Het schaakspel bij onbe
schaafde volken.
Stofgoud.
Wekelljksche Kalender.
Raadgeving.
RECEPT.
ALLERLES.
Men zou imeenen, dat een spel als het ko
ninklijke' schaakspel ten gevolge van de
hooge eiscnen, welke het aan het denkver
mogen van do spelers stelt, bij onbeschaafde
volken onbekend is. Des te verbaasder zal
men zijn over de mededelingen, die de
conservator Peredolski van de hoogeschool
te St.-Petersburg weet te doen over het
schaakspel bij de volksstammen van Noord-
Siberiö.
In 1895 "was de genoemde onderzoeker
voor wetenschappelijke doeleinden naar
noordelijk Siberië gezonden en bracht bij
die gelegenheid vele maanden door bij de
Jakoeten 011 de Toengoezem Hij woonde in
hun tenten en vergezelde hen op hun toch
ten, Al deze tot do groote klasse der Scha
manen behoorende stammen behalve de
Jakoeten en do Tocngoezen, ook de Samo-
jeden, Dolganen en andere zijn de harts
tochtelij leste spelers. Het damspel (schasch-
ki) wordt wel is waar het meest, ook door
de vrouwe gespeeld, maar geniet bij lange
na niet zulk een waardeering als het
schaakspel, dat hun door de Chineezen be
kend geworden is en met fanatieke harts
tochtelijkheid gespeeld wordt.
De genoemde stammen vervaardigen de
speelborden in zeer korten tijd door met
een heet ;zer do vierkanten in het hout
te branden. De bij het spel behoorende fi
guren worden uit beeneeren tamelijk ruw
gesneden.
Pered lski beweert o. m., dat de pionnen
iets kleiner zijn dan de overige stukken.
Merkwaardigerwijze hebben zo echter een
vorm, die overeenkomt met de grootere
stukken, en lijken, evenals de laatste, op
onze „kasteelen." Het onderscheidende ken
merk bestaat hierin: de raadsheeren zijn
met rechte strepen edekt, de paarden met
h'.lve-cirkel rrnige figuren, de kasteelen
met kleine enkels. Alleen de koning (nat-
schalmk) is rood geverfd.
Een schaakpartij duurt bij deze volken ge
woonlijk velo uren; dikwijls wordt zij eerst
den volgenden dag ten einde gebracht. Te
midden van een talrijke, kijkende menigte,
die zwijgend en met de grootste belangstel
ling eiken zet volgt, maken de spelers hun
combinaties en ontwerpen zij hun plannea.
Ij door een speler een buitengewone zet,
liefst een onverwachte, bijv. het opofferen
van een stuk, gedaan, dan springen de toe
schouwers op, schreeuwen en jubelen, dan
sen, ja, huilen soms van opgewondenheid.
Het is een voor Europeanen eigenaardige,
onbegrijpelijke roes, die zich van de menig
te meester aaLt bij het verzetten der stuk
ken en ongetwijfeld spannen de spelers al
hun verstand in, om te overwinnen, min
der om de winst dan om de eer. Dikwijls
denken zij een vol uur over een zet na. Is
do partij eindelijk groote hartstochte
lijkheid en met het inzetten van kostbare
dingen (rendieren, honden, kleederen, dik
wijls vrouwen) ten einde gebracht, dan
gaat het op kerrten "an den gevierden over
winnaar' in vroolijk drinkgelag zoo dol en
uitgelaten toe, alsof er een groot feest
werd gevierd.
Een huwelijk uit verstandige berekening
sluiten wil in de meeste gevallen zeggen:
al zijn verstand gebruiken om de waanzin
nigste daad te doen, die e6n mensch kan
verrichten.
M. .v.o n Ebse rE s c h e n b a c h.
Dweperij is de ijlende koorts van het
godsdienstig gevoel.
Laurillard.
Men blusckt geen vuur met vuur. De
liefde alleen kan den haat overwinnen.
Carl SchwaTz.
Zondag.
Wie het met God niet nauw neemt, zal
jegens de menschen zeer ruim van gewe
ten zijn.
Maandag.
Waar ge goroepc-n wordt tot oordeelen,
daar zij uw oordeel zacht, als gevolg van
het trachten naar begrijpen.
Dinsdag,
Als wij ziek zijn, wil heel de wereld ons
een drankje bereiden.
Woensdag.
Goede moeders beleven haar eigen huwe
lijk nog eens, wanneer haar dochters trou-
wen; en menigmaal weet een vrouw niet
volkomen, wat het is moeder te zijn, eer zij
grootmoeder wordt.
Donderdag;.
In de blikken van anderen zien wij ge
woonlijk de verwijtingen, die wij onszelven
te maken hebben.
Vrijdag.
Hoe meer oordeel iemand heeft, hoe tra
ger hij zal zijn tot veroordeelen.
Zaterdag.
Het is niet ongewoon, 'dat iemand zijn
eer verruilt voor een eereteeken.
Behandeling van uitgedroogde vaten.
Om uitgedroogde vaten weder dicht te
trekken, vuile men ze met stroo of slecht
hooi, bezware dit mot eenige steenen en gie-
to ze vol water. Dit loopt wel weer weg,
doch het stroo of hooi bevordert het dicht-
zwellen van het hout.
Voo«r het dichtsmeron van de naden smelt
men 15 gewiohtsdeelen vaseline, 3 id. pa
rafin©, 1 gewichtsdeel gutta-percha te za-
men en voegt nog 35 gewiohtsdeelen kaoline
daarbij.
Na den storm.
Een diepe zucht rijst uit het woud,
Nu rust komt na de slagen
Van storm- en regenlagen.
Dat ruiacht i-ls - -il'go uitkomstklank.
En ai 't geboomte glinstert
Een trar.-'i van d:,nk.
Zoo rUst ook ?t am menschenhart,
Na folt'rend leed en scherp verdriet.
Het heeft berusten thans geleerd.
Maar kan het nu ok danken niet?
Rystpannekookon.
Een half pond rijst, eerst goed gewas-
schen en een poosje in lauw water geweekt,
wordt daarna in melk goed gaar en dik
gekookt, met een stukje boter een weinig
zout, wat kaneel en een halve geraspte
citroenschil; iets later voegt n: i er een
ons goed gewasschen Eujlane-rozijnen bij.
Al de brij wat bekoeld ±s, doet m- er 2 le
pels suiker, een weinig gestampte beschuit
en 3 eierdooiers met geklopte wit door
heen. Op zacht vuur worden daarvan koe-
ken gebakken. Met een weinig fijne be
schuit bestrooid, ziet het gebak er smake
lijk uit, en gesuikerd wordt het voorge-
diend.
De heer D., een geroutineerd commen
saal, nam zijn kopje op, dat de kostjuf-
frouw een kopje sterke koffie noemde,
slurpte er even aan, rook het nog even en
zette het toen neer.
Heeft uwé iets op die koffie aan te
merken, meneer D. V' vroeg de kostjuf-
frouw.
„Neen, juffrouw," antwoordde D. „Ik
spreek nooit kwaad van afwezigen."
„Is het verhaal, dat u geschreven hebt,
een historische novelle V'
„Neen", antwoordde do schrijver. „Het
is thans een moderne novelle. Maar ik ver
wacht wel, dat het een historische zal zijn,
vóór ik het ergens geplaatst kan brijgen."
„Moe", vraagt kleine Piet, „hoe wist u,
dat ik heit was, toen u mij het eerst zag V'
Heer: „Hoe, hebt u ook al eens iemand
van verdrinken gered?"
Dame: „Ja, mijn man."
Heer: „Hoe kwam dat?''
Dame: „Hij zou in het water gesprongen
zijn, als ik niet met hem getrouwd was."
Jonge man (tot uitgever): „Hier is
een gedichtje van zeer aandoenlijken aard,
mijnheer. Ik liet het mijn moeder zien en
ze schreide werkelijk."
Uitgever (na het gedicht gelezen te
hebben): ,,Je zegt, dat j© moeder schreide?"
Jonge man: „Ja, mijnheer."
Uitgever: „Nu, ga dan naar huis en
beloof je moeder nooit meer een gedicht te
zullen schrijven en dan zal -de oude vrouw,
denk ik, haar tranen wel drogen."
Verspilling van arbeidsver
mogen. Als een oude juffrouw in een
tram heeft plaats genomen, opent zij haar,
tasch, haalt haar porteimonnaie uit, sluit
de tasch, opent haar portemonnaie, neemt
er het geld voor haar kaartje uit, sluit de
portemonnaie, opent haar tasch, legt de por
temonnaie er in, sluit de tasch en geeft
het geld aan den conducteur.
Heeft de conducteur haar dan het kaart
je gegeven, dan opent zij haar tasch, neemt
er haar portemonnaie uit, legt er het
kaartje in, sluit de portemonnaie, opent
de tasch, legt haar portemonnaie er in>
sluit de tasch.
En zij doat allicht gedurende den rit nog
eens hetzelfde werk, als er een controleur
in den wagen komt om zich te vergewis
sen, dat zij haar kaartje behoorlijk heeft
geborgen.
Voor de rechtbank. Presi
dent: „Je hebt dien man met de vuist
geslagen."
Beklaagde: „Ik kan het hem anders
niet aan zijn verstand brengen, edelachtba
re, het as zoo'n idioot."
President (streng): „Idioten, mijn
heer, zijn menschen, zooale u en ik."
Een brutaaltje. Mevrouw
(die haar keukenmeid een zeer afgedragen
japon cadeau geeft): „Je moet ze echter
laten wasschen en verstellen, vóór je ze
aantrekt."
Keukenmeid: „Natuurlijk, anders
zouden ze me voor mevrouw aanzien."
Poch. Inbreker (den eersten dag na
zijn ondergane gevangenisstraf): „Hè, hoe
gemeen 1 Daar hebben ze juist op de plek,
waar ik vijf jaar geleden de gestolen dui
zend gulden heb begraven, een huis ge
bouwd."