LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 29 JUNI. - TWEEDE BLAD.
No 13603
Anno 1901
distan en ongodisten; door den godsdienst
oorlog te prooLameeron als in de donkere
middeleeuwen.
Gijbuiten wien do antirevolutionaire!
kiesvereeniging niets doethebt uwe goed
keuring kunnen hechten aan de verspreiding
van een strooibiljet, dat de hand, die het
.aanraakt bezoedelt ten vjaarin de meesty
geacht persoon in ons midden op walge
lijke wijze wordt aangerand.
Gij hebt uwen Notterschen boertjes het
volgende verteld:
„De liberalen zijn godloochenaars. Waar
om? Zij huldigen de leer van Darwin. Wel
nu, die Darwin heeft verteld, dat do mensch
van een aap afstamt. En daar nu in den
Bijbel staat, dat God den mensch schiep
naar Zijn evenbeeld, vergelijken dc libera
len God met een
Mr. Sybrandy, ik zal hier niet neerzetten,
wat gij hebt uitgesproken. Maar ik vraag
u, waar moet het heen, wanneer zulke the
orieën worden verspreid onder het onont
wikkelde volk 1
Gij hebt uw Notterschen boertjes het vol
gende verteld:
„De liberalen zijn onchristelijk Waarom?
Omdat zij liet Nco-Malthusianismo wil
len. Willen zij 'dat? Ja zeker, want
het bestuur van don Neo-Malthusiaanschen
bond bestaat uit liberalen. De liberalen zijn
dus ook voor do vrije liefde."
Schaamt gij u deze malle, idioto gevolg-
trokking niet, christelijke mr. Sybrandy?
Gij hebt uw Notterschen boertjes het vol
gende verteld:
„Ergens in do schrift (ik meen Rom. 16)
staat, dat men moet berusten in zijn lot.
Wanneer men dat doet, dan komen er geen
werkstakingen. En natuurlijk, omdat do li-
boralen niet berusten in hun lot, krijgen
wc werkstakingen."
Gij hebt uw Nottcrsohcn boertjes wijsge
maakt:
„Dat 'do christelijke regeering graanrech
ten zou verschaffen, on gij hebt dien ar
men drommels daarmee betere tijden, ja
gouden bergen voorgespiegeld."
Ik vraag u, is dat geen volksmisleiding?
In Enter hebt gij den klompenmakers
verteld
„Dat de belasting op dc klompen don
klompenmakers ten goede komt."
In Vroomshoop cn Den Ham, waar geen
klompenmakers wonen, zoidet gij
„Dat die belasting op de klompen niets
beteekende."
Hot Weekblad van het Recht schrijft:
„Mag hot ontwerp-drankwet,
zooalfl het in de volgendo week na een lan
gen strijd, tijdens de debatten bijna be
graven onder een ongekende amendemen-
tem-masaa, aan do eindstemming zal wor
den ondorworpen, worden aangenomen? Op
die vraag geven wij naar volle overtuiging
con ontkennend antwoord. Wij begrijpen,
dat dit in dc Kamer weinig weerklank
aaJ vin-Jon j or bcxlxoorfc oon buitengewone
mate van zelfverloochening too, om dien
goheelen, vormoeienden arbeid van weken
lang door een verwerping ongedaan te ma
ken. Toch, al verwachten wij niet, dat
ons waarschuwend woord ingang zal vin
den, wij mogen het niet terughouden. Uit
de beraadslagingen in de Tweede Kamer
is een Ontwerp te voorschijn gekomen,
zoo ingewikkeld en samengesteld, dat do
toepassing tot groote moeilijkheden moot
voeren. Het aantal door straffen te hand
haven verbodsbepalingen is buitengemeen
groot en reeds thans mag worden voor
speld, dat vele, b. l'improviste opgesteld,
tot diepgaand verschil van opvatting zul
len aanleiding geven. Wij herinnoren
slechte aan het verbod om hazardspelen
toe te laten. Bij het gewijzigd ontwerp
verving „kansspelen" het meer bekende
„hazardspelen"; herwaren tegen het
nieuwgekozen woord leidden fluks tot we
deropneming van het oude, onder toe
voeging van een uitgebreide bopa.ing,
welker boteekenLs en strekking reeds onder
de leden der Kamer tot groot verschil
van inzicht voorden. Wie daarbij het
recht aan zijn zijde had, onderzoekon wij
thans niet. Genoeg is hot, dat bepalingen
werden vastgesteld, over welker omvang in
dc praotijk heel wat strijd kan en zal ont
branden.
„De meeste van de gestelde voorschrif
ten zullen slechts een gedeelte! ij ko toepas
sing vindon. Nagenoeg alle hebben uit
zonderingen naast zich, waardoor zij voor
de naaste toekomst zonder kracht en in
vloed zullen blijven. Tooh zullen zij belem
merend ingrijpen in de persoonlijke vrij
heid en voortdurend tot strafvervolgingen
voeren. Yoor de bestrijding van hot drank
misbruik kan hot ontwerp, zooals hot
thans is geworden, niets, althans zeer
weinig uitrichten; daarentegen zal het
door nieuwe overtredingen te schoppen
een broD worden van ellende, voeding ge
ven aan do criminaliteit. Zondor kans op
uitwerking ten goede, veel gevaar dus
voor invloed ton kwade. Een wet, die nog
meer haat on verbittering zal kweekon
dan de geldende Drankwet; een marteling
voor do politie on justitie, die haar zul
len hebben toe to passen, een ramp, voor
de velen, die met haar zullon in aanra
king komen.
„Meer dan cenige andere wet doet een
Drankwet zich gelden in het leven van de
lagere klassen dor maatschappij. Een
goede wet kan haar ten zegen zijn. Die
wet moet zijn duidelijk en eenvoudig; zij
moet godragen worden door, spreken tot
de rechtsovertuiging des volks. Het ont
werp, dat thans voor de Kamer ligt, vol
doet aan niet een enkele van ddo eisohon.
Daarom zouden wij ons er van harte over
verheugen, indien do Tweede Kamer, on
der modewerking van allo partijen, den
zedelijken moed zou hebben om ovor haar
eigen arbeid het vonnis te spreken. De
Regeering van haar kant zou een bewijs
govon, dat zij haar hoogo taak ton vollo
begrijpt, door een ontwerp te laten val
len, waarmee hot goodbegrepon belang van
het volk niet kan zijn gediend."
Naar aanleiding van het Rogoorings-
antwoord over hot Hooge r-0 n-
d o r w ij s-o n t w er p op het voorloopig ver
slag, door do afdcelingon der Eorato Ka
mer uitgebracht, schrijft het Hundelsblad
het volgende:
„Uit het overzicht, dat wij van dit staats
stuk hebben gegeven, zal men hebbon ont
waard dat de Minister zelf de uitdrukking
van het verslag: dat „zeer vele leden" tegen
hot verleenon van rechten aan bijzondere
Universiteiten „onoverkomolijko bezwaren
hadden", opvat als weergevende do mcening
van Je mcordcrheid der Ecrsto Kamer. En
zulks „naar parlementair gebruik", waar
in aldus met cenigszins gotemperdo woor
den de waarschijnlijke verwerping van oon
aanhangig wetsvoorstel wordt aangekon
digd. De Minister merkt dan ook terstond
op, dat: „moet „onoverkomelijk" in lotter-
lijken zin worden opgevat, nadere gedach-
tenwisscling ter bevordering van gemeen
overleg geen dool zal treffen." Met andoro
woorden dat al wat hij nog mocht aanvoe
ren, vruchteloos zal zijn. Toch treedt hij in
uitvoerigo beantwoording der geopperdo
bezwaren, zij hot dan ook „alleen ter recht
vaardiging van dc ingediendo voordracht"
Uittoraard bestaat het grootste deel van
zijn antwoord in een nadere verdediging
van dat gedeelte der voordracht, dat boven
genoemd oordeel in do afdeelingen der Eer
ste Kamer heeft uitgelokt. En con zeer
groot deel van dio bladzijden wordt weder
ingenomen door uitvoerige aanhalingen uit
's Ministers schriftelijko en mondelinge ver
klaringen cn toelichtingen, bij de behande
ling van het ontwerp in de Tweede Kamer.
Nieuwe argumenten worden niet aange
voerd, zoodat de „rechtvaardiging" ver
moedelijk weinig indruk zal maken op de
leden der Eerste Kamor, viie natuurlijk
niet onbekend waren met do lange brok
stukken, welke hun nu uit do Handelingen
en Bijlagen van do andere Kamor nog eens
worden voorgelegd.
Op een enkel' onderdeel veetigt het Han
delsblad heden nog de aandacht. De Mi
nister beroept zich, naar men weet, ton be
hoeve van do rechten, viie hij aan de bijzon
dere universiteiten wil hebben toegekend,
op de vrijheid, welke do Grondwet cn art.
99 der Wet op het Hooger Onderwijs waar
borgen. Dat art. 99 bepaalt: „Het staat
aan ieder Nederlander, ieder vreemdeling
die do bij art. 3 bedoelde vergunning be-
zit, elke ei-kende vereeniging en ieder kerk-
PERSOVERZICHT.
De Nederlander wijst op hetgeen de heer
Talma in het met een medewerker van De
Telegraaf gevoerd onderhoud o. a. heeft
gezegd, dat namelijk do Eerste Kamer
tot dusver aan het Kabinet hoe
genaamd geen belemmering in
den weg heeft gelegd en dat er
voor het Ministerie „geen enkele reden
bestond om de liberale meerderheid dier
Kamer wog tc wensohen."
De Eerste Kamer zelve, in haar te
genwoordige samenstelling, zegt De
Nederlander staat buiten de»n strijd,
waarbij het ging om „voor of tegen het
ministerie."
„Zij (de Eerste Kamer) heeft er geen aan
leiding toe gegeven. Zij heeft haar hooge,
zegenrijke, constitutioneele plaats onbesmet
gehandhaafd.
„Het zal goed zijn, zich daarvan diep
te doordringen. De liberaal-socialistische
stormloop is afgeslagen. De bedoeling, het
Kabinet te verzwakken, is mislukt. Laat
men nu oppassen, dat het gebeurde niet het
onbedoelde gevolg heeft, do constitutioneele
plants dor Eerste Kamer te verzwakken.
„Wanneer hier of 'daar ter rechterzijde
een stem opgaat, of het nu niet gewensebt
zou zijn onverwijld de Eerste Kamer te ont
binden, dan moeten wij tegen zoodanige
uitlating met nadruk opkomen. Een derge
lijke ontbinding, op geen anderen grond
dan een stembusuitspraak, zonder reëel con
flict, zou de Eerste Kamer afrukken van
de hoogo stelling, dio zij, ten bate van het
gcheelc volk, in ons staatsleven inneemt."
Dc Nieuwe Courant schrijft hot vol
gendo:
De Standaard verkeert in een moeilijk
geval. Het blad moet raad schaffen wat-
met de overwinning bij de Statenstembus
te doen.
„Een paar dagen geleden heeft hot ge
vraagd of heb tooh maar niet hot best zou
zijn „zoo de Regeoring niet do periodieke
verkiezing van Eerste Kamerleden af
wachtte, maar aan de besliste uiting van
den volkszin aanstonds gevolg gaf, door
de Eerste Kamer te vernieuwen."
De Standaard, voelt echter wel, dat dit
zoo maar niet- gaat. Er moet, minst geno
men, een aanleiding zijn tot een zoo onge
wone daad als ontbinding der Eerste Ka
mer. B.vde verwerping van een be
langrijk wetsontwerp. Laat ons zeggende
Hooger-onderwijswet.
„Maar nu bekruipt het blad do vrees, dat
de Eei-ste Kamer den uitslag der Staten
verkiezingen ziendo wel eens andere over
wegingen zou kunnen laten gelden dan
strikt samenhangen met hot aangeboden
ontwerp cn zichzelvo zou willen redden
van ontbinding door het maar aan te ne
men.
„Wat De Standaard d-ue eerst ten zeer
ste chiohtte: verwerping van de Onderwijs
wet, dat wordt nu voor dat blad in hooge
mate b cgeorenswaard
„Want nam de Eerste Kamer het ont
werp aan, dan verviel meteen voorshands
de toch wol noodige reden tot ontbinding.
„En daarom klaagt thans het blad, dat
de Eerste Kamer in zoo'n treurige moei
lijkheid is geraakt, doordat haar beslis
sing tot na dc Statenverkiezingen is ver
schoven.
„Wat is nu het fatale?" vraagt het.
Dit, dat de Eerste Kamer nu onvrij in
haar oordeel is, omdat zij bij niet-verwer
ping voor heel het liberale land den schijn
op zich zou laden, van haar oordeel te
laten bepalen niet door hot ontwerp zelf,
maar door dc stembus.
„En juist die schijn ware erger dan on
draaglijk voor een college van haar hooge
digniteit.
„Dit tactische zetje is nogal min.
„Hot is een bedekt advies aan de leden
van de Eerste Kamer, die nog aarzelen
mochten: venverpt tooh de Onderwijswet,
want anders zal men zeggen dat gij bang
zijt om naar huis gestuurd te worden.
„Toch zal dat advies niet veel indruk
maken. Er is voor de Eerste Kamer maar
één houding mogelijk, de consequentie van
die welke zij aannam bij haar afdeelings-
FEUILLETON,
De erfgename van Desmond.
82)
„Laat mij los, kolonel Desmond 1"
„Niet eer gij mij geantwoord hebt
„Laat mij los, of ik roep uw zoon cn de
dienstboden tot getuigen, hoe gij mij mis
handelt."
Zijn gelaat werd steeds lijkklcuriger. Zon
der een woord verder te spreken slingordo
hij mij van zich af. Daarna stapte hij recht
op het venster toe, hij rukte de gordijnen for
zijde. De ruimte daarachter was ledig, eon
rood versleten stukje laken lag op den
grond, de wind speelde er mede, maar Gyp
sy Darke was verdwenen.
Eer kolonel Desmond zich kon omwen
den, greep ik mijn op den grond liggcndcn
zakdoek, met dat wat cr onder lag en vlood
naar mijn eigen ^-mer. Ik sloot de deur
stevig dicht en toen... toen nam ik, met bo
vendo handen, van uit hot geheime laatje
mijner toilettafel den brief, dien ik Ray
mond geschreven had, en voegde er met tril
lende handen het volgende postscriptum bij
„Ik ben dood-op van den strijd! Kom!
Ik heb geen andere toevlucht meer dan u.
Den eersten door de maan beschenen nacht
in de oude, vervallen gang."
Mijn zwak, bevend hart siddert niet lan
ger. Ik zal met Raymond vluchtenen toch,
zelfs terwijl ik deze woorden nederschrijf,
is het mij alsof ik de profetische schaduw
van naderend onheil op mij voel vallen, een
schaduw, zwarter dan dc schaduwen des
Idoods.
onderzoek: een beoordeel ing van bet on-
derwijs-ontwerp uitsluitend aaar zijn
edgen bobeekenis en strekking. Deed de
Kamer anders, zij volgde het vonnis over
ha-fl-r bestaan als Staatslichaam, hetgeen
nog heel wat anders ware dan dat dr.
Kuyper het vonnis over haar tegenwoordi
ge samenstelling zou teekenen.
„Of van zoodanige consequente houding
bet gevolg aanneming of verwerping van
het onder wijs-ontwerp zal zijn, valt niet
met gewisheid te zeggen.
„Maar dat de liberale Eerete-Kaaner-
meerderheid in De Standaard raad zal
gaan zoeken, is in de tegenwoordige om
standigheden zoo heel waarschijnlijk niet."
In De Rotterdammer stelt de hoogleeraar
D. P. D. Fabius het voorstel van den heer
Drucker omtrent algemeen stemrec h t
tegenover 'dat van den beer Troelstra.
Volgens den heer Drucker zijn allle bur
gera heden ten dago wel genoeg ontwikkeld
om tot do keuze van leden der Tweede Kar
mer mee te werken. Ook wordt zoo „do
grootst mogelijke waarborg verkregen, dat
inderdaad het belang van allen in het be
stuur van land, gewest en gemeente behar
tiging zal vinden."
Beide stellingen acht schr. niet houdbaar.
„En het geeft waarlijk niet den indruk,
dat men zich behoorlijk op de hoogte van
het kiesrechtvraagstuk heeft gesteld, zoo
men meent, dat, met zoo eenvoudige opmer
king, dat alle menschen wel genoeg ontwik
keld zijn om te stemmen, de zaak beslist
ware.
„En wat er nog aan wordt toegevoegd,
is stellig niet houdbaar. Zou algemeen stem
recht inderdaad den grootst mogelijken
waarborg geven, dat aller belang beharti
ging zal vinden?
„Deze redeneerïng zcu passen bij een
voorstel om elke wet aan het oordeel aller
burgers voor te leggen, met bepaling, dat,
als ook slechts één haar in strijd achtte met
zijn belang, de wet zou worden teruggeno
men.
De heer Troelstra daarentegen is van oor
deel, dat in dezen tijd de eenheid des volks
meer en meer op don achtergrond treedt
tegonover den steeds schorper wordenden
klassenstrijd. Deze nu maakt tot beëindi
ging van 'dringende behoeften, en in hot
belang van den organischen groei naar het
nieuwe maatschappelijke tijdperk, dat aan
staande is, invoering van algemeen kies
recht noodzakelijk.
De klasse der loonarbeiders vraagt volgens
hen voor het heden alle politieke rechten
tot verbetering van haar cconomischen toe
stand, tot verhoogïng van haar i-itellcctueel
en moreel peil, tot versterking van haar
invloed op arbeidsregeling en staatsbe
stuur. En voor dc toekomst verovering van
de politieke macht om weg te nemen alle
beletselen tegen, en te scheppen de noodza-
kelijko juridische voorwaarden voor de
maatschappelijke voorlbrcugiugawijz,t?.
De arbeidersklasse heeft, zoo wordt vor
der betoogd, do toekomstige ontwikkeling te
leiden, en het algemeen stemrecht is de on
misbare voorwaarde om haar voor die taak
te bekwamen.
Schr. stelt nu beide voorstellers tegenover
elkaar:
„Onomwonden wordt dus door mr. Trocl-
stra c. s. uitgesproken, dat de bedoeling
met het algemeen stemrecht is de macht in
handen dor arbeidonde kLasse te brengen.
„Wie van do twee heeft nu gelijk: mr.
Troelstra c. s. of mr. Drucker c. 8.
„De eerste, die algemeen stemrecht wil
om aan de arbeidende klasse het heft in
handen te geven, of de laatste, die in het
algemeen stemrecht don besten waarborg
ziet, dat aller belangen behartigd worden
„Een der twee schijnt zich toch te vergis
sen.
„Heeft mr. Drucker c. s. gelijk, dau zou
mr. Troelstra eigenlijk moeten voorstellen,
althans voorloopig, geen algemeen stemrecht
te geven, maar dat der hoogere klasse in
te krimpen.
„Is echter het uitzicht van mr. Troelstra
c s. gegrond, dan moet op zijn beurt mr.
Drucker c. s. van het algemeene stemrecht
terug."
Ten slotte gelooft schr. dat mr. Troel
stra's voorstel wellicht beter aldus te bo-
XI.
In de eenzaamheid en stilte van don nacht
vlood Gypsy Darke huiswaarts. Dc nacht
was zeer stormachtig. Do wind lceide, de
golven beukten weder het strand, vreemde
geluiden schenen er door de toppen der
pijnboomen te zweven. Do maan, in haar
eerste kwartier, hing als een gebroken, vu
rige ring in het donker, purperkleurig wes
ten. Telkens omziende, als word zij achter
volgd, vlood Gypsy Darko verder.
Zij bevond zich op den weg, die naar 'de
Doodenbaai voorde. Geen levend schepsel
was er te zien behalve de kleine, in het
roodo manteltje gehulde gedaante. Geen
geluid deod zich hooren, behalve de wind
door de boomen cn de branding op hot een
zame strand in de diepte.
Er was iets niet in orde met het kleine,
dappere hartje van Gypsy, dezen avond.
Do ontdekking op het kasteel was een vree-
selijke en ontzettende teleurstelling voor
haar geweest en had haar tevens met een
naamlooze vrees vervuld, de vrees, die men
steeds gevoelt tegenover een onzichfebaren,
onverzoen lijken, lagen vijand.
Toen zij het verlaten strand overstak,
voorbij de drie rotsen, waar die jolige, oude
zeebonk, kapitein Onaven, de doos met
kostbaarheden had begraven e»n waar de
geest van Eleonora Desmond op duistere
sterrenlooze nachten rondspookte, begon
Gypsy's hartje van werkelijke vrees luide
te kloppen.
Alles was echter stil en verlaten rondom
haar.
Het werd reeds laat en grootje Darko
zou haar zeker reeds gemist hebben in de
herberg.
grijpen is, dat de klassenstrijd juist niet
scherp genoeg is, doch dat hij hoop heeft,
dieai door algemeen stemrecht te zullen be
vorderen.
Terwijl het merkwaardig blijft, dat man
nen als mr. Drucker c. s., wien het werke
lijk om algemeen stemrecht op zich zelf is
te doen, in de 20ste eeuw voor historisch
gedurende eeuwen ontwikkelde Staten, als
ideaal een kiesrecht beschouwen, waarmee
wellicht zouden aanvangen schipbreukelin
gen, op een onbewoond eiland geworpen,
die besloten daar een nieuw© maatschappij
te vormen.
M r. T roelatr a. schrijft in Het Volk:
„De beide voorstellen tot Grondwetsher
ziening zijn de vorige week in de afdeelin-
gen der Tweede Kamer „behandeld."
Uit het feit, dat één af deeling daarmee
in tien minuten is klaar gekomen, terwijl
do behandeling in andere afdeelingen hoog
stens enkele uren heelt gekost-, blijkt reeds,
dat de discussion niet zeer uitvoorig zijn
geweest.
Zonder in te gaan tegen de gewoonte der
Kamer, om het in dc afdeeling verhandelde
niet publiek to maken, zal ik toch trachten
de begrijpelijke nieuwsgierigheid onzer par-
tijgenooten omtrent het te verwachten Voor-
loopige Verslag zooveel mogelijk te bevre
digen.
Men zal daaruit ten eerste bemerken, dat
de voorstellers der beide ontwerpen niet
aan de discussie hebben deelgenomen.
Zij hebben gelegenheid de gemaakte op
merkingen bij de Memorie van Antwoord
te weerleggen en beide fracties, de vrijz.-
dem. en de soc.-dom., hebben de gewoonte
gevolgd om hun kruit vóór dien tijd niet to
verschieten.
Uit het te verwachten Voorloop ige Ver
slag dor Comm. van Rapporteurs, waarin
o. a. de twee autoriteiten op staatsrechtelijk
gebied, de heeren Roell cn De Savornm
Lobman, zitting hebbon, zal men zien, dat
de rechterzijde zich grootendcels heeft be
paald tot afkeuring van de indiening der
voorstellen, zonder op don inhoud daarvan
te willen ingaan.
Het ware zoker royalor geweest-, dat de
heeren, die er zóó over dachten, tegen do
behandeling in de afdeelingen zich hadden
verzet. Nu do Kamer daartoe eenmaal had
besloten, had men de voorstellen wel dege
lijk in behandeling bebooren te nemen.
Intusschen zal uit het Voorloopig Vorslag
blijken, dat niet alle partijen in dc Kamer
dit zonderlinge standpunt hebben ingeno
men.
Het principicelc karakter der Memorie
van Toelichting tot het soc.-dem. voorstel
heeft van conservarief-libera-lo zijdo geen
principieele bestrijding uitgelokt, zoodat
men reeds om die reden een interessante cn
leerzame schriftelijke gedachtenwisscling
kan tegemoet zien. Bovendien hebben do
geavanceerd-liberalen ook hun standpunt
uiteengezet, opbouwende crltlak op Je re
dactie van verschillende belangrijke arti
kelen geleverd en medegewerkt, om do
quaestio der Grondwetsherziening goed on
der dc oogen to zien.
En bij de debatten, aldus ontstaan, heeft
menig lid, die oorspronkelijk van plan was,
zijn mond to houden, niet kunnen nalaten,
de voostellen to bestrijden, zoodat er toch
een vrij belangrijk Voorloopig Verslag is
to wachten.
Als dat is verschenon, is het woord aan
de voorstellers, die natuurlijk niet zullen
nalaten, zoowel de sprekers als de zwijgers
te beantwoorden.
Naar aanleiding der verkiezingen voor
het kiesdistrict Almoloo, rioht de heer I.
Bos, redacteur van het Nieuwsblad voor
Almeloo en Omstreken in een „open brief"
zich tot m r. G. I. Sybrandy, die ver
kozen is, en wien hij openlijk met aanha
ling van zijn woorden het volgendo ver
wijt:
„Gij hebt sedert uw optreden in Twente
haat en verdeeldheid gezaaid, door in
plaats van waardig en met tact tc propa-
gccren voor uwe beginselen, de godsdieDst-
hartstochten aan to wakkeren en op te
Kweependoor met mnnjgepaste wap(?,ns<
het Twentscho volk in tweeën te deelen, nl.
in christelijken cn onchristclijken, in go-
Toen zij de in zee vooruitstekende klip
pen bereikte, bemerkte zij, dat de vloed op
kwam; het smalle, cr aan den voet langs
loopend pad was geheel door het zeewa
ter bedekt. Er schoot haar niets anders
over dan een hoogerop gelegen pad te zoe
ken of de geheele rots te beklimmen langs
do er in uitgehouwen treden, die als ccn
bijkans loodrechte ladder omhoog gingen.
Gypsy had geen tijd tc verliezen: zij be
gon onmiddellijk naar boven te klauk ren.
Voortdurend beukto de branding hot
strand. Boven haar strekte zioh de donkere
purperkleurige hemel uit, waar de betoo-
vorende maan verder on verder in het wes
ten omlaag zonk.
Ala een kat beklom zij het steile, gevaar
lijke pad, steeds hooger en hooger, en eerst
toen zij den top bereikt had, hield zij s^l
om adem te scheppen. En hier was het, dat
zij, don blik worpend op do eindeloozo zee
aan haar voeten, bij toeval een zwarte plek
in het oog kreeg, die bij „De Behekste
Klip" landwaarts dreef. Zij keek er aan
dachtig naar. Zij veegde zich de oogen uit.
Zij keek nogmaals. Het was een schuitjo
door een man geroeid; een roeier, die, zoo
als men duidelijk zien kon, zijn werk goed
verstond. De boot verdween achter een
bocht van het strand, en zij zag haar niet
meer.
Gypsy begaf zich naar den uitersten
rand eter rotsen. De losse schelpjes vielen
kletterend onder haar voeten naar omlaag.
Zij lette er niet op. Zij bleef haar oogen
onbeweeglijk naar de plek richten, waar de
boot uit het gezicht waa verdwenen.
„Hij is hetl" mompelde zij, tusschen haar
tanden. „Hij is eindelijk teruggekomen
Een handje vol aarde viel eveneens naar
omlaag. Onwillekeurig deed zij een stap
achterwaarts Zij gevoelde hoe de aarde zich
onder haar voeten bewoog. Nog ccn enkel
ondeelbaar oogen blik tracht te zij vasten
grond onder zich te krijgen, teen strekte zij
beide armen uit en viel, met een woeston
kreet, voorover in de diepte.
Omlaag, langs do steile rotsen; omlaag,
bijkans loodrecht omlaag. Een scherp voor
uitspringend stukje steen hield haar val
eindelijk tegen. Zij greep er naar met het
instinct der wanhoop; zij greep het in haar
bebloede en opengereten handen, en hing
toen tusschen hemol en aarde tegen den
m3£sief zwarten rotsmuur.
Boven haar niets dan de koude, roeedoo-
genlooze hemelBeneden haar niets dan
de branding, die haar schuim hoog tegen
den voet der klippen deed opspatten. Zij
hoorde het als naar prooi dorstend „splosh,
splash" met ont-zettende duidelijkheid tot
luaar doordringen. Het bootje zag zij niet
meer. Niets was cr tc bespeuren. Zoo ver
het oog kon reiken, geen enkel tceken van
leven langs do geheele uitgestrektheid der
kust.
„Helpgildo Gypsy.
De angstkreet stierf tusschen dc rotsen
weg.
Luider en in den diepsten d<vxfeangst
weerklonk het nogmaals.
„HelpHelp 1 O, geest van Eleonora
Desmond, kom en help mij thans! O, wree-
de hemol, daar boven mij, zend mij iets of
iemand ter hulp I Moet ik, zoo jong, zoo
schoon, zoo krachtig als ik ben, hier om
komen? Hel'pl!"
De kreet, thans zwakker en zachter,
stierf weder in spottende echo's weg. Een
zeevogel vloog krassend over haar hoofd on
-i'.veen in do duisternis boven de zee.
Dat was alles.
Haar armen kondon het bijkans niet lan
ger uithouden 1 De scherp o rotswanden
scheurden haar het zachte vleosich open,
totdat zij het bloed er uit voelde stroomen.
Tevergeefs zocht zij met dc voeten eenig
steun- en rustpunt. Do geheele oppervlakte
dor rots was effen cn glad, behalve deze
enkele vooruitstekende steen, waaraan zij
zich vasthield. Geen enkele kloof, geen enke
le scheur. Het jonge, moedige hartje, een
zaam en verlaten daar hangende, gevoelde
instinctmatig, dat zijn laatste uur gC6?agen
had.
Nog één oogenblik, on haar handen zou
den haar niet langer kunnen houden. Wat
haar te wachten stond was een omlaag val
len in den steeds hooger en hooger klim-
mendon vloed, deze zou haar grijpen, haar
bedekken, haar doen stikken, haar steeds
•diopcr cn dieper omlaag trekken cn haar
eindelijk misvormd, als een lijk, aan Land
spoelen. Met dit alles voor oogen, verzamel
de zij haar laatste krachten en gilde nog
eenmaal:
„HelpHelp
Hoefslagen weerklonken boven haar hoofd
Zij hoorde ze duidelijk boven het geruisch
der branding uit.
Zij hief haar bleek, door doodsangst ver
wrongen gezichtje omhoog en keek naar
boven.
Wordt vervolgd.)