Een verloving in den trein.
N£. 13660 Derde Blad. 3 September 1904.
]J)es avonds om vijf uren werden de deu
ren van de West-Railway-Company ge
opend; een jonge man liep haastig naar
buiten. Hij trachtte een voorbijgaanden
bus aan te houden, maar het rijtuig ver
dween in de duisternis van den avond.
Toen greep hij zijn valies en parapLuie en
snelde voort. Hij liep de trap van het
groote gebouw af. Buiten in de duisternis
zag hij de lantaarns van de „cabs" schitte
ren; hij liep vlug langs de rijtuigen been
en~ zocht zenuwachtig naai het zijne.
„Daar is het," hijgde hij, den koetsier
zijn koffertje toereikend. „Doe je best, wij
zijn laatl" En hij sprong in het rijtuig en
leunde in de kussens achterover, terwijl
hij zijn kraag opzette.
In den anderen hoek zat een jonge dame,
geheel in een mantel gehuld.
De cab reed zoo snel mogeJijk voort. De
jonge man streek een lucifer af om op zijn
horloge te kijken.
De jonge dame keek optoen de heldere
vlam het gezicht van den jongen man ver
lichtte, slaakte zij een kreet van verrassing.
"FTij stak een nieuwen lucifer aan en zag
een hem onbekend meisje.
„Lieve hemel 1" zeide hij, „waar is mijn
zuster?"
„U hebt u leelijk vergist," was haar
antwoord; „u is in de verkeerde vigilante.
Wilt u zoo goed zijn, het rijtuig te laten
ophouden? Ik verwachtte mijn broer."
Toen hij stil bleef zitten, zeide zij nog
maals
„Ik verzoek u het rijtuig te laten op
houden U moet
„Ik denk er niet over!" antwoordde hij.
„Ik ben toch al te laat."
Zij trachtte het portier te openen, maar
hij belette het haar.
„Lafaard 1" zeide zij.
„Ik zou een lafaard zijn, als ik het rij
tuig verliet. Als u het rijtuig laat stoppen,
zult u een menschenleven op het spel zet
ten, niet het mijne echter 1 Ik heb een wan
hopige haast."
„Ik ook," zeide zij bitter. „En door uw
onhandigheid moet ik de reis zonder mijn
broer doen
„Het rijtuig gaat toch naar Cortlandt
Street?" vroeg hij.
„Ja," zeide zij, „ik moet naar de „Edin
Limited". Mijn broer, o, wat moet ik
doen 1 Mijn broer heeft mijn beurs en
plaatabiljet!"
Het rijtuig stopte. „Als gij naar de
„Edin Limited" moet," riep een portier,
„zult go u moeten haasten
Zij verlieten het rijtuig. „Het is in or
de," zeide hij. „U kunt het kaartje van
mijn zuster nemen."
Zij haastten zich naar de aanlegplaats.
„Een paar jongverloofdengrinnikte
een pakjesdrager.
Hij keek haar vluchtig aan. „Arm kindl"
dacht hij. En hij zeide: ,,U hoeft zich niet
ongerust te maken. Ik heb mijn zusters
kaartje voor u." En een oogenblik later:
„U kunt mij zeker nooit vergeven, wat
ik heb gedaan
„Neon", zeide zij koud. „Als u het rijtuig
hadt laten ophouden, toen ik het u
vroeg..."
„Dan zouden wij geen van beiden de
boot hebben gehaald."
Na een paar minuten vroeg hij haar, of
zij niet liever in de kajuit wilde gaan: het
was koud.
Zij schudde het hoofd; zij had de opmer
king van den pakjesdrager gehooid en wil
de liever in de duisternis kou lijden dan
in de lichte kajuit vol menschen gaan.
Zij had tranen in de oogen; maar zij
hield het hoofd fier omhoog. O, het zou
hem berouwen; waar en wanneer, wist zij
nog niet, maar zijn straf zou voorbeeldig
zijn
De boot legde aan en hij bood haar zijn
arm. Zij volgden den man, die hun koffer
naar den trein droeg. Zij nam plaats in
een sleeping-car, terwijl hij naar het an
dere eind van den trein liep. Na een kort
gesprek met den hoofdconducteur kwam hij
terug: er was geen plaats meer in de an
dere coupés.
„Het spijt mij vreeselijk," zeide hij-
„Mijn... mijn jongere broer is te St.-Au-
gustins in moealijkheden geraakt. Ik moet
dezen trein halen, om hem to redden."
Hij W'ildo weggaan, maar zij hield hem
terug. „Hoe moet ik dineeren als u weg
gaat
„Wilt u liever alleen dineeren?"
„Stil, men luistert," zeide zij. „Het is
erg genoeg, voor verloofden te worden ge
houden, maar... ik kan niet uitstaan, dat
de menschep zouden denken, dat wij ge
kibbeld hebben. De quaestie is nu maar, of
wij beleefd tegen elkaar moettn zijn of elk
ander vermijden."
„Als u uw handschoen uittrekt, zal
iedereen zien, dat wij geen verloofden
zijn."
Zij aarzelde, maar trok toen blozend
haar linkerhandschoen uit. De ringvin
ger droeg een eenvoudigen gouden ring.
„Hoort die ring daar?" vroeg hij ern
stig.
„Neen," zeide zij ongeduldig. „Het is
mijn grootmoeders trouwring, dien ik van
ochtend heb gepast. Ik heb zeep en cold-
cream gebruikt, maar hij is niet meer van
mijn vinger te krijgen."
Zij waren het voorwerp van de kwalijk
verholen algemeeno aandacht. Zij beet op
haar lippen en keek uit het ïaampje. Zij
zag er allerliefst uit; een oude geestelijke
keek hen telkens aan en iedere blik was
een zegening. Hij keek plotseling op en
ontmoette den blik van haar grijze oogen.
Beiden glimlachten.
„Ik hoop, dat u mij vergiffenis hebt ge
schonken V'
„Ik geloof liet wel," lachte zij. „Als wij
elkander ergens anders hadden ontmoet,
zou er geen reden zijn, waarom wij geen
vriendschap zouden sluiten." Zij knikte.
„Dat brengt mij weer in herinnering",
zeide hij, „dat ik mijn zuster nog een te
legram moet terugzenden. En u aan uw
zwervenden broeder."
„Vertel mij eens wat u zoo haastig naar
Florida deed vertrekken," zeide zij.
„Dat is de schuld van dien dwazen broe
der van mij. Ik zal het hem beletten, al
moest ik hem naar huis sleuren 1 Hij wil
een meisje trouwen, dat hij eerst vier en
twintig uur kent." Hij haalde een telegram
voor den dag en las:
„Trouw morgen het liefste meisje in de
Vereenigde Staien. Ik beminde haar op
het eerste gezicht. Ge zult haar allen aan
bidden. Ze heet Marie Hotherford. Jim."
Zij staarde hem verbaasd aan. „Marie
Hetherford is mijn zuster I" riep zij uit.
„Mijn zuster zond ons een telegram, gelijk
aan het uwe. Onze ouders zijn in het bui
tenland; daarom pakten mijn broer en ik
een koffer en zijn op reis!"
„Uw zuster?" herhaalde hij verbaasd.
„Mijn broer en uw zuster 1 En wij zijn
beiden op weg om het te beletten 1"
Zij lachte gedwongen. „En ik ben een
zuster en u bent een broer kwijtgeraakt l"
ging hij voort. Nu werd haar lach helder
en vroolijk.
„En," zeide hij, „ik moet zeggen, 'dat
het lot zich bijzonder ontfermt over ons
beider families."
Zij hadden voor niets oogen dan voor
elkander.
„Het schijnt, dat uw familie nooit veel
tijd verspilt, als zij eenmaal iets van plan
13," lachte zij.
„Ja," stemde hij toe, „ik had haast, toen
ik u het eerst ontmoette on u ziet wat mijn
broer wil doen."
„Maar zult u het niet beletten?"
Hij keek haar recht in de oogen en zeide:
„Neen, als ik het probeerde, zou ik ru
zie met hem krijgen. En ik denk, dat er
iemand anders dan zijn broer zal noodig
zijn om hem van uw zustei te doen afzien.
Lijkt zij op u?"
„Ja," antwoordde zij.
„En u zult toelaten, dat hij baar
trouwt?"
„Ja, met uw goedvinden."
Hij keek haar uitdagend aan ©n zij
vroeg:
„Lijkt uw broer Jim op u?"
„Ja, mag hij haar trouwen?"
„Als hij op u lijkt, ja," antwoordde zij
aarzelend.
Hij leunde voorover in schijnbaar achte-
loozo houding, maar zij zag met één oog
opslag wat hij zou zeggen.
„U is het liefste meisje, dat ik ooit heb
gekend. Wilt u mij trouwen?"
Zij boog peinzend het hoofd, uiterlijk
kalm.
„Is v. boos?'' vroeg hij uit het raam
kijkend. Maar zij schudde het hoofd.
„Het zit bij ons in het bloed," zeide hij;
„mijn grootmoeder werd 'door grootvader
geschaakt, mijn vader kende mijn moeder
drie dagen, toen zij hem het ja
woord gaf. Kijk nu niet zoo ongelukkig
„Ik, ik beu niet ongelukkig. Ik wil u aan
hoor en, u zeidet iets over liefde..."