No 13654 LÊIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 27 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON, Hat hoog'ste Xs©t. j rehudden, wordt als verstikt door het ge- I voel van kleinheid, dat ons bevangt als wij, wat we als empirisch waarachtig er kennen, nog moeten schragen met de be wijzen, die de onvoldoende kennis van le- ven en levenswerkzaamheid ons vooralsnog aan de hand kan doen. Anno 1904 ter behoefde de komst van die gouden eeuw te verhaasten. En wat zou de Leideckc uni versiteit in aanzien verliezen naar de schat ting van al wat nu officieele grootheid is, als prof. K. eens hoemoeopathisoh-ophthal- moloog mocht zijn, en natuurlijk verdacht zou worden, nauwe betrekkingen te onder houden met „kwakzalverij, met verderfelijke leekenpraktijk, met een erbarmelijk aantal vrijbuiters." Zelfs de hooge eerzucht, die universiteit eens door een later geslacht geëerd te doen zijn als bakermat van pioniore van vrijzin nige wetenschap, die eerzucht moeet al in den knop doodgedrukt worden bij de moge lijkheid, dat kleur bekennen vooralsnog zijn faculteit in discrediet zou kunnen brengen. Voer nu prof. K. niet te gemoet, dat voj- gens zijn eigen woorden „de homoeopathic eesn lovende leer is, waarop de studenten in de praktijk dadelijk zullen stuiten en die zij dus moeten kenneoi," en dat zijn studen ten die begeerte toch wol eens kondon ge toond hebben; dan heeft prof. K. uw tegen werping al ondervangen. Hoor sleohts het slot van zijn opstel in het T. v. G. 1903, pag. 1292: „Aan 't werk dus, mot koel ver stand, ernstig en voorzichtig, elk in de rich ting, waarin hij de beste resultaten van zijn arbeid verwacht I" Wie vermeet zich te be twijfelen, dat prof. K. in zijn niet-homoeo- pathische richting zijn tijd en werkkracht aan de lijdende monschheid het meest dienst baar kon maken"? Ik houd staande, dat prof. K. in het diepst van zijn ziel dien twijfel eesn schuilplaats biedt; en daarom acht ik hom onoprecht, omdat a] zijn geschrijf al leen kan dienon oan ziohzelven en anderen diets te maken, dat n i e t hij den plicht had naar alle zijden zelfstandig en onvermoeid te zoeken naar hetgeen hem grooter macht in ziektegen e-zing kon geven. Wilt gij nog een bewijs, hoe onvruohtbaar die zoogenaamde sympathie bij prof. K. is gebleven? „Welk een onzinnig werk zou het zijn aan de homoeopathie ee® leerstoel of een ziekenhuis toe te wijzen," roept hij uit, „nu 't onderwijs o.a in de huidziekten aan de Leidsohe academie dringend versterking behoeft." Dit is de man, die spreekt van do „beste geschriften" van Hahnemann, wat den indruk moet geven van ernstig en ver gelijkend onderzoek, maar die blijkbaar nog nimmer de door Hahneman zoo nadrukke lijk vermelde nadeelige gevolgen van de al gemeen© toepassing der zalfbehandcling heeft weten op te merken. Ieder, wiens oogen daarvoor eenmaal geopend zijn, zal zich wel wachten, meer huidspooialitéiten uit het niet op te roepen, om met hen den room dor Loidsch Universiteit te verhoo- gen. Heeft prof. Koster zelf getracht wat zijn plicht was cataract met l.omoeopa- thische middelen te behandelen, dan moet de lectuur va® Burnett'6 werkjes o. a. hem al h?ol spoedig hebben doen erkennen, dat voor do lens de uitwendige behandeling van eczema uit den boozo kan zijn. Daar wordt nu coll. De Groot uitgenoo- digd in zijn polikliniek diens bekende bewe ring waar te maken. Teekenend zij do bewoordingen, waarmede prof. K. deze opzienbarende daad verde digt tegen de critiek van homoeopaton, die van zijn tienjarigo praktijk om bekendheid met het similia degelijker resultaat eischen dan een genadig „Ga je gang maar;" en van allopaten, die deze toegeeflijkheid verregaand onverantwoordelijk achten. Prof, K. heeft wel gezorgd altijd gelijk te moeten krijgen, welke ook de slotsom van De Groots onderzoekingen mocht zijn. Was het resultaat nihil, dan kon prof. K. uit roepen: „Heb ik 't niet gezegd? Hier staat het!" T. v. G. 1903, pag. 1288.) „De ho- moeopaat vermag niets meer dan zijn allo path ischc collega." Had coll. De G. op on loochenbare genezingen kunnen wijzen, de hooggeleerde zou met ophef kunnen betui gen, dat „hij steeds goede gronden had om van een homoeopathische behandeling van cataract ccnig gunstig resultaat mogelijk te achten." (T. v. G. 1904, pag. 379). Dan waren wij natuurlijk allen naar Leiden ge togen. Daar had de homoeopathie onder Licbaugeln van den leider der oogheelkun dige kliniek en polikliniek voor de zooveel- ste maal mogen aan toon on, dat zij bij hor deolum, conjunctivitis, iritis, enz. met haar middelen beter en duurzamer genezing aan brengt dan het ireerend en altereerend ar mamentarium der allopathie Prof. K. had geen hand behoeven, neen mogen uitsteken, om aan een nieuwere en betere therapie triomfen te verzekeren. Hij ware rustig allopaat gebleven; wogens zijn niet volslagen onkunde foch primus inter pares. En de reputatie der Leidsohe hooge- sohoo] ware niet in de waagschaal gesteld tegenover de aanvaarding eener baanbre kende nieuwe waarheid. En nu de verhouding van prof. K. tot collega De G. Ik heb reeds aangetoond, hoe dubbelzinnig hoe weinig oprecht de hoogge leerde is in do motiveering van zijn aanbod uitdaging. Ik betreur hot in dit geval geenszins, dat de taak, om voor het forum der openbare oritiek het goed recht der homoeopathie aan te toonem, tot nader orde is uitgesteld. Mijns inzi^e is „dit moeilijkste gedeelte van onze therapie" (zooala Burnett, toch wel de meest bovoegde beoordeel aar, het noemt) niet geschikt om tot proefsteen van de waarde der homoeopathie te worden geko zen. War© prof K. bezield geweest mot oprech te sympathie voor deugdelijk onderzoek van otnfl beginsel, dan had hij niet geschroomd, vóór zijn tot weerstand prikkelende afstraf fing van collega De Groot, eerst onze lite ratuur over oataraotrbohandeling ernstig te bestudeoron en daarna, in overleg met de artsen onzer richting hier te lande, te be sluiten of or onder hen één geacht kan wor den een beslissende proefneming te mogen ondornemon, wat ik betwijfel. Eerst de ge rechtvaardigde tegenstand van curatoren en Tijdschrift-redactie deed hem inzien, hoe onbekookt zijn voorstel was. Maar liever dan openhartig te erkennen, dat zijn eigen on kunde hem parten had gespeeld, moest, met de niet-onbevangen he id van blik van collega De G. bij het citeeren van een passage uit Hughes' boek, deze tot onbekwaam onder zoeker van oogafwijkingen worden gedood verfd. Gelukkig voor prof. K., dat geen Hahne mann of Burnett den hooggeleerde een bre vet van onbevangenheid van oordeel behoef de te geven toen hem de verantwoordelijke poet van oogheelkundig autoriteit werd toe vertrouwd. Z ij haddon wel niet geschroomd, prof K. te rangschikken onder de bekrom pen dragers der officieele wetenschap, di« niet ruim genoeg van geest en gemoed zijn, om eenzaam hun weg te kunnen gaan. Ten slottede moraal I Onze propagan da is tweeledig; we spreken tot het ver stand der om weten den; tot het gemoed der onverschilligen. Dit laatste zal de meeste vruchten dragen; want dat bekendheid met homoeopathie bij onverschilligen onze zaak niet vooruitbrengt hebben we aan prof. K. gezian. Neon, we moeten onzen oollega's op het hart binden, dat vooroordeelen in on ze kunst misdadig zijn; omdat haar eonig dool is zieken to gonezendat aller plicht is rusteloos on zelfstandig te zoeken on na te donken, ieder van ons, die er eerlijk naar streeft, dezen plicht na to komen, put daaruit het recht olkon collega, welke ook diens titel zij, met allen nadruk te nopen ons beginsel niet als tot dusver te verwaar- loozen, en bij verzuim hem dit ernstig on der het oog te brengen. Spreken wij tot het vorstand der on weben den, dan zijn het alleen schitterende statis tieken, biologische verklaringen proeven van allopathischo afdwalingen, die het stand punt der zichzelf o zoo wetenschappelijk achtende tegenstanders kunnen ondergraven. De aldus toegeruste propagandisten zijn echaarsch, heel schaarsch onder ons, en daardoor zou van hen al waren ook, onze teg' standers veretandolijk van hun voor oordeel te genezen toch niet de door ons be oogde doordringing van ons beginsel in ruimer kringen te verwachten zijn. En nu de toegezegde moraal? Deze is, dat wij met onzen eisch van een hoog leer a a r 8-zetel voor een homoeopaat door de officieel-wetenschappelijke school in den hoek gedrongen worden van uitsluitend ver standelijke bewijsvoeringen. Onzo moreele kracht, die gewetens va i verantwoordelijk heid-bewuste gene cshe eren moet wakker [Plaatsten wij vroeger in o»s blad reeds pjededcelingen over de quaestie prof. Koster en dr. DeGroot, thans wordt pns toegezonden het jongste Homocopathisch Maandblad, uitgegeven vanwege de „Veree- piging tot bevordering der Homoeopathie in Nederland," waarin voorkomt een betoog yan dr. Woutere, deze quaestie rakende, het- yrelk wij volledigheidshalve en tot recht be grip der zaak bij uitzondering in zijn geheel pioeten opnemen. Eenigen tijd geleden, zoo lezen wij in het Maandblad, sprekendo over de vreemde handelwijze van prof. Koeter begenover dr. pe Groot, meenden wij ons te moeten ont houden van ee® bepaald oordeel ten opzich te van deze zaak. Nu er evenwel nog steeds geen nadere verklaring van de zijde van prof. K. gekomen is, achten wij den tijd gokomon, onzen lozers mode te deelen, dat pns de handelwijze van prof. K. inderdaad onverklaarbaar voorkomt en wij thans ge heel instemmen met het oordeel, dat de yereoniging van hom. geneeshecren in Ne- idorland bij monde van dr. Woutere dienaan gaande uitspreekt in de onlangs verschenen „Handelingen." Wij wensehen het daar geschrevene hier In hoofdzaak weer tè geven: „Nu prof. K. schrijft" aldus dr. Wou ters „dat het doel van zijn openlijke in vitatie mede was „om de Regoering te la ten weten, dat de dragers der officieele we tenschap housch niet allen zoo bekrompen waren, als hun van die zijde nog kort te ivoren was verweten," is het niet overbodig aan do Regeoring ook mede te deelen, wat Wij donken van de bekrompenheid dier dra- 'gers dor officieele wetenschap, prof. Koster incluis. Mijns inziens is prof. K. onoprecht: tegen over zichzelven en tegenover de medische wereld. Onoprecht omdat i:ij moet voe len, dat hij verzuimd hoeft, wat plicht was; e® dit willende erkennen, het verbloemt mot praatjes, die alleen op onwetenden In zake homoeopathie vat kunnen hebben. Voor het grondbeginsel der homoeopathic koestert prof. K., zooals hij erkent, nog al tijd eonige sympathie. Deze gaat zelfs vrij tvor: hij betuigt goede gronden tc hebben om van con homoeopath ische behandeling van cataract eonig gunstig resultaat mogelijk te achten. Maar die sympahie grondt zich al leen op de groote toekomst der homoeopa thie, die mot het similia uit de duizenden en nog ee®s duizenden stoffen do spccifiek- ouratieve middelen te voorschijn zal halen; wat de homoeopathie op den huidigen dag betreft, haar aanhangers vermogen bij ernstige ziekon niets meer dan de collega's van do zoogenaamde hcerschcnde school; altijd volgens prof. K., en die heeft- wel vijf maanden dc toepassing dor homoeopa thies aan het ziekbed gevolgd. Nu, dat hebben de moesten van ons bij Bakody eveneens gedaanen in beperkten zin zijn wij het met prof. K. eens, dat Ba kody de wetenschappelijke man onder de ho moeopaton ie, isn zooverre als hij overtui gend ons kon aantoonen, hoe ongegrond onze antipathie tegen het beginsel similia was. Toen eenmaal dio dwaze antipathie over wonnen was, mochten wij, voldoende inge licht aangaando de ontoereikendheid der allopathisohe middelen, niet rusten vóór wij on* een zelfstandig oordeel over deze te ver wachten belangrijke aanvulling dor inwen dige therapie haddon gevormd. Prof. Koster deed niet alzoo. Bijna tien jaren leidde hij een oogheelkundige kliniek; en terwijl in dezelfde tijdruimte dr. T. F. Allen en dr. George B. Norton het New- York Ophthalmic Hospital, dat uit allopa- thisclie handen in de hunne was overgegaan, tot hoogoren bloei konden brengen, en het tot een propaganda-school voor homoeopa- thische ophthalmologic hebben gemaakt, ie prof. K. van het platgetreden paadje geen haarb.ccd afgeweken; immers, prof. Bakody had „bewezen," dat met homoeopathische middelen niet beter en meer gecureerd kon worden. Later, veel later, dén zou het mogelijk zijn; maar, meende prof. K., niet prof. Kos- 8) Zijn keus viel op... Parijs 1 Dat was de kleine, vervelende stad, waar niemand hem kende! Daar beproefde hij in cle speelkrin- gon, die de tusschen de Madelcine-kerk on pet BastiUe-plein zooveel zijn, andermaal zijn geluk, maar het wilde hem ook hier niet 'toelachen on hij had slechte verliezen te Doeken. Zoo kwam -et, dat de Foldau's zich (na eon zevenjarigen echt met de bescheiden „appartementen" op do vijfde verdieping moseten vergenoegen en enkel en alleen van 5de rente leefden, die hun op den eersten yan iedere maand door den zaakwaarnemer yan den majoraatsheer werd uitbetaald, tiisa's hartstochtelijke liefde voor haar knappen, eleganten on hem in nel ijken echt genoot was ondanks al zijn lichtzinnigheden mot afgekoeld; integendeel, zij beminde kern meer dan ooit. Kort na hun aankomst tc Parijs zocht Isa bella, die inmiddels achttien jaar oud ge- fworden was en een degelijke opvoeding ge- poten had, zonder voorkennis en tegen den zin harer ouders eon betrekking, die zij dan pok bij de oude, grillige Russische gravin 'Potinoff verkreeg. Zij ondersteunde met het Vrij hooge salaris, dat zij als g<: schapsjuf- trouw genoot, haar familie en verlichtte kun lot. Het hare was geenszins benijdens waardig, want niet alleen, dat de gravin haar geduld op een harde proef stelde, maar de kleinzoon dier dame-, graaf Wladi- [ipir Potinoff^vervolgde haar met zijn hu welijksaanzoeken. De gravin, die niets vu riger wenschte dan dat Wladimir in het hu welijk trad, opdat de naam der Potinoffs niet met hom uitstierf, drong er bij Isa op aan zijn v orstel aan te nemen. In dien tijd bevonden zij zich juist te Trouvillo, waar Isabella met lady Maitland kennis maakte. Deze deelde zij haar toestand mede, en daar Alice het schoone, verstandige meisje had lief gekregen, bood zij haar in haar eigen huis een betrokking als gouvernante aan. Isabella sloeg gretig toe. Vóór zij naar Engoland reisde, bezoekt zij haar ouders in Parija Dezen speet het tot in den grond hunner harten, dat zij het aan zoek van don graaf zoo beslist had afgewe zen, want de Potinoffs gingen voor fabel achtig rijk door. Zij bezaten in de voorna me rue Saint-Dominique een prachtig pa leis, een bekoorlijke villa aan het Lago Maggioro, een slot in Bretagne, een ander in de Vogeezen on reusachtige bezittingen in Rusland. Wel is waar was de jonge graaf met een bochel behept en zijn gezicht door de pokken misvormd, maar in weerwil daar van zouden honderden vrouwen uit de Pa- rijscho groote wereld bochel en pokken op den koop toe genomen hebben, om gravin Potinoff te kunnen worden. Na het vertrek zijner dochter begon Fel- dau er ernstig over na te denken, de een of andere geldbrengende betrekking op te dui ken. Dit hem volkomen nieuwe denkbeeld bracht hem bepaald in geestdrift. Geld ver dienen Gondaoar vooi Feldau e® verdie nenWas dat niet grappig? Zeker, maar ook flink. Daar hij het vermogen van zijn vtouw en zijn stiefdochter verkwist had, moest hij er voor zorgen, dat zij althans gee® nood beihoefden te lijden. Lee in Duitsch en Engelech geven? Brrr 1 Dan lie ver de straten vegen of laarzen poetsen 1 Te vergeefs spande hij zijn brein in om voor een edelman een passende bezigheid te vinden. Daar hij niet spoedig iets vond, liet hij zich naturaliseerem. Kort daarop hielp het toe val hem aan een bezigheid. Op zekeren dag bleef hij voor de uitstalling van een galan teriewinkel staan on toen kwam in hem de gedachte op, of hij niet waaiers, cassetten, schrijfpapier en andere snuister ijem zou kunnen beschilderen. Yan zijn jeugd af im mers had hij palot en penseel met vaardig heid gehanteerd. Kortbcraden trad hij den winkel binnen, eai kwam er spoedig met ee>n pakje uit. De ohef van het huis, die juist een bekwamen schilder on teek en aar zocht, had hem eenige waaiers op proef meegege ven. Twee dagen later wae hij voor vast aangenomen. Hij behoefde zioh niet al te zeer in te spannen, om dagelijks tien k vijf tien francs te verdienen, want hij werkte zeer vlug. Wel waren er ook dagen, dat hij in hof geheel niets verdiende, integendeel, dat hij verloor, doch niet met schilderen, maar met wedden bij de wedrennen. Het ergerlijkste daarbij was, dat hij thans, nu hij slechts ettelijke francs kon inzetten, won, terwijl hij, wanneer het om duizenden ging, geregeld verloor. Daarbij had zich bij hem een nieuwe hartstocht ontwikkeld: hij kocht loten on wa6 vart overtuigd, dat hij vroeg of laat een hoofdprijs moest trekken. Hij dreef de zaken in het groot. Zoo bijv. verwierf hij zich achtereenvolgens negen en vijftig loten in de Nizzasche loterij. „Hoe meer loten ik koop, des te grooter is de kans op winnen. Iemand moet toch den hoofdprijs trekken; kan ik niet die iemand zijn?" placht hij tot zijn vrouw te Ik meen. te kunnen volstaan met dit punt even te hebben aangeroerd; de lezing van de artikelen van De Groot, Koeter, Straub e. a. levert voldoende bewijs, dat bet ge schetste gevaar niet denkbeeldig ie. Het Tijdschrift der Vederlandsche V er- deniging voor Evenredige Vertegenwoordi ging is ditmaal gehoed gewijd aan de jong ste v e r k io z i n g e n vooi' do Provl Q- odale Staten. Over alle provinciën wordt do uitslag nagegaan en aandacht ge vestigd op het aantal der strijdende groe pen. „Het is veel geringer dan dat der par tijen, waarin ons volk verdeeld ia. Die partijen zijn in hoofdzaak tot twee groote groepen bijeengetrokken. Christelijk-HIe- torischon, Anbi-Revolutionnairen en Roomseh-Katholieken hebben zich veree- nigd tot één anti-liberale groep. Daarte genover staat eon liber aio groep, omvat tend de oud-liberale partij, de „Liberale Unie", de Vrijzinnig-Democraten en deels ook de socialisten. In verschillende distrio- ten wed is waar hebben deze laatsten nog zelfstandig geopereerd, maar met do reeds to voren volkomen duidelijke bedoeling zich bij herstemming aan te sluiten bij de groote liberale groep, hetgeen dan ook geschied is. Twee ooalitiee, twee grooto verbonden, staan scherp tegenover elkander. Mon heeft ditzelfde gezien in 1901, on het reeds in 1897, ja reeds vroeger, kunnen zien aan komen; en naar alle waarschijnlijkheid zulle® het ook in do toekomst niet langer partijen, maar twee groote partijenbonden zijn, die scherp tegenover elkander staan. Men begint het te verleeren, die coalities „monsterverbonden" te noemen. Men be gint in te zien, dat, zoo hior reden is tot verwijt, dit verwijt niet mag gerioht wor den tegen do partijen, want dat niet do vrije wil dor partijen, maar enkel ©n alleen do onweerstaanbare drang dor omstandig heden 'do coalities in het loven roept. 0|f eigenlijk sleohts één omstandigheid draagt schuld: de eisch namelijk, dat een oandi- daat, om verkozen te zijn, op zich moet vereenigen de helft plus 1 dor uitgebrachte stemmen. Vroeger, toen er slechts woinige, groote partijen waren, was in verreweg de meeste dtebitioton één dier partijen in staat door eigcm krachtsinspanning did helft plus 1 te oversohrijden. Maar thans i3 dat, Brabant en Limburg en nog andere streken uitgezonderd, nergens meer heb geval; en do groote, steeds toenemende ver snippering der partijen, maakt terugkeer va® dien ouden toestand steeds meer on waarschijnlijk. Thans kan in do meeste dis tricten geen enkele partij door eigen kracht do helft plus 1 halen, en moeten dus wol, tor bereiking van dat doel, ooali- ties gevormd worden, met afspraak om trent deeling van den buit." Men had allo recht een zéér trouwe op komst ter stembus te mogen verwachten. Betrekkelijk is dio verwachting dan ook niet beeohaamd. Vergolij konder wij zo is or druk gestemd. En toch was de opkomst ter stembus nog geenszins bevredigend te noemen. „Laat one eens aannemen, dat hoogstens 20 pOt. der kieaere om geldige redenon (ziekt» o. d.) verhinderd was op te komen; een poroentago dus, dat in elk geval nog veel te hoog geschat is. Een opkomst van minstens 80 pCt. zou dus verwacht mogen worden. Welnu, wanneer wij voor elk district heb aantal kiezers vergelijken met het getal ingeleverde geldige stembiljotben, dan blijkt, dat van vlo 61 districten, waar van beide oijfers ons bekend zijn, slechts in 16, dus in nauwelijks 1/4 gedeelte, een opkomst van 80 pOt. of hoogor valt te oonstateeren, waaronder vijf van 8085 '(Goes, Vlissingen, Leiderdorp, Zoetermeor en Enschodeè), negen van 8590 (Delft, Stad Almoloo, Leidon Ridderkerk, Oud- Beierland Middelharnis, Gouda, Gor- zegge®. Er was geen kast, geen lade, geen kistje in huis, waarin geen loten lagen. IV. Den volgenden morgen haalden de baron en zijn zoon Isabella van het station af, en alle bezorgdheid over haar onverwacht» thuiskomst verdween terstond, toen zij haar van geluk stralend gezichtje zagen. Ei lag niets dan louter zonneschijn op, en Feldau was trotsch zulk een dochter de zijne te mogen noemen. „Sapperloot, wat ben je knap geworden, Isa!" riep Walter uit na de eerste begroe ting. Isabella glimlachte stilvorgenoegd en ver heugde zich reeds bij voorbaat over de ver rassing, waarmee do medodeeling van haar verloving met den geliefden man in haar familie ontvangen zou worden. Onder het naar-huis-rijden maakte Feldau er als ter loops gewag van, dat zij naar 'do vijfde ver dieping verhuisd waren, zonder echtor de redenen daarvan nader aan to roeren. Isa bella beaat een te fijn gevoel om bij dit pijnlijke onderwerp lang stil te Btaan. Haar stiefmoeder en Nelly verwachtten haar met vreugdovol ongeduld. „Welkom, lief kind 1 Duizendmaal wolkom thuis!" riep de barones, Isa teodor omhel zend. „Zoet, lief mamaatje 1 Beste Nolly!" juichte 16a, de een na do andere kussend. „Ik ben als gok van blijdschap, jelui weer te zien Moeder, breng haar naar uw kamer, dan kan zij daar het rei sa tof afschudden en zich eon beetje verfrisschen", co-mm an- fcum, en Fianekor) en tweo boven de 60 pOt. (Enkhuixsn en Schiedam). On der do 45 overigen waren er elf va® SO TS (Hoorn, Zierikseo, Zwolle, Markeloo, Rotterdam IV, Rotterdam I, Briolle, Rot terdam III, Volzen, Dordrecht en Robber- dam II), tien van 7570 (Kampen, Steen- wijk. VI aardingen, Stad Om me®, Dokkum, Zaandam, Sneek, Bedum, Zwartsluis eü Rotterdam V), vijf van 7065 (Den Haag, Leeuwarden, Tolen, Amsterdam VII en Purmerend), aoht van 6560 (Hulst, Edam, Alkmaar, Amsterdam VI, Amster dam III, Dalfsen, Amsterdam VIII en Sliodrecht), twee van 6065 (Amsterdam II on V), vier van 55—50 (Groninge®, Ad- pingadam, Amsterdam I en Sohotorlana), en vijf van minder dan 50 pOt. (Amster dam IX, Haarlem, Oude Pekola, Heldor e® Hoogczand). Godeelteijk draagt onverschilligheid -de schuld van hot groote kiosverzulra. Maar daarnaast is or toch ook nog eon tweedo schuldige. En dio schuldige is weder de eisch*d© helft plus 1. Er zijn tal van dis tricten, waar een partij of (,zooal8 thans in den regel het geval is) een partijgroo- peering zóó overwegend sterk is, dat sa» vien uitslag der stemming niet behoeft ge twijfeld to worden. En die toestand werkt op tweeërlei wijze het kiosverzuim in do hand. Van do minderheid blijven vele kie zers thuis uit moedeloosheid, van do meer derheid velen uit zorgelöbsheid. Ook het aantal kiezers per district heeft iets te zeggen. Wolk eon ongelijkheid Eenerzijds diotrioten met meer dan 9O00 (Vlaardingen, Amsterdam V, Dokkum, Sohoterland, Gouda, Snoek, Franoker), ja zelfs meer dan 10,000 kiezers (Leeuwarden, Amsterdam IX Enochedco); en anderzijds distrioton mot minder dan 3000 (Hoogc zand, Steonwijk, Amsterdam II, Kampon, Dalfsen, Morkeloo, Tolen), ja één zelfs Zwartelute) mot nauwelijks 1600 kiozors. In dit laatste district heeft een groep van 770 kiezwre den uitslag in handen. Maar wat beteekont nu zulk een groep in de dis tricten va® meer dan 10,0001 In Amster dam II is elko stom minsten 1/1500 van de meerderheidon eon Amstordainmor, die in distriot IX woont, heeff met zijn stem slecht 1/5425 van de meerdorhek' In handen. De eerste stem werpt dus ruim 3maal zooveel gewicht in de eohaal als do tweede. Nemen wij het sterkst» voor beeld, Zwartsluis mot 1634 e® Enschodef met 10965 kiezers, dan verhoudt do waarde va® con stem in elk dier beide dis trioton zioh als 1/768 1/5-183, dus ongeveer als 7 1. Eén stem in Zwartsluis staat gelijk met zeven in Ensohedee. Wij kun nen dus sproken van een verkapt meer voudig stemreoht, niet, zooals elders, geba seerd op verschil in stand .bekwaamheid en vormogon, maarop verschil in woonplaats! Ziedaar dan, waartoe dat stolsol van de helft plus 1, op ziohzclve reods zoo verwerpelijk, bovendien nog loidbt ala mon het toepast in districten van zoo ongelijke grootte! En dit verschil in grootte, samenvallend soms nog met het, om straks genoemde re denen, zeer ui toon loopend kiosverzuim, heeft te® gevolge, dat de ééne candidaat valt met een stemmencijfer, 3, 4, ja tot zei fs 10-maal grooter dan dat, waarmede ce® on dor tot do gekozenen behoort. Zoo ook nu. In Dalfsen, Amsterdam II, Hoo gczand e® Zwartsluis worden personen ge- kozon met 949, 859, 832 en 703 stommen, terwijl in Amsterdam IX, Enkhuizen, En sohedee en Den Haag candidate® mot 3085 3316, 4366 on 7719 stomme® nog niot de be ruchte „helft plus 1'' kondon halen. Wanneer wij Rotterdam en Amsterdam buiton rekening laten, don blijkt hoe io de overige bovengenoemde districten, voor zoover althans do desbetreffende oijfers ons bekend wordon, vie 118 gekozenen bij eerste stemming op zich voreenigden 329,344 stem men, terwijl hun gezamcnlijko tcgenoandi- daton (ovoneens bij eerste stemming) 263,461 stemmen verwierven. Bij gevolg: va® do 692,805 kicoois, die in des» distric ten tor stembus kwamen, zagen 329,3-14 (d. i. 55.6 pCt.) hun stem working doon, on 263,461 (d. i, 44.4 pOt.) hu® stom verloren gaan. Laat nu gemiddeld in die districten 75 pCt. dor kiezers tor stembus zijn gekomen deordo hot huismoodertjo. „Intu&schen brong ik het ontbijt op. Het arme wurm zal wel half verhongerd en veremacht zijn." Boiden verdwenen dan ook terstond i® de slaapkamer. Isa deed alsof zij niot bemerkte, dat juist do beste meubel e®, die vroeger dit vertrek siorden, thans ontbra ken. Het ontbijt verliep vrij eentonig on zonder dat er veel gesproken werd, want alle huisgenooten gevoelden zich meer of min gedrukt. De oudere zouden al te gaar ne vernomen hebben, wat Isa naar Parija had gevoerd, maar zij wilden er niet recht streeks Tiaar vragen, want dat zou onbe- leofd en niet gastvrij zijn geweest. Isa van haar kant zou hun maar al to graag haar geluk verkondigd hebben, maar ton eerste geneerde zij zich in tegenwoordigheid va® Walter over haar liefde te sproken en ten andere, fijngovoelig als zij was, viel hot haar zwaar van haar eigen rooskleurige toekomst te vertellen, terwijl de toestand harer geliefden klaarblijkelijk hoogst treu rig was. „Je bent juist op tijd gekomen, zusje. Vandaag is het een gewichtige dag, dio, naar ik hoop, in do jaarboeken der Fol dau's met rood aangeefreept zal worden," zoo verbrak Nolly een pijnlijke pauze. „Wat bedoel je daarmee?'' Isa. „Wel, papa zal den grooten prijs trek ken." „Spreek toch geen onzin, Nelly berisp te mama. „Onzin? Vraag het papa maar, of het onzin is," hield het meisje vol. (Wordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5