LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAC 7 MEI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Schaduwen. No 13560 Anno 15)04 Het Nieuwsblad, voor Nederland zegt on der het hoofd: „Onbillijke wijziging": Do wijziging dor Personoolo B ol as- tin g, door n.inistcr Harte voorgesteld, is er nog niet en wo vreezen, dat hij een har den dobber or mede zal hebben. Natuurlijk niet met do voorgedragen au tomobielen-belasting; het ia volstrekt niot onbillijk, dat do houders van automobielen daarvoor wat in de belasting moeten bijdra^ gen. Maar de opheffing van den grondslag „haardsteden", waarbij het daardoor be lij don verlies gedeeltelijk gedokt zal worden door verhooging van don aanslag op het mo bilair, zal ©r niet zoo gemakkelijk door- gaaai.Dat leert ons het verslag van de be sprekingen in de afdeelingen der Tweede Kamer over het wetsvoorstelwel betuigden „zeer veel leden" ingenomenheid met do af schaffing van den grondslag haardsteden, doch ook onder hen waren or „verscheide ne", die ernstig bezwaar hadden tegen do verhooging van de belasting op het mobi lair ©n zich dus vermoodolijk aan do zijde dor tegonst: nders zullen scharen. Dat wij üit met voldoouing constateeren, behoeven wij wel niet. to verzekeren. Toon het ontwerp het licht zag, hebben wij onko- 1-3 onzer bezwaren er tegen ingebracht en met genoegen hebben wij aas gezien, dat aio bezwaren ook in de afdeelingen der Tweede Kamer zijn uiteengezet. Wo hebben volstrekt niet ontkend, dat de belasting op de haardsteden in strijd is mot de oischon der hygiëno, omdat zij de menschen verleidt om verwarmingstoestel len, enz. te gebruiken, die geen afvoerka nalen in de vrije lucht h.bben Maar wij heb ban. cr vooral tegen geprotesteerd, dat de wijziging ten gevolge zou hebben een verzwa ring der belasting juist voor den midden stand, die waarlijk hier te lande al genoeg aan „schot en 1 t" betaalt. Die grief is ook in de afdcolingen der Tweede Kamer uitgesproken en or zijn cijfers genoemd, dio spreken. Op grond van deskundige voorlichting v oid er o. a. op gewezen, dat or door gaans verband bestaat tusschen de waar- do van het mobilair en het aantal haard- si don on or worden daarbij de volgende becijferingen gemaakt W»e aangeslagen is voor G00 aan mo bilair betaalt thans voor mobilair en i. aardsteden samen 8.50, als de wij ziging der wet is goedgekeurd f 11.25; voor een mobilair van f 800 zijn deze cijfers on- d sracheidenlijk f 13.50 on f 15.75, voor f IÖ00 aan mobilair f 19.50 on f 20.25. Di© verhooging is onbillijk en der© on billijkheid groeit docr de heffing der op- oenten vanwege provincie en de ge meente, wat bijv u? Amsterdam heet wat 'Wggon wil. Maar er is nog meer onbillijkheid gele gen in het voorstel. Fr is b w't de gezamenlijke belastingschuldigen in een vijftal bij elkaar gelegen gemeenten door de nieuwe regeling onthoven*, zul len worden van f 1246 voor haardste- donljelasting, doch da.t hun mobilairbclas ting mot f 2260 zal wordon verhoogd. Indien nu do Regeering juist ia ingelicht, wanneer zij verzekert, dat do oindopbrengst der gewijzigde belasting even groot is als do oorspronkelijke, dan moet daaruit vol gen, dat in andere gemeenten do belasting druk zal dalen, dat or dus door de wotewij- ziging verplaatsing van belastingdruk zal plaats vinden. En -daartegen had men terecht bezwaar, omdat de noodzakelijkheid or van volstrekt niet was betoogd. Bijster gelukkg is do regeling, door mi nister Harte voorgesteld, dus niet. Wil men de haardsteden belasting doen verdwij nen, dan zal naar t.n ander equivalent moeten worden omgezien. Een nieuwe grondslag dant Hot zou het wonschol ij kst zij nverschei denheid van grondslagen is vcor een ver teringsbelasting onmisbaar. Maar blijkbaar zien de deskundigen geen kans om oen nieuwen grondslag uit to donken van hetzelfde karakter als mobilair of dienstboden. De aanstaande Automobielenbelasting is een zusje der rijwielbelasting, die wol ingelijfd is in de Porsoneele Belasting, doch een essentieel element dier verte ringsbelasting is zij volstrekt niet. Zij is feitelijk er bij opgenomen voor het gemak der belastingadministratie. En zoo zou het ook zijn, indien de minister van fi- namoiën met hot voorstel kwam bijv. om piano's als zelfstandigen grondslag van heffing in de wet rp to nemen. Een piano kan voorzeker een object van belasting zijn, doch als aanduiding van iemands wijze van leven, van zijn hui- digen staat doet in de huidige maatschap pij rx>o'n muziekmeubcl even slecht dienst als eon rijwiel, een windwijzer of een kin derwagen. Maar als men geen nieuwen grondslag kan vindon, en het dus bij een bestaan- don moet zoeken, waarom dan niet liever do heffing op grond van de zeer positieve huurwaarde verhoogd? Met een belasting van 9 in plaat6 van 8 percent, gelijk thans, zou, zooals in de afdeelingen der Kamer is uitgerekend, rced6 f 760,000 meer uit. den grondslag worden - ïnd. Welnu, men leggo cr nog een half pcroent op, dan zal ruim een millioen meer uit de huurwaardebclas- ting worden verkregen cn dus kan men de belasting op de haardsteden opheffen In- tusachen zal men vrijstelling van dien hoo goven huuraanslag moeten verleenen aan hen, die thans niet bijdragon tot do haard steden lid aerting cn dientengevolge geen pro fijt hebben van dc verdwijning cr van. Zou minister Harte niet te overreden zijn om dit denkbeeld, gedeeltelijk reeds geop perd in de afdeelingen der Tweede Kamer, eens nader te overwegen? Het wil ons voor alsnog billijker toeschijnen dan wat hij voor stelt. Eon artikel over heo kiesrecht in Dc Gids van do hand van den Groningschcn hooglceraar mr. H. Krabbe, begint met een poging om de beteekonis cn het karakter der Volksvertegenwoordiging tc omschrijven ton cindo daaruit de voorwaar den voor het kiesrecht af to leiden. Naai de meening van prof. K. behoort do tcch- niok der wetgeving niet tot do normale functie der vertegenwoordiging. Haar geest, hoar politiek, haar rechtsovertui ging, moet do bosturende cn wetgevende werkzaamheden inspircorcn; zelve dc- zo werkzaamheden verrichten, zij hot ook ton decle, i9 haar taak niet. Hot; Minis terie behoort to zijn het college van deskun digen, bekwaam tot het ten-uitvoer-leggen van hot staatsbedrijfhet Parlement geeft den moreel en toetssteen, waarnaar wetge ving on bestuur worden beoordeeld. Het beginsel van den parlementairen rc- geeringsvorm eischt, datolko in het volk lovende rechtsovcrtuigin g van ceni- gon omvang in het Parlement haar or- gaan heb bo. De vraag is dus: Waar zijn rechtsovertuigingen to vinden?.Aan wie be hoort hot kiesrecht to worden toegekend Voor dc vorming van een rechteoordecl is noodzakelijk: lo. bezit van zekere mato van geestelijk leven2o. kennis van de maat- sohappclijko belangen, tot regeling waarvan do wetgever geroepen is. Uit dit tweeledig oogpunt sluit bijv do vigeerende kiesrecht regeling terecht uit: minderjarigen en cu randi eenerzijds en misdadigers anderzijds. Gegeven een algemeen verbreido ontwik keling door lager <rn vakonderwijseen graad van moraliteit, die in dc arbeidende klasse niet lager ie dan in andere; een deel neming eindelijk aan het maatschappelijk leven, die tot hot vox-men van rechtsovertui gingen niet alleen in staat stolt, maar ook dwingt, dan zijn voor het algemeen man- nenkiesrccht in onze maatschappij dc voor waarden aanwozig. En waar het kan, moet liet; is het een eiech van recht en niet min der van politiek beloid. Ook wijdt prof. K. zijn aandacht aan en geeft zijn oordeel over vrouwenkios- rocht, om tot de oonclusic te komen, dat voorloopig slechts sprake kan zijn van al gemeen man neuk icsrecht. Do Grondwet van 1887 heeft naast het oude donkbeeld van „belang" als grond slag voor politieke macht, het nieuwe denk beeld van „geschiktheid" geplaatst. Doch door het oudo daarnevens te behou den, heeft zij do moderne gedachte die in do uitdrukking geschiktheid duidelijk voor den dag komt-, ontzield. Wordt de histori sche lijn vastgehouden, dan behoort voort aan het kiesrecht uitsluitend aan don grondslag geschiktheid te worden ge bonden. Do Grondwet bepale omtrent dien grond slag niets andere, maar stelle dit dan ook vast; niot het „blanco-artikel", waarbij eenvoudig geeegd wordt-, dat de wetgever het kiesrecht zal regelen, gelijk dc „Lib. Unie" wensohtDit is onoprecht-, omdat men bedoelt het algemeen kiesrecht, en on klaar, omdat algemeen kiesrecht een voor velen niet duidelijke leuze is, waarop con centratie niet tot stand te brengen is. Het voorstel-D r u ok e rj wèl oprecht en wèl- duidelijk, kan echter evenmin uitgangspunt zijnlo. omdat men op zulk con uitgowerk- ten grondslag óók niet tot samenwerking komt; 2o. omdat het in de Grondwet een stolsel van kiesrechtregeling zou vastleg gen terwijl daarin slechts behoort een b c- ginsel, dat aan den gewonen wetgever tot uitwerking wordt voorbehouden. Dit beginsel nu kan geen ander zijn dan het stellen Van de „geschiktheid" als eenige grondslag voor het kiesrecht. Mot hot oog op hen, die dc mogolijkheid van algemeen kiesrecht door do Grondwet willen zien uitgesloten, om den wille van do gevolgen, die hun ongewenscht voorkomen, bespreekt prof. K. de vraagW c 1 k e z u 1- lon dio gevolgen z ij n? Allereerst, dat do loonarbeiders zij van wie do andero economisten niet meer wisten to vertellen dan dat zij een „nuttige" klasso in dc maatschappij vormden, dat deze maat schappelijke klasso als geheel hot kiesrecht deelachtig wordt. Immers blijft mon den arbeider het- kiesrecht ontzeggen, dan ge schiedt dat niet wegens ongeschiktheid, maar omdat van deze klasse hei-vormende kracht uitgaat cn die kracht gevreesd wordt. Vrees, voortspruitend uit bedreiging van belangen. Bedreigd ziet menlo. do bijzon dere economische en andere belangen van de klasse, dio thans over dc politieke macht beschikt-, en 2o. op een algemeen standpunt, de belangen der cultuur. Prof. K. wil de gevaren, waarop dc in andere landen opgedane ervaring to wijzen heeft, niet voorbijzien, doch dringend acht hij dc vraag: Is langere voogdij gerecht vaardigd, als de arbeidende klasso voor haar rechtsovertuiging, die zij in staat is met oordeel to vormen, gelijke vertegenwoordi ging vraagt als die der andere maatschap pelijke klassen? De qua-esbie is in den grond oen ethisch©. Wie diep daarvan doordrongen is, buigt, zij het dan met vreezc, voor den rechtseisch als voor een zedelijke macht, to gen welke nimmer, zonder eigen innerlijke sóhade kan worden ingegaan Doch do z c d e 1 ij k c z ij d c van het raag- stuk dus betoogt prof. K wordt door de govolgen niot godeord. De volksregcoring moge in den eersten tijd barar meerderja righeid klasecwetgeving ten gevolge heb ben laat zij komonZoolang wij zoo groot© rcohtssohuld hebb©n af te doon, hebben wij haar oigenlijk noodig. Schade moge dit toebrengen aan dc cultuur wat bij honderden verloren mocht gaan aan wer kelijke beschaving, herkregen wordt hot la ter bij duizenden. En waar dezo cultuur aan waarachtig geluk in den weg staat laat haar vergaanWaarachtig geluk zio ik allermeest daar, waar het leven don stempel van echtheid on reinhoid bezit. Wel nu, in de klassen onzer samenleving, waar dc „maatschappelijke welstand" heorscht, ovorhcerscht, uitsluitend heerscht, mits de beschaving bij velen dien stempel, is dat ge luk niet te vinden! Als hier welvaart, ver nietigd wordt, gaat niets van waarde te loor, maar kan integendeel iets waardevols dat in dc uiterlijke beschaving is verstikt, to voorschijn treden, althans gewekt wor den. Hoe menigmaal ook is dio welvaart een goed, dat een ledig of doelloos loven staande houdt, of wel verkregen wordt door to leven door den tegenspoed van anderen 1 Hoog daarboven eD trillend van kracht staat het maatschappelijk leven der klasse die haar recht komt opcischen. Door haar massalo onorgie kan een gemeenschapsorde ning op zedelijker en reiner grondslag wor den tot stand gebracht. Mon geve 'den ar beiders het middel om hun worsteling langs regelmatigen weg to kunnen strijden. Van do overwinning kunnen zij zeker zijnmaar liangsj irevulutionnairen weg verkregen, brengt zij een breuk teweeg in hot rechtsbe wustzijn der maatschappij, waarvan bittere tegenstand en loerende reactie het reeds aanschouwde gevolg zijn. Laten daarom zij, dio het kiesrecht der ar beiders niet als rechtseisch kunnen erken nen, althans gedachtig zijn, dat het beter is de onvermijdelijke toekomst langs wetti gen weg uit het heden to doen \oorkomen. Maar wij, do duizenden, welke die toekomst te gemoefc gaan in het vast© vertrouwen, dat zij een voller cn rijker leven zal scheuken haasten wij ons do deuren te'openen voor dc scharen, 'die daarheen op weg zijn. Tiet Volk wijdt een artikel aan de be sproking van hob manifest van het partij bestuur der S.-D. A.-P. in zake do Sta tenverkiezingen door de Itogeo- nngspera en zegt hierin o. m. „Allereerst is elk samengaan, elko ver- kiozingsafspraak met andero partijen, li- boralen of wie ook, door het Partijbestuur ton sterkste afgeraden, cn het mag ver trouwen, dat zijn raad algemeen zal wor den gevolgd. Wij kunnen wol liberalen gaan stommen, als wij ze in een gegeven geval minder schadelijk achten dan andero oandidaiton, desnoods zelfs bij cersto stem ming, mits vuj niot door ccn afspraak mot hen gebonden zijn, mits niet bij onze kiezers hot donkbeeld post zou vatton, dat wij met de liberalen voor één principieel dool kunnon optrekken. Wij staan voor onszolven, mot een overtuiging en een be lang, dio lijnrecht indruischon tegen die van do ganscho bourgeoisie, niet alleon van de tijdelijk rcgcorondo partij. Wij vra gen aan niemand gunst of steun, ook geen dankbaarheid voor later, nu ons klaascbe- lang ons gebiedt om in een gegeven ge val één burgerlijke partij tc bestrijden door aan de candidaton van een andoro onze stommen to govern. Do liberalen behoe ven ons niot dankbaar te wezen, als ons kiezerskorps eenstemmig den roep van het Partijbestuur volgt cn hun candidaten dc zege helpt bevochten De cene burgerlijko ideologie is niet minder op aan ons vij andige belangen, gebouwd dan do andere. Daarom is een gezamenlijk optreden na gemaakte overeenkomst met de liberalen, mot een vordeeling der zotols, die to beha len zijn, togen het belang onzer partij, want daardoor wordt bij do kdezora do waan ge vestigd, dat er oen, zij liet ook goringe prin- cipicclo gemeenschap kan bestaan tusschen ons cn dc liberalen. Maar wij blijven ook niot thuis. Wij kij ken den politioken toestond aan cn gaven ons rekenschap van hetgeen thans ons be lang eiaoht. En dan is dc keuze niot moei lijk". En tón slotte: „Onze ganscho houding is ten volle die, welke sociaal-democraten past: opkomen voor oigon beginsel cn do spits van den strijd keoncn naar don kant, waar dat be ginsel on zijn foitelijko eischen thans do gevaarlijkste bestrijders vinden. De ramp, die „Kuypcr" heet, afwonden van ons volk, dat ia do heilige plicht van eiken sociaal democraat, onder dc tegen woo rdigo om standigheden. Zijn christel ij ko vermom ming eD daarachter zijn anti-sociale daden, dat is onze tekst, of liovcr ons kapittel vol teksten. Wie staat tegenover Kuypcr, staat voor do waarheid, en daar is onze plaats. Maar op onze oigen manier, en zonder tot bondgenoot©n te nemen degenen tegen wicn straks do strijd zal gaan." Dc Standaard bespreekt nog eens do vraag of liberalen on socialisten verwant zijn cn op dezo bij de bogrooting opgewor pen quaestio wordt, meent het blad, nu do Statenverkiezingen naderen, het practisch naspel geleverd. „Van liberale zijde is men uitnemend wel overtuigd, dat men er zonder hulp van de socialisten niet komt, cn do socialisten vorklaren zich bereid, om, lor omverwer ping van hot Kabinet, hand- en spandiem sten aau de liberalen te bewijzen. Dat ze daarbij eerst met eigen candida ten zullen uitkomen, strekt om eigen zelf standige positie te dekken, hun aanhang over heel het land Ie tellen, en den libera len voelbaar tc maken hoeveel hun hulp waard is; en bij slot van rekening bun grootste macht togen liet Kabinet in het vuur to brengen. En do liberalen zijn blij. Niet blij daérom, dat ze de socialisten niot missen kunnen. Integendeel, het is een soort bondgenoot, dien ze in hun hart vorwenschen. Maar blij, omdat de socialis ten bereid zijn, bij herstemming zelfs voor don oud-liberaal op te trekken Willig laten ze dan ook een plaats op do candidatonlijst voor do heoren open. Zo poogden zelfs één blad sa Am met hen uit to geven. En van polemiek tegen het socialis me 1 lobben ze voorshands afgezien Zo voe len, dat hun dc mond ia gesnoerd, on prut telen daar zelfs niot togen. In dat alles nu ligt voor ons nictr vreemds. Wo kenden do verwantschap. En spijten doet het ons oven min. Door niets toch spelen de liberalen zóó zeer in onzo kaart, dan door hun nu open lijk heulen met do socialisten, die op hun beurt weer heulen met do anarchisten. En dat vooral, nu zelfs niot allo oud libe ralen zich aan dit dansen van het patertje langs den kant om don socialist, die fier in het midden staat, durven onttrekken." Meermalen wordt in ouzo Sta tea-Gene raal, soms bij vorgissing, dikwerf echter ook opzettelijk, hot nvi n i ste r io genoemd „do Regoor i ng" Mon spreekt dan van „deae Regcoring," en stelt dio tegenover „do vorige ltogeo ring," waarmedo men dan bedoelt het mi nisterie-Pi er son Staatsrechtelijk, ze\gt De (anti-rov.) Rot terdammer^ is dit niet andere dan ketterij. „Ouzo Koningin rogoert hier te lande, on wie deze rcgoominoht toekent aan heb ministerie als zoodanig, verheft cenerzijds het Kabinet tot een hoogte, die daaraan niot toekomt, en verlaagt anderzijds do Kroon tot oen „ormunesnl" con „vlieg wiel" of welke woorden men vorder zou mogen verzinnen. Steeds ia dan ook van anti-revolution- nair© zijde togen het betitelen von een kabinet, als zoodanig, met den naam van Regeering, geprotesteerd. Niet minder echter werd als ongrond wettig beschouwd, wanneer in officicclo ataatestukkon do Sta tan-Generaal verheven worden tot „Wetgevende mocht." En terecht. Vooral dr. Kuypor heeft meer dan eena togen zulk inconstitutioneel gebruik ver zet aangeteekend. Vrcomd ziet men dan ook op, als mon in do mouiorie van toelichting bij art. 4 van hot Tarief-ontwerp leest, dat daar waarlijk, in een staatsstuk uitgegaan v au ons Christelijk kabinet, do Twcodo Kamer gepromoveerd wordt tot „dc Wetgevende Mooht." Ware dr. Kuypor nog KamorWd, het komt ons voor, dat hij de gedegenheid lich niet zou laten ontsnappen, om op zulk ccn ketterij do aandacht te vestigen. Hot is onbegrijpelijk, dat de uitdrukking in eon memorio, door een christelijk mi nister opgesteld, kan wordon aangetroffen. Wij vermoeden dan ook, dat, wanneer in do Kamer niemand cr den vinger op logt, minister Kuypor zijn ambtgenoot Harte zeker wol eens zal vermanen zicli- zclven in deze te herzien." De Nederlander vermoedt, „dat do pre mier wijzer zal zijn." „Wat is het geval? In art. 4 wordt do gelegenheid geopend, bij Koninklijk besluit represaillemaatrege len te nemen tegen con vreemd land, dat ons op tariofgobied al te ongunstig be handelt. Daar vlugheid hier gowcnsehb kan zijn. stolt het ontwerp voor, dat dit bij Kon. besluit zal kunnen geschieden. Het stelt echter tevens voor, dat dan dc wet- FEUILLETON. 6) „Hoeveel hebt gy noodig?" vroeg Resler. De anders zoo verstoten bankier scheen, door den hartstocht verblind, als veranderd. Hy zag In den chemist, die over Gronau kwaad sprak, een bondgenoot en dacht hoelomaal niet meer aan diens zedelijke waarde. „Manheer Resler, gy ztft myn goede engol l" riep Wills met nadruk, „met honderd gulden zult ge my tot grenzonlooze dankbaarheid verplichten. O, kon ik toch ook iets doon voor u, dien ik steeds in stilte bewonderd heb, dien ik moer dan eens aan de zydo van de bekooriyke Magda Berner droomde, als den oenigen man, die barer waardig is!" „Geen woord daarover 1" zei Resler toon loos. „Alles is uit. Daags na zyn goed nfge legd examen mag Ewald Gronau met zyn aanzoek om Magda's hand by den heer berner voor den dag komen. De oude heolt hem die belofte gegeven; nu heeft hy or berouw over, maar hy noemt niets terug. Ik zelf kwam, helaas! met myn aanzoek to laat." Resler zweeg, vertoornd over zichzelven, omdat hy hot smaiteiyk geheim aan een onwaardige had toevertrouwd. Doch een ge heim Instinct zeide hem, dat deze onwaardige misschien een uitweg zou ontdekken, welken dat wipt hy voorwaar zelf nog niet. Ook Wills zweeg. Bliksemsnel was in hem een goüachte opgerezen. Hoe? Als hy eeos niet alleen zyn eigen baat tegen Gronau zou kunnen bevredigen, doch nog bovbndien een goede zaak doen ook? „Ik beklaag u van ganscber harte, waarde heor Resler, want ik lees in uw ziel," zei de studont emdeiyk met halfluide stom. „En als nu Ewald Gronau dat noodlottig examen eens niet aflegde, of met ongunstigen uitslag?" Rosier sprong op. „Hoe bodoelt gy dat? Als Gronau r.iet slaagt, dan is zooveel ken ik den oude wel allo hoop voor hom ver loren, en Magda my niet afwyzon zal." „En zou ik op uw erken te! ykheid mogon rekenen, als zulks geschiedde?" fluistorde de chemist, zich dicht aan het oor van Resler buigende. „Zyt gy razend? Door wolk middel? De professoren zyn onomkoopbaar en hem wol- gezind," antwoordde Resler schiGr toonloos en sidderend. „Een bepaald plan heb ik nog niet, maar or zal my wel een geniale gedachte invallen," meende Wills. „Wat doet men niot met vreugde voor zoo'n grootmoedigen helper in den nood Laten wy dus zeggen: vyf duizend gulden op den avond, dat Ewald Gronau zyn spel ver loren heelt en ik ga naar Amerika." Alfred Resler antwoorddo niet dadelyk. Zyn van naturo goedaardig karakter, dat tot dus verre nog niet met liet kwaad in aanraking was gekomen, verzette zich togen zulk een laagheid. Maar eindciyk behaaldo do harts tocht do zogepraal. „Afgesprokenzoido hy. Ztfn hand was Ijskoud en beefde, toen hy ze tot bokrachti- ging van zyn woord in die van den chemist legde. „Maar gy bolooft my, niets aan te wenden, wat schadeiyken invloed op de ge zondheid van don jongen man „Ik bon geen giftmenger," viel Wills lachend in de rode; „stel u gerust, waarde heer Resler, on ksor nu naar het gezelschap terug; lk zal ongemerkt verdwijnen. En wat betreft uw toezegging in zake myn oogenblikkeiyke gold- nood De jonge bankier haalde een paar bank- nooten uit zyn portefeuille. „Hierl Ik wil niets vreten; tot zoolang geen woord, geen regol schrift. Ga nu, bid ik u, ik heb oenige oogenblikkon noodig om tot my zolven te komen." Korten tyd daarna keerde Alfred Resler naar de feestzalen terug, waar men hem reods gemist had. Hy wenddo ongesteldheid voor, maar Magda, wie haar vador.vluchtig deniu- houd van zyn gesprek met Alfred had mee gedeeld, wist, welke diepe wonde het hart van don jongen bankier getroffen had. Het deed baar van harte leed, zy gevoelde het: zonder Gronau zou geen ander dan Alfred Rosier de man barer keus geweest zyn. m. De voor Gronau zoo belangryke dag was aangebroken, 's Voormiddags liep het mon deling onderzoek ten einde. Tegen den mid dag kon Magda dus den geliefde in het ouder- iyk huis verwachten. Zelfs de fabrikant be vond zich in een feestoiyko stemming. Hoe wel by een veel schitterender party voor zyn dochter gedroomd had, beschouwde hy toch, by zyn geloof aan oen fatum, de innige be trekkingen tusschen de beide jongeliedon en het te laat ingekomon aanzoek van Resler als beslissend voor het geluk ztyner dochter. Hy glimlachte dan ook toestemmend, toen hy door de eetzaal kwam en naast hot cou vert van den verwachte op de voor drie personen gedekte tafel oen sloriyke lauwer krans ontwaarde. Magda bloosde; maar haar oog schitterde in het zaligmakende bewust- zyn, dat degene, voor wien do krans bestemd was, hem verdiend had. Er werd goschold. „Ewald," kwam het halfluid van Magda's lippen. Doch in plaats van den verwachten gast trad terstond daarop een bediende binnen, die don heer dos huizes op een zilveren presen teerblad oen brief van de weduwe Wills overhandigde. Magda werd doodsbleek, en ook de fabrikant veranderde van kleur: ln plaats van Ewald oen brief van zflo hospital Er moost iets be langrijke zyn voorgovallen. Lfy opende hot schryven, en Magda, die zich togen hom aan had gedrongen, las over haar vaders achoudor: „Weledele Hoerl Een betreurenswaardige mededeolingaan don beschermer van onzon goeden Ewald Gronau is de aanleiding van het schryvon tot deze regelon. U weet, dat dezen morgen het mondeling onderzoek van den jongon man ten einde zou loopen. Reeds sedert eonigen tyd bemerkte ik, door myn zoon opmerkzaam gemaakt, eon eigenaardig prikkelbare stemming by myn geachten commensaal. Kwaadwilligen zouden dio opgewondenheid aan het ongewoon ge bruik van gee8tryko dranken hebben kunnen tooschryvonik heb ovenwei niets van dien aard in zyn kamer bespeurd. Enkel om zich voor do aanstaande uren van inspanning te sterken, liet hy zich dezen morgen door my na do koffie een flosch ouden wyn bo- zorgen, die by tot op een kleinigheid ledigde, voor hy heenging; de flesch verwyderde ik als gewoonlyk uit zyn kamer. Een uur ge leden nu bracht mon den heer Gronau, in diepen slaap verzonken, thuis. Het moet een pyniyk tooneel in de examenzaal goweest zyn. Reeds by de eerste vragen der hoog- leoraron gaf by de examinandus vorkoerdo ant woorden, en godroog zich zoo vreemd, dat do voorzitter hom den raad gaf zich voor hot examen terug to trekken, daar hy zicli oogenschyniyk niet in normalen toestand bevond. Gronau drong echter heftig op voort zetting van het onderzoek aan, zonder oven- wol oen gunstiger resultaat lo bereiken. Ongaarno, in de hoogste bevreemding ver vulde de hoeren hun plicht, en de uitslag was totaal onbevredigend. Do beklagens waardige jongon weet nog niets van zyn on geluk. Nog in do zaal der universiteit ver zonk hy in een vasten slaap, en zoo bracht mon hom naar zyn woning. De opgowon- denhold over dit voorval is groot, on do meening, zelfs dio der geneoshoeron, verdoold. Ik kan my niot voorstellen, dat de anders zoo fat8oen)Uko jongo man zich bedronken on daardoor zelf dien toestand voroorzaakt heeft. Ik betreur, in vereeniging met myn zoon, dien on verwachten afloop diop en vor- biyf, ondor harteiyke groeten aan mejuffrouw uw dochter. Uw dienstwillige dienares Wed. Wills." Zonder een woord te sprekon, maakte Magda zich gereed de kamer to vorlaton. „Waar wilt go heen?" vroeg haar vader. „Waarheen anders, licvo pa, dan naar den armon, cngolukkigen vriend, om hem te troosten, hem tc verplegen cn hem in bescherming inemen togen cllcndigcn las tor? Kom, papa, ga mee l"- Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5