LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 2 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De Diamantendiefstal.
teSL w i.11 hct u ver-
Anno 1904,
No. 13710.
„Do Nederlander" «egt, dat de
Vrije Universiteit op Gerefor-
meerden grondslag, zoolang zij optrad ais
particuliere vereeniging, die tegenover
dun Staat niets andbrs ©ifichte dan als
zoodanig to worden erkend, buiten het ter
rein van een politiek blad viel, maar dat
dit anders wordt, van het oogenblik, dat
die universiteit optreedt ais ervonknie van
openbare universiteiten, bewerende op on
dersteuning uit Rijks kas aanspraak to
hebben. Nu behooren ook zij, dio buiten
don kring der particuliere vereeniging
staan, zioh rekenschap te geven van haar
wezen.
„Gelijk men weet", aldus gaat het blad
voort, „beweren haar voorstanders, dat
genoemde universiteit rust op een vasten
grondslag. Dio grondslag wijst het gebouw
aan, dat daarop, zoo logisoh voortgebouwd
wordt, moot ver rijzon. Het is niet voldoen
de, dat het gebouw zich kunne tooien met
den naam van christelijk, zelfs niet met
dion van „gereformeerd", daar ook uo Ar-
minianen en velo anderen zioh wel gerefor
meerd hebben genoemd, maar calvini6ti&ch-
gereformeerd; die verscherping door het
woord calvinistisch bedoelt niets anders,
„dan het echt gereformeerde van het
e o h ij n-gereformeerde, of van het m i n-
zuiver gereformeerde te onderscheiden."
(„Heraut" 1 Sopt. 1895.)
Nu heeft do Senaat der V. U. den weg
vastgesteld, „langs wolken èn do theorie
onzer konnis èn elk organisch deel dor we
tenschap èn eindelijk hot golieeJ der we
tenschap zóó komon to staan, dat do grond
slag der gereformeerde beginselen geheel
on uitsluitend het ga-nsoho gebouw dor we
tenschap droge, cn dit wel in dien zin, dat
©r niet één enkel rustpunt voor onze we
tenschap overblijvc, dat niet door onzo be
ginselen gewaarmerkt zij."
Het doel is blijkbaar om zoodoend© tot
eenheid en vastheid te geraken. Niet lan
ger zullen dc studeerenden, latex de leiders
van ons volk, door allerlei wind van lee
ring her- en derwaarts bewogen worden;
©r zal weer komen vastheid van uitgangs
punt cn het volk zal weten, waaraan het
zioh te houden heeft.
Heel anders dus dan die universiteiten
op „indif foren ten" grondslag.
Nu is reeds meer dan cons in het licht
gestold, dat dit 6ohoono denkbeeld, om
langs dien weg tot eenheid en vastheid te
komen, daargelaten nu of het ons na
der voort tot de waarheid in elk geval bij
protestanten afstuit op d© onmogelijkheid
om langs wettigen weg te doen uitmaken,
wio zich al dan niet in do goede richting
beweegt.
Op den duur zal dat wel blijken; zoolang
een faculteit slechts uit één hoogleoraar be
staat, is, althans indien er geen politiek
conflict komt. het gwaar voor moeilijkhe
den gering. Maar lioo, als or meerderen
worden aangesteld!
Men vernam onlangs, dot do juridische
faculteit was aangevuld mot twee hoogleer-
aren, prof. Aneraa, disci pol der Leidsche
universiteit (welke dus weer haars on
danks een „principieel" geleorde heeft
voortgebracht) en prof. Diepenhorst, leer
ling van do V. U., discipel ran prof. Fa-
bi ue.
Nu zal men dus eerst goed kunnen begin
nen met den opbouw op den oahnnistisch-
gereformeorden grondslag.
Maar ziet daar verschijnt thans een
werk van rar. Tymen do Vriee, „beginse
len dor staathuishoudkunde", die over de
beginselen van boidte genoemde hoogleer-
aren zich onomwonden uitspreekt."
Het blad geeft vervolgens eon oitaat uit
de voorrede van dit werk cn zegt dan:
„Men ziet dus, dat mr. T. de Vries aan
mr. Diepenhorst^e wotensohappeJijkcn ar
beid uit Calvinistisch oogpunt eigenlijk
geen ander© waarde toekent, dan voor zoo
ver die schrijver zijn denkbeelden aan mr.
T. de Vries' geschriften ontkend heeft,
althans schijnt te hebben ontleend; dat mr
D. op het eigenlijk hoofdpunt van zijn go-
schrift eigenlijk meer Marx nadert dan
Calvijn, en datgene, waarop het voor een
Calvinist aankomt, niet hecit gesnapt."
63)
„En de misdaad, waarvan men hem be
schuldigd©?"
„Hij werd vrijgesproken."
„Maar, gij, Max, wat denkt gij?"
Ingram bewoog zioh onrustig op zijn
stoel; zijn waarheidsliefde kreeg cob ter de
overhand en hij zeido: „Ik zou liever gehad
hebben, Anna, dat gij mij daarnaar niet
gevraagd hadt. Ik weet niet, ho© ik mij
moet uitdrukkon, om niet misvoretaan te
worden."
„Dat kan toch niet zoo moeilijk zijn,
•als gij wilt aannemen, dat ik ach tor uw
woorden niets zoeken zal, dat or niet dui
delijk in ligt."
„Dan wil ik het boproeven. Ik hoh bet
altijd voor mogelijk gehouden, dat Gonsen-
tius onschuldig is. Zijn schuld was immers
nooit bewezon, maar vroeger was ik eerder
het gevoelen toegedaan, dat hij toch werke
lijk de schuldige was. Later bon ik even
wel in mijn opinio wankelend geworden:
|k geloof, dat er iets onopgehelderds aan
n grondslag ligt, zonder kennis waarvan
necn t« antwoorden is."
rónJiif- 1het juiste B&*ed. Sedort .k
bet^fllT hC'b 'k E,Jn onsd"M "ooit
dat K f i wcet ook het geheim,
dat bet geheel» geval opheldert. Ik kan het
Ew .SdT'f' S van mijn man
teUen. JIaa,r iets anders ral u interen»,
wat IX niet behoef te verzwijgen. Het
Nog droeviger, zoo merkt „De Neder
lander" op, komt d© andere hoogleeraar
er ai bij mr. De Vriee, 'die onder meer be
toogt, dat de Calvinistische wetenschap
door een work als mr. Anema's „Grond
slagen der Sooiologie" wordt achteruit
geholpen.
„Zulk een verschil van inzicht", schrijft
het blad verder, „behoeft op zichzelf nie
mand te verbazen.
Nu hot echter van die zijde zich open
baart, dringen gewichtige vragen zich op.
Wij behoeven toch niet uit het oog te
verliezen, dat mr. Tymen de Vries voor de
calvinifitisch-gerofo r meerden geen onbeken
de of onbeteekenencfe persoonlijkheid is.
Hij is wed geen hoogleeraar, ©n was ook bij
hot afleggen van zijn doctoraal examen tot
tweemalen toe niet gelukkig; maar uit deze
laatste omstandigheid kan alleen worden
afgeleid, dat de examinandus zich onvol
doende had voorbereid voor een examen,
dat liep over stellig recht. Waarschijn
lijk i» het toch, dat d© heetr De V. zich
steeds bijna uitsluitend met historische ea
principieel© studiën had bezig gehouden.
Herhaald© maJon toch heeft hij door ge
schriften getoond zich bij voorkeur te ver
diepen in calvinistische literatuur en be
spiegeling, en in den kring der V. U.
oefent Lij, ook om don gereformeerden
toon, dien hij weet aan te slaan, nogal in
vloed uit. Bekend is het, hoe kras hij reeds
vroeger een der geschriften van prof. Ane-
ma als niet-cadvinistiBch heeft georlit'-
seord, zonder dat daarop van andere zijdo
tegenspraak is gevolgd.
Mr. Tymen do Vries is dus, althans in
bedoelde kringen, geen quantitdé négligear
ble.
Daarbij komt, dat hrij zich met den heer
Staalman ook op politiek gebied doet geJ-
dan, en, althans tot dusver, zijn zelfstan
digheid tegenover alle leiders krachtig
heeft gehandhaafd. Hij pleegt zijn inzich
ten niet te stoppen onder 6toelen cn ban
ken.
Eindelijk dit deolt hij zelf mee zul
len zijn uitkomsten op practisch gebied
„niet aller instemming wegdragen", heb
geen in zijn mond wol beduiden zal, dat hij
zioh wat heol ver zal „bewegen in demo-
oratisohe richting."
Nu is de vraag: wie zal in dit conflict
dat steeds grooter afmeting dreigt aan te
nomen, dc bevoegde scheidsrechter zijn?
Als de nieuw benoemde hoogleeraren zorg
vuldig alles ontwijken, wat aan mr. De
Vrie© 6tof tot critiek kan geven, dan is
hun positie gerod. Maar is ook voldaan
aan de eischcn, die het universitair onder
wijs aan eiken hoogleeraar stelt?
Als zij hun inzichten wijzigen naar die
van mr. Do Vriee, ook dan geen oonflict.
Jammer maar, dat dan mr. D© Vries niot
zelf tot hoogleeraar is benoemd.
Maar hoe, als noch het een, noch het an
der geschiedt? Hoe zal dan het gerefor
meerde volk stellig weten, wie voor don wa
ren leidsman zal moeten worden gehouden f
D© Kerk kan niot beslissen ,want dio weet
er niets van. Trouwens, de vereeniging
staat niet onder de Kork.
De Senaat kan ook niet geacht worden
in dozo zoggi ngs macht t© hebben, cn de fa-
oulteit gesteld zij ware eensgezind zou
rechter zijn in eigen zaak.
Kwam de zaak, evenals vroeger te Leeu
warden, te berde in d© ledenvergadering,
dan zou uittoraard die richting do boven
hand behouden, die hot meest sympathie ge-
voolt voor „de uitkomsten." Dat ie, in al-
gemeone vergaderingen, altijd zóó.
Wij zien geen uitweg.
- En tooh con dadelijke beslissing is noo-
dig. Want anders loopt do universiteit zel
ve gevaar. Zij ma.g niet in haar n idden iets
dulden, dat niet staat op het ware funda
ment. Zij zou li et zij het verkondigen toe
van strijdige gevoelens, gelijk worden aan
do universiteiten, die staan op „indiffe
rent" standpunt. En dat ware tooh te
dwaaa
Het komt one voor, dat men, alvorens
aanspraak to maken op ondersteuning uit
's Rijks kas, ook vragei. als dozo tot oplos
sing dient te brengen."
In „Hot Vaderland" schreef mr.
N G. Pierson een breedvoerig artikel over
is Consentius nog eens overkomen, dat de
herinnering aan het verleden eensklaps
verdwenen scheen."
„Ongelooflijk
„Hij werd door bandieten overvallen cn
beroofd en kreeg daarbij een wond© aan
het hoofd, welke hem bewusteloos maakt©
Toen hij weder bijkwam, had hij alles ver
geten wat tusschon zijn const© en "deze ver
wonding lag. Hij wist zijn naam niet, ken
de mij niet, had zijn inhechtenisneming,
zijn vrijspraak, zijn huwelijk, kortom alles
vergeten. Gelukkigerwij zo evenwel kwam
het geheugen langzamerhand terug cn
thans weet hij zich zijn goheelcn levensloop
te her in neren."
„Dan is ook de aanval in den spoorweg
coupé opgehelderd."
„Volkomen. Alleen de eigenlijke dader
is ons nog onbekend."
Op dit oogenblik hieven d© beid© meis
je* luid© jubelkreten aan en stormden,
door den vroolijk blaffendeu hond verge
zeld, om het huis naar don hoofdingang.
„O, papa is gekomen!" zeide Anna, terwijl
zij opstond. „Kom mede
Ingram volgde Anna, om haar echtge
noot to ontvangen, die, met aan eiken arm
eon der meisjes, van do tuinpoort nader
kwam. En toen Max hem zag, wist hij, als
verlicht door een plotselinge openbaring,
den samenhang der geheel© geschiedenis.
Hoe was het mogelijk, dat hij daarover zoo
lang in het onzekere had verkeerd?
Anna begroette haar man met een vlueh-
tigen kus en zeide toon, op den gast wij
zende: „Wij hebben bezoek, mannetje; her
kent gij hem?"
Consontius zag den bezoeker aandachtig
aan en plotseling verhelderde zijn gezicht..
den strijd over het tarief van invoer-
re o h t e n, waarin hij allereerst zich be
klaagt over de wijze, waarop door sommi
gen de vrijhandelaars worden bestroden.
„Letterlijk van alle kanten is het vraag
stuk dor bescherming door mannen onzer
richting beschouwd. Geen argument werd
ten gunste van protectie aangevoerd, of
met de meeste nauwgezetheid ia de waarde
daarvan onderzocht. Aan de ingewikkelde
problemen van het internationale ruilver
keer, de wisselkoersen, de verspreiding dor
edele metalen problemen,, die men zeer
ernstig bestudeeron moet, wil men over de
bescherming en haar gevolgen een juist
oordeel vellen is bijzoudere aandacht
gegeven. Zal ik zeggen, dat ten aanzion
van elk dezer punten alle duisterheden
zijn opgeklaard, alle diepten zijn gepoild?
Dat natuurlijk niet; maar wol durf ik be
weren, dat degelijk werk is vorrioht en
dat het allerminst ontbroken heeft aan po
gingen con den tegenstander t© begrijpen,
zich te verplaatsen in zijn gedaohtenkring.
Ik durf volhouden, dat bij de beste schrij
vers onzer richting do overtuiging, waar
toe zij ton slotte gokomen zijn, gegrond is
op wetenschappelijk onderzoek.
Nu die overtuiging inhoudt, dat van pro
tectionistische maatregelen, althans voor
eon land als het onze, geen nut to verwach
ten is; moge het juist zijn of niet, hot is
in elk geval de slotsom van langdurige stu
dio. In ieder kamp zijn naprators. Iodor©
goede zaak wordt met gobrokkigo argu-
monten verdedigd. Maar oen richting wil
beoordeeld worden naar haar beste verte
genwoordigers, cn de onze telt woordvoer
ders in haar middon, aan wier arbeid
noch onbevangenheid, noch strenge metho-
do ontzegd kan worden.
Ik breng dit in herinnering, omdat het
in onze dagen door sommigen, met een
stoutheid, die aan het ongolooflij o grenst,
wordt geïgnoreerd. De leer van den vrij
en handel wordt door dezulken eenvoudig
verklaard een „dogma" te zijn. Een dog
ma) Dat is een geloofsstelling, een voorop-
gezetto meening, voor bowijs onvatbaar.
Mon weet nauwelijks, wat men daarop ant
woorden zal maar een kraohtig woord van
protest daartegen mag niot achterwege
blijven. En dat protest wensch ik mijner
zijds zoo luid mogelijk t« doen klinken.
Een van beidon: Of degenen die de rrij-
handelslecr tot ©cd „dogma" verklaren,
zijn vreemdelingen op het terrein, dat zij
betreden, on wat geeft hun dan hot recht
om zoo boud te spreken Of zij zijn het
niet, maar dan maken zij zioh hun taak al
bijzonder gemakkelijk. In plaats van één
voor één onze gronden te ontzenuwen,
werpen zij ons een smaadwoord naar hot
hoofd."
Dan trekt hij t© veldo feegen hefc verwar
ring 8tichtendo argumonfe, dat „vrij© han
del" nooit heeft bestaan en wat vrije han
del genoemd wordt slechts is „eenzijdige
vrijo invoer Hij stelt daartegenover, dat
„het wezen, do waro kern der vrijhandels-
leor (is), dat vrije handel dan nog voor-
deolig is voor een volk, wanneer geen an-
dero volken hooge invoerrechten blijven
heffen. Dat algeraeenc vrijhandel wcnsche-
lijk is, ja ,dat wist men reeds tc vertel
len, eer Adam Smith zijn merkwaardig
boek in 1776 had uitgegeven. Dat w<as
reeds bij de beet© oconomeu, die vóór hem
kwamen, ook buiten den kring der Phy-
siocraten, een erkende thcorio. Maar Adam
Smith ging veel verder; in zijn beaohou
wingen ligt opgesloten, dat de nadoelen, die
de vreemdeling ons door zijn hooge invoer
rechten toebrengt, niet worden verzwakt,
maar vergroot, indien ook wij zulko rech
ten heffen. Ik vermold than» do gronden
niet, op welke dit onzerzijds wordt be
toogd talloozo malen zijn zij uiteengezet.
Maar gaat bet aan, nu wij die gronden
afdoende achten, ons tc verwijten, dat wij
geen ware freetraders zijnDo goheele
kwestie loopt juist over het
thans aangeroerde punt Do ware freetra
der is niot hij, die vrijen handel eerst goed
keurt, wanneer alle volken de leer dor
handelsvrijheid in praotijk brengen."
De hoofdvraag, waarom do strijd loopt,
stelt do oud-minister aldus:
„Ons tarief, dat kan niemand tegenspre
ken en wordt ook door niemand ontkend,
„Mijnheer Ingram 1" riep hij, dezen leven
dig de hand schuddend. „U behoort tot
dio menschen, dio ik nooit vergeet. Wol,
dat is een geluksdag 1 Gij hebt tooh voor een
flink dinei gezorgd, Annetje?"
„Wij hebben kalfscotelet en vlceschsoep
met ballen, appelmoes, en mama heeft een
pudding gebakken," zeido oon der meisjes.
„En ik heb versche room voor do koffio
gehaald," zeide de andere,
„Deksels! Dan zal ik ook wel iets moeten
doen en eenigo flesschen wijn laten sprin
gen. En gij, kleingoed, moogt meedrin
ken. Want ziet dezen man aan, dat ia de
heer, wien uw papa hot leven te danken
heeft."
„Dat hebt u ai lang quitte gemaakt,
zeide Max, „want ik op mijn beurt dank
aan u het leven. Herinnert u zich do klei
ne kleisoheif, die u mij geschonken hebt,
toen ik naar Afrika op reis ging?"
„Ja, de scherf?" Consentius stond stil.
„Nu valt hot mij in. Maar dat moet u ons
vertellen. Hoc was het daarmede?"
„De andere helft van do scherf had een
oppeihoofd, dio mij juist wilde uitplunde
ren, toen hij het ding bij mij vond, cn dat
redde niet alleen mijn geheele have, in aar
hoogstwaarschijnlijk ook mijn leven".
Consentius lachte. „Dat geloof ik ook,"
zeide hij. „Mijn oude vriend Sebitoano had
zeer lichtvaaruige mceningen over de waar
de van eca menschen leven. Bij hem zijt
u dus r veest?"
„Ja, bij hem." Ingram zweeg plotseling
b'j' de g-daten, die op hem instoimden.
Anna zag zijn ontroering en vroeg: „Wat
scheelt er aan, Max Gij zijt zoo bleek go-
worden."
„Een oogenblik, Annal"
geeft metterdaad wat men noemt een
„zwakke bescherming." \r aarom hebben wij
freetraders dan nou.t met nadruk aange
drongen op afsohaffing van al de tariefs-
posten, diio deze werking heboen? Ja, waar
om niet? Onze gemoentelijke inkomstenbe
lastingen, onze vermogens- en bedrijfsbe
lasting, onze successierechten, wordon soms
ontdoken, geven dus aanleiding tot fraude.
Waad-om schaffen wij zo niet af? Omdat
wij fipudo niet. verkeerd achtent Necn,
maar omdat wij weten, dat volmaakt© be
lastingen niet bestaan; bij iedere belasting
moet men in iets, dat schadelijk is, berus
ten. Juist, zeggen nu onzo bestrijders, hior
komen wij op een punt, waar wij ons mot
elkaar verstaan. De nu voorgestelde liooge-
ro invoeareohten leveren ook bezwaren op;
doch naar de Lee ,dio gijzolf voordraagt,
ia ook hier berusting plicht. Te moor, als
men lot op do voortreffelijke bestemming,
die aan het gold, naar hot zioh laat voi-
wachten, zal gegeven worden...
Inderdaad, luidt zóó uw verdodiging
van hot voorgedragen ontwerp Do ver
hooging dor invoori echten lovert ook naar
uw opvatting bezwaren op? Wij vernemen
hot met waro belangstelling, dooh golooven
dat nauwelijks, voor zoover sprake is van
rechten op goederen, dio mon hioi voort
brengt. Moendot gij hot werkelijk, gij zoudt
ten doz© ovonzoo spreken als ton aanzien
van andor® belastingen Dot aan iodero
belasting oon bezwaar kleeft, ia gocn reden
om met iedere belasting en tot iedor bcdiag
genoegen to nemon. In een betrekkelijk go-
ring bezwaar kan mea borustonwordt hot
te groot, dan nimmer. Gij aanvaardt do
inkomstenbelasting in weerwil van do
fiaud®, di® zij uitlokt; doch zoodra mon
haar zeer lioog zou willen oproeren, waar
door ook do fraude sterk sou vernveerd©-
wa, zoudt ha-ar bestrijden. Waarom
verzet gij u dan niot tegen dc nu voorge
dragen sterko rerhoogdng want dat is
zij ontegenzeglijk van hei tarief? Om
dat gij hetgeen door ons als een nadcol,
als oon bezwaar wordt aan geen e* kt, niot
als zoodanig erkent; of wol» indien gij er
al een bezwaar in riet uit sommige oog
punten tegenover dat bcsr aar groot© voor-
deelen meent te zien staan: workvorsohai-
fing, opkomst van vclo bcdiijvcn.
Dot is het, wat on» verdoolt, eo dat ge
schilpunt ma0 niet mot wolken wonden
omringd, zoodat niemand het meer kan
waarnemen. Holder moost bit geformuleerd
worden. Is het ©en nadeol van ieder in-
roeireoht op voorworpen, da© ook binnens
lands vervaardigd worden of kunnen wor
don, dat cr eenigo bescherming uit voort
vloeit, ja of noen? Zoo ja, dan is nog wel
vorachil van meening bestaanbaar ovor do
vraag op welk punt dat nadeol, in verge
lijking iuet do bezwaren, dio aan andero
belastingen kleven, aJ to hinderlijk wordt.
Hot oordeel daarover zal bopaald wordon,
eonerzijda door do opvatting, dio men heeft
van dc plaats, aan het taiiof van invoer
rechten in hot fiscalo stelsel toekomende,
anderzijds door do w-ardeer ng dor aan
aD'dcre belastingen klevend® bezwaren;
maar aeor ver raj dat mocningsversohil niet
roikan, cn een tarief als bet nu voorgedra
gen©, zalfs oon, dat daaraan zeor nabij
komt, wordt door niemand, dio weigort
aan d© zegeningen van hooge invoerrech
ten geloof t© hechten, aanvaard. Zulk een
tarief aanvaardt alleen do protectionist,
cn alleen op grond van zijn protectionis
me."
En omdat ook in het hoofdargument dor
voorstanders van liet ontwerp, dat d© vor-
hooging der rechten noodig is tot dokking
van do aanstaand© aitgaren, opkomt do
bewering, dat Noderland door deze hooge-
ro reohten niet armor zal wordon, maar
rijker, omdat dus steeds dc principieel©
vraag, hoo bescherming werkt, opduikt,
daarom, besloot da schrijver:
„mogen wo van onzen kant niet mocdo
worden do principieolo kweetio op don
voorgrond t© stellen; soliorp to doon uit
komen, dat Nederland thans door do Ro-
georiug goro©pen wordt partij to kieren
voor d© protectionistische lcor. Dat is bot,
wat aan don strijd belangrijkheid geefk
Met die leer was sedert 40, 50 jaren gebro
ken. Nederland kreeg van liovorltxlo een
tarief, waaruit wol niet all© p rotection is-
Men was :n -omor binnengegaan, waar
van do imaak ollo inrichting do welgo-
stoldhoid der bewoners verried on dio in
andei© omstandigheden wel In grams at
tentie zou gob rokken bobben.
Maar hij zag niets van do elegantie dor
meubelen, lette niet op do mooie schilde
rijen aan den wand. To stork was do be
weging, die in hom gistte. Hij zag er zeer
bloek uit.
„Ga zitten, Max, en horstel u 1" zeide
Anna.
„Neen, neen," zeide hij afwerend. „Laat
datl"
Hij trad op Consonfer.t toe cn zeide, de
handen op dions ann loggend, met trillen
de stem: „U zijt Klaaa do Poldor, niet-
waar 1"
Consentius, aangostokon door Ingrams
ziohthare opgewondenheid, waa eveneens
Week geworden. „Ja, ik heet zoo," ant-
woorddo hij, „Klaas do Polder."
„D© Hennel heeft mij merkwaardig in
uw lotgevallen gowikk Ik kon..." Max
hield op. Neon, hij mocht niet verraden,
wat hij in Londei s huis vei nomen bad.
„Ziehier, mijn v ïend, wie ie dit?"
Hij baalde zijn portefeuille voor den dag,
7. 'it or eenigo oogenblikken in en liet
hem toen hot portret van het kleine meisje
zien, dat hij dostijds van Ngorna ontvan
gen had.
„Almachtige, Af ral" steunde De Polder.
„Het is Af ra I Wat, in 'e Homcis naam,
wat weet u van haar
„Zij leeft. Zij Ls in Europa-"
„Zij leeft 1" Het was een onbeschrijflijke,
woest jubelende kreet, dio uit De Polders
borst klonk. Hij lachte en schreide als een
kind, terwijl hij Ingrame arm met beide
i
tiech© werkingen waren verbannen,
maar dat niot op do protectionistisch©
1 e er was gegrondvest. Dio werkingen gol
den als nadeelig; wij berustten er in, om
dat zij betrekkelijk luttel waren, gelijk wij
in verkeerd© en daarom niot gezocht© bij
komstig© werkingen van ander© belastin
gen berusten, zoolang zij binnen zeker©
grenzen beperkt blijven. Thans roept men
ons- tot eon andero jchouwing. Wat on
deugd werd geacht, moet nu deugd gol
den, Wij moeten volt© fa co maken. En
idoartegen verzetten wij ons, wij, do voor
standera van den vrijon handel. Sommig©
organen dor ministoricolo pors mogen dil
niot begrijpen, verbazing tooncn over do
felheid onzer oppositie; redon to meer
voor ons, om het bij elke gologenheid, dio
zich voordoet, duidelijk t© maken Daartoe
iote bij t© dragen, was hot dool van dit op
stel. Ik wildo bovcnaJ aan tooncn, dab
«leohts hij, di© met beslistheid heeft partij
gekozen voor het stelsel van bescherming,
de Itogeering mot betrokking tot do nu
aangeroerde punten steunen kan."
D© (anfei-rev.) „Niouwo G r o n i n-
gor Courant" voroordeelt dc wijze,
waarop in do oppositic-pors to void© wordt
getrokken togen cï© voorgesteld© w ij z i g i ug
in do Post wot on spreekt baar wa.ir-
dcoring uit voor d© good© bedoelingen van
den minister van waterstaat, handel en
nijverhüid, doch verbergt niet, (Lat de cersto
indruk, dien zij bij het lozon van het wets
ontwerp ontving, verre van aangenaam
was, waarna het blad aldus voortgaat:
„Vooreerst vragen wo ons ai, of heê
kwaad, dat hior bcstrodon wordt, reedt
zulko afmetingen heeft aangenomen, dat
een nieuwe wet noodig werd. Wo weten,
dat do Schrift ons waarsohuwt togen dat
„gobod op gebod; regol op rogol"; we wotoi^
dat allo ernstige opvoedkundigen mede den
vinger dreigend opheffen, wan now er al
weer con nieuw gebod of verbod komt; wo
weten, dat do overtreding nabij is zoodra
het gebod is gokomen. En nu hobbon we ook
wel gelezen, dat do Minister zioh beroept
op allo omliggende landen, maar dat deed
Israel ook, toen het een koning begeerd©;
ten slotte kreeg het eern koning, maar niot
in Gods gunst.
In d© tweod© plaat© komt al, wat in on«
is, or togon op, dat men do burcaucrati©
verder uitbreidt. Op con oogenblik, dat
Rusland ons leert, hoe een volk nabij zijn
val kan komen, meest door do in ia-
bruiken in ©igen bureauoratio, op zoo'n
oogonblik is zeker do gelegenheid niot gun
stig om in oigon land meor maoht toe te
kennen aan do ambtenaren dor adminis
tratie, Hebben wo kort gelodon onze stern
doon hooron togen bon, dio aan de school
opzieners moor macht wildon geven met
minstens cvonvcol kracht verzotten we ons
or togen, dat men aan de ambtenaren der
post zal opdrogc-n om uit te makon, „wat
in strijd wordt geacht met do veiligheid
van den Staat, de openbar© ordo of do goe
de zodon". Naast het: „gcon greintje meer
macht aan vlo schoolopzieners'zetten w©
uit volle overtuiging: geen givinl, meor
maoht aan do postambtenaren."
En ten slotte moeten w© bezwaar maken
togen hot vage der uitdrukking. Wij kin
deren dor afscheiding en der doleantie, en
vooral do cc re ten, wij weten wat hot
teekent, die „openbare orde." In naam va*
die openbare ordo hoeft men onze grootw^
dors cn grootmoedors duizenden on duizel
den guldens boet© laten betalen; in naa»
van diezelfde oponbaro ordo worden ze ia
do gevangenis gesloten; do pas afgebrokea
gevangenis t© Groningen heeft heel wat
„overtreders van dio oponbaro orde" ge
herbergd I En wat leert ons do geschiede
nis? Do ohristencn der cersto eeuw cn da
hervormers der zestiundo, zo zijn al Ion ver
volgd, omdat zo ingingen legen „do opon
baro ordo."
Evenals bij do bookenoensuur, maar nu
in veel sterkere mate, wordt door dit ont
werp een gvcsol klaargemaakt, waarin cd©
een later liberaal of socialistisch ministe
rie ons zal gceoolen tot bloedens too. Denkt
u doze bepaling eens in handen van cca
minister la Combes on in uw verbeelding
siot go reeds, dat do gedrukte stukken dor
handen omklemde. „Afra leeft in Europa.
Waar dan? Zij ia mijn docbtei, mijn doch
ter, mijn verloren kind, mijn afgod. Wuar
is zij O, spreek toch, laten wij naar naar
too gaan. En is zij mooi geworden en
groot?"
Hefc duurdo cenigen tijd voordat het aan
Anna's wooidon gelukte den vreosclijk op
gewonden man zoo ver to kalmceren, dat
hij niet telkens weder in jubelende, kla
gende tonen uitbrak. Eindelijk waren allen
gaan zitten en nu zeido Max: „Laat u ine-
dodoolcn, hoo ik Afra gevonden heb I"
Torwijl hij vertelde, hoo hij Afra bcviijd
had, had De Polder geen oog van zijn lip
pen en snik j zoo nu cn dan als ccn kind-
Anna hield do rechterhand van haar man
in haar handen on kon haar tranen niet
inhouden bij Ingrama roe rond verhaal.
„En nu. Waar ia Afra nu?" vroeg De
Poldor.
„Bij een bovriondc familie aan de Rivie
ra," antwoordde Max. „Het viel mij
zeer zwaar mij van haar to scheiden, want
haar egenwo. dighoid ia mij tot licht on
tot troost in mijn eenzaamheid geworden."
Anna zag hem medelijdend aan. „Ik go-
loof wel, dat gij u na uw terugkomst een-
z..am hobt govoe. Max. En zoudt gij ook
uw dochter verliezen I"
„Necn, Annotje, neen, dat zal hij niot,"
zeid Do Poldor. „Dat zou eon leelijke dank
zijn..."
Wordt vervolgd.)