Wekeiyksahe Kalender.
Stofgoud.
Raadgeving.
ALLERLEI.
RaadseL
Zondag.
Onverdiende lof kan geen kwaad, als hij
ons een kleur van schaamte op do wangen
brengt en ons doet wenschen: ik wilde, dat
ik hem verdiend had.
Maandag.
Onder vrienden moot het geheim, dat
men doorziet, even nauwgezet bewaard
wordenals ware het ons toevertrouwd.
Dinsdag;.
Als gij meent vele dingen te weten, bedenk,
dat or oneindig meer zijn, die gij niet
weet.
Woensdag.
Goede raaid, zegt inon, maakt zelden in
druk. Misschien zou hij dit echter m i*
doen, wanneer zijn woorden zoodanig ge
kozen werden, dat zo niet als onverstaan
bare klanken in 'het oor vielen, hetwelk ze
moet opvangen.
Donderdag.
Beleefdheid kan men vergelijken bij een
windkussern, dat, ofschoon er blijkbaar
niets in is, toch het schokken aanmerkelijk
verlicht.
Vrijdag.
De wereld noemt hem slecht opgevoed,
die hardop zegt wat een ander heel zacht
denkt'.
Zaterdag.
Verlangen zonder bevrediging is een zoet,
maar sloopend vergif.
Het Zout bij de (legere.
Er zijn dingen, waar niet over te twisten
valt. Ieder ka«n gelijk hebben, en dan zegt
menDo smaken zijn verschillend.
Wij, Europeanen, kunnen bijv. niet bui
ten het keukenzout; de beste soep smaakt
ons niet, als het zout er in ontbreekt. Maar
wij hebben het nog niet zoo ver gebracht,
dat wij het zout als eigenlijk snoepgoed ge-
bruikon. Onze negers nochtans zullen, als
men hun de keuze laat tusschen suiker en
zout, aanstonds het zout kiezen en u de
6uiker laten houden.
Komt do zendeling onder zijn zwarte
parochianen, dan wordt hij aanstonds om
ringd en van alle zijden valt men hem dan
lastig om een snuifje... zout. In alle haast
komen dc oude vrouwen aangestrompeld
en begroeten hem met het minzaamsto lach
je op de lippen: „Goed n dag, Bwara, geef
mij een beetje zout."
Daarbij laten zij cle welluidendsfce woor
den hooren en een smakken met de tong,
dat niet verkeerd verstaan kan worden. Wat
overladen zij iemand met zegen wenschen, als
zij de gewensebte lekkernij van hem ont
vangen hebben
Nog onlangs deed zich een zonderling ge
val voor, schrijft een Afrikaanscli zendeling,
zonderling ten mr ste voor een Europeajan.
Ik kwam aan in een negerhut, waar ik moe
der alleen thuis vond met haar kleintje,
dat. zij in een gcitevel op den rug gebonden
droeg. Zoodra de kleine mij zag, begon hij
geweldig te huilen, en zulk een kleine zwar
te verstaat die kunst evengoed, ja misschien
nog beter dan een van ons, toen wij nog in
de doeken zaten. Ik wist er echter spoedig iets
op te vindon; ik legde oamelijk een paar
korreltjes zout in hot wijd openstaande
„schuurdeurtje" en in een wip was de klei
ne baas gosust: het gezichtje, dat nog zoo
pas zulke schreeuwerige trekken vertoond
had, was als bij tooverslag in een allerliefst
„snoetje" veranderd en had zich tot het
vriendelijkste glimlachje geplooid, en, nog
voordat het zoutgeschcnk op dc tong gesmol
ten was, w -■ n wij de dikste vrienden.
Op zekeren dag stak ik mijn pijpje aan
en wierp don gebruikten lucifer weg. Aan
stonds vielen eenigo kinderen over het hout
je heen. De gelukkige, die het machtig was
geworden, had niets haastiger te doen, dan
het armzalige dingetje in den mond te ste
ken en het gretig af te likken.
„Waarom doe je dat. dan toch?" vroeg ik
het kereltje.
„Het is zout," was het antwoord van den
baas en hij ging vlijtig door met zijn likpar-
tij.
Een Engelschman had hier laatst een si-
garen-eindje weggeworpen. Een van onze
kleine halve wilden vond het stompje cn
rookte, hot ding zóó ver op, dat iemand - 's
wij het niet zouden hebben nagedaan. Toen
stak hij nog het restje met asch en al in den
mond, om zich tevens nog aan de zoutachti
ge asch te kunnen vergasten.
Deze trek van de negers voor zout verklaart
vanzelf het feit, dat het. zout op vele plaat
sen bij de negers het meest gewilde ruilmid
del is. "Voor een handjevol zout krijgt men
van de negers een heele kip, en voor een ei
erlepeltje vol een ei, enz. Zout en nog eens
zout! Hadden wij maar altijd een goeden
voorraad zout tot onze beschikking 1
Wij kunnen niet te verheven van onze
natuur noch to nederig van onszelven den
ken.
Young.
Het is moeilijk met menschen te verkee-
ren, omdat zwijgen zoo moeilijk is.
N ietzsche.
Er zijn mensohen, die waarachtig dich
terlijk denken en roeien, al schrijven zij
hun gansche leven laag geen vers; evenals
er verzenmakers bij de vleet zijn, waarin
geen aasje poëzie vlamt.
Potgieter.
Een dag in bed.
Een dag in bed door te brengen, als meD
niet ziek is, schijnt op het eerste gezic'it een
groote tijdverspilling, maar voor een ver
moeide vrouw is daar toch voordeel in. De
groote meerderheid der vrouwen, die de zui-
uigheid zeer naarstig moeten betrachten,
kunnen niet van een verandering van kli
maat profitceren; voor hm- moet dus thuis
ecnige rust zijn ver&ekerd.
Iedereen weet, dat liet gevolg van een kor
te ziekte vaak een groote aanwinst van
•krachten is. Dit komt, omdat de patiënt
eenigen tijd rust heeft genoten door de kor
te periode, in bod doorgebracht. Daarom
zal een vrouw, die alleen vermoeid is, niet
werkelijk ziek, veel baat- ondervinden door
wekelijks of om de veertien dagen eens een
ganschen dag rust te nemen Men k. *i het
probccren en late zich eens een keer wach
ten beneden. Mogelijk wordt dan ook daar
door de vermoeidheid overwonnen.
Uij: ,,'t Is vreemd, dat in al die kookboe
ken het belangrijkste vergeten is."
Zij: „Wat meen je?"
Hij: „Hoe je moet doen om de keuken
meid te houden."
Onderwijzer: „Wat gebeurt er, als de
temperatuur van een mensoh daalt zoo
laag als zij dalen kan?"
Leerling: „Dan krijgt hij koude voeten,
meester 1"
Niet noodig. Meid-. „Mevrouw, er -s
een man met een houten been aan de deur."
Mevrouw: „Een houten been? Niet noo
dig 1"
Moeilijke keuze. Moeder aan bet
strand: „Nu, Wimpje, wat wil je nu lie
ver: ezeltje rijden of papaatje zien baden?"
Royaal. Boekhouder„Vandaag ia het
juist vijf en twintig jaar, mijnheer, dat ik
onder uw vader als leerling hier in de zaak
in dienst trad
Jonge chef: „Welzoo! Jammer, dat hij
niet meer leeft! Wat zou hij u een mooi
cadeau hebben gegeven 1"
Een slimmerd. Leeraar: „Het is een
IxAend verschijnsel, dat warmt© de dingen
uitzet en koude zo doet samenkrimpen.
Geef daar eens een voorbeeld van."
Leerling: „In den zomer hebben we ze
ven weken vacantic, mijnheer, cn in den
winter maar twee en een half."
Pra-ctdscher. Iemand, die van den
kleermaker eon jas thuis krijgt, tot den
jongen: „Die twee el te veel aan het goed,
dat ik gegeven heb, schijnt je baas te hou
den; maakfc hij daarvan geen gewetens
zaak V'
Jongen: „Neen, mijnheer, 'n broek 1"
Aangename toestand. „Heb je het fiet
sen er aan gegeven?"
„Ja, het hing mij de keel uit. Maar nu
speelt mij een automobiel door het hoofd."
Een optimist. „Dus de redactie heeft
je gediahten teruggezonden?"
„Ja, maar in elk geval met tegenzin,
want ik heb er wel vijfmaal om moeten
schrijven
Wenk. Milicien: „Majoor, mag ik
Zondag naar huis? Zaterdag slachten ze
het varken."
Sergeant-majoor: „Jawel, maar wee je
gebeente, als ik bij je terugkomst merk, dat
je mij bobt bedrogen."
Een duidelijk gestelde vraag van het 0.
M. Do volgende historische dialoog heeft
bij een onlangs gevoerd proces tusschen den
ambtenaar van het O. M. en een getuige
plaats gehad.
Het O. M. vraagt:
„Heeft u ik weet, dat u niet heeft,
doch ik moet u de vraag stellen den 24-
sten het was niet de 2tste, dooh de 25ste,
doch die verkeerde datum berust op een
vergissing in de stukken den beklaagde
gezien ofschoon, eigenlijk gaat het hier
niet om den beklaagde, doch om den aan
klager, want er is een tegenklaaht inge
bracht, maar dat begrijpt u toch niet
dus ik vraag u: Ja of neen?"
Heb eemige tuntwoord, dab de getuige
kon geven was een langgerekt:
„Witte?"
Dorpsburgemeester (die het niet al te
best met schrijven vinden kan, tot' den
veldwachter): „Hans, schrijf jij dat proto
col 'reis netjes af, dan zal ik voor jou de
lantaarns wel aansteken."
Een kellner, die een godsdienstoefening
bijwoonde, zat toevallig in een bank dicht
bij den preekstoel en was tegen het tusschen-
gebed in slaap gevallen. De predikant werd
zeer welsprekend tegen het slot en bij zijn
eindtirade sloeg hij eenigo malen hard op
zijn lessenaar. Dc kellner schrikte onmiddel
lijk op, roepend:
„Aannemen, meneer!"
Advertentie-. Een flink koopman, die
einde Mei eeu huwelijksreis naar Italië
maakt, wenscht nog een paar andere arti
kelen mede te nemen. Offerten ouder „han
del" aan de expeditie van uit blad.
Antwoord op hel Raadsel in het vorig Zondagsblad
Het jaar 1813. In dat altijd gedenkwaar
dige jaar verlieten de Franschen ons land
etn kwam koning Willeir I aaD de regee
ring.
Wat bttetkent:
[Oplossir.g in het volgend Zondagsblad