N£. 13594
Derde Blad.
18 Juni 1904.
VA N - H E T
Een onverwachte verdediger.
Een Amerikaansche trein.
Het was omstreeks het midden der acht
tiende eeuw.
Jonker Van don Heuvel bracht een zeer
onrustigen nacht door. Daar hij in den re
gel een uitmuntende nachtrust- genoot, kon
hij daarvoor geen vorklariug vinden. Einde-
lijk, 's morgens om vier uur, stond hij op
on kleedde zich aan. Hij wekte zijn huis
knecht en beval hem het ontbijt klaar te
maken en een paard to laten zadelen.
De man keek hem verwonderd aan en
vroeg: ,,Ik vraag excuus, mijnheer, gaat
1 gij ver weg V'
,,Dat weet ik niet, Jan. Ik weet niet, wat
mij bezielt. Het schijnt, dat ik geen meestor
meer over mezelven hem Ik moet direct ver
trekken."
Nadat de huisknecht heb ontbijt bad
klaargezet, begaf hij zich naar den stal om
een der stalknechts een paard te doen zade
len. Maar vrij wat vlugger dan hij heen
gegaan was, kwam hij terug.
„Hot. paard staat reeds klaar, mijnheer,"
berichtte hij, niet weinig daarover ver
baasd.
,,0, goed!" antwoordde de jonker zonder
eenigo verwondering aan den dag to leggen
„Hendrik zegt wakker geworden to zijn,
toen gij hem een halfuur geleden uit het
venstor van uw kamer geroepen hebt. Gij
hebt hem toen lievolen „Zwartvoet" te zade
Ion."
„Zonderling," mompelde de jonker, ik
herinner mij daar nict-s van."
Hij bógaf zich daarop naar buiton en
steeg te paard. Het was een prachtige zo
mermorgen. De jonker sloeg den weg in
naar de op vrij grooten afstand gelegen stad
en liet den weg naar hot naaste dorp links
liggen. Was het dc- jonker of was hot het
paard, dat dien weg insloeg?
Het was een groote afstand, doch het was
nog vroeg en „Zwartvoet" was een uitmun
tende harddraver.
„Aan den tol zal ik wel oponthoud heb-
ben," zei de jonker tot zichzelf. „Er zal nog
niemand op zijn."
Hij gevoelde de noodzakelijkheid om haast
te maken.
Eindelijk kwam hij aan het tolhek, dat
tot zijn verbazing open stond, iets zeer on
gewoons op dat uur. Hij reed door het hek
en wierp den nog half slapenden tolgaar
der eon muntstuk toe.
„Ik heb u hooren roepen riep de man
den jonker achterna.
Dwars over de heide, waar niets hun weg
belemmerde, werd de tocht nu met de
grootst mogelijke snelheid voortgezet. Drie
mijlen verder moesten zij een rivier over
Het water was breed en de veerman woon
de aan de andore zijde. Gewoonlijk duurde
het lang, vóór men werd overgezet, want
eerst moest men den veerman roepen en dan
moest hij met zijn boot naar deze zijde ko
men. De jonker wist dit en zette zijn paard
tot vernieuwden spoed aan, alsof hij nu
reeds den tijd wilde inhalen, dien hij vreee
de te moeten verliezen, zoodat hij in betrek
kelijk korten tijd voor de rivier stond, waar
hij tot zijn verrassing den veerman reeds
op hem vond wachten.
,,Hoo komt het, dat- gij hier zijt?" vroeg
de jonker, terwijl hij do rivier werd overge
zet.
,,0, ik ben niet doof, mijnheer!" arct-
woorddo de man verwonderd. „Een half uur
geleden heb ik u al hooren roepen."
„Zoo, dab was gelukkig," merkte de jon
ker droogjes op.
Aan de overzijde spoedde de jonker zich
j dadelijk weer voort, doch zoowol hij als zijn
paard begonnen de vermoeienissen van den
langen tocht reeds te gevoelen, toen einde
lijk de torens dor stad in het gezicht kwa
men.
Heb was nu ondertusschen vrij laat. gewor
den en het was druk op straat. Doch alles
scheen ruim baan voor „Zwartvoet" te ma
ken. Midden in dc stad stond de jonker een
oogonblik besluiteloos, doch „Zwartvoet"
maakte aan die besluiteloosheid een einde,
door op eigen houtje op een welbekende
uitspanning aan te stappen. De jonker gaf
het paard aan den stalknecht over en ging
naar binnen om te ontbijten.
Waarom hij dien langen weg had afgelegd,
wist hij niet. Hij had aan een irmerlijken
aandrang gehoorzaamd zonder te weten
waarom.
Na een stevig ontbijt gebruikt te hebben,
kwam de herbergier de gelagkamer binnen.
„Mijnheer is zeker gekomen om dc zitting
van het gerechtshof bij te wonen V' vroeg de
man.
„Is er dan zitting?" vroeg de jonker, die
daaraan nog geen oogenblik had gcdacho.
„Zeker; ik dacht, dat mijnheer er wezen
moest."
„Dat is niet onmogelijk. Is er iets bijzon
ders aan de hand?"
„Hó, hebt gij er dan niet van gehoord,
mijnheer? Er staat een man terecht wegens
moord. De bewijzen moeten zeer verzwarend
voor hem zijn, hoewel er eigenlijK geen ge
tuigen zijn, die hem den moord hebb zien
plegen. Dc zaal is propvol. De beschuldigde
is hier geheel onbekend."
De jonker wachtte niet meer op inlich
tingen, doch haastte zich naar het gerechts
hof, terwijl hij zichzelf geen tijd gunde zijn
rekening aan den herbergier te betalen.
Dc zaal was inderdaad stampvol met lie
den van allerlei slag, die verwachtten, dat
het doodvonnis over den man zou worden
uitgesproken.
De jonker gevoelde diep medelijden met
den beschuldigde. Was hij alleen uit nieuws
gierigheid hier gekomen? Hij drong door
het volk heen en hoorde den rechter vragen
„Hebt ge nog iets tot uw verdediging
in te brengen?"
Er was een oogenblik stilte, terwijl do
jonker zooveel mogelijk naar voren drong.
„Ja", hoorde hij daarop den beschuldigd©
zeggon „Ik heb reeds gezeg< dat ik niet
j op de plaats van den moord geweest ben en
i '<*en ganschon avond heb doorgebracht met
iemand, dien ik niet. konc!\ op een plaats,
die ik niet nauwkeurig kan aanwijzen. God
gave, dat ik deen naam van dien man wist,
doch daar staat hij
En vol blijdschap w jcs bij op den jonker,
die juist tot in do voorste rij der toehoor
ders was doorgedrongen.
Aller oogen richtten zich op den nieuwen
getuige, doch de jonker lette daar niet op
en keek strak den gevangene aan. Op luiden
toon, zoodat allen hem verstaan konden,
zeide hij:
„Den 20sten April, des avonds, heb ik
dien man ontmoet op de beide. Hij was op
weg naar deze stad, doch door een ongevai
met zijn paard werd hij opgehouden in een
kleine herberg, ongeveer zeven mijl van
mijn woning verwijderd. Dien avond reed
ik alleen op de heide en ik knoopte een
gesprek met den vreemdeling aan. Tot -o-
gen uur ben ik bij hem gebleven. Ik kan
mij in uur en datum niet vergissen."
Er heorschte een oogenblik een .ioodsche
stilte in do zaal.
De moord zou gebeurd zijn op ongeveer
tien mijlen afstands van de pla-Ui waar
de jonker hem ontmoet had, tusschen 8 en
9 uur des avonds op den 20sten April. De
beschuldigde had geen vaste woonplaats in
deze streek en had niet kunnen bewijzen,
'dat hij zich op dat uur elders bevonden had,
terwijl de aanwijzingen bijzonder sterk te
gen hom waren geweest. Slechte óén man
kon hem redden en als door een wonder
verscheen die man op hot- uiterste oogen
blik.
De beschuldigde word vrijgesproken.
Amerika is bet land van de snolheid, van
mijl-per-minuut-treinen, en een Yankee is
oven vlug besloten om tc gaan van Boston,
naar St.-Louis, van Rio-Grande naar Nia
gara, ritten van dagen en nachten, als een
Hollander van Loideit naar Groningen.
En het is te begrijpen; want werkelijk is
een dagenlange sneltrein-reis in dit land
niet zoo vermoeiend als een van een paar
uur bij ons, waar men in nauwe coupé-tjea
en D-wagens vlak tegenover den medereizi
ger zit, die, zooals j zelf, niet anders doen
kan dan loeren, tot hij precies weet wat je
aan hebt, welke kleur jas, hoe je haar zit,
welke bewegingen je maakt, of je zenuw
achtig bent of kalm, verkouden, asthma-
tisch, kribbig of in je humeur, tot je voor
een verzetje wat loopen gaat in den corri
dor, waar twee menschen elkaar moeilijk
kunnen passeeren.
In een Amerikaanschen trein is dit an
ders. Hij bestaat uit harmonica-wagens met
banken voor twee personen aan weerskan
ten, en een breeden weg in het midden, lei
dend van wagen in wagen, van al aap wag
gon naar eet- en rook wagen, waar je den
fluweelen bankrug kunt kantelen naar wel
ke zijde je wilt om een gezellig hoekje e
maken met een mede-reiziger, of alleen te
blijven, onbegluurd met, als voor-uit-kijk,
den rug van eeD werkman of een groote in
den lande, want er is maar éón klas in Ame
rika.