LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 2 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De Diamantendiefstal. teSL w i.11 hct u ver- Anno 1904, No. 13710. „Do Nederlander" «egt, dat de Vrije Universiteit op Gerefor- meerden grondslag, zoolang zij optrad ais particuliere vereeniging, die tegenover dun Staat niets andbrs ©ifichte dan als zoodanig to worden erkend, buiten het ter rein van een politiek blad viel, maar dat dit anders wordt, van het oogenblik, dat die universiteit optreedt ais ervonknie van openbare universiteiten, bewerende op on dersteuning uit Rijks kas aanspraak to hebben. Nu behooren ook zij, dio buiten don kring der particuliere vereeniging staan, zioh rekenschap te geven van haar wezen. „Gelijk men weet", aldus gaat het blad voort, „beweren haar voorstanders, dat genoemde universiteit rust op een vasten grondslag. Dio grondslag wijst het gebouw aan, dat daarop, zoo logisoh voortgebouwd wordt, moot ver rijzon. Het is niet voldoen de, dat het gebouw zich kunne tooien met den naam van christelijk, zelfs niet met dion van „gereformeerd", daar ook uo Ar- minianen en velo anderen zioh wel gerefor meerd hebben genoemd, maar calvini6ti&ch- gereformeerd; die verscherping door het woord calvinistisch bedoelt niets anders, „dan het echt gereformeerde van het e o h ij n-gereformeerde, of van het m i n- zuiver gereformeerde te onderscheiden." („Heraut" 1 Sopt. 1895.) Nu heeft do Senaat der V. U. den weg vastgesteld, „langs wolken èn do theorie onzer konnis èn elk organisch deel dor we tenschap èn eindelijk hot golieeJ der we tenschap zóó komon to staan, dat do grond slag der gereformeerde beginselen geheel on uitsluitend het ga-nsoho gebouw dor we tenschap droge, cn dit wel in dien zin, dat ©r niet één enkel rustpunt voor onze we tenschap overblijvc, dat niet door onzo be ginselen gewaarmerkt zij." Het doel is blijkbaar om zoodoend© tot eenheid en vastheid te geraken. Niet lan ger zullen dc studeerenden, latex de leiders van ons volk, door allerlei wind van lee ring her- en derwaarts bewogen worden; ©r zal weer komen vastheid van uitgangs punt cn het volk zal weten, waaraan het zioh te houden heeft. Heel anders dus dan die universiteiten op „indif foren ten" grondslag. Nu is reeds meer dan cons in het licht gestold, dat dit 6ohoono denkbeeld, om langs dien weg tot eenheid en vastheid te komen, daargelaten nu of het ons na der voort tot de waarheid in elk geval bij protestanten afstuit op d© onmogelijkheid om langs wettigen weg te doen uitmaken, wio zich al dan niet in do goede richting beweegt. Op den duur zal dat wel blijken; zoolang een faculteit slechts uit één hoogleoraar be staat, is, althans indien er geen politiek conflict komt. het gwaar voor moeilijkhe den gering. Maar lioo, als or meerderen worden aangesteld! Men vernam onlangs, dot do juridische faculteit was aangevuld mot twee hoogleer- aren, prof. Aneraa, disci pol der Leidsche universiteit (welke dus weer haars on danks een „principieel" geleorde heeft voortgebracht) en prof. Diepenhorst, leer ling van do V. U., discipel ran prof. Fa- bi ue. Nu zal men dus eerst goed kunnen begin nen met den opbouw op den oahnnistisch- gereformeorden grondslag. Maar ziet daar verschijnt thans een werk van rar. Tymen do Vriee, „beginse len dor staathuishoudkunde", die over de beginselen van boidte genoemde hoogleer- aren zich onomwonden uitspreekt." Het blad geeft vervolgens eon oitaat uit de voorrede van dit werk cn zegt dan: „Men ziet dus, dat mr. T. de Vries aan mr. Diepenhorst^e wotensohappeJijkcn ar beid uit Calvinistisch oogpunt eigenlijk geen ander© waarde toekent, dan voor zoo ver die schrijver zijn denkbeelden aan mr. T. de Vries' geschriften ontkend heeft, althans schijnt te hebben ontleend; dat mr D. op het eigenlijk hoofdpunt van zijn go- schrift eigenlijk meer Marx nadert dan Calvijn, en datgene, waarop het voor een Calvinist aankomt, niet hecit gesnapt." 63) „En de misdaad, waarvan men hem be schuldigd©?" „Hij werd vrijgesproken." „Maar, gij, Max, wat denkt gij?" Ingram bewoog zioh onrustig op zijn stoel; zijn waarheidsliefde kreeg cob ter de overhand en hij zeido: „Ik zou liever gehad hebben, Anna, dat gij mij daarnaar niet gevraagd hadt. Ik weet niet, ho© ik mij moet uitdrukkon, om niet misvoretaan te worden." „Dat kan toch niet zoo moeilijk zijn, •als gij wilt aannemen, dat ik ach tor uw woorden niets zoeken zal, dat or niet dui delijk in ligt." „Dan wil ik het boproeven. Ik hoh bet altijd voor mogelijk gehouden, dat Gonsen- tius onschuldig is. Zijn schuld was immers nooit bewezon, maar vroeger was ik eerder het gevoelen toegedaan, dat hij toch werke lijk de schuldige was. Later bon ik even wel in mijn opinio wankelend geworden: |k geloof, dat er iets onopgehelderds aan n grondslag ligt, zonder kennis waarvan necn t« antwoorden is." rónJiif- 1het juiste B&*ed. Sedort .k bet^fllT hC'b 'k E,Jn onsd"M "ooit dat K f i wcet ook het geheim, dat bet geheel» geval opheldert. Ik kan het Ew .SdT'f' S van mijn man teUen. JIaa,r iets anders ral u interen», wat IX niet behoef te verzwijgen. Het Nog droeviger, zoo merkt „De Neder lander" op, komt d© andere hoogleeraar er ai bij mr. De Vriee, 'die onder meer be toogt, dat de Calvinistische wetenschap door een work als mr. Anema's „Grond slagen der Sooiologie" wordt achteruit geholpen. „Zulk een verschil van inzicht", schrijft het blad verder, „behoeft op zichzelf nie mand te verbazen. Nu hot echter van die zijde zich open baart, dringen gewichtige vragen zich op. Wij behoeven toch niet uit het oog te verliezen, dat mr. Tymen de Vries voor de calvinifitisch-gerofo r meerden geen onbeken de of onbeteekenencfe persoonlijkheid is. Hij is wed geen hoogleeraar, ©n was ook bij hot afleggen van zijn doctoraal examen tot tweemalen toe niet gelukkig; maar uit deze laatste omstandigheid kan alleen worden afgeleid, dat de examinandus zich onvol doende had voorbereid voor een examen, dat liep over stellig recht. Waarschijn lijk i» het toch, dat d© heetr De V. zich steeds bijna uitsluitend met historische ea principieel© studiën had bezig gehouden. Herhaald© maJon toch heeft hij door ge schriften getoond zich bij voorkeur te ver diepen in calvinistische literatuur en be spiegeling, en in den kring der V. U. oefent Lij, ook om don gereformeerden toon, dien hij weet aan te slaan, nogal in vloed uit. Bekend is het, hoe kras hij reeds vroeger een der geschriften van prof. Ane- ma als niet-cadvinistiBch heeft georlit'- seord, zonder dat daarop van andere zijdo tegenspraak is gevolgd. Mr. Tymen do Vries is dus, althans in bedoelde kringen, geen quantitdé négligear ble. Daarbij komt, dat hrij zich met den heer Staalman ook op politiek gebied doet geJ- dan, en, althans tot dusver, zijn zelfstan digheid tegenover alle leiders krachtig heeft gehandhaafd. Hij pleegt zijn inzich ten niet te stoppen onder 6toelen cn ban ken. Eindelijk dit deolt hij zelf mee zul len zijn uitkomsten op practisch gebied „niet aller instemming wegdragen", heb geen in zijn mond wol beduiden zal, dat hij zioh wat heol ver zal „bewegen in demo- oratisohe richting." Nu is de vraag: wie zal in dit conflict dat steeds grooter afmeting dreigt aan te nomen, dc bevoegde scheidsrechter zijn? Als de nieuw benoemde hoogleeraren zorg vuldig alles ontwijken, wat aan mr. De Vrie© 6tof tot critiek kan geven, dan is hun positie gerod. Maar is ook voldaan aan de eischcn, die het universitair onder wijs aan eiken hoogleeraar stelt? Als zij hun inzichten wijzigen naar die van mr. Do Vriee, ook dan geen oonflict. Jammer maar, dat dan mr. D© Vries niot zelf tot hoogleeraar is benoemd. Maar hoe, als noch het een, noch het an der geschiedt? Hoe zal dan het gerefor meerde volk stellig weten, wie voor don wa ren leidsman zal moeten worden gehouden f D© Kerk kan niot beslissen ,want dio weet er niets van. Trouwens, de vereeniging staat niet onder de Kork. De Senaat kan ook niet geacht worden in dozo zoggi ngs macht t© hebben, cn de fa- oulteit gesteld zij ware eensgezind zou rechter zijn in eigen zaak. Kwam de zaak, evenals vroeger te Leeu warden, te berde in d© ledenvergadering, dan zou uittoraard die richting do boven hand behouden, die hot meest sympathie ge- voolt voor „de uitkomsten." Dat ie, in al- gemeone vergaderingen, altijd zóó. Wij zien geen uitweg. - En tooh con dadelijke beslissing is noo- dig. Want anders loopt do universiteit zel ve gevaar. Zij ma.g niet in haar n idden iets dulden, dat niet staat op het ware funda ment. Zij zou li et zij het verkondigen toe van strijdige gevoelens, gelijk worden aan do universiteiten, die staan op „indiffe rent" standpunt. En dat ware tooh te dwaaa Het komt one voor, dat men, alvorens aanspraak to maken op ondersteuning uit 's Rijks kas, ook vragei. als dozo tot oplos sing dient te brengen." In „Hot Vaderland" schreef mr. N G. Pierson een breedvoerig artikel over is Consentius nog eens overkomen, dat de herinnering aan het verleden eensklaps verdwenen scheen." „Ongelooflijk „Hij werd door bandieten overvallen cn beroofd en kreeg daarbij een wond© aan het hoofd, welke hem bewusteloos maakt© Toen hij weder bijkwam, had hij alles ver geten wat tusschon zijn const© en "deze ver wonding lag. Hij wist zijn naam niet, ken de mij niet, had zijn inhechtenisneming, zijn vrijspraak, zijn huwelijk, kortom alles vergeten. Gelukkigerwij zo evenwel kwam het geheugen langzamerhand terug cn thans weet hij zich zijn goheelcn levensloop te her in neren." „Dan is ook de aanval in den spoorweg coupé opgehelderd." „Volkomen. Alleen de eigenlijke dader is ons nog onbekend." Op dit oogenblik hieven d© beid© meis je* luid© jubelkreten aan en stormden, door den vroolijk blaffendeu hond verge zeld, om het huis naar don hoofdingang. „O, papa is gekomen!" zeide Anna, terwijl zij opstond. „Kom mede Ingram volgde Anna, om haar echtge noot to ontvangen, die, met aan eiken arm eon der meisjes, van do tuinpoort nader kwam. En toen Max hem zag, wist hij, als verlicht door een plotselinge openbaring, den samenhang der geheel© geschiedenis. Hoe was het mogelijk, dat hij daarover zoo lang in het onzekere had verkeerd? Anna begroette haar man met een vlueh- tigen kus en zeide toon, op den gast wij zende: „Wij hebben bezoek, mannetje; her kent gij hem?" Consontius zag den bezoeker aandachtig aan en plotseling verhelderde zijn gezicht.. den strijd over het tarief van invoer- re o h t e n, waarin hij allereerst zich be klaagt over de wijze, waarop door sommi gen de vrijhandelaars worden bestroden. „Letterlijk van alle kanten is het vraag stuk dor bescherming door mannen onzer richting beschouwd. Geen argument werd ten gunste van protectie aangevoerd, of met de meeste nauwgezetheid ia de waarde daarvan onderzocht. Aan de ingewikkelde problemen van het internationale ruilver keer, de wisselkoersen, de verspreiding dor edele metalen problemen,, die men zeer ernstig bestudeeron moet, wil men over de bescherming en haar gevolgen een juist oordeel vellen is bijzoudere aandacht gegeven. Zal ik zeggen, dat ten aanzion van elk dezer punten alle duisterheden zijn opgeklaard, alle diepten zijn gepoild? Dat natuurlijk niet; maar wol durf ik be weren, dat degelijk werk is vorrioht en dat het allerminst ontbroken heeft aan po gingen con den tegenstander t© begrijpen, zich te verplaatsen in zijn gedaohtenkring. Ik durf volhouden, dat bij de beste schrij vers onzer richting do overtuiging, waar toe zij ton slotte gokomen zijn, gegrond is op wetenschappelijk onderzoek. Nu die overtuiging inhoudt, dat van pro tectionistische maatregelen, althans voor eon land als het onze, geen nut to verwach ten is; moge het juist zijn of niet, hot is in elk geval de slotsom van langdurige stu dio. In ieder kamp zijn naprators. Iodor© goede zaak wordt met gobrokkigo argu- monten verdedigd. Maar oen richting wil beoordeeld worden naar haar beste verte genwoordigers, cn de onze telt woordvoer ders in haar middon, aan wier arbeid noch onbevangenheid, noch strenge metho- do ontzegd kan worden. Ik breng dit in herinnering, omdat het in onze dagen door sommigen, met een stoutheid, die aan het ongolooflij o grenst, wordt geïgnoreerd. De leer van den vrij en handel wordt door dezulken eenvoudig verklaard een „dogma" te zijn. Een dog ma) Dat is een geloofsstelling, een voorop- gezetto meening, voor bowijs onvatbaar. Mon weet nauwelijks, wat men daarop ant woorden zal maar een kraohtig woord van protest daartegen mag niot achterwege blijven. En dat protest wensch ik mijner zijds zoo luid mogelijk t« doen klinken. Een van beidon: Of degenen die de rrij- handelslecr tot ©cd „dogma" verklaren, zijn vreemdelingen op het terrein, dat zij betreden, on wat geeft hun dan hot recht om zoo boud te spreken Of zij zijn het niet, maar dan maken zij zioh hun taak al bijzonder gemakkelijk. In plaats van één voor één onze gronden te ontzenuwen, werpen zij ons een smaadwoord naar hot hoofd." Dan trekt hij t© veldo feegen hefc verwar ring 8tichtendo argumonfe, dat „vrij© han del" nooit heeft bestaan en wat vrije han del genoemd wordt slechts is „eenzijdige vrijo invoer Hij stelt daartegenover, dat „het wezen, do waro kern der vrijhandels- leor (is), dat vrije handel dan nog voor- deolig is voor een volk, wanneer geen an- dero volken hooge invoerrechten blijven heffen. Dat algeraeenc vrijhandel wcnsche- lijk is, ja ,dat wist men reeds tc vertel len, eer Adam Smith zijn merkwaardig boek in 1776 had uitgegeven. Dat w<as reeds bij de beet© oconomeu, die vóór hem kwamen, ook buiten den kring der Phy- siocraten, een erkende thcorio. Maar Adam Smith ging veel verder; in zijn beaohou wingen ligt opgesloten, dat de nadoelen, die de vreemdeling ons door zijn hooge invoer rechten toebrengt, niet worden verzwakt, maar vergroot, indien ook wij zulko rech ten heffen. Ik vermold than» do gronden niet, op welke dit onzerzijds wordt be toogd talloozo malen zijn zij uiteengezet. Maar gaat bet aan, nu wij die gronden afdoende achten, ons tc verwijten, dat wij geen ware freetraders zijnDo goheele kwestie loopt juist over het thans aangeroerde punt Do ware freetra der is niot hij, die vrijen handel eerst goed keurt, wanneer alle volken de leer dor handelsvrijheid in praotijk brengen." De hoofdvraag, waarom do strijd loopt, stelt do oud-minister aldus: „Ons tarief, dat kan niemand tegenspre ken en wordt ook door niemand ontkend, „Mijnheer Ingram 1" riep hij, dezen leven dig de hand schuddend. „U behoort tot dio menschen, dio ik nooit vergeet. Wol, dat is een geluksdag 1 Gij hebt tooh voor een flink dinei gezorgd, Annetje?" „Wij hebben kalfscotelet en vlceschsoep met ballen, appelmoes, en mama heeft een pudding gebakken," zeido oon der meisjes. „En ik heb versche room voor do koffio gehaald," zeide de andere, „Deksels! Dan zal ik ook wel iets moeten doen en eenigo flesschen wijn laten sprin gen. En gij, kleingoed, moogt meedrin ken. Want ziet dezen man aan, dat ia de heer, wien uw papa hot leven te danken heeft." „Dat hebt u ai lang quitte gemaakt, zeide Max, „want ik op mijn beurt dank aan u het leven. Herinnert u zich do klei ne kleisoheif, die u mij geschonken hebt, toen ik naar Afrika op reis ging?" „Ja, de scherf?" Consentius stond stil. „Nu valt hot mij in. Maar dat moet u ons vertellen. Hoc was het daarmede?" „De andere helft van do scherf had een oppeihoofd, dio mij juist wilde uitplunde ren, toen hij het ding bij mij vond, cn dat redde niet alleen mijn geheele have, in aar hoogstwaarschijnlijk ook mijn leven". Consentius lachte. „Dat geloof ik ook," zeide hij. „Mijn oude vriend Sebitoano had zeer lichtvaaruige mceningen over de waar de van eca menschen leven. Bij hem zijt u dus r veest?" „Ja, bij hem." Ingram zweeg plotseling b'j' de g-daten, die op hem instoimden. Anna zag zijn ontroering en vroeg: „Wat scheelt er aan, Max Gij zijt zoo bleek go- worden." „Een oogenblik, Annal" geeft metterdaad wat men noemt een „zwakke bescherming." \r aarom hebben wij freetraders dan nou.t met nadruk aange drongen op afsohaffing van al de tariefs- posten, diio deze werking heboen? Ja, waar om niet? Onze gemoentelijke inkomstenbe lastingen, onze vermogens- en bedrijfsbe lasting, onze successierechten, wordon soms ontdoken, geven dus aanleiding tot fraude. Waad-om schaffen wij zo niet af? Omdat wij fipudo niet. verkeerd achtent Necn, maar omdat wij weten, dat volmaakt© be lastingen niet bestaan; bij iedere belasting moet men in iets, dat schadelijk is, berus ten. Juist, zeggen nu onzo bestrijders, hior komen wij op een punt, waar wij ons mot elkaar verstaan. De nu voorgestelde liooge- ro invoeareohten leveren ook bezwaren op; doch naar de Lee ,dio gijzolf voordraagt, ia ook hier berusting plicht. Te moor, als men lot op do voortreffelijke bestemming, die aan het gold, naar hot zioh laat voi- wachten, zal gegeven worden... Inderdaad, luidt zóó uw verdodiging van hot voorgedragen ontwerp Do ver hooging dor invoori echten lovert ook naar uw opvatting bezwaren op? Wij vernemen hot met waro belangstelling, dooh golooven dat nauwelijks, voor zoover sprake is van rechten op goederen, dio mon hioi voort brengt. Moendot gij hot werkelijk, gij zoudt ten doz© ovonzoo spreken als ton aanzien van andor® belastingen Dot aan iodero belasting oon bezwaar kleeft, ia gocn reden om met iedere belasting en tot iedor bcdiag genoegen to nemon. In een betrekkelijk go- ring bezwaar kan mea borustonwordt hot te groot, dan nimmer. Gij aanvaardt do inkomstenbelasting in weerwil van do fiaud®, di® zij uitlokt; doch zoodra mon haar zeer lioog zou willen oproeren, waar door ook do fraude sterk sou vernveerd©- wa, zoudt ha-ar bestrijden. Waarom verzet gij u dan niot tegen dc nu voorge dragen sterko rerhoogdng want dat is zij ontegenzeglijk van hei tarief? Om dat gij hetgeen door ons als een nadcol, als oon bezwaar wordt aan geen e* kt, niot als zoodanig erkent; of wol» indien gij er al een bezwaar in riet uit sommige oog punten tegenover dat bcsr aar groot© voor- deelen meent te zien staan: workvorsohai- fing, opkomst van vclo bcdiijvcn. Dot is het, wat on» verdoolt, eo dat ge schilpunt ma0 niet mot wolken wonden omringd, zoodat niemand het meer kan waarnemen. Holder moost bit geformuleerd worden. Is het ©en nadeol van ieder in- roeireoht op voorworpen, da© ook binnens lands vervaardigd worden of kunnen wor don, dat cr eenigo bescherming uit voort vloeit, ja of noen? Zoo ja, dan is nog wel vorachil van meening bestaanbaar ovor do vraag op welk punt dat nadeol, in verge lijking iuet do bezwaren, dio aan andero belastingen kleven, aJ to hinderlijk wordt. Hot oordeel daarover zal bopaald wordon, eonerzijda door do opvatting, dio men heeft van dc plaats, aan het taiiof van invoer rechten in hot fiscalo stelsel toekomende, anderzijds door do w-ardeer ng dor aan aD'dcre belastingen klevend® bezwaren; maar aeor ver raj dat mocningsversohil niet roikan, cn een tarief als bet nu voorgedra gen©, zalfs oon, dat daaraan zeor nabij komt, wordt door niemand, dio weigort aan d© zegeningen van hooge invoerrech ten geloof t© hechten, aanvaard. Zulk een tarief aanvaardt alleen do protectionist, cn alleen op grond van zijn protectionis me." En omdat ook in het hoofdargument dor voorstanders van liet ontwerp, dat d© vor- hooging der rechten noodig is tot dokking van do aanstaand© aitgaren, opkomt do bewering, dat Noderland door deze hooge- ro reohten niet armor zal wordon, maar rijker, omdat dus steeds dc principieel© vraag, hoo bescherming werkt, opduikt, daarom, besloot da schrijver: „mogen wo van onzen kant niet mocdo worden do principieolo kweetio op don voorgrond t© stellen; soliorp to doon uit komen, dat Nederland thans door do Ro- georiug goro©pen wordt partij to kieren voor d© protectionistische lcor. Dat is bot, wat aan don strijd belangrijkheid geefk Met die leer was sedert 40, 50 jaren gebro ken. Nederland kreeg van liovorltxlo een tarief, waaruit wol niet all© p rotection is- Men was :n -omor binnengegaan, waar van do imaak ollo inrichting do welgo- stoldhoid der bewoners verried on dio in andei© omstandigheden wel In grams at tentie zou gob rokken bobben. Maar hij zag niets van do elegantie dor meubelen, lette niet op do mooie schilde rijen aan den wand. To stork was do be weging, die in hom gistte. Hij zag er zeer bloek uit. „Ga zitten, Max, en horstel u 1" zeide Anna. „Neen, neen," zeide hij afwerend. „Laat datl" Hij trad op Consonfer.t toe cn zeide, de handen op dions ann loggend, met trillen de stem: „U zijt Klaaa do Poldor, niet- waar 1" Consentius, aangostokon door Ingrams ziohthare opgewondenheid, waa eveneens Week geworden. „Ja, ik heet zoo," ant- woorddo hij, „Klaas do Polder." „D© Hennel heeft mij merkwaardig in uw lotgevallen gowikk Ik kon..." Max hield op. Neon, hij mocht niet verraden, wat hij in Londei s huis vei nomen bad. „Ziehier, mijn v ïend, wie ie dit?" Hij baalde zijn portefeuille voor den dag, 7. 'it or eenigo oogenblikken in en liet hem toen hot portret van het kleine meisje zien, dat hij dostijds van Ngorna ontvan gen had. „Almachtige, Af ral" steunde De Polder. „Het is Af ra I Wat, in 'e Homcis naam, wat weet u van haar „Zij leeft. Zij Ls in Europa-" „Zij leeft 1" Het was een onbeschrijflijke, woest jubelende kreet, dio uit De Polders borst klonk. Hij lachte en schreide als een kind, terwijl hij Ingrame arm met beide i tiech© werkingen waren verbannen, maar dat niot op do protectionistisch© 1 e er was gegrondvest. Dio werkingen gol den als nadeelig; wij berustten er in, om dat zij betrekkelijk luttel waren, gelijk wij in verkeerd© en daarom niot gezocht© bij komstig© werkingen van ander© belastin gen berusten, zoolang zij binnen zeker© grenzen beperkt blijven. Thans roept men ons- tot eon andero jchouwing. Wat on deugd werd geacht, moet nu deugd gol den, Wij moeten volt© fa co maken. En idoartegen verzetten wij ons, wij, do voor standera van den vrijon handel. Sommig© organen dor ministoricolo pors mogen dil niot begrijpen, verbazing tooncn over do felheid onzer oppositie; redon to meer voor ons, om het bij elke gologenheid, dio zich voordoet, duidelijk t© maken Daartoe iote bij t© dragen, was hot dool van dit op stel. Ik wildo bovcnaJ aan tooncn, dab «leohts hij, di© met beslistheid heeft partij gekozen voor het stelsel van bescherming, de Itogeering mot betrokking tot do nu aangeroerde punten steunen kan." D© (anfei-rev.) „Niouwo G r o n i n- gor Courant" voroordeelt dc wijze, waarop in do oppositic-pors to void© wordt getrokken togen cï© voorgesteld© w ij z i g i ug in do Post wot on spreekt baar wa.ir- dcoring uit voor d© good© bedoelingen van den minister van waterstaat, handel en nijverhüid, doch verbergt niet, (Lat de cersto indruk, dien zij bij het lozon van het wets ontwerp ontving, verre van aangenaam was, waarna het blad aldus voortgaat: „Vooreerst vragen wo ons ai, of heê kwaad, dat hior bcstrodon wordt, reedt zulko afmetingen heeft aangenomen, dat een nieuwe wet noodig werd. Wo weten, dat do Schrift ons waarsohuwt togen dat „gobod op gebod; regol op rogol"; we wotoi^ dat allo ernstige opvoedkundigen mede den vinger dreigend opheffen, wan now er al weer con nieuw gebod of verbod komt; wo weten, dat do overtreding nabij is zoodra het gebod is gokomen. En nu hobbon we ook wel gelezen, dat do Minister zioh beroept op allo omliggende landen, maar dat deed Israel ook, toen het een koning begeerd©; ten slotte kreeg het eern koning, maar niot in Gods gunst. In d© tweod© plaat© komt al, wat in on« is, or togon op, dat men do burcaucrati© verder uitbreidt. Op con oogenblik, dat Rusland ons leert, hoe een volk nabij zijn val kan komen, meest door do in ia- bruiken in ©igen bureauoratio, op zoo'n oogonblik is zeker do gelegenheid niot gun stig om in oigon land meor maoht toe te kennen aan do ambtenaren dor adminis tratie, Hebben wo kort gelodon onze stern doon hooron togen bon, dio aan de school opzieners moor macht wildon geven met minstens cvonvcol kracht verzotten we ons or togen, dat men aan de ambtenaren der post zal opdrogc-n om uit te makon, „wat in strijd wordt geacht met do veiligheid van den Staat, de openbar© ordo of do goe de zodon". Naast het: „gcon greintje meer macht aan vlo schoolopzieners'zetten w© uit volle overtuiging: geen givinl, meor maoht aan do postambtenaren." En ten slotte moeten w© bezwaar maken togen hot vage der uitdrukking. Wij kin deren dor afscheiding en der doleantie, en vooral do cc re ten, wij weten wat hot teekent, die „openbare orde." In naam va* die openbare ordo hoeft men onze grootw^ dors cn grootmoedors duizenden on duizel den guldens boet© laten betalen; in naa» van diezelfde oponbaro ordo worden ze ia do gevangenis gesloten; do pas afgebrokea gevangenis t© Groningen heeft heel wat „overtreders van dio oponbaro orde" ge herbergd I En wat leert ons do geschiede nis? Do ohristencn der cersto eeuw cn da hervormers der zestiundo, zo zijn al Ion ver volgd, omdat zo ingingen legen „do opon baro ordo." Evenals bij do bookenoensuur, maar nu in veel sterkere mate, wordt door dit ont werp een gvcsol klaargemaakt, waarin cd© een later liberaal of socialistisch ministe rie ons zal gceoolen tot bloedens too. Denkt u doze bepaling eens in handen van cca minister la Combes on in uw verbeelding siot go reeds, dat do gedrukte stukken dor handen omklemde. „Afra leeft in Europa. Waar dan? Zij ia mijn docbtei, mijn doch ter, mijn verloren kind, mijn afgod. Wuar is zij O, spreek toch, laten wij naar naar too gaan. En is zij mooi geworden en groot?" Hefc duurdo cenigen tijd voordat het aan Anna's wooidon gelukte den vreosclijk op gewonden man zoo ver to kalmceren, dat hij niet telkens weder in jubelende, kla gende tonen uitbrak. Eindelijk waren allen gaan zitten en nu zeido Max: „Laat u ine- dodoolcn, hoo ik Afra gevonden heb I" Torwijl hij vertelde, hoo hij Afra bcviijd had, had De Polder geen oog van zijn lip pen en snik j zoo nu cn dan als ccn kind- Anna hield do rechterhand van haar man in haar handen on kon haar tranen niet inhouden bij Ingrama roe rond verhaal. „En nu. Waar ia Afra nu?" vroeg De Poldor. „Bij een bovriondc familie aan de Rivie ra," antwoordde Max. „Het viel mij zeer zwaar mij van haar to scheiden, want haar egenwo. dighoid ia mij tot licht on tot troost in mijn eenzaamheid geworden." Anna zag hem medelijdend aan. „Ik go- loof wel, dat gij u na uw terugkomst een- z..am hobt govoe. Max. En zoudt gij ook uw dochter verliezen I" „Necn, Annotje, neen, dat zal hij niot," zeid Do Poldor. „Dat zou eon leelijke dank zijn..." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5