Zenuwachtigheid en grooto steden. dwars Albert Moll komt in een geschrift „Der Einfluss des groszstadtischen Lebens und des Verkehrs auf das Nervensystem" op te gen de bewering, dat het leven in een groo te stad bijzonder nadeelig werkt op de ze nuwen. Hij wijst er op, dat er ook in vroegere tij den zeer veel zenuwlijders zijn geweest en dat het toenemen van het aantal krankzin nigen niet vast en zeker is bewezen. In groo to steden is het wel iets erger dan op het platteland; maar dit is eer toe te schrijven aan drankzucht, onzedelijke toestanden, geestelijke overlading, woning, voeding, enz., 'dan wel aan de opeenhooping in groo- te steden van zenuwachtig makende beroe pen. In drie beroepen vooral komen veel ze nuwlijders voor: ten eerste bij musici en tooneelartistenten tweede bij schrijvers, dagbladredacteurs, professoren, leeraren, enz.en ten derde bij bankiers en hande laars in effecten. Te Berlijn vindt men 1200 menschen, die den kost verdienen met een dier zenuwach tig makende beroepen, welke in kleine plaatsen slechts schaarseh vertegenwoordigd zijn. Daarbij komen dan nog andere onguD- stige bedrijven, als post- en telegraafambte naren, kooplieden, officieren en rechtsge leerden. De concurrentie-strijd is ten plattelande en in kleine plaatsen niet minder aangrij pend dan in groote steden. Nadeelig werken in de groote steden de drukte en het gewoel van het verkeermaar tegenover het gevaar voor do gezondheid staan dan ook weder de betere hygiënische maatregelen. Menige boerendeern en menige onderwijzeres in een kleine plaats is ze nuwachtiger dan de groote-stad-bewoners, en de fabrieksarbeiders ten plattelande zijn over bet geheel zenuwachtiger dan die in groote steden. De beweerde overlading der kinderen op de scholen wordt door Moll ontkend; de ouders zeiven, zegt hij, doen veel meer 'ia- deel aan de zenuwen hunner kinderen, als zij hen 's avonds koffiehuizen en andere uit spanningsplaatsen laten bezoeken, alsook door piano-spelen. Tegenover de minder ruime woningen in do 6teden staat het ten plattelande bestaan de vooroordeel tegen versche lucht en alle voorschriften der gezondheidsleer. De statistiek wijst niet op ontaarding der inwoners, maar op voortdurende verbete ring van dz verhouding der sterftecijfers van groote steden. Te Parijs worden naar verhouding meer lotelingen geschikt voor den dienst bevonden dan in het departement Beneden-Seine. Het drankmisbruik is bijv. in de Opper- Silezische nijverheidsdistricten veel erger dan te Berlijn en in het landelijke Oost- Pruisen eveneens. Kortom, er is geen scherpe grens te trek ken tusschen stad en land. „Alles in aanmerking genomen", zegt Moll, „kunnen wij het dogma van de gezon de zenuwen der bewoners van de kleine ste den en van het platteland evengoed tot de sprookjes rekenen als de landelijke on schuld, Het 13 een dwaling, de zenuwziek ten algemeen voor een product der groote steden te verklaren. De ervaring leert, dat den plattelarde en in kleine steden ook zeer .veel zenuwlijders voorkomen, ofschoon het niet is tc ontkennen, dat het aantal in de groote steden naar verhouding eenigszins grooter is." Vrouwenkalender. Lente. Begin der lente 16 jaar, einde 24 j aar. In het 17de jaar is het in het meisjeshart April, wisselvallig weer, nu eens koud, dan warm, nog niet de echte groei. 18 jaar, dan is het Mei, de meikevers zweven rond, het hart klopt, het weer is veranderlijk. 19 jaar begint het"~te rijpen aanhou dende hitte. Met 20 jaar. De warmte duurt wvrc, men wenscht een goede partij te doen. 21, 22, 23 jaar, stijgende hitte, zwoel, om het voorhoofd vertoonen zich wolken. Zomer. Begin van <-en zomer 25, einde 40 jaar. De zon treedt uit het teeken der „Maagd" in dat van de „Weegschaal." Het eerste kwartier van de schoonheid komt in de sche mering. De liefhebbers treden in het teeken der „Kreeft". De vrijers verdwijnen aaD den horizon en zijn met ongewapend oog niet meer zichtbaar. De tijdrekening wordt al tijd onaangenamer. Herfst. Begin van den herfst 40, einde 46 jaar. Bij de mannen daalt de zon aan de evennachtslijn, dag en nacht zijn hier ge lijk. Het laatste kwartier treedt in. In dezen tijd komt St.-Michael en begint de Nazo mer; er zijn koude, onaangename, nevel achtige dagen. Winter. Begin van den winter 47 jaar, einde bij het laatste sluiten der oogen. De vrouw komt in het teeken van den „Schorpioen" en wordt giftig. Do Oudc- Yrouwen-zomer breekt aan. Sneeuw valt op den schedel. Honden en katten worden aan genomen De „Tweelingen" krabben en klap pen, treden in het teeken der Oude-Jonk- vrouwen. SCHUTSENGEL. Een lieflijk droombeeld had ik eens, Zoo schoon als 'k nooit nog zag: Ik zag een sluim'rend kindje, Dat in zijn wiegje lag. Een blond en jeugdig vrouwtje. Zoo vriendelijk, zacht en teer, Zag op dat kleine wichtje "Vol moederliefde neer. Doch eensklaps week dat heerlijk beeld En waasde Langzaam heen; Maar ziet... 't was nauw verdwenen. Een tweede beeld verscheen Een blonde, flinke jongen Stond aan rijns Moeders schoot, Zijn blik tot haar geheven, Wier arm hem vast omsloot. En wederom verdween 't visioen, Doch wederom verscheen Een beeld, oneindig sohooner En eed'Ier dan voorheen: 'k Zag thans don knaap tot man gerijpt, Gehard op 's Levens baan, Maar als het kind van vroeger, Zag 'k hem bij Moeder staan. Vergeten is aan Moeders schoot Al wat hem deren moog' Ünstuim'ge kinderliefde Blinkt in dat mann'lijk oog. Gelukkig wie zoo'n moeder heeft, Zoo trouw, zoo goed, zoo rein, Zij zal zijn gansohe leven Schutsengel voor hem zijn I IFS-ijissiscli. Iedereen heeft zeker we! eens vermake lijke staaltjes gelezen van de groote stipt heid in de administratie bij de Russische spoorwegen en is dan een beetje vriendelij ker gestemd geworden ten opzichte van onze spoorwegen, als die hem wel eens parten spelen. Hetgeen hier volgt, is ook weer een bewijs, dat het in het land van „Vadertje" 6oms raar toegaat Het verhaal is ontleend aan het blad der Kozakkentroepen („Vestink Kosatchuhk Voisk")het vertelt op vermakelijke wijze van een verongelukt geschenk, dat do Pre sident der Franscb© Republiek voor de Oeral-Kozakken bestemde, en kwam via een der Fransche bladen tot ons. De Kozakken zonden, als blijk van hun sympathie voor het Fransch-Russisch bond genootschap een vaatje besten kaviaar aan den President, en deze zond, als tegenge schenk, den „Hetman", liet hoofd der Ko zakken, een vaatje allerfijnsten cognac van Charentes. Het vaatje word aan boord van een op de Zwarte Zee vh-rejs<l Fransch stoomschip ge bracht cn heb kwam behouden te Odessa aan. Daar werd het onder toezicht van den Franschen consul, aan de zorg van het Rus sisch spoorwegbe»tuur toevertrouwd. Maar van dien dag af was hot spoorloos verdwenen. Er gingen weken, maanden voorbij. De „Hetman" las en herlas den brief van den President, waarin hem de afzending van het kostbare vaatje werd bericht. De offi cieren der Kozakken likkebaarden al bij voorbaat, in afwachting van het lekkere vocht... maar zagen niets komen. Eindelijk schreef de „Hetman", wachtens. moede, een brief van beklag aan do spoor weg-maatschappij. Er werd een onderzoek ingesteld. Alle leden van het personeel, van den hoogsten ambtenaar tot de minst© beamb ten, werden ondervraagd, maar alles tever geefs; er was geen spoor van bet vaatje cog nac te ontdekken. Eindelijk opperde een wissel wachter, Iva- noff genaamd, de veronderstelling, dat de cognac van den President het Russisch kli maat niet had kunnen verdragen en ver vluchtigd, verdampt was. Hij voegde daar ongevraagd de verzekering bij, dat hij nooit iets anders dan Russischen vodka dronk. Daarop werden administratieve brieven gewisseld. De chef van het goederenvervoer schreef de verklaring van den wissolwachtor aan den lijnchef. Deze ontsloeg den wisselwach ter wegens onregelmatigheid in den dienst en aan den Franschen consul schreef hij, dat de cognac van den President door overgroo- te drukte op den Russisehen Zuiderspoor weg te land onderweg gebleven en verdampt was, doordat liet vocu- niert bestand was te gen het Russisch klimaat. Do consul berichtte dit aan don gezant, deze schreef het aan den President en deze zond een tweede vat cognac aan do Kozak ken. Nu worden gansch buitengewone maatre gelen genomen. Er werd een gendarme op wacht gezet bij het vat. Een speciaal inspec teur word belast met hot toezicht op het ge schenk, tot het do plaats zijner bestemming zou hebben bereökt. Alle stationschefs ontvingen bevel, zich persoonlijk te overtuigen, dat het vat in goeden staat verkeerde en dat de bewakers niet beschonken waren, en de lijnchef moest telegraphisch bericht ontvangen van elke inspectie. Door dit nauwlettend toezicht wist men te boletten, dat de oognac opnieuw „ver dampte." Het vat kwam in goéden staat te Goralsk aan en op hot jaarfeest van het regiment werd het plechtig opengestoken, in tegen woordigheid van don „Hetman" en al de officieren. Men dronk de gezondheid van den Pre sident de officieren en Kozakken riepen „Leve Frankrijk 1" en hun tongen werden gestreeld door het edele vocht. Eenige tongen meenden echter te proe ven, dat de cognac toch slapper was gewor den door den invloed van het Russische kli maatMaar dat waren natuurlijk „kwa de tongen." De Mouslache een Christelijk kenleeken. Weinigen kennen den oorsprong dep ge woonte om de moustache te laten groeien maar honderden jaren geleden was dit sie raad van het aangezicht een teeken, dat de eigenaar een Christen was. De gewoonte ontstond het eerst in Spanje, toen do Moo- ren meester in dat land waren. Dit waren Mohammedanen en het was zeer moeilijk hen van de Christenen te onderscheiden. Deze laatsten, wenschende hun „licht te laten schijnen voor de menschen", besloten het haar te laten groeien op de bovenlip en de kin, in den vorm, bekend onder den naam imperial, aldus eenigsziiis de figuur van een kruis vertoonende. Op deze wijze konden de Christenen elkander ten allen tijde herkennen en te zamen komen, ten einde zich gezamenlijk te verdedigen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 13