Russische hoffelijkheid.
Het vermogeu van den Tsaar.
onderweg na, hoe zijn vrouw hem ontvan
gen zou. 't Sloeg negen uren op den toren,
toen hij zijn huis bereikte.
„Is dat een uur om thuis te komen?"
beet zijn waarde wederhelft hem bij het bin
nentreden reeds bits toe.
„Als men zaken te doen heeft, komt men
thuis, zooals het gelegen valt", antwoordoe
mijnheer kortaf,
„Mijn Hemel I" kreet zijn vrouw eens
klaps, toen zij haar man goed b het ncl'de-
re licht der lamp zag, „maar mensch, wat
heb je toch mot je hoed uitgevoerd Hij is
totaal bedorven, geheel vernield. Je moest
je schamen, mot zulk. een hoed onder mijn
oogen te komen."
„Ik heb een ongeluk gehad."
„Je eigen sahuld; ik had je gezegd, eeo
parapluie mee te nemen."
„Ik heb or een gekocht."
„Wat? Een parapluie gekocht?" riep
mevrouw J ansae, „terwijl we or hier wol
een dozijn hebben staan. Laat zo me eens
zien".
„Wat heb je er voor gegeven
„Zeven gulden", antwoordde hij bedeesd.
„Wat? Zeven gulden voor zoo'n vod?
Men heeft je afgezet, zeg ik je. O, die man
nen Maar wat hob je toch met je hoed aan
gevangen
„Een smerige vogel heeft hom bevuild."
„Waarom kijk je dan ook niet beter, waar
je loopt?"
„Toen ben ik in een café gegaan om
„Om je geld te verteren", viel mevrouw
haar man in de rede.
„Neen, om mijn hoed schoon te maken",
antwoordde hij wrevelig. „Ik had mijn
hoed op een stoel gelegd, toen een ezel van
een bediende hem op den grond smeet,
daarna is de regen gekomen, de wind, enz.
en eindelijk, toen ik in een omnibus wilde
stijgen, is hij tegen het plafond verplet
terd."
Nog eenigen tijd was de huiselijke vre
de verstoord door den nieuwen hoed.
Hot was in hot voorjaar van 1857. Oosten
rijk-Hongarije stond, in verband met den
Krimoorlog, op gespannen voet met Rus
land en in militaire kringen te. Weenon
achtte men liet nooclig, het een en ander te
weten te komen over de vestingwerken to
Warschau. Tot het uitvoeren van deze ge
vaarlijke or -1 jrneming koos men een jon
gen ritmeester, van Kunewald genaamd, die
vloeiend Russisch sprak en reeds cenige mar
len te Warschau was geweest.
In den reispas, dien men hem ter hand
6teldc, was hij gequalifioeerd als Karl
Grünliut, reiziger in handschoenen. Hij
kreeg prachtige aanbevelingsbrieven van
handschoenenfabrikanten to Weenen mede
en rustte zich uit als een echte handelsrei
ziger: een zware zilveren ketting bengelde
aan zijn vest, een opzichtig groote speld
versierde zijn das en een reispet dekte zijn
hoofd. Grünhut vertrok 's avonds met den
sneltrein van Weenen naar Warschau en
maakte reeds aan het station Weenen veel
drukte, omdat men hom niet wilde toe
staan, zijn stalcnkoffer mede in den coupé
te nemen.
Den volgenden morgen steeg hij te War
schau aan het hotel „Dc blauwe Wezel" af,
dat in alle couranten adverteerde, dat het
'den heeren handelsreizigers een korting
van 30 percent op de kamerhuur toestond.
Vóór Grünhut zijn achterkamer op dc
tweede verdieping! rok, vroeg hij den por
tier met zeer luide stem, of de korting van
30 percent nog werd gegeven, en eerst
toen hij daaromtrent gerustgesteld was, be
gaf liij zich naar zijn kamer, wiesch zich
gelaat en handen r a r aakte juist aanstal
ten om zijn haar in orde te brengen, toen
men krachtig op de deur klopte.
„Binnen!" riep Grünhut, eenigszins ver
rast.
Binnen trad een Ivussiscn officier in
schitterende uniform, dio beleefd groette,
de hielen tegen elkaar sloeg en zei:
„Ik ben dc luitenant-kolonel Baronin er.
adjudant van vorst Nikol 'erf, den mili- j
loiren gouverneur van Warschau. Zijn
Hoogheid zendt den ritmeester dezen brief."
En uit zijn uniformrok haalde hij een
brief te voorschijn en legde hem op tafel.
Daarna groette hij opnieuw, sloeg weer de
hielen tegen elkaar en verliet met militai
re houding de kamer.
Grünhut keek den luitenant-kolonel ont
hutst na en stamelde en angstig:
Hij heeft mij ritmeester genoemd, heeft
een brief van den gouverneur gebracht: ik
ben verloren
Hij nam den brief op, op welks omslag
in fraai schrift te lezen stond: „Ritmeester
Otto von Kunewald, ridder 2de klasse van
dc IJzeren Kroonorde, enz., Warschau."
Werktuiglijk opende Grünhut de omslag,
waaruit een goudgerande kaart viel. In
mooien steendruk stond op de kaart:
„Vorst Nikolajeff, militair gouverneur
van Warschau, noodigt don ritmeester von
Kunewald op de thee voor hedenavond 8
uur 27 minuten."
Grünhut liet den brief vallen on volkomen
vernietigd sprak hij 'i zichzelf:
„Ik ben verloren! Men zal mij naar Si
berië zenden."
En voor zijn geest doomden de sneeuw
velden van Siberië op, waarover men de
geboeide gevangenen met zweepslagen voort-
dreef.
Ee>n tijdlang liep hij de kamer op en neer;
toen stond hij c"en oogenblik stil en keek
door het venster naar de stallen op de bin
nenplaats.
„Als ik eens vluchtte?
Hij schelde een bediende cn liet zich een
spoorwoggids brengen. In koortsachtige op
gewondenheid doorbladerde hij het boekje
en had een halfuur noocLig vóór hij gevon
den had wat hij zocht.
„De eert' olgende sneltrein naar Wee
nen vertrekt te 8 uur 27 min ..ten."
Plotseling sloeg hij zioh voor het hoofd.
Opeens ging hem een licht op. De uitnoo-
diging luidde voor 8 uur 27 minuten, juist
dcnzelfden tijd, waarop de sneltrein naar
Weenen vertrok. Was dat niet een vingerwij
zing, dat hij met den eersten den besten
trein rnoest afreizen? Zijn goede luim keer
de terug en terwijl hij zijn toilet voltooide,
mompelde hij
„Die rakkers! Zij hebben betere spion
nen dan wij
Grünhut vertoonde zich, zoolang het dag
was, niet op straat, 's Avonds te 7 uur reed
hij naar het station. Vol ongeduld wacht
te hij het- goreedmak'en van den trein af en
wierp zich daarna in koortsachtige haast,
overeenkomstig zijn betrco-king als handels
reiziger, in een tweede-klasse-coupé. Lang
zamerhand stegen ook andere reizigers in,
maar de waggon, waarin Grünliut zich be
vond, bl<3e.f ledig: de conducteur liet er nie
mand in. Vijf minuten vóór het vertrek van
den trein, toen Grünhut reeds welgemoeo
in de kussens leunde met de gedachte: „Ik
ben or bijtijds tusschen uitgeknepen I" werd
het portier opengerukt en soldaten werden
zichtbaar, die nieuwsgierig den coupé bin
nenkeken. Daar stond plotseling de luite
nant-kolonel van 's morgens voor hem en
zei de tot de soldaten
„Daar zit hij
Daarop drongen de soldaten den coupé
binnen en - sloegen den handelsreiziger
Grünhut niet in boeien, maar dienden hem
op een zilveren servies dampende thee, heer
lijke stukken koud gebraad, kaviaar, prach
tig fruit en een ijskoeler met flesschen cham
pagne voor. Daarnevens legden zij een visi
te-kaartje, waarop te lezen stond
„Een gelukkige reis wordt den ritmees
ter von Kunewald toegcwenscht door vorst
Nikolajeff, militair gouverneur van War
schau."
Grünhut meende te droomen, doch daar
trad luitenant-kolonel Baronin fe voor
schijn, groette en zei
„Ook ik wensch den ritmeester een goede
reis
Te 8 uur 27 minuten verliet de trein het
station Een poos keek Grünhut verbaasd
naar hot zilveren servies, doch toen richtte
j hij een war© verwoesting aan onder de vor
stelijke spijzen en dranken. Aan de gren
zen zond hij het zilver terug met een kaart-
je, waarop zijn ware naam stond en waar
op hij schreef „p.r."
Dezer dagen werd half officieel uit Sint-
Petersburg gemeld, iat de Tsaar 200 mil-
lioen roebels uit zijn bijzonder vermogen
had geschonken aan het Russische corlogs-
fonds.
Indien dit bericht bevestigd wordt, is dit
zeker het grootste geschenk, dat ooit gege
ven werd. Maar de Tsaar kan dat doen, want
hij is de rijkste man van de wereld. Zelfs Ro
ckefeller's vele millioenen zijn gering in ver
gelijking met de bronnen van zijn rijkdom
en de reusachtige schatten, die zijn voorvade
ren voor hem hebben opgehoopt.
Een Engelsch blad deelt eenige nadere
bijzonderheden mee over dit reusachtige ver
mogen, waarvan niemand, zelfs niet baron
Friedrichs, de huishofmeester van de kei
zerlijke huishouding, -den geheelen omvang
kent.
Het offic.eole inkomen van den Tsaar bei
draagt meer dan 50 millioen franken per
jaar. 't Is natuurlijk moeilijk de som tc
schatten, want zij wordt op verschillende
manieren betaald en wisselt van jaar tot
jaar, maar gemiddeld is het 50 millioen.
Dat is echter slechts een klein deel van
zijn rijkdom en de uitgaven voor de keizer
lijke huishouding zouden nauwelijks te be
strijden zijn, indien de Tsaar van zijn offi
cieel inkomen afhankelijk was. Zijn uitga
ven zijn ongelooflijk hoog. Het prachtige
staatsbal, dat juist bij het begin van den
oorlog met Japan plaats had, kostte bij
voorbeeld volgens schattingen over de 5 mil
lioen franken.
De geschenken van den Tsaar aan de Or
thodoxe Kerk bedragen jaarlijks 12i mil
lioen. Van een anderen kant heeft hij van
de Kerk groote inkomsten, die misschien dit
bedrag overtreffen.
Buiten den Shah van Perzië is er niemand
in de wereld, die een grooter vermogen be
zit aan diamanten en edelgesteenten dan
de Tsaar. De beroemd-? Orlowdiammt is
slechts de grootste ster in een reuzensterre-
beeld. Toen Nicolaas II gekroond werd, wed
ijverden zijn grootste vazalvorsten, de Emir
van Buohara en do Khan van Khiwa, met
elkander, om hem de rijkste geschenken aan
te bieden. De Khan schonk een kostbaar
paarlensnoer, dat 't schoonste op de wereld
schijnt te zijn, en diamanten, smaragden
en robijnen, welke, laag geschat, een waar
da hebben van 12i millioen fr.
Do Emir bleef niet verre achter. Ook dv
Hotmail van do Donscho Kozakken, prim
Swajatipolk Mirski II, evenals de hoogste
adellijken en prinsen des lands, brachten
den Tsaar prachtige geschenken mee.
Er is zeker geen ander vorst, die zooveel
legaten kr.''gt als do Tsaar. Zijn onderda
nen laten hem dikwijls bij testament groo
te sommen gelds na, die evenwel niet altijd
woriien aangenomen. Er is diplomatie noo
clig om den Tsaar tot het aannemen van een
legaat te bewegen.
In den regel stelt de rijke Rus, die den
Tsaar geld wil nalaten, zich in betrekking
met baron Friedrichs, of een ander beamb
te van het Keizerlijk huis, eer hij zijn tes
tament maakt, om zich van de toestemming
des Tsaren te vergewissen.
Zelfs wa. ae.r de toestemming op voor
hand is gegeven, wordt er na den dood van
den erflater nog een zorgvuldig onderzoek
gedaan, of niemand, die zedelijk eenigen
aanspraak had op dat vermogen, door deze
beschikking benadeeld is. Indien zulks het
geval is, beveelt de Tsaar dat het geld io
de rechte handen komt.
Wanneer de nalatenschap wordt aange
nomen, zoo bestrijdt daaruit de Tsaar nooit
zijn bijzondere uitgaven.
Evenals zijn voorvaderen deden, be
schouwt hij dit geld als toevertrouwd goed
en bestemt het als fonds voor weldadig
heids- en kerkelijke doeleinden.
Tijdens den laats ten hongersnood in Bes-
arabiën gaf de Tsaar bijvoorbeeld vijf mil
lioen roebels voor de hongerlijdende boe
ren.
Maar hij beperkt zich niet tot zijn Rus
sische onderdanen, maar hij gaf bijvoor
beeld ook voor de slachtoffers var den hon-