LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAC 7 MEI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
Schaduwen.
No 13560
Anno 15)04
Het Nieuwsblad, voor Nederland zegt on
der het hoofd: „Onbillijke wijziging":
Do wijziging dor Personoolo B ol as-
tin g, door n.inistcr Harte voorgesteld, is
er nog niet en wo vreezen, dat hij een har
den dobber or mede zal hebben.
Natuurlijk niet met do voorgedragen au
tomobielen-belasting; het ia volstrekt niot
onbillijk, dat do houders van automobielen
daarvoor wat in de belasting moeten bijdra^
gen.
Maar de opheffing van den grondslag
„haardsteden", waarbij het daardoor be lij
don verlies gedeeltelijk gedokt zal worden
door verhooging van don aanslag op het mo
bilair, zal ©r niet zoo gemakkelijk door-
gaaai.Dat leert ons het verslag van de be
sprekingen in de afdeelingen der Tweede
Kamer over het wetsvoorstelwel betuigden
„zeer veel leden" ingenomenheid met do af
schaffing van den grondslag haardsteden,
doch ook onder hen waren or „verscheide
ne", die ernstig bezwaar hadden tegen do
verhooging van de belasting op het mobi
lair ©n zich dus vermoodolijk aan do zijde
dor tegonst: nders zullen scharen.
Dat wij üit met voldoouing constateeren,
behoeven wij wel niet. to verzekeren. Toon
het ontwerp het licht zag, hebben wij onko-
1-3 onzer bezwaren er tegen ingebracht en
met genoegen hebben wij aas gezien, dat aio
bezwaren ook in de afdeelingen der Tweede
Kamer zijn uiteengezet.
Wo hebben volstrekt niet ontkend, dat de
belasting op de haardsteden in strijd is
mot de oischon der hygiëno, omdat zij de
menschen verleidt om verwarmingstoestel
len, enz. te gebruiken, die geen afvoerka
nalen in de vrije lucht h.bben Maar wij heb
ban. cr vooral tegen geprotesteerd, dat de
wijziging ten gevolge zou hebben een verzwa
ring der belasting juist voor den midden
stand, die waarlijk hier te lande al genoeg
aan „schot en 1 t" betaalt.
Die grief is ook in de afdcolingen der
Tweede Kamer uitgesproken en or zijn
cijfers genoemd, dio spreken.
Op grond van deskundige voorlichting
v oid er o. a. op gewezen, dat or door
gaans verband bestaat tusschen de waar-
do van het mobilair en het aantal haard-
si don on or worden daarbij de volgende
becijferingen gemaakt
W»e aangeslagen is voor G00 aan mo
bilair betaalt thans voor mobilair en
i. aardsteden samen 8.50, als de wij
ziging der wet is goedgekeurd f 11.25; voor
een mobilair van f 800 zijn deze cijfers on-
d sracheidenlijk f 13.50 on f 15.75, voor
f IÖ00 aan mobilair f 19.50 on f 20.25.
Di© verhooging is onbillijk en der© on
billijkheid groeit docr de heffing der op-
oenten vanwege provincie en de ge
meente, wat bijv u? Amsterdam heet wat
'Wggon wil.
Maar er is nog meer onbillijkheid gele
gen in het voorstel. Fr is b w't
de gezamenlijke belastingschuldigen in
een vijftal bij elkaar gelegen gemeenten
door de nieuwe regeling onthoven*, zul
len worden van f 1246 voor haardste-
donljelasting, doch da.t hun mobilairbclas
ting mot f 2260 zal wordon verhoogd.
Indien nu do Regeering juist ia ingelicht,
wanneer zij verzekert, dat do oindopbrengst
der gewijzigde belasting even groot is als
do oorspronkelijke, dan moet daaruit vol
gen, dat in andere gemeenten do belasting
druk zal dalen, dat or dus door de wotewij-
ziging verplaatsing van belastingdruk zal
plaats vinden. En -daartegen had men
terecht bezwaar, omdat de noodzakelijkheid
or van volstrekt niet was betoogd.
Bijster gelukkg is do regeling, door mi
nister Harte voorgesteld, dus niet. Wil
men de haardsteden belasting doen verdwij
nen, dan zal naar t.n ander equivalent
moeten worden omgezien. Een nieuwe
grondslag dant
Hot zou het wonschol ij kst zij nverschei
denheid van grondslagen is vcor een ver
teringsbelasting onmisbaar.
Maar blijkbaar zien de deskundigen geen
kans om oen nieuwen grondslag uit to
donken van hetzelfde karakter als mobilair
of dienstboden.
De aanstaande Automobielenbelasting
is een zusje der rijwielbelasting, die wol
ingelijfd is in de Porsoneele Belasting,
doch een essentieel element dier verte
ringsbelasting is zij volstrekt niet. Zij is
feitelijk er bij opgenomen voor het gemak
der belastingadministratie. En zoo zou
het ook zijn, indien de minister van fi-
namoiën met hot voorstel kwam bijv. om
piano's als zelfstandigen grondslag van
heffing in de wet rp to nemen.
Een piano kan voorzeker een object
van belasting zijn, doch als aanduiding
van iemands wijze van leven, van zijn hui-
digen staat doet in de huidige maatschap
pij rx>o'n muziekmeubcl even slecht dienst
als eon rijwiel, een windwijzer of een kin
derwagen.
Maar als men geen nieuwen grondslag
kan vindon, en het dus bij een bestaan-
don moet zoeken, waarom dan niet liever
do heffing op grond van de zeer positieve
huurwaarde verhoogd? Met een belasting
van 9 in plaat6 van 8 percent, gelijk thans,
zou, zooals in de afdeelingen der Kamer is
uitgerekend, rced6 f 760,000 meer uit. den
grondslag worden - ïnd. Welnu, men leggo
cr nog een half pcroent op, dan zal ruim
een millioen meer uit de huurwaardebclas-
ting worden verkregen cn dus kan men de
belasting op de haardsteden opheffen In-
tusachen zal men vrijstelling van dien hoo
goven huuraanslag moeten verleenen aan
hen, die thans niet bijdragon tot do haard
steden lid aerting cn dientengevolge geen pro
fijt hebben van dc verdwijning cr van.
Zou minister Harte niet te overreden zijn
om dit denkbeeld, gedeeltelijk reeds geop
perd in de afdeelingen der Tweede Kamer,
eens nader te overwegen? Het wil ons voor
alsnog billijker toeschijnen dan wat hij voor
stelt.
Eon artikel over heo kiesrecht in Dc
Gids van do hand van den Groningschcn
hooglceraar mr. H. Krabbe, begint met een
poging om de beteekonis cn het karakter
der Volksvertegenwoordiging tc
omschrijven ton cindo daaruit de voorwaar
den voor het kiesrecht af to leiden. Naai
de meening van prof. K. behoort do tcch-
niok der wetgeving niet tot do normale
functie der vertegenwoordiging. Haar
geest, hoar politiek, haar rechtsovertui
ging, moet do bosturende cn wetgevende
werkzaamheden inspircorcn; zelve dc-
zo werkzaamheden verrichten, zij hot
ook ton decle, i9 haar taak niet. Hot; Minis
terie behoort to zijn het college van deskun
digen, bekwaam tot het ten-uitvoer-leggen
van hot staatsbedrijfhet Parlement geeft
den moreel en toetssteen, waarnaar wetge
ving on bestuur worden beoordeeld.
Het beginsel van den parlementairen rc-
geeringsvorm eischt, datolko in het volk
lovende rechtsovcrtuigin g van ceni-
gon omvang in het Parlement haar or-
gaan heb bo. De vraag is dus: Waar zijn
rechtsovertuigingen to vinden?.Aan wie be
hoort hot kiesrecht to worden toegekend
Voor dc vorming van een rechteoordecl is
noodzakelijk: lo. bezit van zekere mato van
geestelijk leven2o. kennis van de maat-
sohappclijko belangen, tot regeling waarvan
do wetgever geroepen is. Uit dit tweeledig
oogpunt sluit bijv do vigeerende kiesrecht
regeling terecht uit: minderjarigen en cu
randi eenerzijds en misdadigers anderzijds.
Gegeven een algemeen verbreido ontwik
keling door lager <rn vakonderwijseen
graad van moraliteit, die in dc arbeidende
klasse niet lager ie dan in andere; een deel
neming eindelijk aan het maatschappelijk
leven, die tot hot vox-men van rechtsovertui
gingen niet alleen in staat stolt, maar ook
dwingt, dan zijn voor het algemeen man-
nenkiesrccht in onze maatschappij dc voor
waarden aanwozig. En waar het kan, moet
liet; is het een eiech van recht en niet min
der van politiek beloid.
Ook wijdt prof. K. zijn aandacht aan en
geeft zijn oordeel over vrouwenkios-
rocht, om tot de oonclusic te komen, dat
voorloopig slechts sprake kan zijn van al
gemeen man neuk icsrecht.
Do Grondwet van 1887 heeft naast het
oude donkbeeld van „belang" als grond
slag voor politieke macht, het nieuwe denk
beeld van „geschiktheid" geplaatst.
Doch door het oudo daarnevens te behou
den, heeft zij do moderne gedachte die in do
uitdrukking geschiktheid duidelijk voor
den dag komt-, ontzield. Wordt de histori
sche lijn vastgehouden, dan behoort voort
aan het kiesrecht uitsluitend aan don
grondslag geschiktheid te worden ge
bonden.
Do Grondwet bepale omtrent dien grond
slag niets andere, maar stelle dit dan ook
vast; niot het „blanco-artikel", waarbij
eenvoudig geeegd wordt-, dat de wetgever
het kiesrecht zal regelen, gelijk dc „Lib.
Unie" wensohtDit is onoprecht-, omdat
men bedoelt het algemeen kiesrecht, en on
klaar, omdat algemeen kiesrecht een voor
velen niet duidelijke leuze is, waarop con
centratie niet tot stand te brengen is. Het
voorstel-D r u ok e rj wèl oprecht en wèl-
duidelijk, kan echter evenmin uitgangspunt
zijnlo. omdat men op zulk con uitgowerk-
ten grondslag óók niet tot samenwerking
komt; 2o. omdat het in de Grondwet een
stolsel van kiesrechtregeling zou vastleg
gen terwijl daarin slechts behoort een b c-
ginsel, dat aan den gewonen wetgever
tot uitwerking wordt voorbehouden.
Dit beginsel nu kan geen ander zijn dan
het stellen Van de „geschiktheid" als eenige
grondslag voor het kiesrecht.
Mot hot oog op hen, die dc mogolijkheid
van algemeen kiesrecht door do Grondwet
willen zien uitgesloten, om den wille van do
gevolgen, die hun ongewenscht voorkomen,
bespreekt prof. K. de vraagW c 1 k e z u 1-
lon dio gevolgen z ij n?
Allereerst, dat do loonarbeiders zij van
wie do andero economisten niet meer wisten
to vertellen dan dat zij een „nuttige" klasso
in dc maatschappij vormden, dat deze maat
schappelijke klasso als geheel hot kiesrecht
deelachtig wordt. Immers blijft mon den
arbeider het- kiesrecht ontzeggen, dan ge
schiedt dat niet wegens ongeschiktheid,
maar omdat van deze klasse hei-vormende
kracht uitgaat cn die kracht gevreesd
wordt.
Vrees, voortspruitend uit bedreiging van
belangen. Bedreigd ziet menlo. do bijzon
dere economische en andere belangen
van de klasse, dio thans over dc politieke
macht beschikt-, en 2o. op een algemeen
standpunt, de belangen der cultuur.
Prof. K. wil de gevaren, waarop dc in
andere landen opgedane ervaring to wijzen
heeft, niet voorbijzien, doch dringend acht
hij dc vraag: Is langere voogdij gerecht
vaardigd, als de arbeidende klasso voor
haar rechtsovertuiging, die zij in staat is met
oordeel to vormen, gelijke vertegenwoordi
ging vraagt als die der andere maatschap
pelijke klassen? De qua-esbie is in den grond
oen ethisch©. Wie diep daarvan doordrongen
is, buigt, zij het dan met vreezc, voor den
rechtseisch als voor een zedelijke macht, to
gen welke nimmer, zonder eigen innerlijke
sóhade kan worden ingegaan
Doch do z c d e 1 ij k c z ij d c van het raag-
stuk dus betoogt prof. K wordt door de
govolgen niot godeord. De volksregcoring
moge in den eersten tijd barar meerderja
righeid klasecwetgeving ten gevolge heb
ben laat zij komonZoolang wij zoo
groot© rcohtssohuld hebb©n af te doon,
hebben wij haar oigenlijk noodig. Schade
moge dit toebrengen aan dc cultuur wat
bij honderden verloren mocht gaan aan wer
kelijke beschaving, herkregen wordt hot la
ter bij duizenden. En waar dezo cultuur
aan waarachtig geluk in den weg staat
laat haar vergaanWaarachtig geluk zio
ik allermeest daar, waar het leven don
stempel van echtheid on reinhoid bezit. Wel
nu, in de klassen onzer samenleving, waar
dc „maatschappelijke welstand" heorscht,
ovorhcerscht, uitsluitend heerscht, mits de
beschaving bij velen dien stempel, is dat ge
luk niet te vinden! Als hier welvaart, ver
nietigd wordt, gaat niets van waarde te
loor, maar kan integendeel iets waardevols
dat in dc uiterlijke beschaving is verstikt,
to voorschijn treden, althans gewekt wor
den. Hoe menigmaal ook is dio welvaart
een goed, dat een ledig of doelloos loven
staande houdt, of wel verkregen wordt door
to leven door den tegenspoed van anderen 1
Hoog daarboven eD trillend van kracht
staat het maatschappelijk leven der klasse
die haar recht komt opcischen. Door haar
massalo onorgie kan een gemeenschapsorde
ning op zedelijker en reiner grondslag wor
den tot stand gebracht. Mon geve 'den ar
beiders het middel om hun worsteling langs
regelmatigen weg to kunnen strijden. Van
do overwinning kunnen zij zeker zijnmaar
liangsj irevulutionnairen weg verkregen,
brengt zij een breuk teweeg in hot rechtsbe
wustzijn der maatschappij, waarvan bittere
tegenstand en loerende reactie het reeds
aanschouwde gevolg zijn.
Laten daarom zij, dio het kiesrecht der ar
beiders niet als rechtseisch kunnen erken
nen, althans gedachtig zijn, dat het beter
is de onvermijdelijke toekomst langs wetti
gen weg uit het heden to doen \oorkomen.
Maar wij, do duizenden, welke die toekomst
te gemoefc gaan in het vast© vertrouwen, dat
zij een voller cn rijker leven zal scheuken
haasten wij ons do deuren te'openen voor
dc scharen, 'die daarheen op weg zijn.
Tiet Volk wijdt een artikel aan de be
sproking van hob manifest van het partij
bestuur der S.-D. A.-P. in zake do Sta
tenverkiezingen door de Itogeo-
nngspera en zegt hierin o. m.
„Allereerst is elk samengaan, elko ver-
kiozingsafspraak met andero partijen, li-
boralen of wie ook, door het Partijbestuur
ton sterkste afgeraden, cn het mag ver
trouwen, dat zijn raad algemeen zal wor
den gevolgd. Wij kunnen wol liberalen
gaan stommen, als wij ze in een gegeven
geval minder schadelijk achten dan andero
oandidaiton, desnoods zelfs bij cersto stem
ming, mits vuj niot door ccn afspraak
mot hen gebonden zijn, mits niet bij onze
kiezers hot donkbeeld post zou vatton, dat
wij met de liberalen voor één principieel
dool kunnon optrekken. Wij staan voor
onszolven, mot een overtuiging en een be
lang, dio lijnrecht indruischon tegen die
van do ganscho bourgeoisie, niet alleon
van de tijdelijk rcgcorondo partij. Wij vra
gen aan niemand gunst of steun, ook geen
dankbaarheid voor later, nu ons klaascbe-
lang ons gebiedt om in een gegeven ge
val één burgerlijke partij tc bestrijden
door aan de candidaton van een andoro
onze stommen to govern. Do liberalen behoe
ven ons niot dankbaar te wezen, als ons
kiezerskorps eenstemmig den roep van het
Partijbestuur volgt cn hun candidaten dc
zege helpt bevochten De cene burgerlijko
ideologie is niet minder op aan ons vij
andige belangen, gebouwd dan do andere.
Daarom is een gezamenlijk optreden na
gemaakte overeenkomst met de liberalen,
mot een vordeeling der zotols, die to beha
len zijn, togen het belang onzer partij, want
daardoor wordt bij do kdezora do waan ge
vestigd, dat er oen, zij liet ook goringe prin-
cipicclo gemeenschap kan bestaan tusschen
ons cn dc liberalen.
Maar wij blijven ook niot thuis. Wij kij
ken den politioken toestond aan cn gaven
ons rekenschap van hetgeen thans ons be
lang eiaoht. En dan is dc keuze niot moei
lijk".
En tón slotte:
„Onze ganscho houding is ten volle die,
welke sociaal-democraten past: opkomen
voor oigon beginsel cn do spits van den
strijd keoncn naar don kant, waar dat be
ginsel on zijn foitelijko eischen thans do
gevaarlijkste bestrijders vinden. De ramp,
die „Kuypcr" heet, afwonden van ons volk,
dat ia do heilige plicht van eiken sociaal
democraat, onder dc tegen woo rdigo om
standigheden. Zijn christel ij ko vermom
ming eD daarachter zijn anti-sociale daden,
dat is onze tekst, of liovcr ons kapittel vol
teksten.
Wie staat tegenover Kuypcr, staat voor
do waarheid, en daar is onze plaats.
Maar op onze oigen manier, en zonder
tot bondgenoot©n te nemen degenen tegen
wicn straks do strijd zal gaan."
Dc Standaard bespreekt nog eens do
vraag of liberalen on socialisten verwant
zijn cn op dezo bij de bogrooting opgewor
pen quaestio wordt, meent het blad, nu do
Statenverkiezingen naderen, het
practisch naspel geleverd.
„Van liberale zijde is men uitnemend
wel overtuigd, dat men er zonder hulp van
de socialisten niet komt, cn do socialisten
vorklaren zich bereid, om, lor omverwer
ping van hot Kabinet, hand- en spandiem
sten aau de liberalen te bewijzen.
Dat ze daarbij eerst met eigen candida
ten zullen uitkomen, strekt om eigen zelf
standige positie te dekken, hun aanhang
over heel het land Ie tellen, en den libera
len voelbaar tc maken hoeveel hun hulp
waard is; en bij slot van rekening bun
grootste macht togen liet Kabinet in het
vuur to brengen.
En do liberalen zijn blij.
Niet blij daérom, dat ze de socialisten
niot missen kunnen. Integendeel, het is
een soort bondgenoot, dien ze in hun hart
vorwenschen. Maar blij, omdat de socialis
ten bereid zijn, bij herstemming zelfs voor
don oud-liberaal op te trekken
Willig laten ze dan ook een plaats op do
candidatonlijst voor do heoren open. Zo
poogden zelfs één blad sa Am met hen uit to
geven. En van polemiek tegen het socialis
me 1 lobben ze voorshands afgezien Zo voe
len, dat hun dc mond ia gesnoerd, on prut
telen daar zelfs niot togen.
In dat alles nu ligt voor ons nictr
vreemds.
Wo kenden do verwantschap.
En spijten doet het ons oven min.
Door niets toch spelen de liberalen zóó
zeer in onzo kaart, dan door hun nu open
lijk heulen met do socialisten, die op hun
beurt weer heulen met do anarchisten.
En dat vooral, nu zelfs niot allo oud libe
ralen zich aan dit dansen van het patertje
langs den kant om don socialist, die fier
in het midden staat, durven onttrekken."
Meermalen wordt in ouzo Sta tea-Gene
raal, soms bij vorgissing, dikwerf echter ook
opzettelijk, hot nvi n i ste r io genoemd
„do Regoor i ng"
Mon spreekt dan van „deae Regcoring,"
en stelt dio tegenover „do vorige ltogeo
ring," waarmedo men dan bedoelt het mi
nisterie-Pi er son
Staatsrechtelijk, ze\gt De (anti-rov.) Rot
terdammer^ is dit niet andere dan ketterij.
„Ouzo Koningin rogoert hier te lande,
on wie deze rcgoominoht toekent aan heb
ministerie als zoodanig, verheft cenerzijds
het Kabinet tot een hoogte, die daaraan
niot toekomt, en verlaagt anderzijds do
Kroon tot oen „ormunesnl" con „vlieg
wiel" of welke woorden men vorder zou
mogen verzinnen.
Steeds ia dan ook van anti-revolution-
nair© zijde togen het betitelen von een
kabinet, als zoodanig, met den naam van
Regeering, geprotesteerd.
Niet minder echter werd als ongrond
wettig beschouwd, wanneer in officicclo
ataatestukkon do Sta tan-Generaal verheven
worden tot „Wetgevende mocht."
En terecht.
Vooral dr. Kuypor heeft meer dan eena
togen zulk inconstitutioneel gebruik ver
zet aangeteekend.
Vrcomd ziet men dan ook op, als mon
in do mouiorie van toelichting bij art. 4
van hot Tarief-ontwerp leest, dat daar
waarlijk, in een staatsstuk uitgegaan v au
ons Christelijk kabinet, do Twcodo Kamer
gepromoveerd wordt tot „dc Wetgevende
Mooht."
Ware dr. Kuypor nog KamorWd, het komt
ons voor, dat hij de gedegenheid lich niet
zou laten ontsnappen, om op zulk ccn
ketterij do aandacht te vestigen.
Hot is onbegrijpelijk, dat de uitdrukking
in eon memorio, door een christelijk mi
nister opgesteld, kan wordon aangetroffen.
Wij vermoeden dan ook, dat, wanneer
in do Kamer niemand cr den vinger op
logt, minister Kuypor zijn ambtgenoot
Harte zeker wol eens zal vermanen zicli-
zclven in deze te herzien."
De Nederlander vermoedt, „dat do pre
mier wijzer zal zijn."
„Wat is het geval?
In art. 4 wordt do gelegenheid geopend,
bij Koninklijk besluit represaillemaatrege
len te nemen tegen con vreemd land, dat
ons op tariofgobied al te ongunstig be
handelt. Daar vlugheid hier gowcnsehb kan
zijn. stolt het ontwerp voor, dat dit bij
Kon. besluit zal kunnen geschieden. Het
stelt echter tevens voor, dat dan dc wet-
FEUILLETON.
6)
„Hoeveel hebt gy noodig?" vroeg Resler.
De anders zoo verstoten bankier scheen, door
den hartstocht verblind, als veranderd. Hy
zag In den chemist, die over Gronau kwaad
sprak, een bondgenoot en dacht hoelomaal
niet meer aan diens zedelijke waarde.
„Manheer Resler, gy ztft myn goede engol l"
riep Wills met nadruk, „met honderd gulden
zult ge my tot grenzonlooze dankbaarheid
verplichten. O, kon ik toch ook iets doon
voor u, dien ik steeds in stilte bewonderd
heb, dien ik moer dan eens aan de zydo van
de bekooriyke Magda Berner droomde, als den
oenigen man, die barer waardig is!"
„Geen woord daarover 1" zei Resler toon
loos. „Alles is uit. Daags na zyn goed nfge
legd examen mag Ewald Gronau met zyn
aanzoek om Magda's hand by den heer berner
voor den dag komen. De oude heolt hem die
belofte gegeven; nu heeft hy or berouw over,
maar hy noemt niets terug. Ik zelf kwam,
helaas! met myn aanzoek to laat."
Resler zweeg, vertoornd over zichzelven,
omdat hy hot smaiteiyk geheim aan een
onwaardige had toevertrouwd. Doch een ge
heim Instinct zeide hem, dat deze onwaardige
misschien een uitweg zou ontdekken, welken
dat wipt hy voorwaar zelf nog niet.
Ook Wills zweeg. Bliksemsnel was in hem
een goüachte opgerezen. Hoe? Als hy eeos
niet alleen zyn eigen baat tegen Gronau zou
kunnen bevredigen, doch nog bovbndien een
goede zaak doen ook?
„Ik beklaag u van ganscber harte, waarde
heor Resler, want ik lees in uw ziel," zei de
studont emdeiyk met halfluide stom. „En als
nu Ewald Gronau dat noodlottig examen eens
niet aflegde, of met ongunstigen uitslag?"
Rosier sprong op. „Hoe bodoelt gy dat?
Als Gronau r.iet slaagt, dan is zooveel ken
ik den oude wel allo hoop voor hom ver
loren, en Magda my niet afwyzon zal."
„En zou ik op uw erken te! ykheid mogon
rekenen, als zulks geschiedde?" fluistorde de
chemist, zich dicht aan het oor van Resler
buigende.
„Zyt gy razend? Door wolk middel? De
professoren zyn onomkoopbaar en hem wol-
gezind," antwoordde Resler schiGr toonloos
en sidderend.
„Een bepaald plan heb ik nog niet, maar
or zal my wel een geniale gedachte invallen,"
meende Wills. „Wat doet men niot met vreugde
voor zoo'n grootmoedigen helper in den nood
Laten wy dus zeggen: vyf duizend gulden op
den avond, dat Ewald Gronau zyn spel ver
loren heelt en ik ga naar Amerika."
Alfred Resler antwoorddo niet dadelyk. Zyn
van naturo goedaardig karakter, dat tot dus
verre nog niet met liet kwaad in aanraking
was gekomen, verzette zich togen zulk een
laagheid. Maar eindciyk behaaldo do harts
tocht do zogepraal.
„Afgesprokenzoido hy. Ztfn hand was
Ijskoud en beefde, toen hy ze tot bokrachti-
ging van zyn woord in die van den chemist
legde. „Maar gy bolooft my, niets aan te
wenden, wat schadeiyken invloed op de ge
zondheid van don jongen man
„Ik bon geen giftmenger," viel Wills lachend
in de rode; „stel u gerust, waarde heer Resler,
on ksor nu naar het gezelschap terug; lk
zal ongemerkt verdwijnen. En wat betreft uw
toezegging in zake myn oogenblikkeiyke gold-
nood
De jonge bankier haalde een paar bank-
nooten uit zyn portefeuille. „Hierl Ik wil
niets vreten; tot zoolang geen woord, geen
regol schrift. Ga nu, bid ik u, ik heb oenige
oogenblikkon noodig om tot my zolven te
komen."
Korten tyd daarna keerde Alfred Resler
naar de feestzalen terug, waar men hem reods
gemist had. Hy wenddo ongesteldheid voor,
maar Magda, wie haar vador.vluchtig deniu-
houd van zyn gesprek met Alfred had mee
gedeeld, wist, welke diepe wonde het hart van
don jongen bankier getroffen had. Het deed
baar van harte leed, zy gevoelde het: zonder
Gronau zou geen ander dan Alfred Rosier
de man barer keus geweest zyn.
m.
De voor Gronau zoo belangryke dag was
aangebroken, 's Voormiddags liep het mon
deling onderzoek ten einde. Tegen den mid
dag kon Magda dus den geliefde in het ouder-
iyk huis verwachten. Zelfs de fabrikant be
vond zich in een feestoiyko stemming. Hoe
wel by een veel schitterender party voor zyn
dochter gedroomd had, beschouwde hy toch,
by zyn geloof aan oen fatum, de innige be
trekkingen tusschen de beide jongeliedon en
het te laat ingekomon aanzoek van Resler
als beslissend voor het geluk ztyner dochter.
Hy glimlachte dan ook toestemmend, toen
hy door de eetzaal kwam en naast hot cou
vert van den verwachte op de voor drie
personen gedekte tafel oen sloriyke lauwer
krans ontwaarde. Magda bloosde; maar haar
oog schitterde in het zaligmakende bewust-
zyn, dat degene, voor wien do krans bestemd
was, hem verdiend had.
Er werd goschold. „Ewald," kwam het
halfluid van Magda's lippen.
Doch in plaats van den verwachten gast
trad terstond daarop een bediende binnen, die
don heer dos huizes op een zilveren presen
teerblad oen brief van de weduwe Wills
overhandigde.
Magda werd doodsbleek, en ook de fabrikant
veranderde van kleur: ln plaats van Ewald
oen brief van zflo hospital Er moost iets be
langrijke zyn voorgovallen.
Lfy opende hot schryven, en Magda, die
zich togen hom aan had gedrongen, las over
haar vaders achoudor:
„Weledele Hoerl
Een betreurenswaardige mededeolingaan don
beschermer van onzon goeden Ewald Gronau is
de aanleiding van het schryvon tot deze regelon.
U weet, dat dezen morgen het mondeling
onderzoek van den jongon man ten einde zou
loopen. Reeds sedert eonigen tyd bemerkte
ik, door myn zoon opmerkzaam gemaakt,
eon eigenaardig prikkelbare stemming by myn
geachten commensaal. Kwaadwilligen zouden
dio opgewondenheid aan het ongewoon ge
bruik van gee8tryko dranken hebben kunnen
tooschryvonik heb ovenwei niets van dien
aard in zyn kamer bespeurd. Enkel om zich
voor do aanstaande uren van inspanning
te sterken, liet hy zich dezen morgen door
my na do koffie een flosch ouden wyn bo-
zorgen, die by tot op een kleinigheid ledigde,
voor hy heenging; de flesch verwyderde ik
als gewoonlyk uit zyn kamer. Een uur ge
leden nu bracht mon den heer Gronau, in
diepen slaap verzonken, thuis. Het moet een
pyniyk tooneel in de examenzaal goweest
zyn. Reeds by de eerste vragen der hoog-
leoraron gaf by de examinandus vorkoerdo ant
woorden, en godroog zich zoo vreemd, dat
do voorzitter hom den raad gaf zich voor
hot examen terug to trekken, daar hy zicli
oogenschyniyk niet in normalen toestand
bevond. Gronau drong echter heftig op voort
zetting van het onderzoek aan, zonder oven-
wol oen gunstiger resultaat lo bereiken.
Ongaarno, in de hoogste bevreemding ver
vulde de hoeren hun plicht, en de uitslag
was totaal onbevredigend. Do beklagens
waardige jongon weet nog niets van zyn on
geluk. Nog in do zaal der universiteit ver
zonk hy in een vasten slaap, en zoo bracht
mon hom naar zyn woning. De opgowon-
denhold over dit voorval is groot, on do
meening, zelfs dio der geneoshoeron, verdoold.
Ik kan my niot voorstellen, dat de anders
zoo fat8oen)Uko jongo man zich bedronken
on daardoor zelf dien toestand voroorzaakt
heeft. Ik betreur, in vereeniging met myn
zoon, dien on verwachten afloop diop en vor-
biyf, ondor harteiyke groeten aan mejuffrouw
uw dochter.
Uw dienstwillige dienares Wed. Wills."
Zonder een woord te sprekon, maakte
Magda zich gereed de kamer to vorlaton.
„Waar wilt go heen?" vroeg haar vader.
„Waarheen anders, licvo pa, dan naar
den armon, cngolukkigen vriend, om hem
te troosten, hem tc verplegen cn hem in
bescherming inemen togen cllcndigcn las
tor? Kom, papa, ga mee l"-
Wordt vervolgd.)