N£. 13565 Derde Blad. 14 Mei 1904. DE PIA^O. De bestelling. Ik was al een dag of acht verhuisd, toen do man, van wien ik een piano gehuurd had, als een steen uit de lucht mijn kamer kwam binnenvallen, vergezeld van twee ke rels met smerige blauwe truien en met vuis ten om een os mee dood te slaan. De man zei enkel maar: „Mijn piano?' Eindelijk zag hij het glimmende meubel In een hoek 'der kamer staan. ,,Ik kom net op tijd", zei hij met een zucht van verlichting, terwijl hij met de mouw van zijn jas zich het zweet van het voorhoofd veegde. „Zeg ereis, jongens, pakt dat ding eens op," zoo wendde hij zich tot zijn twee helpers en op de piano wijzend. „Wat zal er gebeuren?" vroeg ik verwon derd. Maar hij bleef doof voor mijn vraag, vuurde den ijver van zijn sjouwers aan en schreeuw de aldoor: „HalloI hoep! hallo 1 hoop 1 Pakt ze van onderen aan!" .,Ik begrijp je niet", zei ik hem nog eens. „Een jaar gel oden heb ik die piano van je gehuurd \oor zeven gulden in de maand, en ik heb je altijd prompt betaald. Het instru ment is goed onderhouden, ik heb er voor gezorgd alsof ze mijn eigendom was, en cv mankeert, niet het minste aan. Wat scheelt 'je nu? Wat heb je er mee voor, om dat meubel weg te halen, waar ik huur voor be taal, dat ik goed onderhoud en waar ik me mee amuseer?" ..Je hadt niet moeten verhuizen zonder mijn uitdrukkelijk verlof", zei hij, „want ik verhuur nooit een piano, als de huisheer van den huurder het huurcontract niet me de onderteekent. Hu ben je verhuisd, je zou nu wel kunnen zeggen, dat mijn piano jouw eigendom is. Ik ken jou heelemaal niet. Wie bewijst, dat je een eerlijk man bent cn op tijd jo schulden betaalt? Wie bewijst me, dat je geen achterstallige wissels hebt en dat jo niet op een mooien dag jo inboedel ver- koopen zult, je inboedel, waarvan mijn pia no deel uitmaakt? En dan is er nog iets; je geeft me onmiddellijk mijn piano terug oi ik laat politie halen en zal je aanklagen wegens misbruik van vertrouwen." Aldus pratende keek de pianoverhuurder mij met nijdige oogen aan. Ik had wel lustom hem een stomp tegen zijn neus te geven, maar ik ben een vreedzaam mensch, een vriend der muziek, die de zeden verzacht. Het deed me pijn, zoo plotseling geschei den te worden van het instrument, dat ik liefhad. „Zeg eens," zei ik, „dat is een mooie ge schiedenis. Omdat je me- niet schijnt te ver trouwen zal ik den huisheer laten vragen zijn poot te zetten onder het huurcontract van de pi..." Hij liet me niet uitpraten. „Niet noodig," bulderde hij. „Wat kan mij die vent schelen? Ik wil mijn piano te rughebben Houdt 2e goed recht, jongens, en voorzichtig." Het was een slimme kerel; zoodra hij be merkt had, wat mij kwelde, dat ik de piano nl. ongaarne zag gaan, sloeg hij daar munt uit. Na lang praten wilde hij de piano wel laten staan, maar dan moest ik zeven gul den per maaud meer huur betalen. Dat was buitensporig veel voor die rammelkast, en daarbij zette hij nog een gezicht alsof hij me een grooten dienst bewees. Toen wij het over het verschil eens waren geworden, riep ik over de trapleuning den huisheer. Hij kwam boven en ik vroeg hem o£ hij het huurcontract van de piano mee onderteekenen wilde. Dwaas en stom als een kudde varkens keek hij mij aanhij begreep mij niet, maar vermoedend, dat ik een dienst van hem ver zocht, zei hij vlak weg: „Neen, dat doe ik niet." Waarom deed hij het niet? Hemel, nergens om, enkel en alleen weigerde hij, omdat ik graag had, dat hij teekende. Tevergeefs drong ik aan. „Kom, doe het maar! Wat heb je er aan mij dien kleinen dienst te weigeren?" „Ik toeken niet," schreeuwde hij; „neen, neen. Je kan wel zeggen, dat do piano niet van u is. maar die piano maakt thans deel uit van het meubilairze is mij een waar borg voor tic huur en ze komt de deur niet uit. Weet ik het, of jc betalen zal, als ik met de quitantio kom?" „Je hebt toch waarborg genoeg aan mijn andere meubelen." „Dat doet er niet toe." „En mijn schoorsteengarnituur ter waar de van vijfhonderd gulden?" „Loop heen met jo garnituur." „En mijn l.oliothcek van zwart notenhout, die minstens driehonderd gulden waard is." „Je bibliotheek kan je houden, maar de piano blijft hier, dat is al wat ik te zeggen heb." Aldus sprak de huisheer en opeens gingen mij do oogen open voor de werkelijkheid der dingen. Ik bevroedde nu dc boosheid der menschen, en in den eenvoud mijns harten overwoog ik een middel om uit hun beknel ling te geraken. „Neem dat instrument mee, ik wil het niet meer," zei ik tegen den pianoverhuur der. „Ik wil het niet hebben," schreeuwde de huisheer er onmiddellijk tegen in. „En toch zal ik ze meenemen," riep de verhuurder, „ik moet waarborg hebben als ik ze verhuur." „Praatjes, je zal ze hier netjes laten staan," antwoordde dc huisheer, „de piano is mij een waarborg voor de huur en met al le middelen, zelfs langs gerechtelijken weg, zal ik weten te beletten, dat je ze hier weg haalt." Dat duurt nu zoo al drie jaar lang, drie lange jaren, dat die twee ezelskoppen ruzie maken over een piano, waar ik alleen ple zier van heb. „Die piano is van mij," schreeuwen ze al lebei mot treffende eenstemmigheid, en ön- dertusschen maak ik, die voortaan heele maal buiten het geding sta, zonder huur te beialen, naar hartelust muziek op een piano, die geen eigenaar meer heeft. „"Amalia, de knecht gaat dadelijk naar de stad. Schrijf dus op wat ge in don naas ten tijd voor de huishouding noodig hebt Dan kan Frans het meebrengen," zei de grondbezitter Alfred Aalsten op zekeren dag tot zijn jonge vrouw. De aangesprokene knikte zonder iets te zeggen en verwijderde zich ijlings, om naar haar eigen kamer te gaan. Haar innemend gelaat werd nu door een donkere wolk over schaduwd. Sinds zes weken was zij gehuwd en och, welke droevige' ervaringen had zij reeds opgedaan! Hoe geheel anders had zij zich vroeger het leven van een jonge vrouw voorgesteld I Zij had gemeend als een kleine koningin op liet goed van haar Alfred te regeoren. Zij had gedacht, dat al les zonneschijn zou wezen, en nu nu moest zij zich om de huishouding bekommeren, en dat van den vroegen morgen tot den laten avondHaar man wilde, dat zij over al zelf het werk nazag. Hij stond cr op, dat ai les door haar hand ging. „Zelf is een goed kruid," was haar man gewoon te zeggen, maar ongelukkig groeide hot niet in den tuin der jonge vrouw. Wat voor een onbelangrijke zaak was bijvoorbeeld dit weerEigenhandig zou zij do IfJ.t der huishoudelijke benoodigd- hedon opschrijven? Alsof dat noodig warel Waarvoor had zij dan haar meiden? „Anna!" riep zij, snel besloten. Onmiddellijk verscheen heb niet zeer ver standig uitziende kamermeisje, dat vroeg wat mevrouw verlangde. „Ga zitten en schrijf op wat ik jo zal zeggen," beval dc jonge vrouw, in een ge- makkelijken leunstoel plaats nnmend. Daarna dicteerde zij„Eerstens 15 pond suiker, tweedons 1 pond amandelen, der deais 2 pond rozijnen, vierdens 6 pond kof fie," enz., enz. Er volgde nu een koele lijst, bonoodigd- heden, die de huisvrouw voor de volgende week noodig had. „Geef het papier maar aan Frans, onzen koetsier," zei mevrouw, zonder een blik op het geschrevene te werpeD „Hij gaat me| den wagen naar dc stad en zal de bood schappen meebrengen." Tegen den avond keerde de wagen van daar terug. Do grondbezitter vertrouwde nauwelijks zijn oogen, toen hij den wagen: zoo hoog en zwaar beladen zag. „Voor den drommel, Frans, ik geloof, da£ jo den heelen winkel hebt lecggakocbt," aai hij verwonderd. De knecht vertrok den breeden mond tot een grijnslach. „Ja, mijnheer," antwoordde hij, „ik heb don kruidenier, toen hij heele zaJrk-pin op; mijn wagen liet laden, aanstonds gezegd, dat or een vergissing moest zijn; maar hij zei, dat ik gerust kon wezen, daar mevrouw ddt alles bestelde. Hier is het lijstje I" De heer Aalsten doorliep snel het papier. Daar stond werkelijk115 pond suiker, 21

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 9