LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 29 JUNI. - TWEEDE BLAD. No 13603 Anno 1901 distan en ongodisten; door den godsdienst oorlog te prooLameeron als in de donkere middeleeuwen. Gijbuiten wien do antirevolutionaire! kiesvereeniging niets doethebt uwe goed keuring kunnen hechten aan de verspreiding van een strooibiljet, dat de hand, die het .aanraakt bezoedelt ten vjaarin de meesty geacht persoon in ons midden op walge lijke wijze wordt aangerand. Gij hebt uwen Notterschen boertjes het volgende verteld: „De liberalen zijn godloochenaars. Waar om? Zij huldigen de leer van Darwin. Wel nu, die Darwin heeft verteld, dat do mensch van een aap afstamt. En daar nu in den Bijbel staat, dat God den mensch schiep naar Zijn evenbeeld, vergelijken dc libera len God met een Mr. Sybrandy, ik zal hier niet neerzetten, wat gij hebt uitgesproken. Maar ik vraag u, waar moet het heen, wanneer zulke the orieën worden verspreid onder het onont wikkelde volk 1 Gij hebt uw Notterschen boertjes het vol gende verteld: „De liberalen zijn onchristelijk Waarom? Omdat zij liet Nco-Malthusianismo wil len. Willen zij 'dat? Ja zeker, want het bestuur van don Neo-Malthusiaanschen bond bestaat uit liberalen. De liberalen zijn dus ook voor do vrije liefde." Schaamt gij u deze malle, idioto gevolg- trokking niet, christelijke mr. Sybrandy? Gij hebt uw Notterschen boertjes het vol gende verteld: „Ergens in do schrift (ik meen Rom. 16) staat, dat men moet berusten in zijn lot. Wanneer men dat doet, dan komen er geen werkstakingen. En natuurlijk, omdat do li- boralen niet berusten in hun lot, krijgen wc werkstakingen." Gij hebt uw Nottcrsohcn boertjes wijsge maakt: „Dat 'do christelijke regeering graanrech ten zou verschaffen, on gij hebt dien ar men drommels daarmee betere tijden, ja gouden bergen voorgespiegeld." Ik vraag u, is dat geen volksmisleiding? In Enter hebt gij den klompenmakers verteld „Dat de belasting op dc klompen don klompenmakers ten goede komt." In Vroomshoop cn Den Ham, waar geen klompenmakers wonen, zoidet gij „Dat die belasting op de klompen niets beteekende." Hot Weekblad van het Recht schrijft: „Mag hot ontwerp-drankwet, zooalfl het in de volgendo week na een lan gen strijd, tijdens de debatten bijna be graven onder een ongekende amendemen- tem-masaa, aan do eindstemming zal wor den ondorworpen, worden aangenomen? Op die vraag geven wij naar volle overtuiging con ontkennend antwoord. Wij begrijpen, dat dit in dc Kamer weinig weerklank aaJ vin-Jon j or bcxlxoorfc oon buitengewone mate van zelfverloochening too, om dien goheelen, vormoeienden arbeid van weken lang door een verwerping ongedaan te ma ken. Toch, al verwachten wij niet, dat ons waarschuwend woord ingang zal vin den, wij mogen het niet terughouden. Uit de beraadslagingen in de Tweede Kamer is een Ontwerp te voorschijn gekomen, zoo ingewikkeld en samengesteld, dat do toepassing tot groote moeilijkheden moot voeren. Het aantal door straffen te hand haven verbodsbepalingen is buitengemeen groot en reeds thans mag worden voor speld, dat vele, b. l'improviste opgesteld, tot diepgaand verschil van opvatting zul len aanleiding geven. Wij herinnoren slechte aan het verbod om hazardspelen toe te laten. Bij het gewijzigd ontwerp verving „kansspelen" het meer bekende „hazardspelen"; herwaren tegen het nieuwgekozen woord leidden fluks tot we deropneming van het oude, onder toe voeging van een uitgebreide bopa.ing, welker boteekenLs en strekking reeds onder de leden der Kamer tot groot verschil van inzicht voorden. Wie daarbij het recht aan zijn zijde had, onderzoekon wij thans niet. Genoeg is hot, dat bepalingen werden vastgesteld, over welker omvang in dc praotijk heel wat strijd kan en zal ont branden. „De meeste van de gestelde voorschrif ten zullen slechts een gedeelte! ij ko toepas sing vindon. Nagenoeg alle hebben uit zonderingen naast zich, waardoor zij voor de naaste toekomst zonder kracht en in vloed zullen blijven. Tooh zullen zij belem merend ingrijpen in de persoonlijke vrij heid en voortdurend tot strafvervolgingen voeren. Yoor de bestrijding van hot drank misbruik kan hot ontwerp, zooals hot thans is geworden, niets, althans zeer weinig uitrichten; daarentegen zal het door nieuwe overtredingen te schoppen een broD worden van ellende, voeding ge ven aan do criminaliteit. Zondor kans op uitwerking ten goede, veel gevaar dus voor invloed ton kwade. Een wet, die nog meer haat on verbittering zal kweekon dan de geldende Drankwet; een marteling voor do politie on justitie, die haar zul len hebben toe to passen, een ramp, voor de velen, die met haar zullon in aanra king komen. „Meer dan cenige andere wet doet een Drankwet zich gelden in het leven van de lagere klassen dor maatschappij. Een goede wet kan haar ten zegen zijn. Die wet moet zijn duidelijk en eenvoudig; zij moet godragen worden door, spreken tot de rechtsovertuiging des volks. Het ont werp, dat thans voor de Kamer ligt, vol doet aan niet een enkele van ddo eisohon. Daarom zouden wij ons er van harte over verheugen, indien do Tweede Kamer, on der modewerking van allo partijen, den zedelijken moed zou hebben om ovor haar eigen arbeid het vonnis te spreken. De Regeering van haar kant zou een bewijs govon, dat zij haar hoogo taak ton vollo begrijpt, door een ontwerp te laten val len, waarmee hot goodbegrepon belang van het volk niet kan zijn gediend." Naar aanleiding van het Rogoorings- antwoord over hot Hooge r-0 n- d o r w ij s-o n t w er p op het voorloopig ver slag, door do afdcelingon der Eorato Ka mer uitgebracht, schrijft het Hundelsblad het volgende: „Uit het overzicht, dat wij van dit staats stuk hebben gegeven, zal men hebbon ont waard dat de Minister zelf de uitdrukking van het verslag: dat „zeer vele leden" tegen hot verleenon van rechten aan bijzondere Universiteiten „onoverkomolijko bezwaren hadden", opvat als weergevende do mcening van Je mcordcrheid der Ecrsto Kamer. En zulks „naar parlementair gebruik", waar in aldus met cenigszins gotemperdo woor den de waarschijnlijke verwerping van oon aanhangig wetsvoorstel wordt aangekon digd. De Minister merkt dan ook terstond op, dat: „moet „onoverkomelijk" in lotter- lijken zin worden opgevat, nadere gedach- tenwisscling ter bevordering van gemeen overleg geen dool zal treffen." Met andoro woorden dat al wat hij nog mocht aanvoe ren, vruchteloos zal zijn. Toch treedt hij in uitvoerigo beantwoording der geopperdo bezwaren, zij hot dan ook „alleen ter recht vaardiging van dc ingediendo voordracht" Uittoraard bestaat het grootste deel van zijn antwoord in een nadere verdediging van dat gedeelte der voordracht, dat boven genoemd oordeel in do afdeelingen der Eer ste Kamer heeft uitgelokt. En con zeer groot deel van dio bladzijden wordt weder ingenomen door uitvoerige aanhalingen uit 's Ministers schriftelijko en mondelinge ver klaringen cn toelichtingen, bij de behande ling van het ontwerp in de Tweede Kamer. Nieuwe argumenten worden niet aange voerd, zoodat de „rechtvaardiging" ver moedelijk weinig indruk zal maken op de leden der Eerste Kamor, viie natuurlijk niet onbekend waren met do lange brok stukken, welke hun nu uit do Handelingen en Bijlagen van do andere Kamor nog eens worden voorgelegd. Op een enkel' onderdeel veetigt het Han delsblad heden nog de aandacht. De Mi nister beroept zich, naar men weet, ton be hoeve van do rechten, viie hij aan de bijzon dere universiteiten wil hebben toegekend, op de vrijheid, welke do Grondwet cn art. 99 der Wet op het Hooger Onderwijs waar borgen. Dat art. 99 bepaalt: „Het staat aan ieder Nederlander, ieder vreemdeling die do bij art. 3 bedoelde vergunning be- zit, elke ei-kende vereeniging en ieder kerk- PERSOVERZICHT. De Nederlander wijst op hetgeen de heer Talma in het met een medewerker van De Telegraaf gevoerd onderhoud o. a. heeft gezegd, dat namelijk do Eerste Kamer tot dusver aan het Kabinet hoe genaamd geen belemmering in den weg heeft gelegd en dat er voor het Ministerie „geen enkele reden bestond om de liberale meerderheid dier Kamer wog tc wensohen." De Eerste Kamer zelve, in haar te genwoordige samenstelling, zegt De Nederlander staat buiten de»n strijd, waarbij het ging om „voor of tegen het ministerie." „Zij (de Eerste Kamer) heeft er geen aan leiding toe gegeven. Zij heeft haar hooge, zegenrijke, constitutioneele plaats onbesmet gehandhaafd. „Het zal goed zijn, zich daarvan diep te doordringen. De liberaal-socialistische stormloop is afgeslagen. De bedoeling, het Kabinet te verzwakken, is mislukt. Laat men nu oppassen, dat het gebeurde niet het onbedoelde gevolg heeft, do constitutioneele plants dor Eerste Kamer te verzwakken. „Wanneer hier of 'daar ter rechterzijde een stem opgaat, of het nu niet gewensebt zou zijn onverwijld de Eerste Kamer te ont binden, dan moeten wij tegen zoodanige uitlating met nadruk opkomen. Een derge lijke ontbinding, op geen anderen grond dan een stembusuitspraak, zonder reëel con flict, zou de Eerste Kamer afrukken van de hoogo stelling, dio zij, ten bate van het gcheelc volk, in ons staatsleven inneemt." Dc Nieuwe Courant schrijft hot vol gendo: De Standaard verkeert in een moeilijk geval. Het blad moet raad schaffen wat- met de overwinning bij de Statenstembus te doen. „Een paar dagen geleden heeft hot ge vraagd of heb tooh maar niet hot best zou zijn „zoo de Regeoring niet do periodieke verkiezing van Eerste Kamerleden af wachtte, maar aan de besliste uiting van den volkszin aanstonds gevolg gaf, door de Eerste Kamer te vernieuwen." De Standaard, voelt echter wel, dat dit zoo maar niet- gaat. Er moet, minst geno men, een aanleiding zijn tot een zoo onge wone daad als ontbinding der Eerste Ka mer. B.vde verwerping van een be langrijk wetsontwerp. Laat ons zeggende Hooger-onderwijswet. „Maar nu bekruipt het blad do vrees, dat de Eei-ste Kamer den uitslag der Staten verkiezingen ziendo wel eens andere over wegingen zou kunnen laten gelden dan strikt samenhangen met hot aangeboden ontwerp cn zichzelvo zou willen redden van ontbinding door het maar aan te ne men. „Wat De Standaard d-ue eerst ten zeer ste chiohtte: verwerping van de Onderwijs wet, dat wordt nu voor dat blad in hooge mate b cgeorenswaard „Want nam de Eerste Kamer het ont werp aan, dan verviel meteen voorshands de toch wol noodige reden tot ontbinding. „En daarom klaagt thans het blad, dat de Eerste Kamer in zoo'n treurige moei lijkheid is geraakt, doordat haar beslis sing tot na dc Statenverkiezingen is ver schoven. „Wat is nu het fatale?" vraagt het. Dit, dat de Eerste Kamer nu onvrij in haar oordeel is, omdat zij bij niet-verwer ping voor heel het liberale land den schijn op zich zou laden, van haar oordeel te laten bepalen niet door hot ontwerp zelf, maar door dc stembus. „En juist die schijn ware erger dan on draaglijk voor een college van haar hooge digniteit. „Dit tactische zetje is nogal min. „Hot is een bedekt advies aan de leden van de Eerste Kamer, die nog aarzelen mochten: venverpt tooh de Onderwijswet, want anders zal men zeggen dat gij bang zijt om naar huis gestuurd te worden. „Toch zal dat advies niet veel indruk maken. Er is voor de Eerste Kamer maar één houding mogelijk, de consequentie van die welke zij aannam bij haar afdeelings- FEUILLETON, De erfgename van Desmond. 82) „Laat mij los, kolonel Desmond 1" „Niet eer gij mij geantwoord hebt „Laat mij los, of ik roep uw zoon cn de dienstboden tot getuigen, hoe gij mij mis handelt." Zijn gelaat werd steeds lijkklcuriger. Zon der een woord verder te spreken slingordo hij mij van zich af. Daarna stapte hij recht op het venster toe, hij rukte de gordijnen for zijde. De ruimte daarachter was ledig, eon rood versleten stukje laken lag op den grond, de wind speelde er mede, maar Gyp sy Darke was verdwenen. Eer kolonel Desmond zich kon omwen den, greep ik mijn op den grond liggcndcn zakdoek, met dat wat cr onder lag en vlood naar mijn eigen ^-mer. Ik sloot de deur stevig dicht en toen... toen nam ik, met bo vendo handen, van uit hot geheime laatje mijner toilettafel den brief, dien ik Ray mond geschreven had, en voegde er met tril lende handen het volgende postscriptum bij „Ik ben dood-op van den strijd! Kom! Ik heb geen andere toevlucht meer dan u. Den eersten door de maan beschenen nacht in de oude, vervallen gang." Mijn zwak, bevend hart siddert niet lan ger. Ik zal met Raymond vluchtenen toch, zelfs terwijl ik deze woorden nederschrijf, is het mij alsof ik de profetische schaduw van naderend onheil op mij voel vallen, een schaduw, zwarter dan dc schaduwen des Idoods. onderzoek: een beoordeel ing van bet on- derwijs-ontwerp uitsluitend aaar zijn edgen bobeekenis en strekking. Deed de Kamer anders, zij volgde het vonnis over ha-fl-r bestaan als Staatslichaam, hetgeen nog heel wat anders ware dan dat dr. Kuyper het vonnis over haar tegenwoordi ge samenstelling zou teekenen. „Of van zoodanige consequente houding bet gevolg aanneming of verwerping van het onder wijs-ontwerp zal zijn, valt niet met gewisheid te zeggen. „Maar dat de liberale Eerete-Kaaner- meerderheid in De Standaard raad zal gaan zoeken, is in de tegenwoordige om standigheden zoo heel waarschijnlijk niet." In De Rotterdammer stelt de hoogleeraar D. P. D. Fabius het voorstel van den heer Drucker omtrent algemeen stemrec h t tegenover 'dat van den beer Troelstra. Volgens den heer Drucker zijn allle bur gera heden ten dago wel genoeg ontwikkeld om tot do keuze van leden der Tweede Kar mer mee te werken. Ook wordt zoo „do grootst mogelijke waarborg verkregen, dat inderdaad het belang van allen in het be stuur van land, gewest en gemeente behar tiging zal vinden." Beide stellingen acht schr. niet houdbaar. „En het geeft waarlijk niet den indruk, dat men zich behoorlijk op de hoogte van het kiesrechtvraagstuk heeft gesteld, zoo men meent, dat, met zoo eenvoudige opmer king, dat alle menschen wel genoeg ontwik keld zijn om te stemmen, de zaak beslist ware. „En wat er nog aan wordt toegevoegd, is stellig niet houdbaar. Zou algemeen stem recht inderdaad den grootst mogelijken waarborg geven, dat aller belang beharti ging zal vinden? „Deze redeneerïng zcu passen bij een voorstel om elke wet aan het oordeel aller burgers voor te leggen, met bepaling, dat, als ook slechts één haar in strijd achtte met zijn belang, de wet zou worden teruggeno men. De heer Troelstra daarentegen is van oor deel, dat in dezen tijd de eenheid des volks meer en meer op don achtergrond treedt tegonover den steeds schorper wordenden klassenstrijd. Deze nu maakt tot beëindi ging van 'dringende behoeften, en in hot belang van den organischen groei naar het nieuwe maatschappelijke tijdperk, dat aan staande is, invoering van algemeen kies recht noodzakelijk. De klasse der loonarbeiders vraagt volgens hen voor het heden alle politieke rechten tot verbetering van haar cconomischen toe stand, tot verhoogïng van haar i-itellcctueel en moreel peil, tot versterking van haar invloed op arbeidsregeling en staatsbe stuur. En voor dc toekomst verovering van de politieke macht om weg te nemen alle beletselen tegen, en te scheppen de noodza- kelijko juridische voorwaarden voor de maatschappelijke voorlbrcugiugawijz,t?. De arbeidersklasse heeft, zoo wordt vor der betoogd, do toekomstige ontwikkeling te leiden, en het algemeen stemrecht is de on misbare voorwaarde om haar voor die taak te bekwamen. Schr. stelt nu beide voorstellers tegenover elkaar: „Onomwonden wordt dus door mr. Trocl- stra c. s. uitgesproken, dat de bedoeling met het algemeen stemrecht is de macht in handen dor arbeidonde kLasse te brengen. „Wie van do twee heeft nu gelijk: mr. Troelstra c. s. of mr. Drucker c. 8. „De eerste, die algemeen stemrecht wil om aan de arbeidende klasse het heft in handen te geven, of de laatste, die in het algemeen stemrecht don besten waarborg ziet, dat aller belangen behartigd worden „Een der twee schijnt zich toch te vergis sen. „Heeft mr. Drucker c. s. gelijk, dau zou mr. Troelstra eigenlijk moeten voorstellen, althans voorloopig, geen algemeen stemrecht te geven, maar dat der hoogere klasse in te krimpen. „Is echter het uitzicht van mr. Troelstra c s. gegrond, dan moet op zijn beurt mr. Drucker c. s. van het algemeene stemrecht terug." Ten slotte gelooft schr. dat mr. Troel stra's voorstel wellicht beter aldus te bo- XI. In de eenzaamheid en stilte van don nacht vlood Gypsy Darke huiswaarts. Dc nacht was zeer stormachtig. Do wind lceide, de golven beukten weder het strand, vreemde geluiden schenen er door de toppen der pijnboomen te zweven. Do maan, in haar eerste kwartier, hing als een gebroken, vu rige ring in het donker, purperkleurig wes ten. Telkens omziende, als word zij achter volgd, vlood Gypsy Darko verder. Zij bevond zich op den weg, die naar 'de Doodenbaai voorde. Geen levend schepsel was er te zien behalve de kleine, in het roodo manteltje gehulde gedaante. Geen geluid deod zich hooren, behalve de wind door de boomen cn de branding op hot een zame strand in de diepte. Er was iets niet in orde met het kleine, dappere hartje van Gypsy, dezen avond. Do ontdekking op het kasteel was een vree- selijke en ontzettende teleurstelling voor haar geweest en had haar tevens met een naamlooze vrees vervuld, de vrees, die men steeds gevoelt tegenover een onzichfebaren, onverzoen lijken, lagen vijand. Toen zij het verlaten strand overstak, voorbij de drie rotsen, waar die jolige, oude zeebonk, kapitein Onaven, de doos met kostbaarheden had begraven e»n waar de geest van Eleonora Desmond op duistere sterrenlooze nachten rondspookte, begon Gypsy's hartje van werkelijke vrees luide te kloppen. Alles was echter stil en verlaten rondom haar. Het werd reeds laat en grootje Darko zou haar zeker reeds gemist hebben in de herberg. grijpen is, dat de klassenstrijd juist niet scherp genoeg is, doch dat hij hoop heeft, dieai door algemeen stemrecht te zullen be vorderen. Terwijl het merkwaardig blijft, dat man nen als mr. Drucker c. s., wien het werke lijk om algemeen stemrecht op zich zelf is te doen, in de 20ste eeuw voor historisch gedurende eeuwen ontwikkelde Staten, als ideaal een kiesrecht beschouwen, waarmee wellicht zouden aanvangen schipbreukelin gen, op een onbewoond eiland geworpen, die besloten daar een nieuw© maatschappij te vormen. M r. T roelatr a. schrijft in Het Volk: „De beide voorstellen tot Grondwetsher ziening zijn de vorige week in de afdeelin- gen der Tweede Kamer „behandeld." Uit het feit, dat één af deeling daarmee in tien minuten is klaar gekomen, terwijl do behandeling in andere afdeelingen hoog stens enkele uren heelt gekost-, blijkt reeds, dat de discussion niet zeer uitvoorig zijn geweest. Zonder in te gaan tegen de gewoonte der Kamer, om het in dc afdeeling verhandelde niet publiek to maken, zal ik toch trachten de begrijpelijke nieuwsgierigheid onzer par- tijgenooten omtrent het te verwachten Voor- loopige Verslag zooveel mogelijk te bevre digen. Men zal daaruit ten eerste bemerken, dat de voorstellers der beide ontwerpen niet aan de discussie hebben deelgenomen. Zij hebben gelegenheid de gemaakte op merkingen bij de Memorie van Antwoord te weerleggen en beide fracties, de vrijz.- dem. en de soc.-dom., hebben de gewoonte gevolgd om hun kruit vóór dien tijd niet to verschieten. Uit het te verwachten Voorloop ige Ver slag dor Comm. van Rapporteurs, waarin o. a. de twee autoriteiten op staatsrechtelijk gebied, de heeren Roell cn De Savornm Lobman, zitting hebbon, zal men zien, dat de rechterzijde zich grootendcels heeft be paald tot afkeuring van de indiening der voorstellen, zonder op don inhoud daarvan te willen ingaan. Het ware zoker royalor geweest-, dat de heeren, die er zóó over dachten, tegen do behandeling in de afdeelingen zich hadden verzet. Nu do Kamer daartoe eenmaal had besloten, had men de voorstellen wel dege lijk in behandeling bebooren te nemen. Intusschen zal uit het Voorloopig Vorslag blijken, dat niet alle partijen in dc Kamer dit zonderlinge standpunt hebben ingeno men. Het principicelc karakter der Memorie van Toelichting tot het soc.-dem. voorstel heeft van conservarief-libera-lo zijdo geen principieele bestrijding uitgelokt, zoodat men reeds om die reden een interessante cn leerzame schriftelijke gedachtenwisscling kan tegemoet zien. Bovendien hebben do geavanceerd-liberalen ook hun standpunt uiteengezet, opbouwende crltlak op Je re dactie van verschillende belangrijke arti kelen geleverd en medegewerkt, om do quaestio der Grondwetsherziening goed on der dc oogen to zien. En bij de debatten, aldus ontstaan, heeft menig lid, die oorspronkelijk van plan was, zijn mond to houden, niet kunnen nalaten, de voostellen to bestrijden, zoodat er toch een vrij belangrijk Voorloopig Verslag is to wachten. Als dat is verschenon, is het woord aan de voorstellers, die natuurlijk niet zullen nalaten, zoowel de sprekers als de zwijgers te beantwoorden. Naar aanleiding der verkiezingen voor het kiesdistrict Almoloo, rioht de heer I. Bos, redacteur van het Nieuwsblad voor Almeloo en Omstreken in een „open brief" zich tot m r. G. I. Sybrandy, die ver kozen is, en wien hij openlijk met aanha ling van zijn woorden het volgendo ver wijt: „Gij hebt sedert uw optreden in Twente haat en verdeeldheid gezaaid, door in plaats van waardig en met tact tc propa- gccren voor uwe beginselen, de godsdieDst- hartstochten aan to wakkeren en op te Kweependoor met mnnjgepaste wap(?,ns< het Twentscho volk in tweeën te deelen, nl. in christelijken cn onchristclijken, in go- Toen zij de in zee vooruitstekende klip pen bereikte, bemerkte zij, dat de vloed op kwam; het smalle, cr aan den voet langs loopend pad was geheel door het zeewa ter bedekt. Er schoot haar niets anders over dan een hoogerop gelegen pad te zoe ken of de geheele rots te beklimmen langs do er in uitgehouwen treden, die als ccn bijkans loodrechte ladder omhoog gingen. Gypsy had geen tijd tc verliezen: zij be gon onmiddellijk naar boven te klauk ren. Voortdurend beukto de branding hot strand. Boven haar strekte zioh de donkere purperkleurige hemel uit, waar de betoo- vorende maan verder on verder in het wes ten omlaag zonk. Ala een kat beklom zij het steile, gevaar lijke pad, steeds hooger en hooger, en eerst toen zij den top bereikt had, hield zij s^l om adem te scheppen. En hier was het, dat zij, don blik worpend op do eindeloozo zee aan haar voeten, bij toeval een zwarte plek in het oog kreeg, die bij „De Behekste Klip" landwaarts dreef. Zij keek er aan dachtig naar. Zij veegde zich de oogen uit. Zij keek nogmaals. Het was een schuitjo door een man geroeid; een roeier, die, zoo als men duidelijk zien kon, zijn werk goed verstond. De boot verdween achter een bocht van het strand, en zij zag haar niet meer. Gypsy begaf zich naar den uitersten rand eter rotsen. De losse schelpjes vielen kletterend onder haar voeten naar omlaag. Zij lette er niet op. Zij bleef haar oogen onbeweeglijk naar de plek richten, waar de boot uit het gezicht waa verdwenen. „Hij is hetl" mompelde zij, tusschen haar tanden. „Hij is eindelijk teruggekomen Een handje vol aarde viel eveneens naar omlaag. Onwillekeurig deed zij een stap achterwaarts Zij gevoelde hoe de aarde zich onder haar voeten bewoog. Nog ccn enkel ondeelbaar oogen blik tracht te zij vasten grond onder zich te krijgen, teen strekte zij beide armen uit en viel, met een woeston kreet, voorover in de diepte. Omlaag, langs do steile rotsen; omlaag, bijkans loodrecht omlaag. Een scherp voor uitspringend stukje steen hield haar val eindelijk tegen. Zij greep er naar met het instinct der wanhoop; zij greep het in haar bebloede en opengereten handen, en hing toen tusschen hemol en aarde tegen den m3£sief zwarten rotsmuur. Boven haar niets dan de koude, roeedoo- genlooze hemelBeneden haar niets dan de branding, die haar schuim hoog tegen den voet der klippen deed opspatten. Zij hoorde het als naar prooi dorstend „splosh, splash" met ont-zettende duidelijkheid tot luaar doordringen. Het bootje zag zij niet meer. Niets was cr tc bespeuren. Zoo ver het oog kon reiken, geen enkel tceken van leven langs do geheele uitgestrektheid der kust. „Helpgildo Gypsy. De angstkreet stierf tusschen dc rotsen weg. Luider en in den diepsten d<vxfeangst weerklonk het nogmaals. „HelpHelp 1 O, geest van Eleonora Desmond, kom en help mij thans! O, wree- de hemol, daar boven mij, zend mij iets of iemand ter hulp I Moet ik, zoo jong, zoo schoon, zoo krachtig als ik ben, hier om komen? Hel'pl!" De kreet, thans zwakker en zachter, stierf weder in spottende echo's weg. Een zeevogel vloog krassend over haar hoofd on -i'.veen in do duisternis boven de zee. Dat was alles. Haar armen kondon het bijkans niet lan ger uithouden 1 De scherp o rotswanden scheurden haar het zachte vleosich open, totdat zij het bloed er uit voelde stroomen. Tevergeefs zocht zij met dc voeten eenig steun- en rustpunt. Do geheele oppervlakte dor rots was effen cn glad, behalve deze enkele vooruitstekende steen, waaraan zij zich vasthield. Geen enkele kloof, geen enke le scheur. Het jonge, moedige hartje, een zaam en verlaten daar hangende, gevoelde instinctmatig, dat zijn laatste uur gC6?agen had. Nog één oogenblik, on haar handen zou den haar niet langer kunnen houden. Wat haar te wachten stond was een omlaag val len in den steeds hooger en hooger klim- mendon vloed, deze zou haar grijpen, haar bedekken, haar doen stikken, haar steeds •diopcr cn dieper omlaag trekken cn haar eindelijk misvormd, als een lijk, aan Land spoelen. Met dit alles voor oogen, verzamel de zij haar laatste krachten en gilde nog eenmaal: „HelpHelp Hoefslagen weerklonken boven haar hoofd Zij hoorde ze duidelijk boven het geruisch der branding uit. Zij hief haar bleek, door doodsangst ver wrongen gezichtje omhoog en keek naar boven. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5