L1IDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 23e Diamaatendiefstal. No. 13719. De eerw. hear P. M. Bots, rustend R.-K. geestelijke te Leiden, schrijft in „D eRe- sidentiebode": Is het „eenzaam standpunt", waarvan minister Kuyper heeft gesproken, en wat men humorLvis li commentarieert als onzin en aanstellerij, inderdaad zoo wonderlijk voor lieden, die verstaan wil len." Ondergeteekende gelooft: Neen. Hoe luistervol, hoe verdienstelijk en hoe voordeelig toch -het bekleeden zij van waar digheden, welke den dignitaris tot regeer der cn bestuurder, maar ook vaak tot be risp er of opziener zijner medemenschen stellen, jukt die eigen waardigheden moe ben uilbornard immers vervreemden en een zaam maken. Dit gebeurt o.a. op de volgende wijze: Primo: Geen oude ©n trouwe vrienden voeren, wegens den eerbied aan heb hoogste gezag verschuldigd, den toon der gelijk heid meer tegen overheden. Welk Verlies baart dit reeds aan hartelijkheid en le- venssteun voor den drager des gezag* 1 Secundo: Vele liedon uit passend eigen belang wol genegen tot aansluiting bij eenig persoon, wenschen zoodra juist die per soon hoog*te overheid is geworden, geen baantjes-jagers te schijnen, zelfs niet in parlement of vergadering; men houdt zich ook hier ietwat afzijdig en do overheid ptyaat weer alleen. Tertio: In plaats der gulle kameraden van woleer, vindt do regeeringspersoon in hun plaats gewoonlijk rondom zich nog lie den, die wèl openlijk willen aandringen, maar wier aandrai-g juist dion overheids persoon niet past. Andermaal dus ver plicht isolement. Quarto: Bij de oigonlijke, hoogste en moeilijkste ambtsbezigheden vindt een overheid duizend bovenstbeste stuurlui aan den wal. Roept of wenkt hij er echter één om aan boord te komen, dan bedan ken de meesten voordo verantwoorde lijkheid. Deze, vooral ook do publieke ver antwoordelijkheid laat men den dignita ris, of wel deze moet zich laten afzetten. Quinto: Er zijn een menigte dagen, waarop do dignitaris ambtsfunctiën te doen heeft, welke hoegenaamd geen rem placeering toelaten. Meent men, dat het geen eenzaam gevoel geeft, to weten: „He mel, als ik op dezen of dien dag eons ziek ware, wat verwarring on stagnatie zouce zulks geven; niemand kan mij vervan gen?" Sexto: Schier heel het familieleven gaat „bij hoogste overheden" onder in hun ambtsstudie. Fine Finali, geccrde redactie, koester ik do hoop, dat de vriendelijko plaatsing de zer regelen in uw veelgelezon courant oe zaak van het eenzaam standpunt wat alge- mcenor begrijpelijk zullen maken. Het ,,H a n do 1 sb 1 a d" merkt in zake ■do wijziging van do wet op het m i- litair ondeiwijs op, dat de thans voorgestelde wetswijziging slechts ton doel heeft, voor de t .ting tot de Koninklijko Militaire Academie geen examen meer te eischen van diegenen, die in het bezit zijn van een diploma van het cmdexamen der hoogere burgorschool of gymnasium of vooi technoloog of ingenieur. Alleen zal men nog van do toegelatenen een nader, dook veel eenvoudiger examen vorderen, om over de indeeling bij de verschillende wa pens te beslissen. Het blad zou de aanneming van dit ont werp zeer t juichen. —Let meent, dat men van militaire zijde niet het ioekt heeft tc twijfelen aan de waarde der diploma's, ver worven op grond van de wet op het mid delbaar onderwijs, en dat men dit bij de wet op hot militair onderwijs van 1690 uit het oog hec - verloren. ®o(.) Lange had dezen gemoedstoestand van Nissen geraden en reeds in de vroegte kwam hij met con pak boeken. Zonder dra len, daar lange gesprokken verdacht zou den zijn, begonnen zij hun bespreking. Pogingen tot omkooping in Nertehinak te doen kwam beiden niet raadzaam voor. Wel bestond er geen twijfel over, dat do beambten, wier moreel principe zij ken den, van den geringste tot den hoogste den alvermogonden roebel al naar do menigte, waarin hij wordt aangewond, niet zouden kunnen weerstaanmaar het gevaar be stond, dat men het geld aannemen zou en later toch nog nrddelen en wegen zou we ten to vinden, om het ontkomen, te belet ten. Beiden hadden tamelijk wel hetzelfde plan beraamd. Lange zou den comman dant van Nei.tchinsk verzoeken hem Nis sen, die goed Russisch aprak, als gezel schap mede te geven tot Nikoajcwsk, waar hij zich naar Europa wilde inschepen; dat had vermoedelijk geen bezwaar, daar Nia cin uitmuntend stond aangeschreven. Maar hoe zouden zij uit Nikoajewsk weg komen? Zelfs, wanneer or Europeescho schepen Lagen, zou geen van hen zoo ge makkelijk een vluchteling uit Siberië op- enxn. Nissen had daarom de avontuur- nm-h ff^r °TS"m ,Jo 610 Chi- dëzon 7 ln3cn t® overschrijden cn op to zoekoT BeV jkei1 wo® ziJn bevrijding Lange glimlachte cn merkte slechts op: ..Voordat ik by u kw.-.m, heb ik .im dr Ingram gctclegr.phcord„Vil als het u j meer boeken naar Nikolajewsk Da nsenden, oei Japansohe." Dat boteckent Toch heeft de indiening van het wets ontwerp, naar zijn oordeel, ook een belang rijke schaduwzijde; het blad vreest namelijk dab daarmede een afdoende heiziening van ons militair onderwijs weer voor geruimen tij 1 wordt verschoven. „Ons militaifr ©ndeitwijb", zoo schrijft het blad verder, „is op veel te grootea voet ingericht wat de Koninklijko Militaire Academie betreft. De opleiding van den gewonen troep om meier duurt veel te lang en is daardoor to kostbaar. Wij leven in een tijd, dat de uitvoering van verschil lende nicuve wetten de jaarlijksche oor- logsbegiooting met milliocncn doet stijgen, en men dus allerwegen tracht bezuinigin gen aan t» brengen. Zoo ergens, dan kan dit aan do opleiding tot offioier worden gevonden. Men zal daar wol geen millioe- nen mede uitsparen, maar toch eon viij aanzienlijke som. Het is volstrekt niet noodig, om van| alle offioieren geleerden tc maken, en daar om is het tijdvak van drie jaren vakstu die voor do cadetten aan de Academie ze ker to lang gerekend. Wat een gewoon troepenofficier van infanterie, cavalerie en artillerie noodig heeft, kan men hem zonder eenig bezwaar in twee jaren bij- biengen, mits men zijn eischen eenigszins weet to matigen en niet in ©lk tweedon-lui tenant een veldheer wil zien. De kennis, die men noodig heeft om later in hoogere rangen te komen, waar de veldheersblik noodig is, moet de 'officier zich toch ver werven dooi voortgezette studio in zijn vak. Wanneer men voor den troepenofficier don studietijd terugbrengt op twee jaren, aal men het groote voordeel verkrijgen van jongere officieren en van goedkooper opleiding. Men behoort dan echter een speciale opleiding te maken voor technische offi cieren bij de genie en de artillerie. Yoor die officieren zoeke men aansluiting aan do Polytechnische School. Daardoor zal een afzonderlijk korps artillerie-inge nieurs ontstaan, dat zioh meo niets anders bezighoudt dan met do vervaardiging van oorlogsmateriecl. Eenmaal militaii inge nieur, behoort men dat tc blijven en er wordt dan tevens een cindo gemaakt aan den zeer ongewcnschten toestand, dat onze militaire tabrickcn voortdurend verwisse len van directeuren, hoof don, hoofdopzich ters en opzichters, dio weder in den troep moeten terugkeer en, om bevordering te kunnen maken. Dat mon eigenlijk op die wijze burger-ingenieurs in een militair ge waad zou krijgon, waardoor de militaire eischen van hot te vervaardigen materieel minder goed lot hun recht zouden komen, is slechts schijnbaar. Is het niet van algo- mccne bekendheid, dat men het best© oor logsmateriecl krijgt van particuliere fir ma's als Krupp, Schneider, Urcuzot, Ehb- hard ©.a. 1 Do directeuren en opzichters van die fabrieken behoeven toch ook niet teikons weer soldaat te zijn. Voor een klein, goed b:zoldigd korps artillerie-ingenieurs is zeker ook in ons kleino land wel plaats. Voor do overige artillerie-officieren is die groote technische kennis in de eerste plaats onnoodig cn in de tweede plaats toch spoedig vergeten. Een officier van vesting- of veld-artillcri© behoeft volstrekt niet te weten hoe men een kanon maakt en ho9 men het beste projectielen giet of bus kruit mengt. Evenmin behoeft elk officier een schoots tafel te kunnen maken. Als hij moa.r goed, uit practische ervaring vooral weet, hoo hij i iet zijn kanon moet schieten en hoe hij zijn sohootstafol moet gebrui ken. Een groot© attractie voor den militai ren stand zal zeker zijn, wanneer men op jeugdigen leeftijd den officiersrang be reikt, en daarom achten wij ccn invoering van een tweejarigen studietijd aan do Koninklijke Militaire Academie wel dege lijk een voornaam middel om den toeloop tot die inrichting krachtig te bevorderen." ©venwel de tuaschen ons gemaakte af spraak: „Zend uw t© Jokohama liggend sohip „Aiia" dadelijk naar Nikolajewsk." Het is een stoomboot, die eerder elan wij daar zijn zal. Do rest komt vanzelf." Werkelijk wikkelde dit program zich goed af. Lunge's wenscli werd door den comman dant van Nerfcohinsk na eenig tegenstrib belen vervuld on toen beiden drie weken later t© Nikolajewsk aankwamen, zagen zij met onuitsprekelijke vieugdo op de wato- ron der reede ©en stoomboot oncler Duit- sche vlag; eenigo roebels hielpen de laatste moeilijkheden uit den weg ruimen en ©uii ge dagen daarna schommelde Nissen als vrij man op d© golven van den Stillen Oce aan. „Ik wilde," zeid© Lange, „dat ik u kon schilderen, hoe Nissen's stemming van uur tot uur veranderde, maar het is onmoge lijk; hoe vooral toen wij do kust naderden, opwellingen van groot© wanhoop en zaligo hoop elkaar afwisselden, hoe, toen de „Afra" zioh langzaam in beweging zette, mijn arme vriend mij snikkend om den hals viel, dat. dat..." Lange stonden de tranen in dc oogen, toen hij zoo sprak, en hij moest ophouden met spreken. Ernestine had reeds, toen het verhaal gekomen was bij het vinden van Nissen, bitter geschreid. Lange stond op, ging naar het raam en beerde na een poos je terug om, beschaamd over de ontroe ring, welke zich van hem had meester ge maakt zijn verhaal t© eindigen. Do „Afra" was zonder moeilijkheden naar Yokohama, van daar naar Singapore en Aden, en door het Sucz-kanaal naar Triëst ge- fctoomd, waar zij vóór eenige dagen aange komen on dcor Ingram on diens vrouw ju belend ontvangen waren. Lange zweog. Ernestine beheerschte zich, droogde haar tranen en zei do met be vende stem: „Hoe naamloos treurig, dat, ,.De Standaard" schrijft over het P o s t w e t j e: Niet ton onrechte is de opmerking ge maakt, dat hot voor do vrijheid der inge zetenen meer gewenscht, en met onze zeden meer in overeenstemming zou zijn, indien de beslissing over aan de post toever trouwde stukken niet aan de postadminis tratie, maar aan den. rechter werd gegeven. Toch onderscheidde men hier wek Straf voor delict kan natuurlijk ook hier alleen <le rechter opleggen, maar iets an ders Li het stuiten van verzending. Etc postverzending duldt geen uitstel, of ze kan haar doel missen. Hoe wil men nu door de postadminis tratie olk geval van dien aard voor den rechter brengen? Of ook zou het brengen voor don rech ter, en dus inmiddels sluiting van door zending, niet met stuiting feitelijk gelijk staan? De moeilijkheid ligt in de anonimiteit van de meeste stukken. Zo worden veelal dooi onbekenden afgegeven, en dragen dik wijls geen enkele aanwijzing van hor komst... Bij gesloten verzanding is het iets an ders; dan is het delic* aan de postadmi nistratie niet bekend; maar anders wordt het, indion de stukkon epen zijn, cn hot delict notoir is. Do geadresseerde is l.:kend, maai hem kan men niet aansprakelijk stellen, daar zulk een stuk z. .r dikwijls geheel buiten weten en tegen den zin van den geadres seerd© hem wordt toegezonden. Het is daar om zeer dc vraag of anonieme en niet- anoniome stukken op voet van gelijkheid moeten behandeld worden. Niet-anoniem© stukken wijzen een per soon aan; en zoo deze persoon zijn woon plaat aanwijst en tc vinden is, moet en kan hem zekerheid geboden worden van rechterlijke beslissing. Of is uitkomst t© vinden in de bepaling, dat open stukken niet anders dan mot duidelijke aanwijzing van den afzender ter post mogen bezorgd worden? Reeds hiermee ware stenig aanmerkelijk to vorderen. „D Standaard" schrijft: Oppositie. Men zal het er in ons land over het algemeen wel over eons zijn, dat do oppositie, die vooral tegen don M i- nistcr van Binnenlandse he Z &- kon gevoerd woedt, bitter klein moot hceten. We geloovon stellig en zeker, dat do liberale pers, dcc nu dan toch wel eens ecsn beter oogenblik moet hebben, in dio oogen blikken zichzolve erkent, lat hot toch eigenlijk niest aangaat een tegenstan der te boetrijdon op de wijze, die in den l&ateten tijd moede geworden is. Maar dan komt onmiddellijk weer „de politiek" boven, en gaat het weer op do oude wijze toe. Het „Utrechts oh Dag-blad'' heeft blijkbaar een oogenblik van walging gehad over wat zijn geestverwanten dag op dag believen uit tc kramen, cn schrijft, naar aanleiding van de gevoerde oppositie on der meer: „Als juist is, wat „Het Gentrum" meldde, 'dat dr. Kuyper dezer dagen zijn zeven tigvsben verjaardag heeft gevierd, dan geldt ook het woord van Bismarck over Moltko: „Moltko wordt telkens tien jaar jonger als er oorlog is." Inderdaad, de krachtige figuur, wicn het haar nog nauwelijks grijzend om den ge weldigen schedel golft, is ook hior als Mi- nistor tien jaar jonger geworden. Zonder hem zou dc rechterzijde nooit ge komen zijn tot üe positie, die zij thans, he laas, in ons laard inneemt. Dc werkkracht, door minister Kuyper in zijn periode van actio als oewindsman ten toongespreid, dwingt ieders bewondering af, ook van hen, die dio kracht reeds in do voorafgaande periode van schrijver, agi tator cn geleerde met verbazing aan- (schouwden. nadat alles zoo goed is afgeloopcn, nog op het laatst de arme Nissen sterven moctt!" Lange fluisterde eenige onverstaanbare woorden. Ernestine begreep hoe zwaar het hem vallen moost haar daarvan te vertol len, maar zij wilde alles, ook het zwaarst© weten. „U hebt mij beloofd de laatste woorden, welke Nitsen vóór zijn dood ge sproken hcMt mede te deelcn," zcicle zij. Lange's lippen trilden, toen hij weife lend antwoordde: „Excuseer mij, me vrouw, dat heb ik niet beloofd, Nissen'a laatste woorden, ja, die zijn ook vóór zijn ■dood gesproken, maar hot zijn niet d© laat ste woorden vóór zijn doodik hoop veel eer, dat hij nog vclo woorden spreken zal." Ernestine schrikte en riep: „Lange 1 Versta ik u goed? Nissen leeft? Nissen ie niet dood?" „Niseen leeft, en zoo God wil, nog zeer lang. Ik verzoek om mijn dubbelzinnigheid deemoedig vergiffenis. Zijt u nog boos op mij 1" „Hij leoft; hoe Londet u zoo wreed schert sen?" „De zaak if zoo: Nissen beweert, dat hij op ccn bal, waar hij dc laatste maal het go- luk had u te zien cn in uw nabijheid te zijn hij kon mij daarvan niet genoeg ver tellen cn ik herinner mij immers zelf, hoe bekoorlijk mevrouw er toen uitzag..." „U maakt mij werkelijk boos," riep Er nestine half lachend half wrevelig, „als u nog langer zulke dwaasheden verkoopt. Dus op dien avond, wat gebeurde or toen?" „Toen zeide Nissen eenige woorden tot u, welke, zoo beweert hij, niet verkeerd ver staan konden worden. U hadt het recht daarover boo6 tc zijn." „Daarvoor is reed? lang vergiffenis ge schonken." „Dat betwijfelt Nissen niet, hij kont toch uw goedheid." „Waarvan u veel misbruik maakt, mijn- heer Lange," zeide Ernestine blozende. Nog onlangB toonde hij in de schitteren de Memories van Toelichting on van Ant woord in een naar onze meening verloren zaak, het Overijselsohe wetje, een meester schap in ons administratief recht, evena rend dot van de beoten, die hun loven aan d© studio daarvan wijdden. Op legislatief gebied staat hij werkelijk, al mogen sommigen het tegendeel pogen t© beweren, bij een Modderman of een Van Houten niet achter en overtreft hij ande ren. Een man, die een helder aanschouwing- vermogen poort aan een veelomvattende kennis, welke door d© buitengewone lo- gisch-deducbive kraoht van zijn geest ten alLen tijde paraat in slagorde 6taat; wiens zin zoowel op het practische als op het ideëele is gericht, en bij wien, als bij Oao- sar d© veldheer, zoo bij hom d© theoloog, aan den staatsman ondergeschikt is: wiens clastioitoit van geest niet afdoet aan de intense kraoht van zijn wil en karakter, zulk een man cert men als zijn tegen stander. Men bestrijdt hem als het noodig ie met de zwaarste wapenen, waarover men kan beschikken. Maar men denigreert hem niet. Dat was de gedragslijn, dio dc lieer Van Houten volgde. Met de meest volmaakt© hoffelijkheid jegens d© persoon van don Minister, richtte hij hot zwaarst© geschut van staats rechtelijke argumenten op zijn daden. En inderdaad, een oppositie, dio uit hot vrijzinnige beginsel haar strijd tegen de dadan der huidige Rcgecring richt, vindt genoeg tc doen en geen reden of nood/aak. daar buiten t© gaan." Inderdaad, zegt „D S t|a n daa'r u hot is een verkwikking weer eens in do li beral© pors con waardcorond woord t© le zen; jammer, dat het zulk oen zeldzame uitzondering is. Bij do woorden van het „Ut roe hts cli Dagblad" teekent on ze „Rotterdammer" aan: „Nu zij hot „Utreohtsch Dag blad" medegedeeld, 'dat dr. Kuyper den 29sten October 1837 is geboren, cn lij' dus, als hem het loven wordt gespaard, nog tot 1907 zal moeten wachten alvorens hij zijn zeventigsten verjaardag zal kunnen vieren. Mot dankbaarheid nemen wij echter ken nis van dit vernieuwd nobele, eerlijke ar tikel,. waarmede zijn red actio do kolom men van dit orgaan beoft goeierd. Wij zullen haar woorden onthouden. Want als een vrijzinnigo redactie eerlijk erkent, dat dr. Kuyper op legislatief ge bied niet achterstaat bij eon Modderman of bij een Van Houton, en anderen over trof t, wat blijft or dan over van het ver wijt van vclo vrijzinnigen, dat dr. Kuyper niet „wetgevoren" kan? En a!u er dan te klagon valt, moet dan do aanleiding voor dat beklag niet gezocht worden elders en bij anderen dan aan het adres van dr. Kuyper?" En „Do Maasbode" schrijft: Dc „Nieuwe Rotterdamse he O o u rant", dio er gemeenlijk oJs de kip pen bij is om haar persoverzicht zoo com pleet mogelijk te maken, zóó zelfs, dat „glossen op het kostuum van een bewinds man" of platte boriohtjes over do roiz?n van dr. Kuypor niet onvermeld blijven, de „Nieuw© Rotterdam sche Cou rant heeft tot nu toe geen behoefte ge voeld om hoar lezers met dit citaat in ken nis te stellen." Onder hot opschrift: Do openbare school" is verschenen hot eerste nommer van een Maandblad, uitgave van a© afdeeling Wcesp en Omstreken van den „Bond van Nederlanctaohe Onderwijzers." Het ooel van dit blad wordt in een voorwoord aldus omschreven: „Het openbaar onderwijs, dat ontegen zeglijk voor het grootste deel van ons volk het onderwijs was on nog i3, hot wordt in den laatatcn tij'J door eeni go partijen weer gemaakt tot inzet van een politiek 6pol, waaraan do andere „Nissen wcnscht echter meer, hij vraagt, hij zou willen weten..." „Wcnscht Irij, dat ik die woorden verge ten zal?" „Niet geheel. Hij vraagt, of u vergeten of liever het aandenken aan dat uur wilt bewaren? Ik mag u echter niot verzwijgen, mevrouw, dat hij, als u het laatitc zoudt verkiezen, daaraan een verraetclcn uitleg zal geven, waarvoor u mij, daarom verzoek ik vriendelijk, niet verantwoordelijk moogt maken." Ernestine had haar gelaat afgewend en bijna onhoorbaar fluisterde zij: „Het ant woord moet Nissen zelf halen 1" Lange sprong op, liep naai dc deur der voorkamer en riep: „Nissen, u kunt het antwoord zelf ha len." „Hoo is het mogelijk? Hij is hior?" Nissen tprong al9bet waro do kamer bin nen on kwam juist bijtijds, om Ernestine gelukzalig lachend in haar stoel to zien vallen. Hij kniolde voor haar neder en be dekt© haar handen met vurige kussen. „Ernestine, welk antwoord hebt u?" „Welk u wenscht, Nisten." ,,U hebt vergiffenis geschonken?" „Vergiffenis geschonken I Ik was over gelukkig en heb, van tchultl bewust, dag en naoht aan u gedacht, evenals ik hoopte, dat u aan mij zoudt denken." „Ernestine Zij had zich tot hem overgebogen want Lange was roods lang uit do kamer ver dwenen en liet het toe, dat Nissen een langen, innigen kus op haar lippen druk- to. In den tuin van het „Sch weizei Pen sion" te Venetië zaten Hans Lander en Max Ingram bijeen cn rookten een sigaar. Vroolijko zonneschijn overgoot dc blauwe lagune en ccn lichtblauwe hemel lachte bo ven de dogen*tri 6taatkundigo groepen willens of onwillenj mee zullen moeten spelen. „Dc openbare school moet er onder," galmt hot allerwe gen on oen moderne kruistocht wordt ge predikt tegen „het brooinest van ongeloof cn sooialisme." Of cr do belangen de» lands door geschaad worden Aan do poli tieke partijen in de eerste plaats de taak, dat aan te toonen. Ons doel is: dc school, dio ons liof i? die wij rekenen do waro volksschool te zijn, t© verdedigen, zooveel als wo dat vormogen. Dat het openbaar on derwijs niot volmaakt is wij zijn de eer sten am het too to stommen, maar dat het in beginsel slecht is, loochonen wij ten eenon- male. Wij zullen dus strijden met open vi zier, beginsel tegen beginsel plaatsen van tien eerlijken tegen sten derdomme ver watenheid, die over openbaar onderwij» redeneert als een biindo over dc kleuren, aan de kaak stellen; verdachtmaking en laster in hun vuigheid in het licht zetten. Den geestverwant zullen wo opwekken tot medestrijden, den onverschillige tot naden ken. Uit de vakpers zullen wo overnemen, wat naar onze meening verdient onder do oogen to komen van het groote publiek; boeken cn boekjes zullen wo opendoen van do Openbare cn Bijzjndoro tcliool in eigen lijken en figuurlijkon zin; in één woord: wo zullen pal staan voor de Openbare School.' Gemengd Nieuws. Moord in do S oho ven i n gjs ch o Boschj es. Men vernoemt, dat de wonde, op het lijk van mevrouw KrusenuuiPot bevonden, sterk tot het vormoeden aanlei ding geeft, dat dc steek moet toegebracht zijn door iemand, dio zich achter haar be vond on dat zij dus niet kan zijn gestoken, terwijl zij rich in gesprok bevond met een persoon, die haar cLaaibij in het gelaat keek. Tenzij do moordenaar iemand is, dio zoogenaamd links is, wordt hot niet aanne melijk geacht, dat in dit geval een stoot met do rechterhand tor bedoelde plaatse aan den hals cn met zulk een kracht kan zijn toegebracht. Een en ander doet hot vermoeden veld winnen, dat mon hier to doen heeft met een onvcrhoodschou aanval van achteren of uit wraakzucht, of uit en- kclo moordlust. Intusschcn doen politie cn justitio al het mogelijko om eenig licht in deze go- licimziunigo zaak te verkrijgen. Nu cn dan wordt con peisoon eenigszins beantwoordendo aan het vrij vago signale ment van den dader, door den conmiieaar ris in verhoor genomen, tot dusver echter zonder resultaat. Men verneemt nog, dat het slachtoffer, toon zij haar dochtertje vroeg haar op do wandeling t© vorgezcllcn, doch ton ant woord kreeg, dat het moisjo thuis bleef, omdat zij nog huiswerk moest vei richten, ojï verzoek van het meisje dc sleutels der kasten achterliet. Het verluidt nog, dat liet dochtertje van mevrouw K., ongerust over het onvor- klaarbaar lang uitblijven barer moedor, dej avonds met eenige meisjes en familie leden uitging om haar moeder to zoeken. Toon zij do algemcenc begraafplaats genar dard was cn veel monschen voor het hok z j staan, trad zij op een politieambte n-ar toe met dc vraag, of or iemand bin nen was gebracht. Do inspecteur, wien dit bevreemdde, vroeg haar waarom zij dio vraag deed, waarop zij mededeelde, (Lat zij haar moeder vermiste. Dc inspecteur vroeg het meisje toen, hoo de moeder gekleed was, en toen hot kind daarop zeide, dat haar ma ccn grijzen regenmantel droo$, begreep de politieman er allcg van Hij zeide het kind niet de waarheid, maar zond hoor naar een nabijgelegen politicposthuis, zeggende, dat hij haar over eenige ©ogen blikken wel wat zou mededcelen. Inmid dels waren ook do overige familieleden ge naderd, dio hot lijk herkenden, tn net ,,Tk gun beiden hun geluk", zeide Hans na lange stilte. „Maar ik kan mij daarover niet uitbundig verhougen, omdat ik hot verleden niet vergeten kan." Max zag na r de heide vrouwengestalten, Af ra cn Peidita, dio arm in arm in den tuin wandelden cn zeide: „Ik begrijp uw stemming, Hans. Maar doe zooals ik en laat de spoken van liet verleden rusten. Het leidt tot niets, als men hun ongure schimmen uit den nacht, waarin zij thans behooren, oproe. t cn in den lichten dag van het tegenwoordige laat wandelen. Evenals dc koningsdochter in het oude sprookje laat het vóór dag, achter u nacht zijn. Wilt g'. u do vreugde over dc heer lijkheid van den huidigen dag door treurig gepeins vergallen over het lot der armo die achter duffe kerkermuren achter het dogcnpaleis zuchten? Toch nictl Dat zou dwaze levenswijsheid zijn. Ook ik was op 't punt in onvruchtbaar berouw over liet on- voranderlijke het tegenwoordige ©n de (o© komst tc boderven Nistcn cn Ernestine zullen, misschien voor do eerste raanl in hun leven, gelukkig zijn. En dan kon ik slecht* één vraag: Verdienen zij hot?" „O, zekerriep Hans. „Maar..." „Geen maar, mijn vriend. Niet wat ge weest is, maar wat is on wat komen zal, moet uw gedachten boeien. Niet met 'droeven blik terug in den nacht, maar met g opendo oogen in den dag vóór on? gezien, ©n ons devies, zoolang niet het leven is uitg©- bluscht, blijvo altijd: „Voorwaarts 1" „Gij hebt gelijkt" zeido Hans. „Het is toch waar; het geluk ligt ncoifc achter ons, maar het is er of liet komt-. Schenk cenn in, Max; wij willen op het bruidspaar drinken." En helder cn vroolijk klonken ondo* Vcnetië's stralende zon en blauwen hemel do glazen samen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5