r?£. IS688
Derde Blad.
6 Augustus 1904.
HU EM ZIJ.
Aan twee personen heb ik het verteld.
De eerste, een flinke huismoeder, bewaar
de geruimen tijd het stilzwijgen; toen ont
snapte haar een zucht en zeide zij zacht,
als sprak ze tot zichzelve: „Treurig. Treu»-
rig."
De ander, een vrijgezel, proestte het uit
van lachen en riep: „Die is goed; die is
juist goed."
Maar hoe nu twee zulke verschillende
indrukken te verklaren Zielsgesteldheid,
zou men tegenwoordig zeggen. Dezulken,
die gaarne hartsgeheimen uitvorschen, of
degenen, die zich bezighouden met ontleden,
om nieuwe vezels te ontdekken? zou men
kunnen vragen. ,,Is de zielkunde een weten
schap of een kunst?"
Ziehier de geschiedenis!
Een jong huishouden. Alice en Jules, zoo
i ge wilt.
Zij een fijngevoelende, gracieuze, ver_
standige en beminlijke persoonlijkheid.
Jules middelmatig ontwikkeld, gevoelig
voor uitwendigen schijn, voor het overige
wat men noemt: een goede jongen. Toen
hij trouwde, vertelden de menschen, die,
zooals altijd bij dergelijke gelegenheden, de
doopoeel lichten en daarbij nooit der waar
heid te kort doen, dat zijn vader een ach
tenswaardig man was; zijn moeder van
mindere afkomst, doch zeer rijk
Jules was voor al zijn examens blijven
zitten...
Dank zij den invloed van een vriend, werd
hij bij een grooto administratie geplaatst.
Zijn vrienden moohten hem wel lijden,
ze vonden hem edelmoedig; maar toch kon
den zij gemakkelijk over hem schertsen; ten
eerste, omdat daartoe altijd stof in overvloed
was, en ten tweede, omdat hij zich die arge-
looze speldeprikken immer aantrok.
De hoedanigheden zijner vrouw, daaren
tegen, prees men eenparig en men stelde
haar in waarde boven hem. Deze herhaalde
loftuitingen verbitterden Jules bovenmate.
Men zou heusch gaan gelooven, dat ze
volmaakt is, dacht hij. En in zijn kortzich
tigheid en met zijn alledaagsche natuur
hoopte hij in haar een gebrek te ontdekken.
Op zekeren dag, onder voorwendsel, dat
het vleesch slecht gebraden was (hij hield
van lekker eten en drinken), vergat hij zich
in tallooze verwijten.
,,Je pianospel, je schilderen en fijn bor
duurwerk, dat alles is heel mooi, lieve;
maar een beetje toezicht over de keuken zou
veel beter zijn. De artiste moge in de wereld
zeer gewaardeerd worden door kunstgenoo-
ten en oppervlakkige lieden, maar het moet
haar man gegund zijn, een ordelijk huis
houden te verkiezen boven muziek, karmijn
en guipure-kant. Kijk uw vriendin Marie
eensl Zij weet de uitwendige dingen te pa
ren aan de goede hoedanigheden eener
huisvrouw. Herinnert gij u die amandel
taart nog op haar laatste diner? Dat was
haar werk I En was het niet goed geslaagd
Zeg nu eens, zoudt gij wel zoo iets kunnen
maken?"
Alice was slim. Zonder zich te verontschul
digen of te verdedigen, liet zij de stortbui
neerkomen. Zoo moest Jules weldra ophou
den bij gebrek aan gepaste woorden, nadat
hij al zijn grieven en woorden had uitgeput.
Toen de booze bui over was, vertrok hij.
Nu Alioe alleen was, begon zij na te den
ken. Hij heeft misschien gelijk, dacht ze;
ik verlaat ine te veel op Betje. Zij is een
uitstekende keukenmeid, maar, als ik van
mijn kant haar wat meer naging, zou zij
niet, zooals van middag, 'den boel verknoeid
hebben. En 'daar Jules erg op een goeden
maaltijd gesteld is, zullen we zien het hem
naar den zin te maken. Morgen ga ik Marie
om raad vragen en meteen wat recepten,
vooral om het recept van die vermaarde
amandeltaart. Dan, als de vruchtentijd daar
is, zal ik allerlei soorten inmaken en con-
fijten. Wat een heerlijke verrassing voor
hem als ik zeggen kan: ,,Ik, Jules, uw eigen
vrouwtje heb al die lekkere 'dingen ge
maakt."
Eenige dagen later sprak men op het kan
toor over Z., die ging trouwen met die
kleine feeks van Y. Onder vrijgezellen is het
altijd een geliefd onderwerp over aanstaande
huwelijken te gekscheren. Doch dezen morgen
dank zij de zon en de voorjaarsbries, die
zich door het open venster deden voelen,
ging het er al bijzonder druk toe. Menige
kwinkslag werd er gehoord en de geelge-
worden papieren kregen vaak een dwazen
glimlach, die niet voor hen bestemd was.
Alleen Jules bleef stil. Hij had daarvoor
twee redeneneerstens beviel het onderwerp
hem volstrekt niet en ten tweede waren ge
vatheid en levendige en geestige gezegden
hem ten eenenmale vreemd. Eindelijk be
merkte men zijn stilzwijgen. Oogenblikkelijk
waren Z. en zijn huwelijk vergeten.
„Onze Julea, dat is een gelukkige kereL"
„Hij heeft hot geluk gevonden."
„Zeldzame tref."
„Een juweel van een vrouw."
„Gedistingeerd."
„Gracieus."
„Goed."
En allen, in koor: „Gelukkige vent!"
Met ongeduld verbeidde de gefolterde Ju
les het uur vau vertrek. Hij ging het eerste
heen, ontevreden op de anderen, ontevreden
over zichzelf. „Mijn vrouw, altijd mijn
vrouw," bromde hij, terwijl hij in de gang
ijlings zijn overjas aantrok. „Het is ter
gend. Mijn vrouw; eeuwig en altijd mijn
vrouw. Beteeken ik dan niets?"
Hij dacht niet aan zijn sigaar, nog minder
aan zijn „straatje om" vóór het koffiedrin
ken en hij had er volstrekt geen erg in,
dat hij veel vroeger thuis kwam dan ge
woonlijk.
Niemand voor het raam, noch op het
balkon om hem op te wachtenniemand ook
in het salon en in de eetzaal. Hoe langer
hoe vertoornder loopt hij naar de kamer
zijner vtouw. Alioe was aan het schrijven
en 'daarin zóó verdiept, dat ze mijnheer
niet hoorde binnenkomen.
Op het geluid van de open geworpen
deur verliet ze snel haar schrijftafel en
liep verbaasd ©n blozend haar man te
gemoet.
Deze, haar onrust bemerkende, zeide op
koelen toon: „Stoor ik je?"
„O, in het geheel niet. Alleen vind ik het
vreemd, 'dat je zoo vroeg hier zijt, het is
pas elf uur. Scheelt er iets aan?"
„Neen."
„Nu, laat ons dan den tuin nog wat
doorloop en, dan kunt ge mijn bloemen eens
bewonderen en dan zal ik Betje zeggen, dat
ze wat voortmaakt met de koffie."
Maar hij verzette geen voet en vroeg
bleek, met gefronste wenkbrauwen: „Gij
waart aan het schrijven, meen ik?"
Alioe wierp een benauwden blik op de
schrijftafel en antwoordde met een lichten
glimlach: „O, niets bijzonders."
Hij deed een stap vooruit.
„Ik mag dat weinig bijzondere toch zien,
denk ik?"
„Vandaag niet, later!" riep de jonge
vrouw uit, terwijl zij poogde haar man naar
buiten te krijgen.
Hij hernam met klimmenden toorn: „Van
daag niet, laterO, zoo, mevrouw, beant
woordt ge zoo mijn eenvoudige vraag? Nu
wil ik zien aan wien ge schrijft, oogen
blikkelijk."
Alioe stond verpletterd. Want haar Jules,
haar alles, is zoo ver gekomen, dat hij haar
wantrouwt. Is het mogelijkDoodsbleek,
als het ware verstijfd door de beleediging,
stond ze daar onbeweeglijk, starende naar
een zonnestraal, die, na eerst over de bloe
men van het balkon gegleden te zijn, de
lieve snuisterijen verlichtte, die haar echt
genoot haar eens schonk; het „nestje,"dat
zij wilde verfraaien, en waar zij zulke ge
lukkige uren gesleten had, en onverbiddelijk
kwamen haar de volgende regels voor den
geest:
„Het geluk, wat bet is? Een droom; een
bloem op den bodem van een afgrond; een
ster, die verschijnt en ras weer verdwijnt
in een stikdonkeren nacht; een heerlijk
koeltje op een warmen Augustusdag 1
Buiten zichzelve, verbitterd door het stil
zwijgen, greep mijnheer zijn vrouw bij den
arm en schreeuwde: „Zult ge mij dab pap
pier laten zien, ja of neen?"
Alioe sprong niet op bij dien hoon, dien
haar hart doorboorde. Zij kreeg geen zenuw
toeval. Zij verzette zich niet tegen de wan
trouwende dwingelandij, niet meer dan zo
zich zocht te verontschuldigen over een inge
beelde fout.
„Er is verdriet, dat noch tranen noch
klagen kent," zegt Mme. De Stacl. Het ver
driet dezer jonge vtouw was een soortge
lijk.
Langzaam ging ze naar haar schrijftafel,
nam het verdachte papier; minachtend, on
gevoelig gaf ze het haar echtgenoot. Deze
sloeg er de oogen opeensklaps vertrok hij,
beschaamd, met gebogen hoofd, terwijl hij
zelfs zijn koffie vergat.
Hij had gelezen:
„Reoept voor het inmaken van augurk
jes."