LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 29 OCTOBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON
No. 13707.
Anno 1904.
De „Provinciale Groninger
Courant" bespreekt do belasting
plannen van minister Harte, die het
blad qualificeert als ,,los beslagen". „Is,"
zoo vraagt het blad, „het tekort voor één
jaar van drie millioen op de honderd vijf
en zeventig zoo angstwekkend, dat dadelijk
de bei ctingschroef weder moet worden
aangeeft? Dat do minister van financiën
graag ruim in het geld zit, is vergeeflijk.
En dat hij zijn verantwoordelijkheid wil
dekken door in het gezicht van het tekort
versterkingen van inkomsten te vragen, ia
misschien loffelijk. Maar do Kamer
ia vorantwoord, als zij eerst eens don loop
van den dienst afwacht. Het is nog zoo on
verstandig niet den Minister te plaatsen
voor een schatkist, die niet* lijden kan. Hij
is in het staathuishouden al niet veel an
dera dan in het particuliere; als het er
breed aanzit, neemt men het er van. En als
het er niet is, komt men er zonder uit. Mee
vallers komen in het staathuishouden
haast ieder jaar voor. Zij zijn eerder te
wachten als de inkomsten krap zijn, dan
wanneer alle zorg voorbij it."
Maar niet in de ontijdigheid ligt het
hoofdbezwaar van het liberale orgaan te
gen deze plannen:
Do voorname grief treft den weg, waar
langs de Minister naar onmiddellijke ver
sterking der inkomsten sturen wil. Zeker:
de beste belasting is altijd dio, welke de
buurman betaalt En ge on belastingvoor
stel kan worden uitgedacht, waartegen
niet met goeden grond bezwaren zijn in te
brengen. Maar dit mag men toch wel vra
gen, of hot gedistilleerd eeuwig en altijd
de zondenbok mag blijven, alt do schatkist
leeg is? Of do jenever altijd opnieuw den
Staat i~ vt helpen aan het geld, dat hij te
kort komt? Of een regcering, die den mond
vol heeft van het zedelijk bewustzijn der
natie, dat hooger moet worden opgevoerd,
bij voorkeur den sterken drank moet maken
tot redder in den nood, met de zekerheid,
dat daardoor de ellende in do gezinnen der
drankzuchtigen, aan welke wordt onthou
den wat dc man in de kroeg laat zitten, nog
wordt verhoogd en met de giootc kans, dat
de smokkelhandel toeneemt en de verzoe
king voor de fabrikanten tot het plegen
van fraude stijgt?
De verhooging van den drankaccijns
heeft ook dit bezwaar, dat zij de mingegoe-
den laat opdraaien voor het tekort. Om
deze bedenking te ondervangen en waar
schijnlijk ook wel een beetje uit vrees, dat
de hoogero accijns door vermenging van
den alcohol met andere vloeief zei wor
den geneutraliseerd, heeft de Minister,
naast de accijnsverhooging, 5 opcenten op
do beide d^rlcn van do rijksinkomstenbe-
lasting voorgedragen. Zeker worden daar
door de mcei gegoeden getroffen. Maar
hoe? De moraal heeft in de politiek veel
minder in te brengen dan de goede gemeen
te gelooft en ook in de belasting-politiek
neemt men het met haar niet zoo heel nauw
Maar dat de Minister, terwijl over do on
gelijkheid van den druk, dien do werking
der vermogens- en bedrijfsbelast ngen aan
don dag heeft doen komen en die op haar
eamemtelling tot deze ongesplitste inkom
stenbelasting telkens meerderen doet aan
dringen, kortweg vijf opoenten op deze be
lastingen lecgen wil en den last op die wij-
se nog ongelijkmatiger maken gaat, is toch
al heel luchthartig. Trouwens, h't heele
opcontendenkbeeld verdient dien naam, Op
oenten zijn altijd een bedenkelijk wijze van
rijksbelastingheffing; alleen in tijden van
hoogen, dringenden, oogonblikkelijken
nood te dulden. Goat het dezen weg op, don
worden de bodrijfs- cn vermogensbelasting
de sluitpost op de staats begrootingdan
worden zij tegen het einde van het jaar,
als do Kamer vermoeid is en de middelen
wet er door wordt geiaavd, cn oudig et-
zooveel opcenten belegd als noodig zijn om
dc begroeting sluitend te maken. En nu
geven wij wel niet toe, dat de directe rijks
belastingen geen verbooging meer kunnen
lijden, maar zeker blijft het allerbedenke-
hjkst den eersten stap te doen op een weg,
die den druk der vermogens- en bedrijfs
belasting bovenmatig hoog maken kan en
daarmede de verzoeking tot bet doen van
onware aangiften weer zooveel grooter.
De minister Harte heeft reeds eens in zijn
driejarige ministeriecle loopbaan een
wetsontwerp tot verhooging van den drank-
aocijns teruggenomen. Laat hij nog eens
zich van deze liefde spenen. En ala hij
blijft meenen, dat zijn voorstel aannemelij
ker is geworden door het verband, dat hij
heeft gelegd tus3ohen dit plan en dat tot
hot heffen van een voor ieder gelijk getal
opoenten op de vermogens- en bedrijfsbelas
ting, laat dan de Kamer hem genezen van
dezen naïeven waan."
De „Arnhemsoho Courant" vraagt
of er bij de dekking van een geraamd te
kort van ruim 3 millioen, door den minis
ter van financiën „onverwijld" noodig ge
acht, nu zoo groote haast is, dat do opcen
ten reeds in de Middelenwet opgenomen
werden en tot de verhooging van don jo-
nevoraccijns tegelijkertijd besloten zal moe
ten worden. Deze vraag aoht zij te meer
gerechtvaardigd, nu tegen de voorgestelde
middelen, afgescheiden van de bezwaren
tegen elko verhooging van belasting, naar
haar meening, ernstige bedenkingen in te
brengen zijn.
„In één opzicht," 6ohrijft het blad, „be
groeten wij het voorstel tot heffing van 5
opoenten op de bedrijf»- en op de vermo
gensbelasting met vreugde, omdat daar
door van de zijde detr Rogeoring do macht
spreuk is te niet gedaan, door den minis
ter Piereon met zooveel nadruk verkon
digd, dat op het gebied dor directe belas
tingen de uiterste grens der draagkracht
zou rijn bereikt. Die ban is althans verbro
ken, maar met de wijze, waarop dit ge
schiedt, kunnen wij allerminst ingenomen
zijn. Het heffen van opoenten op belas
tingen is zeker wel de gemakkelijkste ma
nier voor een minister van financiën om
aan meer geld te komen, maar uit oeoono-
misch oogpunt zoo al niet de slechtste,
dan toch een der slechtste.
Er is geen belasting, of in de toepas
sing leidt rij tot onbillijkheden en tot on-
evenredigen druk, en dit is een der rede
nen, waarom aan een samenstel van ver
schillende soorten van heffingen de voor
keur moet gegeven worden boven een im-
pót unique. Aan dit algemeen gebrek ont
snappen natuurlijk ook niet de bodrijfs-
en de vermogensbelasting, en nu ligt hot
voor de hand, dat door een heffing van op
centen de onbillijkheden nog grooter en de
ongelijkmatige druk nog zwaarder wordt.
Daarbij komt bovendien het niet te mis
kennen gevaar, dat, als eenmaal met het
heffen van opcenten begonnen ie, juist om
dat de regeling en do inning zoo buiten
gewoon gemakkelijk zijn, bij latere behoef
ten der schatkist zoo licht op den eenmaal
ingeslagen weg wordt voortgeschreden on
die opcenten van lieverlede worden do
sluitpost dor begrooting. 't Is hiermede in
derdaad: oo n'eot que le premier pas qui
coübe. Daarom hoede mon rioh voor dien
eersten stapOok en bovenal een minister
van financiën, die op den naam van goed
finanoier prijs stelt, want het heffen van
opcenten is, omdat het zoo gemakkelijk is,
een plomp middel, waarvoor niet do ge
ringste kennis van belasting- en financie
wezen vereisoht wordt. Voor de erkentenis,
dat, bij gebleken nood, ook langs directen
weg de meer gegoeden tot do versterking
der middelen moeten bijdragon, rijn wij
den minister Harto dankbaar, maar dit
erkennende, was het rijn plicht geweest,
een voorstel te doen tot wegneming dor in
het stolsel onzer directe belastingen door
de ervaring gebleken onbillijkheden, om
daardoor te komen tot hoogere opbrengst.
Zoo hij al' niet de herschepping dor ge
splitste inkomstenbelasting in een algomce-
no en éénigo aandorst, dan had hij reeds
door wijziging der progressieschaal de
hoogere opbrengst kunnen verkrijgen
zonder de onbillijkheid, dat do kleine in
komens naar do bcetaando verhouding
even zwaar belast worden als de groote.
Het is daarom te hopen, dat do Ka-mcr de 1
voorgestelde opoenten-heffing niet zal toe
staan, waar bovendien de behoefte aan
versterking van middelen nog allerminst
vaststaat."
Reeds alleen op decen zelfden grond acht
do „Arnhomsohe Courant" ook do
voorgestelde verhooging van den jenover-
aocijns met f 7 per H.L. ten eenenmale on
aannemelijk- Do ernstigste bazwaren tegen
accijnaverhooging zijn naar haar oordeel
geenszins weggenomen. Daartoe rekent rij
hot gevaar voor toenemende smokkelarij.
Verder spreekt zij van de inconsequentie
om eenerzijds maatregelen te nemen, ten
einde het gebruik van gedistilleerd te be-
perkon, en anderzijds, met het doel om
's Rijks inkomsten te vermeerdoren, den
accijns te verhoogen; en van de vraag, of
nie»t ten gevolge van accijnsverhooging
het gebruik in zulke mate verminderen
zal, dat het doei eener hoogere opbrengst
van den accijns geheel gomist wordt. De
Minister, aoo merkt hot blad op, schijnt
ook in deze kwestie niot bijster vast van
meaning te rijn.
Voorts merkt zij op, dat in de Memorie
van Toelichting bij het nieuwe voorstel
geen woord is te vinden over de grief,
waaraan naar haar oordeel, vooral tegen
over dit christelijk Kabinet geen waarde
ontzegd kan worden, dat voor de schat
kist steeds meer geld zal worden geklopt
uit de drankzonde.
Verhoogd ng van den dranfcacoijns acht
het blad volstrekt verwerpelijk en slechts
in één geval toelaatbaar, nl. in het geval
van nooddwang, d. w. z. als „onverwijlde
versterking van 's Rijks middelen" onver
mijdelijk en geen andere uitweg te vindon
is.
Ovor de polemiek, waartoe heb Ovor-
ijselsch wetje aanleiding heeft gege
ven, schrijft do Haagscho „Torenwachter"
der „M ivi d e 1 b u r gs o he Courant":
Do uitspraak ran eon doctrinair-libc-
raal, dat men dr. Kuyper dat bokje maar
zoo niet kan „schenken", is to begrijpen,
maar zooals het nu is gegaan en dreigt vor
der te gaan, is van beide partijen slechte
politiek drijven, met geen ander resultaat
dan dat mon het par lemon tair prestigo in
dc oogen ran hot publiek naar beneden
haalt.
Vooral omdat, naar ik hoor, het geheolo
begrootingsonderzoek dit jaar 'don stempel
van „studie" draagt, omgezet in dikko
Voorloopige Verslagen. Marine on Oorlog
moeten waro boekdoelen vullen met opmer
kingen van „sommige" en „enkele leden".
Mij dunkt: hot gezond verstand geeft h.er
tooh een grens aan. Hot vragen naar iu-
liohtingon over een boriahtjo, dat onder
„Gemengd Nieuws" als een juweeltje
prijkte, ligt tooh niet op den weg van do
„enkele" on „sommige lóden", die het
Voorloop ig Verslag vul Ion. Een onkel
maal kan het er mede door, maar liet
dreigt systeem to worden, en dat systeem
moet ten leste do gchcelo parlementaire
maohine stop zetten. Daar is het niet op
ingericht; op dien grondslag kan geen
vruchtbare schriftelijke godachtonwisseling
tusscbcn Rogeoring en Kamer plaats heb
ben. Want mon bedenke wel: later bij do
di6cussiën komen do redovooringen over
het gemengd. Werkelijk, Kamer on Minis
ters bobben toch wol wat anders te doen
dan stylistiaoho on oratorieobo oefeningen
te houden.
Ik ben over dit onderworp cenigszins
uitvoerig geweest, omdat, naar al hetgeen
ik er over hoor, het dit jaar bopaald allo
perken to buiten moot gaan, en iedereen
zich afvraagt: Waar moet het naar toe,
als wij dit pad blijven bewandelen? Is hot,
mcnsahelijkerwij» gesproken, mogelijk met
dc begrooting op tijd, d. w. z. vóór Kerst
mis, gereed te kom on, als hot zoo door
gaat? Den 86ten November komt do Ka
mer weder bijeen; alsdan moet nog het toch-
nicum en de Lager-Onderwijs-wot in de
afdeolingen. Vóór den lóden November
zal men dan wel niet ioot do Indisohc be
grooting kunnen beginnen. Blijven dus
amper zes weken voor Indische en Noder-
lancisohe begrootingon over of per weck 4
zittingen, geeft 24 zittingen. Het zal dus
direct wel strafexeroeoren worden met I
Maandag- en ZaterdagzittiDgcn en avond-
ai fctingen.
Op den duur maakt dit de Kamer zoo
vermoeid, dat er van een behoorlijke dis
cussie geen sprake meor i6. Om niet to
sproken van de ministers, die ook maar
monsohen rijn, dus maar een zokoro hoeveel
heid arbeid afkunnen.
Het resultaat ligt voor de hand: ver
warde, vermoeiende, langdradige debat
ten zonder pit of smaak of als de zenuwen
geprikkeld worden: krakeel, incidenten en
den aankleve van dien. Maar een zakelijke be
handeling is bij deze orde van zaken uitge
sloten.
„D e Standaard" zegt, dat de inge
komen berichten omtrent de werking van
de Loorplichtwet aanvankelijk niet.
ongunstig waren, maar dat men bij het
gunstig oordcel van dc eerste maanden
niet volhardt.
Veeleer, zoo schrijft zij, ontvangt men
don indruk, dat teleurstelling op de eer
ste verheuging is gevolgd.
Openlijk t>och komen velen er voor uit,
dat do aanvankelijke opflikkering ton
goede, in plaats van stand te houden,
reeds nu aanmerkelijk i« verflauwd; cn
sommigon schromen niet te erkennen, dat
men mot deao wet or achteruit, dan vooruit
ia gegaan.
Eer achteruitgegaan, in zooverre het zo-
dolijk plichtbesef, door den wettelijken
phoht verzwakt, thans gebruik maakt van
elke opening, om door do mazen van do
wet heen te glippon.
Achteruitgegaan n^pt minder, doordien
mon thans „hinderlijke bongcls", dio heel
do klaaso bedorven, niot meer van school
kan sturen.
Eveneens doordat do wot onpractisch
niet rekent met de verschillende toestan
den, en van behoeftige oudora het onmoge
lijke vergt.
Daarbij komt dan nog, dat de school
hoofden wol slap moeten wezen willen zo
niet in conflict komen met de cischen van
het leven; dat de schooJopzionois niet te
straf willon optreden; dat de kantonge
rechten do handen vol hebbenen dat do
administratie van de Leerplichtwet zóó*
omslachtig is, dat or veel kostelijke tijd
vermorst wordt, die boter kon wordon be
steed.
Hot is te begrijpen, dat onder dc-zo om
standigheden wijziging van do wet bijna
algemeen verlangd wordt.
Hierbij verlieeo men och ter niot uit het
oog, dat de toestand nu eon ander© is go-
worden dan vóór do invoering van dezo
wet.
W© waren toen, althans wat hot abso
luut verzuim betreft, op den goeden weg
Hot prooont niet-schoolgaande kinderen
tus9chen do 7 on 12 jaar was al dalende,
on trok men van hot opgegeven aantal van
50,000 of de zieken, do gebi okkigen, dc ter
wille dor vaccinatie wegiblijvonden, do
sohipporskinderon cn bon, die huisonder
wijs genoten, dan kon allerminst gezegd
worden, dat do zedelijke factoron niet
hadden gewerkt, of dat Noderland bij het
buitenland vergeleken, een teleurstellenden
indruk maakte.
Nam men daarentegen thans de wet ge
heel wog, dan zou 't gervooi van ontslagen to
zijn van do wot vormoodolijk ten gevolge
hebben, dat, nu het niot moer moet, mon
zijn kinderen dan ook maar niet naar
school zond.
Op algoheele introkking der wet wordt
dan ook alochts dooi een neer onkele aan
gedrongen.
Onder hen, dio daarentegen slechts op
wijziging aandringen, is tweeërlei stroo
ming. Eonorzijds do strooming van de oude
lofzingcra van leerplicht, die willon door
zetten, die do bepalingen willen veisohor-
pon, tegenover dc oudera meer macht nan j
do schoolautoriteiten willon vorlee-nen,
cm ook don rochter tot straffer en meedoo-
genloozer optredon willen rien verplicht, i
Maar ook anderzijds een strooming van
hen, die, ona dunkt in wijzer zin, eer om-
gekeerd manen tot grootcro mildheid.
Zonder voorbehoud scharen wc ons aan
de zijde dor laatston. Waar reeds nu ge
tuigd wordt, dat deeo wet niet alleen
impopulair ie, maar dat men cr mee
spoelt, zou het gewaagd in hoogo mate zijn,
om tot nog bodonkolijkor verzet te piik-
kelen.
Onder grootcro mildheid zegt het blad
in do eerste plaats te verstaan, dat het tot
een regeling kouic, dio uiindor in conflict
komt mot de eischon van hot leven; die
meor rekent mot verschil van toestanden;
en dio or op bedacht is incer door invloed,
dan door dwang te werken.
De sohoolhoofden, zegt zij, zijn ongetwij
feld de aangewezon mannon, dio, in kun
omtrek met de gezinnen cn mot do publio-
ko omstandigheden bekend, do leiding in
handen moeten krijgen; maar die bij die
leiding dan ook niet to zeer door de wet
moeten belemmerd worden, om te handelen
naar eigen practisch inzicht.
Goedwilligen, maar onmachtigcn oudere
moet men niot hot loven zuur maken. Men
moet hun tegemoet komen. Men moet hen
niet in hun brood straffen. En vooral, men
moet do school zelve on het onderwijs zóó
inrichten, dat hot maximum vaa medewer
king van de rijde dor oudore mogelijk
wordt.
Plaatst men zich op dit standpunt, dan
zal men omgekeerd, waar kwaadwilligheid
en onvorsohoonbaro verwaarloozing van het
kind in het 8pol is, veel krasser kunnen op
treden.
Doze wet hooft de ouders in massa nist
vertrouwd, cn hierdoor is zo nu reeds op
weg fiasoo te maken.
Hot „Niouws van den Dag" zegt,
dat verbetering van do leemte, welke bij
do bcetaando bevoogdboid dor post
administratie in verband met dc
rodactio van ons Strofwotboek bestaat,
zoowel te verkiijgon is door wijziging van
hot Strafwetboek als door wijziging van
do bevoegdheid der postadministratie.
„Wij achten," zoo schrijft hot blad, „het
eerst© beter. En wol, omdat do beoordee
ling van con in het Strafwetboek omschre
ven feit aan den strafrechter toekomt, ter
wijl 'do bovoegdhoid van do pos tad mi nis t ra
tio in hoogste ressort berust bij hot hoofd
van do postadministratie, d.i. do minister
van waterstaat, handel cn nijverheid. Werd
dus do redactie van ons Strafwetboek ver
ruimd betrekkelijk do voreproidingamisdrij-
von, dan zou do realiter ook bij do verzen
ding van éón exemplaar kunnen beoordeo
len, of een stuk van immoreolen of oprui-
enden aard is, terwijl het voorstel der lto-
gecring or too strekt dit over te laten aan
de adininistratio. Hot is een terugtred en
geen vooruitgang in bet Staatsbestuur, om
de bevoogdboid van de administratie uit
to broiden ten aanzien concr materie, waar
in con onafhankelijke en onpartijdige
rechter bovenal noodig is. Het is zeer op
merkelijk, dat op hetzelfde oogenblik, waar
op door den minister van justitie gear
beid wordt aan do voorbereiding van do
ndminietratiovo rechtspraak, de minister
van waterstaat voorstelt do bevoegdheid
zijnor ambtenaren uit te breiden over een
gebied, waarin geen besturende, maar
rechtsprekende taaa moet worden uitge
oefend."
Zou het blad dus de voorgestelde aanvul
ling, voor zooverre doze strekt om aanhou
ding te bewerkstelligen van stukkon, waar
van de inhoud in strijd wordt geacht mot
do goede zeden, niet kunnen goedkeuren,
nog veel minder kan het zich vorconigvn
met do bcido andoro motieven, welke tot
aanhouding zullon kunnen leidon: de vei
ligheid van den Staat en do oponbare ordo.
Do verzending van een niet gesloten stuk,
zegt hot, zal wel nimmer de veiligheid van
don Staat in gevaar kunnen brengen. En
wat liet begrip „oponbare orde" betreft, dit
begrip behoort naar zijn oordeel in dezo
aanvulling van do Postwet niot thuis.
„FTot begrip „openbare orde,"" schrijft
het blad, „is ze or ruim; do Rogeoring acht
zelfs een overtreding van een K. B., waar
op geen straf meor staat, een daad, mot do
„oponbare orde in strijd". Men kan dezo
niccning moeilijk bestrijden, omdat do om-
gienzing van het begrip: „openbare orde"
aan ieders subjectief inzicht is overgelaten.
Maar wel blijkt uit deze toelichting, dat
dit bogrip in deze aanvulling dor Postw -t
De Diauiantenöiefstal.
BS)
Weder loeide d storm mot vreesclijk ge
wold om do deuren en vensters van het
huis, huilde om dc hoeken cn raasde met
snelle vaart voort.
„Het komt 1' zeide hij met diepe stem.
„En gijli.Jen zijt niet g eed. Hoort gij
dan niets 1 Zi t gij dan niets?"
„Wat den, vadertje?" vioeg Stina.
„Niet gijlieden, maar dio daarbuiten,
Ik zie het van rcr is een schip in
noodgij komt to laatspant de
paarden in... roept de mannen bijeen...
gij moet naar buiten
ajLans ried w..ae ziel van den ouden
zeeman bewoog. Petersen was stuurman van
de reddingboot van Golfdal, en het vreeee-
lijko wedei verwekte bij den zieke de pijn
lijke gedachte, dat bij op zijn post gemist
weid, dat een schip verongelukken en do
hulp niet bijtijds tegenwoordig zijn kon.
„Ik wii naar het strand gaan en uitkij
ken," zeido Hans. „Ik vind het ondraag
lijk in zulk een nacht hier werkeloos te
zitten; dan ga ik naar het dorp om do
lieden bijeen te roepen."
„Onnootiig, die zijn reeds op, Hans, goe
de jongen. Maar ga er heen en zeg hun, dat
i-;, Hein Peteisen, bevolen heb, dat zij moe
ten inspannen; dat er vat te doen is, ik
weet bet. „Ga, Hans, ga!"
Hans gaf Stina een vluchtigen kus,
wierp zijn mantel om, zette zijn muts op
®n ging naar buiten. De bezorgdheid van
den zeeman was op hem overgegaan en zelf
was hij met een bang voorgevoel vervuld.
Buiten pakte hem de volle macht van den
storm, zoodat hij nauwelijks op do been
k a biijven; het regende niet, maar dc
wind wierp hem zoute schuimvlokkon in
het gezicht. Meer dan eens moest Hans
stilstaan, o.i b j adem to komen. Aan hot
strand stonden do doipsbewoners in groo-
pen bijeen en zagen met ernstige gezichten
naar de ontzettend razende zee; het was
één schuimende brandingalijn, welke don
derend, sissend cn kokend langs het strand
trok; daarboven verhieven zich, te verge
lijken met beweeglijke huizenrijen, de aan
komende golfreeksen, om met een overwel
digend kiakcn in de schuimlinie te bre
ken, die ver op het strand liep on de lucht
mot schuimvlokken vulde. Men moest luido
roepen, om zich bij zijn buurman verstaan
baar tc kunnen maken. In de diepo duis
ternis was alechts het melkwit ziedende
s huim der branding als lichtend voorwerp
zichtbaar, tegen hetwelk 'de m ons tor gol ven
iija te somberder afstaken.
Hars sprak met eenige mannen en deelde
hun mede, wat Petersen gezegd had. Zij
hoorden het met ernstige gezichten aan, en
een grijze schipper zeido: „Do oude Pe
tersen ligt op sterven; dan ziet hij meer
dan wij, cn wij zullen het sohip dadelijk
hier hebben, dat geloof ik."
Zijn makkers knikten en zoiden: „Ja,
ja." De spieker legde de hand boven de
oogen, staarde naar dc zee en ging voort:
„Maar, God helpe hun, als rij komen. Wij
krijgen geen boot naar buiten."
Opnieuw stemden dc omstanders in; toch
ontging hot Hans niet, dat zij niet op hun
gemak waren.
Eindelijk zeido do rijzo schipper:
„Hein Petersen hcoft gezegd, dat wij nou-
den inspannen; haalt d paarden 1"
Tweo mannen gingen heen, om het bevel
te volvoeren. Do afzonderlijke gioepen
kwamen nader bij de den, bij wie Hans
stond; het was hem te moede, alsof het
volgende oogenblik het verwachto moest
brengen, dat do spanning zou doen ophou
den.
Daar klonk ah uit één mond een kreet
van allenin het westen doorkliefde een
helle lichtstraal in een slangvormige lijn
de duisternis en ging loog in de lucht uit,
na ecnigo ^onden een zwakken knal naar
hot strand overzeilend. Dan lichtte het
op dezolfde plaats, van waai do raket was
vertrokken, en na ecnigo seconden weder
vernam men d knal van een kanoner
was geen twijfel mogel'jl., dat het signalen
waren van i» -n in nood verkeerend schip.
Do mannen drongen nauw bijeen, eenige
vrouwen met angstigo gelaatstrekken voeg
den zich bij hen.
„Het is op hot witte -and," zoido do
oude suhippca „Daar zit het vast of zal
het dadelijk vastzitten I"
„Het is juist, op het witte zand," klonk
het, „dan is het in een paar uien uiteen
geslagen en zij moeten allen verdrinken,
het is daar 10 voet diep en het is 600 pas
ver."
Weder steeg een raket op en dan nog
een, toen hoorde men paardengetrappel.
„Kunnen wij naar buiten, kinderen?"
VToeg de oude.
„Het gaat niet, Jasper; wij krijgen de
boot niet af; zij rijn niet te heipon," was
het antwoord.
„Is Cortb hier? Ja, daar is hij. En
Nieleon Gij rijt ongetrouwd, gij gaat met
mij mede, cn wie wil n g moer?"
„Ik ga ~iee 1" riep Hanp.
D-i oude schudde het hoofd. „Dat is geen
werk voor u, mijnheer. G1 kunt niot stu
ren en do riemen kunt gij ook niet hanteo-
r-n."
De i-annon diaalden nkb uit gebrek aan
moed, maar omdat zij do goheole nutteloos
heid der ondernoming inzagen. Daar ge
beurde plotseling iets, dot als met een
toovjrelag aar. alle besluiteloosheid ccn
cindo maakte.
Nadat B-n h'thuis verlaten had, was
Potersen eonigo minuten rustig gebleven,
daarn;. echter waj hij wedei zeer onrustig.
„Ga hoen, Stina, en zie of gij niets waar
neemt. Er moet iets komen 1"
Zonder dralen ging bt-ina naar buiten;
haastig beklom zij t n. kleine hoogte en
keek in de richting van do zoo. Maar niets
was te zien in do alles inhullonde duister
nis, r' ta to hooren dan het huilen van
d n wind on hot donerend razon der
bianding.
Nog eens ging Stina hi.n en had niets
to berichten. Toen zij evenwol voor do der
de maal ging kijken, on juist op het punt
was huiswaarts to keeren, zag zij do raket
©n hals over kop vloog rij naar huis, om
haar vader dij tijding mede to dcelen.
Hij hoorde haar i jt gelatenheid aan,
slechts de k 'o grijze oogen fonkelden,
toen hij zoido: „Lat wist ik. Ga, kind, en
zie, wat er vei der gebeurt."
Stina, zelve angstig nieuwsgierig, liep
opnieuw naar buiten en zag naar de plaats
waar de raket straks was opgeflikkerd.
Plotseling schrikte rij hevig: de oude m*u,
in oliejas en met den zuidwester op het
hoofd, stond naast baar.
,Ik ga er heen, kind," zeido bij <»p vast
beraden toon. „Ik moet m.un-n, dat do jon
gons in zeo gaan. Pas op bot huis 1" Eu
lonsklaps was hij ir de duisternis vcidwo
ncn.
„Verdeelt do kurken kleeren 1 Voorwaarts
mot do paarden 1 Voorwaarts 1"
Dat waren de woorden, welko als een
oloctrischo vonk uit deu mond /.a.i Hein
Peterson kwamen. In een oogenblik had
elk dralen opgobjuden, do gehcelc scbaio
stormde naar do schuur, waarin do red
dingboot op den t.ansportwagen gereed
lag. In woinigo minuten waren de paar
den aangespannen cn in scherpen draf ging
het vooiuit en de zachte helling af, mot
do acht man, die dc bemanning zouden vor
mon, in den looppas cr naast. Beneden ge
komen, wor l een dor paarden schichtig
c i maakte ook het andere paard onrustig
De bestuurder had beide dadelijk weder
in zijn maoht, do dieren trokken vw aan,
maar dat korto oponthoud was voldoende
gewecet don wagen van don weg to bren
gen. Do wielen zonken tot aan do naven
ij hot vochtig? zand en do wagen zat
vast.
In dit oogenblik kwam ook Stina buitoa
adem aanloopon. Zij had hot licht in huis
uitgeblazen en was toen haar vader gevolgd;
op het eiland kon men alle deuren en ra
men open laten.
(Wordt vervolgd,)