalten,
Af ra cn Peidita, dio arm in arm in den
tuin wandelden cn zeide: „Ik begrijp uw
stemming, Hans. Maar doe zooals ik en
laat de spoken van liet verleden rusten.
Het leidt tot niets, als men hun ongure
schimmen uit den nacht, waarin zij thans
behooren, oproe. t cn in den lichten dag
van het tegenwoordige laat wandelen.
Evenals dc koningsdochter in het oude
sprookje laat het vóór dag, achter u nacht
zijn. Wilt g'. u do vreugde over dc heer
lijkheid van den huidigen dag door treurig
gepeins vergallen over het lot der armo
die achter duffe kerkermuren achter het
dogcnpaleis zuchten? Toch nictl Dat zou
dwaze levenswijsheid zijn. Ook ik was op 't
punt in onvruchtbaar berouw over liet on-
voranderlijke het tegenwoordige ©n de (o©
komst tc boderven Nistcn cn Ernestine
zullen, misschien voor do eerste raanl in hun
leven, gelukkig zijn. En dan kon ik slecht*
één vraag: Verdienen zij hot?"
„O, zekerriep Hans. „Maar..."
„Geen maar, mijn vriend. Niet wat ge
weest is, maar wat is on wat komen zal,
moet uw gedachten boeien. Niet met 'droeven
blik terug in den nacht, maar met g opendo
oogen in den dag vóór on? gezien, ©n ons
devies, zoolang niet het leven is uitg©-
bluscht, blijvo altijd: „Voorwaarts 1"
„Gij hebt gelijkt" zeido Hans. „Het is
toch waar; het geluk ligt ncoifc achter
ons, maar het is er of liet komt-. Schenk
cenn in, Max; wij willen op het bruidspaar
drinken."
En helder cn vroolijk klonken ondo*
Vcnetië's stralende zon en blauwen hemel
do glazen samen.