Het g-etal 13. Wekeiyksche Kalender. RECEPT. Raadgeving. ALLERLEI. do rol, welke de vliegen vervullen tegenover hen? Ziedaar hetgeen men niet zou kunnen zeggen en wat de meest volmaakte toestel ion nooit zullen kunnen vaststellen. Wat men zeker hier voorop kan stellen is: dat die diertjes hun nut zullen hebben in deze we reld, daar God niets schiep zonder reden. Richard Wagner had reeds als jongen een groot© vrees voor het getal 13, omdat hij dertien letters in zijn naam had en in 1813 geboren was. Aan een diner bij zijn zwager Brookhaus kon hij niet eten van schrik, omdat ze met hun dertienen aan tafel zaten. Na de .'p- voering van „Tannhauser" te Parijs schreef hij zijn zuster: ,,Hoe kon ik geluk hebben met dit kind; die ellendige 13 begint mij weer te vervolgen; toen ik de laatste noot van de partituur geschreven had ©n den datum daaronder zetten wou, bemerkte ik, djd; het de 13de April was. Dat kan mooi worden, dacht ik. En nu komt na lang heen en weer trekken het ongeluksnummer eindelijk ter opvoering en op welk een datum? De duived hale den heden kalender. Alweer die ongeJukkige 13. Is dit nu niet het noodlot?" Bij Alexander van Rusland speelde het getal 13 eveneens een groot© rol. Hij was de dertiende Tsaar sinds Peter den Groo ten. Den 13den Maart kwam hij aan de regeering, den 13den Maart 1887 ontkwam hij aan een aanslag. Zijn jongste dochter werd 'den 13den Juni 1882 geboren. "FTij stierf in het 13de jaar zijner regeering. Vorst Ferdintand van Bulgarije heeft een afkeer van den Vrijdag en van het getal 13. Aan deze omstandigheid zou het toe te schrijven zijn, dat de Bulgaarache minister Popow in zijn antwoord op de feestrede van den Vorst ter gelegenheid van de ope ning van do haven van Boergaz met be trekking op de den l3den Mei voor 13 jaren plaats gehad hebbende inwijding van den spoorweg JambodiBoergaz aldug aanving: „Voor twaalf jaren ©n twaalf maanden..." De bestuurders van het hospitaal in Binghampton, in de Vereenigde Staten, stelden vast, dat het getal 13 op alle zieken in zaal 13 een slechten suggestieven indruk hadmen kon het niet zoo houden en sprong daarom van twaalf op veertien. Nansen heeft kortelings verteld, welk een merkwaardige rol 13 bij zijn Pooltocht ge speeld heeft. Twaalf man waren; aan boord der ,,Fram"; toen zag Nansen in een Noorweegsche haven een man, dien hij ken de en dien hij om zijn flinkheid en be kwaamheid per se mee hebben, wilde. Hij kreeg hem ook mee en de man had nog juist tijd zijn vader te telegrapheeren ,,Ik ga met Nansen naar de Noordpool." Zoo kwam de 13de aan boord. Doch geen! enkele der 13 boette tijdens den ge waagden tooht het leven in, of had ook maar het minste te lijden van scheurbuik, deze bij een Poolexpeditie onvermijdelijke ziekte. All© 13 zagen frisch en gezond het vaderland terug. Zelfs het schip kwam zorc- der beschadiging weer in de haven, wat tot dusver nog nooit geschied was. Den 13den Maart 1895 nam Nansen het besluit het schip te verlaten, en met éétn metgezel' te voet naar de Noordpool te gaan. Terwijl hij op zijn voetreis de meest avon tuurlijke dingen beleefde, was de „Fram" «ten 13den Januari 1896 in een Zuidelijke rstrooming gekomen en den 13den Augustus gehikte het haar zich van den ijsBtroom te bevrijden. Op denzelfden dag, den lSden Augustus 1896, betrad Nansen weer den vaderland sdien grond, en werd er ingehaald met ge jubel van zijn volk, dat hem reeds veron gelukt gedacht had, daar den 13den Fe bruari de tijding was gekomen, dat hij in Siberië gezien was. Zelfe Nansen-'s sledehonden waren aan den invloed van het getal 13 onderworpen; driemaal kregen zij 13 jongen, die door de van trekhonden niét rijk voorziene mannen dankbaar werden begroet. 13 is dus voor Nansen en rijn metgezellen een geluksgetal geweest Zondag. Zaai uw zaad in den morgenstond en trek uw hand de6 avonds niet af. Maandag. Niets verdraagt minder overdrijving clan de deugd. IMnsdag. Zonder zelfopoffering geen liefde. Woensdag. Houd u te goed om kwaad te doen. Donderdag. De bezigheid baart rust en vrede; de le digheid verdriet. Vrijdag. Gebruik de wereld, maar misbruik haar niet. Zaterdag. Zoodra onze behoeften gewoonten worden noemen zij zich rechten. Magere Zuringsoep. Een goede hoeveelheid zuring wordt met wat kervel en een krop sla fijngehakt; daarna met twee lepels boter, wat peper en zout even, al roerende, verwarmd. Men voegt er dan li liter kokend water bij en laat de groenten daarin gaar koken. De soep wordt gebonden met één grooten lepel bloem en twee geklopte eieren, en ©ven voor het opdoen roert men er nog een grooten lepel boter door. Zwarte voiles kan mem in spiritus goed uitwassohen en vervolgens enkel uitgehangen laten drogen, om ze de natuurlijke, diepzwarte kleur te doen herkrijgen. Yam Paul Kruger vonden wij dezer dagen nog de volgende anekdote vermeld: Eenige rijke Afrikaanders, met wie Kru ger op reis was, bemerkten op zekeren dag, dat er geen eten meer was. „Gij gelooft in mirakelen, Oom Pau. I" zei een van hen. „Waarom kunt gij dan geen eetwaren uit den hemel' doen komen, gelijk dit gebeurde met Elias?" „Omdat," zei Oom Paul, „Elias eeu pro feet was met een zending belast, en gij een stommerik zdjt met eetlust." Te X. heeft men een vereeniging van oud-militairen opgericht, waarvan het voornaamst© doel is de leden op militaire wijze ten grave te geleiden. Paragraaf 1 der statuten luidt: Het doel der vereeni ging is de loden te begraven. „Wat zou je doen, Eandlie, a-l's ik in jouw plaats was en jij in de mijne?" vroeg een jongmensch teedar aan het meisje, dat hij in stilte aanbad. „Als ik in jouw plaats was," antwoordde zij, „zou ik die vuile sigaret weggooien, van mijn wandelstok brandhout maken, mijn horlogeketting onder mijn vest dragen en 'b avonds thuis blijven. En als er zich soms nog een middel mocht voordoen, om aan hersens te komen, dan zou ik dat niet la ten voorbijgaan." Troef. „Mijnheer, zoudt u mij even wat vuur willen geven?" vraagt iemand, die blijkbaar haast schijnt te hebben en er niet op iet, dat de persoon, tot wien hij de vraag richt, met een dame wandelt. De heer reikt de sigaar over. Terwijl de dame eenige schreden door loopt, zegt hij: „Het is eigenlijk niet be leefd vuur te vragen aan iemand, die met een dame wandelt." De ander neemt bedaard vuur en de si gaar met beleefden groet teruggevende, voegt hij er bij: „Men stelt zich aan derge- lijke onbeleefdheden bloot, als men zoo lomp is te rooken, wanneer men met een dame wandelt. Dank u." Familie van allebei. Een van de passa giers in de stoomtram naar de Hoeksohe "Waard, een stoere boer, ontwaarde op de plaats tegenover hem een naar de laatste mode uitgedost fatje, dat een klein hondje bij zich had. De aangeboren nieuwsgierigheid van den buitenman dreef dezen tot de vraag: „Van welk ras is die hond, meneer?" Op een toon, die zooveel beduidde als: „Dacht je, dat ik me met mensohen van jouw slag inlaat?" antwoordde de an- der: „Die hond is van gekruist ras, half boer en b^.lf aap. „O, zoo, dan is hij familie v&n ons alle bei," luidde het gevat beeaheid van den boer. Dame: „Vandaag ontvingen wij bericht, dat onze neef in Amerika overleden is." Heer: „Zoo, zoo? Eindelijk dan tóch eens een levensteeken van hem 1" In ijver. Advocaat (een inbreker ver- dedigend)„Totaal onrechtvaardig is het verwijt, tot mijn cliënt gericht, dat hij een tegenzin zou hebben in werken. Bedenkt, edel achtbarenhoe stevig de ijzeren deur van de brandkast was, over welke aleohte inbrekerswerktuigen hij beschikte, wat een ellendig licht hij had door een enkele kaars en u zult moeten erkennen: deze man had geen tegenzin in werken." Warm genoegI Sapperloot, wat ia J- jt koud in de kamer; u hadt toch wel een beet je kunnen laten stoken 1" Schoonmoeder: „Dat is voorloopig over bodig: ik heb een woordje met je te spre ken". Onder vriendinnen. „Ach, Rosa, ik ben zoo gelukkig, de luitenant heeft me gisteren zijn hart geschonken." Rosa; „Nu, laat het dan maar gauw re- pare eren, want hij heeft al een paar maan den geleden tot me gezegd, dat ik het had gebroken 1" F en verkeerd gebruik. Echtgenoot (die in den loop van een twist van zijn vrouw een oorveeg gekregen heeft) „Maar, Anna, wat doe je nu? Ik heb 4 jari ge1 :ien aan je vader wel om je hand ge vraagd, maar als ik geweten had, welk ge bruik je er van maakt, had ik het natuur lijk niet gedaan." Jongmensch (een barbierswinkel' binnen komend, die vol klanten zit): „Hoe lang zal het duren, eer ik geschoren kan wor den?" Barbier (hem nauwkeurig bekijkend) „Over een paar jaar zal' het wel gaan." De nalatenschap. A. „Heb j'e al ge hoord, dat Jansen bij zijn dood alles aan het weeshuis heeft nagelaten?" B.: „Dat is heel mooi van bean; hoeveel was het wel A.„Zeven kinderen." Professor (tot zijn vrouw): „Die schurk heeft mij op de grofste wijze beleed igd. Toen heb ik hem echter rondweg een schurk genoemd." Vrouw: „Zooen dat verdroeg hij* geduldig?" Professor: „Ja.maar ik heb hot in het Assyrisch gezegd."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 12