N°. 13678
Zaterda^ 24 September,
A#. 1904.
t§eze (Courant wordt dagelijks, met aitzondering
van (§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
VIJF Bladen.
Eerste Blad,
Officieele Kennisgeving.
Herfstgfedachten.
FEUILLETON.
De Diamantendiefstal.
LEIBSCH
M6BIAT
PRIJS DEZER COURANTi
Voot Leiden per week 9 Oentei per 8 maanden 2 i f 1.10.
Bniten Leiden, per looper en waar agenten gevestigd ijjn 1.30.
Franco per post1-65.
PRIJS DER IDVRRTUNTIËNl
Van 16 regels ƒ1.06. Iedere regel meoi f 0.17 j. - Orootere letter» naar
plaatsruimte. Kleine advortentiên van 30 woorden 40 Oents oontuot; alk
tlontal woorden meer 70 Oenta. - Voor het Inoaasoeren wordt t 0.06 berokend.
Kennisgeving.
LOTING VOOR DE MILITIE.
Burgemeester en Wethouders van Lelden,
Qezien het beelult van den Commissaris
der KonlDgin ln de provincie Zuid-Holland,
dd. 20 September 1904 (Provinciaal blad
No. 76), houdende regeling van de loting
voor do militie, lichting 1905;
Gelet op art. 26 der Militiewet 1901 en
op art. 24 van het Koninklijk besluit van
2 December 1901 (Staatsblad No. 230);
Brengen by deze, voor de eerste maal, ter
kennis van belanghebbenden, dat de lotiDg der
vóór den lsten September dezes jaar6 voor
de lichting van bet volgend jaar in deze
gemeente voor de militie ingeschrevenen zal
plaats hebben in een der vertrekken van het
Raadhuis alhier,
op Maaudag ÏO October aan
staande, voor de ingesclirevenon, wier
geslachtsnamen beginnen met de letters A,
B, C, D, E, F, G, H, tot en met J. 't Hart;
op Dinsdag 11 October aanslaande,
voor de ingeschrevenen, wier geslachtsnamen
beginnen met de letters H, van A. Harteveld
af, I, J, K, L, M, N, O en P, tot en met P.
J. van der Post;
op Woensdag 12 October aan
staande, voor de ingeschrevenen wier ge
slachtsnamen beginnen met de letters P, van
J. du Prie af, Q, R, S, T, V, W, X. Y en Z;
telken dage aanvangende des morgens
te hall tien;
en voorts, dat tot het doen opmaken van
de getuigschriften ter bekoming van vrystelling
wegens broedordlenst or op grond van art.
60 der bovengenoemde wet (welko getuig
schriften worden afgegeven op de getuigenis
van twee personen, die zich leder voor de
waarheid van het daarby verklaarde, door
mede-onderteekenlng verantwoordelijk stellen),
door of vanwege de lotellngen by den Burge
meester aanvraag kan worden gedaan in de
week van Maandag 7 November tot en met
iter dag 12 November a.avan des voormid
dags tien uren tot des namiddags drie uren,
ter Gemeente-secretarie (afd. Militie en Schut-
tery, kamer No. 9) alhier.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester,.
VAN HEYST, Secretaris,
Lelden, 24 Sept. 1904.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 8, lste alinea, der Hinderwet;
Brengen ter algemeene kennis, dat door
ben vergunniDg is verleend aan A. FRANSE
en rechtverkrygenden tot het oprichten van
een zoutery in het perceel Pieterskerkkoor-
steeg No. 19, kad. bekend sectie G No. 1396.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Lolden, 24 September 1904.
KENNISGEVING.
MILITIE.
Burgemeester en Wethoudors van Lelden;
Gelet op art. 24 der Militiewet 1901;
Brengen ter algemeene kennis, dat bet in-
schry vingsiegister dezes jaars voor do lichting
der Militie van 1905 en de daaruit opgemaakte
alphabetische naamiyst voor elk ter lezing
zullen liggen op de Gemeentesecretarie (afd.
Militie en Schuttert), kamer no. 9) alhier, op
werkdagen, van 26 September tot en met 6
October aanstaande, tusschen des voormiddags
10 uren tot des namiddags 3 uren, binnen
welken tyd tegen regieter en iyst by den
Commissaris der Koningin in deze provinclo
bezwaren kunnen worden ingediend door
middel van een door de noodige bewysstuk-
ken gestaafd, by den Burgemeester in te
leveren verzoekschrift op ongezegeld papier,
ondertoekend door hem, die de bezwaren in
brengt.
Burgemeester en Wethoudors voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 24 September 1904.
Do zomer van 1901 een zomer, die als
een van do schoonste in een geheel men-
schcnleven lang zaJ heugen behoort weer
tot het verledene. Wij zijn den herfst ingo-
troden. Wij zagen het en gevoelden
het aJ. Het rijpen der halmen wees
op het eerste vex*welken in de natuur.
Het koren word gemaaid en in schoo-
ven gebonden en te drogen gazet. Nu
ia het reeds geoogst, dc akker ia kaal,
slechts do stoppels zijn overgebleven.
Wij morkten 't ook reeds aan het korten dor
daggen, aan do mistige dampen in den mor
genstond, aan het verdorren van het groen,
aan het geien en afvallen der bladeren en
bloemen, aan de reeds vriezendo nachten
De natuur heeft weder een gewichtig
werk volbracht, nu trekt zij zich in zich-
xclvo terug mot den vricndel ijken glimlach
van con monach, dio zijn arbeid good vol
bracht.
Nog gaat daar een stille, weemoedige
schoonheid over de velden, vooral 's avonds,
als do zon tegen zessen van de aarde af
scheid neemt en do met dauw omhangen
herfstdraden voor hot laatst als verzilvert.
Zwaluw en leeuwerik zijn weder weg, straks
verlaten de kudden de weiden en er blijft
nietB over dan kale boomen en dorre vel
den, waardoor en waarover de gure herfst
stormen zullen varen.
Dat stemt ons weemoedig. Wel weten wij,
dat do zomer het volgend jaar terugkeert,
dat de weiden weer groen zullen worden
en de boomen weer bogen op schaduwrijk
lommer, maar wij weten ook, dat wij te
voren een spanne tijds doorloven, die velen
bokommerd en bezorgd maakt. Weder gaan
we te gemoet dio korte, donkere dagen,
waarin voor velen geen werk zal zijn, en
die lange nachten, waarin de zieko ruste
loos zal omwoelen op zijn legerstede, hunke
rend naar den vroolijkon dagstraal, die
maar al uitblijft, waarin ouden van da
gen pijnlijker dan ooit do gebreken zullen
voelen van hun hoogen leeftijd en weemoe
dig herdenken de dagen van weleer, toen
het jeugdevuur, dat in hun aderen gloeide,
hen bestand maakte tegen ruwen najaars
storm en snerpende winterkoude
Ach... I hoevolen van dio lieve ouden, die
wij om hun ernst en levenswijsheid zoo
gaarne bij ons hielden, zullon gieen lente
feest meer met ons vieren 1
En ook jongeren onder ons zullen wel
licht een volgenden zomer niet weder bele
ven.
Ala wij dit alles en nog zooveel meer in
denken want wie zit op een stillen nazo
meravond niet gaarne eens in gepeins ver
zonken dan stomt het afscheid van den
zomer weemoedig. Fn nu vooral, nu hij ons
zoo overvloedig licht en warmte heeft ge
schonken en in rijke volheid bosch en
beemd heeft doen groeien en bloeien. Ar
beid werd allerwego gevonden, zwakken en
knanken konden volop genieten van do ver
sterkende morgen- en avondlucht.
Ja, weemoed, dat is de grondtoon van
eiken herfstzang en vooral van dezen
horfstzang, dio bezingt don dool van een
zeldzaam echoonen en vruchtbaren zomer.
Do prediking van den herfst geldt niet
alleen do natuur, maar ook hot geheelo
aardscho bestaan zelf, en ook daarin ligt
weeanood. Ook het menschenlcvcn kunnen
wij afperken in levensperioden, dc jaarge
tijden gelijk. En: ,.De mcnsch zal zijn lente
geen twee maal 6maken, ,,Op zijn winter
volgt nooit weer herleving en bloei".
Tot do jongeren in 's levens opkomst, als
zij eens'het levcnsluofig dartelen staken en
even uitrusten, komt de herfst mot deze
ernstige prediking: de bloem valt af.
Bereidt u er op voor, uw lento zal niet
altijd duren en na uw n zomer zal komen
een herfst, een tijd, waarin gij moet oogsten
wat gij hebt gezaaid in uw voorjaar.
En wio haar begrijpt, dio prediking zal
de groote bcteekenis konnen van het jonge
leven en zich aangorden tot een goeden
strijd, zal er voor waken, dat do tijd van
ploegen en zaaien, van voorbereiding tot
do werkelijkheid van hot leven niet nutte
loos voorbijga.
Nu is 1 ->t tijd, om den akker te beroiden,
het onkruid, dat nog niet het goodo zaad
heeft kunnen verstikken, uit te rukken en
goed zaad te strooien in de voren. Want
too ral do herfst tot bot goniood onzer jon
geren spreken al6 uw lento nutteloos
voorbijgaat, zal do zomer geen vruchten
doen rijpen en gij zult niet kunnen bin
nenhalen de volle garven in den oogsttijd.
En heb is zeer goed voor onze knapen en
meisjes eens naar die ernstigo prediking te
luisteren.
Maar ook tot u, mannen en vrouwen in
de kracht des levens, heeft de natuur, nu
zij haar donkere tinten over het lichtbeeld
van bet afnemende jaar heeft geworpen,
iets, veel te zeggen.
De zomer is de tijd van noesten arbeid,
Hoopt hij u toe. Dan treedt het gebod, dat
gij in het zweet uws aanschijns uw brood
zult eten, in vervulling in volle kracht.
Gebruikt dus uw levenszomer, want bij
ontglipt u, zooals de mooie zomordagen het
doon, voor ge het weet; gebruikt hem goed.
Miskent zijn vruchtbaurmakcnde kracht
niet en kweekt in do aan u toevertrouwde
aarde levensvruchten, des oogstens waard.
Adel de geestdrift uwer natuur tot een be
raden werkzaamheid.
En eindelijk, de mcnsch, wiens driften
hebben uitgewerkt, wiens krachten wèl be
steed zijn en voor wien do oogststijd is ge
komen of reeds voorbij is, hij, als hij heeft
geleefd, zooals het een goed mensch betaamt
voelt zich zoo één met den kalmon vrion-
delijken herfstavond en het wordt stil in
zijn gemoed, doch er is geen droefheid voor
hem in hot najaar. Hij gevoelt, het is goed,
dat na bloeien, groeien en rijpen er komt
eon tijd van rusten, zoo in do natuur als
in het mon6chcnleven. Daarom verzoent
deze mcnsch zich met do wegstervende na
tuur ©n met zijn eigen heengaand leven bei
de.
Zoo is de herfst voor jong en oud het
jaargetijde van vroom gepeins, van inni-
gen weemoed en vredigen ernst.
En meer dan ooit voelen wij allen, dat
niet onnut zal zijn ons kort en raadselach
tig toeven op con tijdgolf van dit schep-
pingslevcn, dat daar hencnrolt mefc zomors
en winters ecuwig, onbegrijpelijk, aan
biddelijk
Iu d© Eerste Kamer.
In haar Kameroverzicht schrijft ,,De
Tel." o.a. hot volgende:
Er is gisteren weer grooto slag in do
Eerste Kamer geleverd. Woensdag was
het de Ovcrijsolscho quac6tio, gisteren, bij
het adresdebat, werd de premier door don
heer Van Houten «>v©r do ontbinding dor
vorigo Eerste Kamer tor verantwoording
geroepen. Levendiger, geestiger en per
soonlijker debat heeft beda .rdo Senaat
in jaren niet te hooren gekregen. Of
schoon het or soms duchtig van langs ging,
was or toch geen onstuimigheid. Kuyper
en Van Houten, het zijn twee dooi oefende
parlementariërs, <lie ongetwijfeld somen
weten wat eon biil koat cn heel wat van
elkander kunnon vordragon zonder boos te
worden. Een dergelijk scherp, soms grof
debat zou in do Twcodo Kamer verhittend
op de gemoederen gewerkt hebben hior
bleef Let bij een ten slotte gemoedelijke
sport. Terwijl de heoi Van Houten onver
biddelijk aan het uitpakken was, zat de
minister Kuyper rustig to luistoron zonder
het dreigend-opgewonden gelaat, waarmee
hij andere gewoonlijk een scherpen aanval
verduurt. Waa do minister bezig, dan zat
de heer Van Houten er gemoedelijk bij,
achterover in zijn bankje geleund cn do
schrandere, jougdig-grijzo kop lachte stil
en genoeglijk bij elk van 's ministers scher
pe, geestige zetten. We kunnen beiden
tegen een stootje, dachten de heoren, on
haddon or blijkbaar ploizior in, als parle
mentaire athloton, eikaars krachten weer
eens t kunnen meten.
Ongevallenverzekering.
Dat de Ongevallenwet horziening behoeft,
zal wol algemeen vaststaan. Een admini
stratie, dio aan haar hoofdbureau 350 amb
tenaren noodig heeft voor sohrijfwork, is al
te omslachtig om goed te kunnen wezen.
Maar ook wat het wezen dor zaak betreft,
is een ander stelsol noodig; want door de
rechtspraak komt do hcolo affaire in dis
krediet.
De Raad van Beroep to Haai lom kende
onlangs aan een 6traatmakor aldaar, tor
zake van een hem overkomen ongeval, waar
door hij het linkeroog verloor, con rente toe
van /0.91 por werkdag, nadat het bestuur
dor Rijksverzekeringsbank hem /0.55 toe
gekend had.
T©gcn die beslissing kwam de Haag-
ache Maatschappij „Fatum", draagster vaji
het risico der werkgeefster, op met het be
toog, dat de getroffene niet ala werk
man, maar ala aannemer is to boschou
wen oa de Central© Raad van Beroep heeft
zich vereenigd met deze meening en ver
klaard, dat do man geen aanspraak hooft
op ecnigo schadeloosstelling.
Dat door zulke jurispi udeutic heel de On
gevallenverzekering een spot wordt voor hot
gezond verstand en het rechtsbewustzijn, zal
wel niomand betwisten.
(Haagsche Courant.)
Leiden, 24 September.
Naar ons wordt medegedeeld, zal de
Tweede klasse van het gymnasium alhier
tydelyk moeten wordon gesplitst en zal er
tydeiyk nog eon leemar voor de oude tnlen
moeten worden aangesteld.
Maandag a. e., 2G September, zal hot
50 jaar geleden zyn, dal :>ze goaebto Stad
genoot de beer H. C. Cooborgh het diploma
als apothekor behaalde.
In do jongste vergadoiing dor Loidsclio
Bierhandelaren- en Mineraal waioilabilkanton-
Vereeniging lu besloten om duol to nomon
aan den optocht, uitgeschreven door de
3 October Voreoiiiging. Do namen dar deel
nemende loden zyn: W. Alt, J. A. M. Bekking,
H. Th. G. Coster, H. J. do Groot, J. A.
Hoogouatraalon, G. F. Japikue, J. F. Riedel,
M. H. van Waveren, C. van Wolte, F. J.
Weyorinans, Til. G. de Wilde, F. 11. de With,
A. J. Bloot JRz., te KatwUk aan Zee; K.
llam en C. Rodenburg, te Nooidwyk-Linnen.
Do afdeeüng S. D. A. P. besloot mr.
tlondela, die als eoriigo oundidaat gonoomd
werd, uit te noodigon de candidatuur voor
den Kamerzetel in 1U05 te Leiden op zich to
nemen. (ürt Volk.)
Naar nvn verneemt, is do heer Hugo
Luyten to 's-Gravenkage, directeur dor
verzekeringsbank „De Nederlander" to
Rotterdam, benoemd tot iiildcr in do Ordo
van Jezus Christus van Portugal.
Aan het ons toegezonden ijf en leor-
ugoi/o jaarlijksoiw verslag van de verconi-
giug „Hot Nederlandscho Gasthuis voor
behoeftige cu minvermogende oog lijders' to
Utrecht, over het jaar 19U3, is het volgende
ontleend:
De finanoioelo toestand is voor het oogen-
blik nog uiot ongunstig, hoewei vermeerde
ring van ontvangsten wcnecholijk is.
Aan vorpIceggokle-n word ruim /170(|
minder ontvangen dan in 1902. Het
•aantal verpleoguagcn tegen 3 por dag en
dat tegen 2 per dag, was hoogor dan in
1902, respectievelijk 207 tegen 1G2 <sn 2992
tegen 2-114 dagen. Dat togen 1 per dog
verminderde echter met 2022 dagen.
Do uitgaven voor het geneeskundig ca
verplegend personeel zijn ongcvcor 70 hoo-
ger dan het vorige jaar ten gevolge van
een kleine verhooging van do toelage van
enkele pleegzusters. Voor voeding en ver
warming werd, ondanks het kleiner getal
verpleegde personen en vorplcegdagen,
ruim 400 meer uitgegeven dan hot vori
ge jaar.
Ook in hot afguloopcn jaar namen de
bijdragen van begunstigers af met ruim
200.
Tegenover deze verliezen staan cohtbr
meerdere inkomsten aan renten, door hot
ontvaDgen van legaten ,wat in 1903 geluk-
kig wederom het geval geweest is, ook van
kleine bedragen, waardoor do vroeger ge-;
Bchonken jaarlijkscho bijdrage na den dood:
behouden blijft.
12)
Onwillekeurig moest Hans lachen. „Gij
zijt niet stijf en houterig," zeide hij, „on
gij aan mij schrijft, dan zie ik achter
het papier uw oog en en uw mond voor
iden dag komen als achter een doorn-
fltmik."
„Hoe aardig zegt gij dat!" Zij zag hom
vol bewondering aan. „Maar als de heer
Ingram er bij is, doet ge, alsof ge geen
drie kunt tellen."
„Hij is zooveel verstandiger dan ik; wat
gij schoon vindt, in in zijn oogen dom, en
daarom kan ik met hem niet zoo spreken
©Js met jon."
Pordita fronste de wenkbrauwen. „Neen,
dat is niet waar, dat gelooft gij ook zelf
niet."
Hans was een oogen blik verlegen; hij
kwam dus maar op het schrijven terug.
»>Gij behoeft mij maar een paar woorden
to schrijven, en als het je Biecht gaat,
echrijf mij dan alleen: „Kom en help mijl"
Wilt gij dat?"
„Ja ,dat wil ik," antwoordde zij ern
stig.
Hans scheurde uit zijn notitieboekje een
blad papier, schreef zijn naam en adres
daarop en gaf het aan de kleine.
Ex vloeiden t>pnieuw tranen, toen do
beide beeren afscheid namen; maar de
hartstochtelijke uitbarsting van smart was
gebroken. Hans had zijn opdracht met suo-
oee verrold,.
Steeds brak Max zich in het verder be
loop van don dag hot hoofd met het con
trast tusschen het ruwe uiterlijk van zijn
leerling en de teederheid, welko hij bewe
zen had aan Perdita.
Toen zij weder in den trein zaten, en
Hans een korte pijp rookte, werd het on
samenhangende in het wezen van den jon
gen man voor Mar zoo opvallend, dat hij
nog een laatste poging waagde zich ophel
dering te verschaffen. Hij legde zijn hand
op do knie van Hans en zag hem Lang in
zijn gözicht, maar dat hinderde H*as
niet; hij knikte Ingram toe en rookte zor
geloos verder.
„Gij zijt het spoedig met Perdita eeiM
geworden," zeide Ingram.
„Ja ,ik houd van kinderen. Die arene
Perdita! Die beido oude tooverkollemI"
„Maar, Hans I"
„Ik haat dio beide vrouwen. Zij zullen
het kind plagen."
„Dat- vrees ik ook", zeide Max ver
strooid. „Ongelukkig zajn alle kinderen zon
der ouders."
„En degenen, die gewetenloote ouders
hebben," zeide Hans.
Het klonk onverschillig, maar toch had
de scherp oplettende Ingram den indrak,
alsof ged uren do een kort oogemblik hdt
gordijn verscheurd was, dat Hans' eigenlijk
wezen verborg. Hij wilde van deze korte
lichtschemering gebruik tnakon e-i ging?
zonder omwegen op zijn doel los.
„Men oordeelt uit de verte dikwijla
verkeerd," zeido hij kalm. „Een wellicht
niet zeer juisten maatregel, waaronder men
zelf te lijden heeft schrijft men gemakkelijk
arm een fout van het gemoed, aau liefdé
loosheid toe, terwijl per dot van rekening
or al echte een vergissing van het verstand
waa."
„Ik begrijp u niet."
„Gij wilt misschien niet. Maar ik wil
duidelijker spreken. Gij zijt boos op uw
ouders, omdat gij ver van hen gehouden
werd, op een wijze, dio op verwaarloozing
geleek, en hebt daarin gezien onverschillig
heid on liefdeloosheid. Leer uw vader nader
kennen, dan zult gij wellicht erkennen, dat
het slechts onverstand geweest ie."
„Dat zullen wij afwachten."
„Gij moogt niet dadelijk met vooroordeel
en bitterheid het vaderlijk huis binnentre
den."
„Het gaat niet andere, mijnheer Ingram,
en let wel op, ik zal een ellendige schurk
zijn, als ik mij ook maar de geringste
moeite geef mij bij mijnheer mijn vader be
mind te maken. Spreek mij niet toe."
„Dat wil ik ook niet, maar toch zou ik
je wel om één ding willen verzoeken."
„Wat is dat?"
„Het ligt mij zeer aan het hart, dat gij
in mij niet enkel een bondgenoot van uw
vador en bijgevolg uw vijand ziet. Juist,
omdat ik het vertrouwen, dat mijnheer uw
vader mij bewezen beeft, zou willen recht
vaardigen, is het mijn hartewensch niet uw
opzichter en onderwijzer, maar meer uw
makker en vriend te worden."
Hans zag hem met onzeker en blik aan,
zeido evenwel niets, en Ingram ging voort:
„Leer mij eerst kennen en beslis dan zelf
erver onze verhouding. Ik weet reeds meer
van u dan uw bloedverwanten, maar het zal
voorloopig mijn geheim blijven. Ik wil u
nog beter leeren kennen, niet om over n
rapport uit to brengen, maar uit belang
stelling la uzelf. En als gij eens een ver
trouweling noodig hebt, bon ïx te uwer be
schikking en niets, wat gij niet wilt, zal
over mijn lippen komen. Daarom verzoek
ik je mij te lecrcn kennen cn zie dan, of
gij mij vertrouwen kunt. Wilt gij dat?"
Hij reikto Hans de rechterhand en deae
sloeg krachtig too. „Gij spreekt als een
boek, ala een verstandig on goed man",
antwoordde hij. „Zoo netjes kan ik mij niet
uitdrukken. Maar ik meen dat hot wel zal
gaan, dat wij misschien vrienden kunnon
worden."
IV.
Bijna een jaar is sedert den terugkeer
van den zoon in het huis van den bankier
Lander vervlogen en er zijn eigenlijk slechts
tweo personen, die met do vermeerdering
van de huishouding tevreden zijn: juf
frouw Sidonie Lander en de heer Max In
gram. Ofschoon do dame elf jaar ouder
is dan de jongo gouverneur, heeft haa.*
schoonheid on haar eigenaardig pikant we
zen toch groot© bekoring op hem geoefend,
waaraan hij zioh aanvankelijk onbewust,
later met een onbehaaglijk gevoel wel is
waar, maar toch niet ongaarne overgeeft.
Sidonie harerzijds heeft zioh met verzet
tegen de bewondering van den jongeling,
die in weerwil van zijn leeftijd door geest
kracht en tevens door flinken lichanielijken
bouw uitmunt.
Geheel anders ia het met Hans. Mevr. Er
nestine heeft mot droefheid de verschrik
kelijke onbeschaafdheid en ongemanierdheid
van haar stiefzoon waargenomen, maar zij
laat hot achterwege daarover veel te zeggen.
Hans legt in zijn onbehouwen manier groo
te aanhankelijkheid aan de schoons
vrouw aan den dag en het is komiek om
aan to zien, lm* oen blik van haar bij een'l
zondo togen do goede vormen, waaraan hij
zich schuldig maakt, hem doet blozen cn;
verlegen maakt. Helaas, do beterschap ia
nooit een gevolg van dergelijke atom
scènes. Hans blijft bij zijn onhandigheden
en kwade gewoonten, en do eerbiedige ge-1
ncgenhcid tot Ernestine blijft een zuiverj
academische: zij oefcDt geen zcdelijken in
vloed op hem uit.
Veel onvriendelijker is zijn verhouding
tot zijn vador. Do bankier bezit niet do
kalme zelfbehcereohing van zijn vrouw on
geeft aan de verontwaardiging over het ge
mis van goede vormen bij zijn zoon in scher
pe uitlatingen lucht, hoewel met dezelfde
negatieve uitwerking. Het zou reeds onaan
genaam genoeg zijn, als het daarbij bleef,
maar er komt nog iets bij. Hans laat zich
door zijn vadoi niets gezeggen; hij antwoordt
snibbig cn grof On in de scènes, waartoe'
dit aanleiding gcoft, komen alle gebreken
van een heftig temperament, verbonden
met do gevolgen van een rerwaarloosde op
voeding, aan den dag.
Zijn Laatsto troef is steeds: „Laat mij
naar Kraupischkeu teruggaan I Ik ben daar
veel liever dan hier."
De oude raast, Hans steekt dc handen in(
do zakken en fluit; gaat do vader buitel
zichzelf van woede, heen en slaat hij deden*
hard achter zich dicht, dan valt do zoon int
een stool neder en breekt in spottend lache^
ui*.
(Wordt vervolgd.)