LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 9 APRIL. - VIERDE BLAD.
FEUILLETON.
Verijdelde plannen.
Jïo. 13536
Anno 11)04
gelden, dat de gods- of handpenning op het
loon kan worden ingehouden."
Zeer juist redeneert de minister aldus.
Doch één voorbehoud maken we hierbij
omtrent diens laatste woorden.
ImmeiB in liet artikel' staat: indien de
dienstbetrekking niet langer dan drie
maanden heeft bestaan", terwijl de toelich
ting daarentegen spreekt van: binnen
dien tijd."
In verband met wat wij hierboven schre
ven en met wat de minister zelf zegt over
het „belust zijn op de handgift", zal dus
alsnog uitdrukkelijk moeten worden vastge
steld, dat de woorden van hot artikel
zullen gelden, nl., dat de huurpenning eerst
dan moet worden geschonken, als do dienst
tijd langer dan driemaanden beeft ge
duurd.
Anders toch vervalt men evenwel in be
voordeeling van diegenen, die bijwijze van
stelsel om jaarlijks een paar huurpennin
gen boven haar loon machtig te worden
geregeld om de drie maanden van dienst
„veranderen."
Do volgende bepaling is nog in het ont
werp ten aanzien van den huurpenning op
genomen
„Indien bij het sluiten van do overeen
komst een gods- of handpenning is gegeven
en aangenomen, ontleent, geen dor partijen
daaraan de bevoegdheid, van do overeen
komst af to zien door het laten behouden
of het teruggeven van dien gods- of hand
penning."
M. a." w.het gebruik, bij sommige dienst
boden in zwang, om zich bijv. op 15 Maart
togen 1 Mei te verhuren, maar, als zo wat
boter.5 kunnen krijgen, de huurpenning een
voudig te laten terugbrengen met de bood
schap, dat zc „van den dienst afzien", zal
voortaan tot de wettelijk verboden handelin
gen behooren. Wie dat tóoh doet, stelt zich
dan bloot aan een veroordeeling tot beta
ling van het bedrag van drie maanden
overeengekomen loon, te verhalen op haar
goederen of later te verdienen geld.
Twee nuttige nieuwe bepalingen bevat het
ontwerp.
Vooreerst: dat een gehuwde vrouw zich
zonder bijstand van haar man kan verhuren
en dan ook zelve en niet haar man
reoht heeft op uitbetaling van het loon; mot
het gevolg, dat de man zulk een dienstbode
ook niet uit haar dienst kan komen Balen,
eenvoudig op grond, dat hij haar geen per
missie had gegeven om het huurcontract
aan te gaan.
En ten tweede: dat een minderjarige oen
huurovereenkomst mag aangaan, zonder
dat later vader of moeder ze kan verplich
ten om thuis te komen, mits één van bei
den het geval is, nl, öf vader of moeder
schriftelijk of mondeling toestemming tot
het verhuren heeic. gegeven, öf hun kind
gedurende ten minste veertien dagen in de»>
dienst neeft gelaten.
M. a. w.indien een minderjarig meiaje
zich in een dienst verhuurd heeft en daarin
ten minste veertion dagen is geweest, kun
nen vader of moeder er haar niet weer, met
of tegen haar zin, uit halen.
Hoe zal het staan met l>st zg. kostgeld
Het ontwerp voorziet ook hierin.
„Do werkgever, die tijdelijk verhinderd is
hot loon, voor zoover dit in inwoning, kost
of andere lovensbenoodigdheden is vastge
steld, te voldoen, zonder dat deze verhinde
ring liet gevolg is van een aan den arbeider
op zijn verzoek verleend verlof, is den ar
beider een vergoeding schuldig, waarvan
hot bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke
van dien, door het plaatselijk gebruik
wordt bepaald."
M. a w.: men zal het vooraf moeten af
spreken of zich houden aan „plaatselijk ge
bruik", maar kostgeld moet gegeven
worden, wanneer bijv. de familie uit de stad
gaat en de dienstboden niet meeneemt.
Prof. Druckcr wil ook de verplichting
aan 'den patroon of huisvrouw opleggen om
voor arbeiders (d. z. ook dienstmeisjes) be
noden den leeftijd van 18 jaar, tenzij liet
tegendeel uitdrukkelijk is overeengekomen,
den arbeid zoodanig te regelen, 'dat zij niet
verhinderd zijn, een inrichting voor voort
gezet-, herhalings- of vak-onderwijs te bezoe
ken. En de minister Cort van der Linden
wilde zelfs bepalen:
„De werkgever is gehouden, inwonende
arbeiders, zonder korting van hun loon, in
de gelegenheid te stellen, hun godsdienst
plichten te vervullen, alsmede ontspanning
van den arbeid te genieten, in beide geval
len op de wijze bij overeenkomst of sloor
het plaatselijk gebruik bepaald.
„Ten aanzien van minderjarige arbeide s
is de werkgever gehouden, den arbeid dus
danig to regelen, dat zij in 'de gelegenheid
zijn gesteld, volgens het plaatselijk gebruik
de lessen te volgen in inrichtingen voor
godsdienst-, voortgezet-, herhaÜD_ :- of vak
onderwijs."
Maar deze voorschriften heeft dc minis
ter Loef f gemeend, n i e t to moeten overne
men.
Of die toch nog in de wet komen, zal dus
van do Kamer afhangen.
9 O
Ziekte.
Een voor het dienstbodenrecht zeer be
langrijke bepaling is verder r.og dc volgen
de:
„Dc werkgever is Verplicht, in geval van
ziekte of engeval van een bij hem inwonon-
den arbeider voor diens behoorlijke verple
ging en geneeskundige behandeling zorg te
dragen, voor zoover daarin niet uit anderen
hoofde is voorzienhij is niet gerechtigd, de
koBten der eer - zes weken op den arbei
der te verhalen, tenzij de ziekte of het on
geval door opzet (prof. Drucker wil hier
Bchrijven: grove schuld) onbehoorlijk le
vensgedrag des arbeiders veroorzaakt of het
gevolg is van een lichaamsgebrek, hetwelk
de arbeider bij het aangaan van de overeen
komst opzettelijk voor den werkgever heeft
geheim gehouden."
In gowone taal overgebracht, wil dit dus
ten aanzien van dienstbod-n zeggen: als een
meisje ziek wordt (behalve ten gevolge van
onbehoorlijk levensgedrag), dan gaat gedu
rende zes weken haar loon door en moet zij
bovendien ten koste van haar menschen ge
neeskundig behandeld worden, hetzij aan
huis of voor hun rekening in een ziekenhuis,
tenzij de patroon haar ziekcnfondsgeld
betaalt of zij zelve uit cenig fonds aan
spraak op voldoend ziekengeld heeft.
Eindelijk nog dit:
„Do werkgever is verplicht, bij het eindi
gen der dienstbetrekking den arbeider een
gotuigschrift uit te reiken, behalve
wanneer deze do dienstbetrekking verbroken
heeft zonder do verschuldigde schadeloos
stelling to betalen.
„Het gotuigschrift bevat een juiste op
gaaf omtrent den aaTd van den verrichten
arbeid on den duur dor dienstbetrekking,
als'mode, doch alleen op bijzondor
verzoek van dengenen aan wion
hot getuigschrift moet worden
uitgereikt, omtrent do wijze, waarop
de arbeider aan zijn verplichtingen heeft
voldaan, en do redenen, die tot 't eindigen
dor dienstbetrekking hebben geleid. Heeft
de werkgover do dienstbetrekking echter
zonder het aanvoeren van redenen doen
oindigen, dan is hij slechts gehouden zulks
te vermelden zonder verplicht te zijn, de re
denen mede te declen.
„De werkgever, die weigert het gevraagde
getuigschrift af te geven, die in het ge
tuigschrift tegen beter weten onjuiste mede
deel ingen opneemt, of die daarin teekens
plaatst, bestemd om op een niet voor den
arbeider duidelijko wijze een oordeel over
dezen uit te spreken, is zoowel jegens den
arbeider als jegens derden aansprakelijk
voor de daardoor veroorzaakte schade."
De termijn van opzegging wordt voor in
wonende dienstboden bopaald op zes weken,
verlengd met 14 dagen voor elk jaar dat zij
in den dienst was, tot ten hoogste zes
maanden.
Prof. Druckcr wil cn zal dit dus in
de- Kamer nog wel voorstellen die ver
lenging bepaald zien op 7 dagen voor elk
jaar.
Dat zes weken en daarbij nog een week
voor elk jaar in den dienst voor dienstbo
den al ruim lang genoeg is, zal ieder wel
inzien. Een meisje, dat drie jaren in een
dienst was, zou immers, naar het- voorstel
der Regeering, niet alleen door haar me
vrouw alleen drie maanden vooraf kunnen
worden opgezegd, maar zelve óók telkens
drie maanden te voren moeten opzeggen.
Dit kan zeer dikwijls en geschiedt ook ze
ker veelal in zulke gevallen. Maar men moet
de menschen niet al to lang cn al te onher
roepelijk vast aan clkandc. binden. Vooral
bij inwonenden, die den heolen dag met el
kaar moeten omgaan, kunnen er zich zon
der dat nog aan kwaadwilligheid is te den
ken omstandigheden voordoen, dio 't on
houdbaar zo don maken, indien men, ten
gevolge van een dienst gedurende bijv. tien
jaren, slechts met zes maanden zou kunnen
opzeggen.
De zekerheid, die de wet hier aan do
dienstboden geven wil, zou op dezo wijzo
voor haar een knellende band kunnen wor
den.
Maar... dit deel van het ontwerp zal dot
de Kamer zeker nog wol onderhanden ge
nomen en vermoedelijk veranderd worden.
(II C.)
De Fransch-Brilsche cvErcenLoms'.
Do Londensche correspondent van den
Parijoohen Matin", die meermalen goed
ingelicht bleek in zaken van Engelsohe bui-
tenlandscho politiek weet nog het volgende
te molden betreffende do overeenkomst., die,
naar Reuter seint, reods namens bedde par
tijen getcekond is. Do overeenkomst, waar
van do publicatie niet lang op zich zal la
ten wachten, moet Bestaan uit 4 afzonder
lijke stukken, en wel do volgende:
1. Een tractaat, rogelcndo dc rechten, die
beide partijen bevitten in New-Foundland
en in Afrika;
2. Een oonventio, waarbij Engeland zich,
in politiek opzicht, terugtrekt uit Marokko,
terwijl Frankrijk mot enkclo andore Staten
zal samengaan, ten oindc aan Egypte zekere
financieelc voordooien too te staan;
3. Een conventie, waarin beide Staten
hun beloften ten opzichte van Siam hernieu
wen, on waarin zij de tot dusver vaag ge
bleven punten nader preciseeron;
4. Een nota, betrekking hebbende op do
Hebriden.
Van de vier documenten zal alleen het
eerste do onderteekening dragen van den
Engolschen minister Lansdowne on den
Franscben gezant Combon.
Do boido conventies of zooals do diplo
maten zeggen: de beido „déclanations"
zullen niofc onderteokend zijn, evenmin als
do nota.
Hot tractaat zal ongeveer het volgendo
inhouden:
Do rivier do Gambia, die bij Bathurst in
don Oooaan uitstroomt, cn welker monding
op Engelsoh territoir ligt, is niet bevaar
baar boven het Engelsche gebied. In hot
aangrenzende Fransohe gebied kan do rivier
niet bevaren worden, wat. heel' lastig was
voor do Fransohen. Engeland staat nu aan
Frankrijk do stad on het district Jabaterda
af, dio liggen aan het bevaarbaar godceltc
van de rivier. Franschc booten zullen dus
■voortaan het Frauscho gebied direct kunnen
aandoen.
Dan staat Engeland aan Frankrijk af dc
Los-eilanden op dc kust van F ranst a Gui
nea. Dezo Los-eilanden liggen vlak voor hot
Fransohe eiland Konakry, waarop de
hoofdstad ligt van de provincio Foutan-
Djallon.
Ook staat Engeland aan Frankrijk af het
Zinder-gcöied, golegen ten Zuiden van
Fransoh-Soudan. Bovendien krijgt Frank
rijk een handelsweg naar hot Tsjad-meer
door hot Britecho Sokoto-gebiod. Tot dus
ver kondon do Franscben slechte één maand
per jaar oonvooicn, enz. van den Niger
naar het Tsjad-meer zenden.
Om dien afstand geheel over Fransch go-
bied af te loggen, moesten de soldaten ten
noorden van het Zindor-gobied een woestijn
doortrekken, waar slechte gedurende don
korten regentijd cenig water te vinden is.
In ruil voor dezo concessies van Engol
schen kant ziet Frankrijk af van het recht
dor Fransche visKihcrs dat dezen sedert
het verdrag van Utrecht (1713) hadden be
zeten om met uitsluiting van alle andere
visschers te mogen vissahen op een dcol van
de kust van New-Foundland, do z. g.
„frenoh shore". De inwoners van Now-
Foundland on anderen zullen daar voort
aan nu ook mogen komen vissollen.
Daartegenover zullen don Franscben vis
schers in dc wateren van New-Foundland,
die lot dusver steeds groote moeite hadden
om zich daar op do kust van visehtuig, enz.
te voorzien, voortaan de noodige faculteiten
worden verleend.
Hot moet erkend worden, dat dezo con-
ocssio van Fransohen kant lang .niot zoo
groot is als zij schijnt, want do uitsluiting
dar Now-Foundlandsche visschers zou tooh
op den duur niot te handhaven zijn ge
weest. Do New-Foundlanders spraken er
reeds van, zich bij Canada (missohion zelfs
bij do Verecnigdc Staten) te laten inlijven,
en dan waro zeer zeker afgedwongen wat
nu goedschiks wordt toegestaan. Bovendien
mogen de Franscben, ovenals tot dusver,
op de New-Foundlandschc kust vissollen.
De voornaamste paragraaf der conventie
inzako Marokko en Egypte is die, waarin
Engeland verklaart af te zien van het uit
oefenon van eenigen politicken invloed in
Marokko Vroeger oefende Engeland in Mar
rokko belangrijken politieken invloed uit,
direct en indirect. Het leger van den Sultan
stond onder leiding van Engelsohe instruc
teurs, cn do Engc'soho handel op Marokko
is aanzienlijk. Frankrijk heoft zich echter
moeten verbinden, van Tanger geen vesting
to maken, cn ook geen verstorkingen aan to
leggen op de kust tegenover Gibraltar. Bo
vendien zal do Engelsche handel gedurende
een periode van 30 jaar op voet van gelijk
heid met cuen van Frankrijk worden bo-
handold.
Ten opzichte der Egyptische financiën
staat Frankrijk toe, dat voortaan do over
schotten op den dienst der Egyptische
Schuld, oa. fr. 250,000,000, door do Egypti-
solio rogeoring mogen worden gebruikt voor
andere doeleinden.
Alkemade. Door Br on Ws. is vergunning
verleond aan J. C. van der Geest to War
mond, tot den verkoop van sterken drank In
het klein, in perccol Wyk B 896.
ÜUnsburg. Gisteravond werd dc bij art.
31 der statuten voorgeschreven algemecno
vergadering gehouden van de Coöp. Voor
schotbank cn Spaarkas, alhier.
Do voorzitter van den Raad van Tooziolit,
dr. A. J. van Walsom, opende dc vergade
ring meteen kort woord, zijn leodwezen uit-
drukkende, dat zoo weinigen waren opgeko
men om deel te nomen aan de bolangrijko
besprekingen van deze vergadering.. (Zou
soms een verloting hier kunnen helpen?)
De notulen der vorigo vergadering wer
den ongewijzigd goedgekeurd.
Als lid voor den Raad van Toezicht werd
met algemeeno stemmen herkozen de. W.
B. Rcnkema, eveneens de heer Hugo van
Egmond met algemeeno stemmen als lid
van het bestuur.
Uit de rekening en verantwoording van
het bestuur bleek, dat do verecniging op 31
December 1903 reeds 83 leden telde. Hot
aandeelonkapitaal bedroeg 2075, waar
van gestort f 695.
Hot resorvo-fonds was groot 83.
Er waren op dien datum 62 spaarboekje?
uitgegeven met een gezamenlijkon inleg van
8621.10; uitgekeerd was f L-yl 1.
Vorder worden 54 voorschotten verleend
tot een totaal bedrag 10.457,50.
Do vele kosten in aanmerking genomen,
verbonden aan do oprichting der vereeni-
ging, kon er ditmaal geen winst worden ui
gekeerd, maar wel de verzekering gegeven
worden, dat het volgend jaar winst zou
worden gomaakt, waarom de voorzitter
aandrong vooral do aandeelon vol tc stor
ten, daar anders niet in do winst zou wor
den gedeeld.
Vele besprekingen worth nog gchoudcnr
waarbij voortdurend een gezellige toon
heerschie.
Het dicustbodenrccht.
Ontelbare malen geeft de vraag, wat de
bete eken ia van den huur-, god6- of goospen-
ning is, aanleiding tot allerlei twistvragen
en geschillen. Er is wel geen huisvrouw,
die daarover al staat bij allo fatsoenlij
ke lieden het gebruik hier tor stede en
elders vast niet eens in haar leven onaan
genaamheden beeft gehad met een slechte
dienstmaagd, die, om afdoende redenen op
gezegd, door brutaliteit met of zonder
dreigend optreden van vrienden of ver-
.want-.n afperste wat haar niet toekwam.
„Eerst uiijn geld, anders ga ik niet weg!"
wie heeft dat niet eens moeten hooren?
En wie is er niet althans eenmaal in zijn
leven voor gebukt, om van den last af to
wezen of schandaal cn buurtjeskijkuit te
.Voorkomen
Toch is de uitlegging volkomen eenvou
dig: de huurpenning is een voorschot op 't
later te verdienen loon; hij wordt dus daar
op weer ingehouden, als de dienstbode
slechts korten tijd blijft, omdat hij anders
©en premie zou zijn op 't herhaaldelijk „ver
anderen" en een extra voordeel voor
slechte dienstboden; en hij wordt eerst
«dön geschonken of, wil men, krachtens 't ge
woonterecht verdiend geacht to zijn, wan
neer do dienstbode tanger dan drie maan-
jden in haar dienst is gebleven.
Het plaatselijk gebruik zegt, dat een
'dienstmeisje, dat bijv. geen Nieuwjaar
of Kermis wenscht en dus ook geen Nieuw
jaars- of Kermisfooi krijgt, da armode
haar dienst opzegt; en, omgekeerd, dat het
niot geven van dio fooi door mevrouw even
eens opzegging beteekent. Waar dit zelfs
geldt voor dienstboden, dio reeds gerui-
men tijd in dienst zijn, spreekt het vanzelf,
dat hetzelfde moet worden toegepast op do
eerste betaling, d.i. op den huurpenning.
Daar hot onderwerp echter niet in de
wet (het Burg. Wetboek) is genoemd en aan
plaatselijk gebruik is overgelaten, gaf het
tooh herhaaldelijk aanleiding lot verschil
fvan gevoelen.
Het ontwerp-arbcidsoontraot, thans door
tie Regeering ingediend, maakt gelukkig
aan al zulke geschillen een oinde. En hot
doet dit op de door ons aangegeven wijze.
Prof. Drucker wilde het vrijgeviger rege
len. Hij stolde voor tc bepalen: „De gods-
„of handpenning wordt niot in mindering
„gebracht op hot bodongon loon", tenzij' bij
hot aangaan van de dienste vereen komst
uitdrukkelijk (mondeling of schriftelijk)
anders word bedongen.
De minister Locff echter is, ovenals dc
minister Cort van der Linden van oordcel,
'dat moet worden bepaald:
„De gods- of handpenning kan in minde
ring worden gebracht op het loon, indien
„do dienstbetrekking niot langer dan drie
„maanden heeft bestaan, terwijl zij voor
„langcren of voor onbepaalden tijd is
„aangogaan."
D. w. z.: eon dienstbode, die voor onbe
paalden tijd is gehuurd, verliest haar recht
op don huurpenning, indien zij vóór of met
do drie maanden vertrekt. Eerst als zij
langer dan drie maanden in haar dienst
bleof is dc huurpenning boven liet loon
haar eigendom gowoxxlen.
„Het strijdt tooh ten eenenmale met de
billijkheid, zegt de minister, dat de
godspenning buiten rekening zou blijven,
wanneer de dienstbetrekking in strijd mot
het bij de overeenkomst bepaalde, slochte
korten tijd voortduurde. Dan zou op de on
tijdige verbreking van de dienstbetrekking
van de zijde des arbeiders een niet onhe
il langrijke premie worden gesteld. Indien
evenwel de dienstbetrekking gedurende
een zekeren, niet al te korten tijd heeft
stand gehouden, mag worden aangenomen,
dat andere redenen dan hot bolustzijn op
de handgift tot beëindiging van do dienst
betrekking brachten. In de beroepen, waar
bij hot gevon van een handgift hot meest
voorkomt, mag do termijn van drie maan
den wol als do kortste golden, gedurende
welken een dienstbetrekking in den regel
stand houdt. Eindigt de dienstbetrekking,
wolko niot voor kortoren tijd is overeenge
komen, binnen dien tijd, dan zal als regel
89)
Neem de zaak toch niet zoo tragisch op,
majoor. Er zjjn nog wel veel slechter bengels.
En eerlek gezegd, heeft het goval my zeer
geamuseerd," zeido SchwarzholY. „Men zou
dit kapittel wel kunnen noemen: „De tocht
naar de visclivyvers" of „Wat bytmydaar?"
De majoor keek hem vragend aan, daarna
trilde het om zyn mond en nu hieven beiden
een vreoseiyk gelach aan. Z|j lachten tot hun
de tranen over de wangen liepen, terwyi ook
Hinnerk, die, om zyn heer by het loopon te
onderstounen, naast hen stond, tevorgeefa
pogingen deed, om do dom-emstige uitdruk
king van zjjn bediendongezicht te behouden.
Hy flapte er uit, naar adem hygend:
„Excuus excuseer, majoor maar do
de freule is ook allerdwaast rondgespron
gen.
Tvointigtté Hoofdstuk.
Op het middaguur hield eon rytuig, van
Oberlünksfurt komend, voor het hoofdportaal
te Ratzenbeck stil. Een knecht in liverei sprong
van zyn zitplaats naast den koetsier en trad
op het neorgelatou portierraam toe. Een in
•en fijnen handschoen gestoken dameshand
stak een visitekaartje naar buiten en een
welluidende stem reide: „Vraag eena of de
heer des huizes voor my te spieken is en of
ik Diet ongelegen kom."
.Uwe Doorluchtigheid ie ooe elttfd welkom,"
▼erklaarde de haastig toegeschoten Hinnerk
en bracht zyn collega naar de eerste ver
dieping in de kamer van den majoor.
„Majoor, Hare Doorluchtigheid" rapporteerde
hy en de vreemde knecht kweet zich van
zyn opdracht.
„Als uw meesteres niet bang is voor een
half verwilderden jichtlijder, dan is zU my
van harte welkom," antwoordde de majoor
en liet zich, terwyi de knecht de kamer ver
liet, in alloryl door Hinnerk een weinig af
borstelen. Daarna strompelde hy de bezoekster
te gemoet, haar boven aan de trap op
wachtend.
„Kyk, daar staat hy zelf 1" riep de prinses,
ruischend de trap opkomend en Ratzenbeck
toewenkend.
„In al zyn glorie met drie beenen, twee
nstuurlyke on één houten. Het houten is het
gezonde, Uwe Doorluchtigheid" zeide de majoor
en stak haar beide handen toe, om vervolgens
de hare beurteling aan zUn lippen to brengen.
„Men heeft u in moer dan een halve oeuw
niet gezien. Leeft gy dan nog, majoor?"
„Zoo half en half. Men doet wat men kan."
Hy bood haar den aim on leidde haar in hot
salon, waarvan Hinnerk do deuren voor hon
opende.
„Hier ruikt het bopaald muf. Veel bezoek
schynt er niet op Ratzenbeck te komen,"
merkte zy op, draaide zich om en vroeg:
„Nu, wat zegt gy van uw oude vriendin en
buurvrouw Gy zyt zoo terughoudend."
„Ik ben geheel verbluft, Uwe Doorluchtig
heid! Drommels 1 Altyd nog sieriyk als een
wesp, slechts een klein beetje ronder, frisch
als een appeltje en oogen als een Trakener
hengst. Steeds nog de oudo on steeds nog de
jonge. Het is niet te zeggen," antwoordde
do majoor.
0Gij huichelaar I Wat zegt gy dan wel van
myn witte haren?" vroeg da prinses.
„Hm, ja. Toen wy elkaar het laatst hebben
gezien, het zal twee jaar geleden zyn
toen zagen dio er nog een beetje anders uit;
donkerblond en hier en daar een zilveren draad.
Nu ligt het op uw hoofd als pas gevallen
sneeuw. Men gelooft zyn oogen niet. Zoo'n
jong gezicht en zulke oude haren. Maar effect
maakt het, voor den drommel!"
„Ja, ziet ge, vriendje, de witte haren, die
ergerden my zóó, dat wy de zaak omgekeerd
hebben. Ik kan het u wel zoggen: Ik hob zo
zoo'n beetjo geholpen in het verbleeken. Als
gy' hot weten wilt, waterstofoxyde heet hot."
Hy lachto. „Gy zUt altyd nog uit contras
ten saamgesteld, Lucle. Ha, ha! Ik weet altyd
nog, dat gy in Münster met oen gat in uw
mooie ry tandjes rondliept. Gy wildet dat
niet laten repareeron, omdat gy van wat by-
zonders hieldt, hahaba!"
Zy grinnibto. „Zoo dwong ik ieder naar
myn mond te kykon en die was toch hot zien
wel waard, zou ik donken."
„Dat is hy nog altyd, op myn woord, prinses 1"
„Weet ge, myn man, de prins, die had
voor zoo iets geen oog on dus moest ik later
bet gat laten dichtstoppen. Hy was anders
de goedheid zelve en hy heeft my gaarne
mogen lijden."
Zy zuchtte on nam in een fauteuil plaats,
terwyl hy een stoel naast haar schoof.
„'t Is toch lief van u, prinses, dat gy my,
vleugellamme, zoo spoedig opzoekt. Voor acht
dagen zyt gU uit Italiö teruggekeerd, naar
ik hoor."
„Het was ook de hoogste tyd, zeg ik u,"
zeidö zy beslist.
„Wat is er dan aan de hand?"
„'t Is een dwaze geschiedenis. Maar, niet
waar, 't biyft ondor ons?"
„Natuuriyk."
„Ik zou hier nog niet zyn, zoo die Düstor-
holt myn aanwezigheid niet dringend nood
zakelijk maakte. Zyn tweede, ErnBt, is myn
petekind."
„Is niet zyn oudste, die de hoeve zou
krygen, voor een jaar gestorven?"
„Dat is het juist. De tweede, myn petekind,
heeft in de medicijnen gestudeerd en diont
nu in Münster by de kurassiers zijn jaar uit.
En nu wil de oudo man, dat de jongen zyn
vak er aan geoft en het beheer over hot goed
op zich neemt."
„Dat kan men den ouden man niet kwaiyk
nemen en de heer medicus is er toch ook
niot te goed voor om boer te worden."
„Dat ls het niet alleen. De oude, die anders
zoo kwaad niet is, heoft hoogmoedswaanzin
en zou gaarne den ryken landeigonaar spelen.
Hy heeft zich in het hoofd gezet, dat zyn
bezitting, welke nu reeds vierhonderd morgens
uitstekend land bedraagt, den geheolen drie
hoek tusschen de Lippe, den Sülzbach en
den Brandscliaffner straatweg moet innemen,"
„Maar daar ligt toch, als ik het goed heb,
nog de geheele bezitting van don Grote-Benkels-
kamp tusschen."
„En daarom moet Ernst met de dochter van
den Grote-Benkel8kamp trouwen; een vrouw
als oen paard. De oudo man is niet van dot
idee af te brengen."
„Nu, dat geeft wellicht Iets goeds. Wat
behoeft gy u- daarom zoo op te winden, door-
luchtigheidje?"
Zy werd aangedaan en in hare oogen ver
schenen tranen: „Ernst mag Anna van myn
rentmeester zoo zielsgraag ïyden. Zy hebben
reeds als kindoren samen gespeeld on waren
byna met hun beiden in den Sülzbach ver
dronken. En Anna, die zou zichzelve te kort
doen, als Ernst mot het paard van Honkels-
kamp trouwde. Neon, neen, daarvan kan niots
worden I Die beiden behooren to zamon. Dio
mooten by elkaar I" riep zy, mot don voet
stampend en opspringond.
„Zoo, zoo, mon kan dus steeds nog hot ge
lukkig maken van minnondo paartjos niot
laten."
„En gy on Gorti, Ratzenbeck? Wilt gy my
daarvan een verwyt maken?"
Hy greep naar haar hand en druk to oen
kus daarop.
„Dat was uw geniaalste streek, Lucio, dat
gy by uw voormaligen danser uit Munster
de voorzienigheid hebt gespoeld." HU zuchtte,
staarde voor zich uit en zoldo zacht: „Dat
het geluk slechts zoo kort mocht duren I"
Zy ging weer op haar plaats zitten. „Ik
kan niet op veel geluk mot don oudon prins
bogen," bekende zy na oonigen tyd. „En wat
my, het arme, adeliyko dingetje, indertyd be
koorde, namelUk het spelen voor prinses, dat
verliest ook het bekoorlUke, als het aantrek-
keiyke van hot nieuwe or af is. Daar hechten
tegenwoordig vorstandigo menschen niet meer
zooveel aan en in do hotels en winkels krygt
men om zulko titels hooge rekeningen. Neen,
beate Ratzenbeck, dat heoft voor my niets
bekooriUks meer."
„Zeg dat maar niot zoo luid, prinses. Men
zou het anders nog van u kunnen gelooven,"
bromde hy. „Vorvloekt, or bestaat geen idea
lisme meer. Alios wordt dadeiyk getaxeerd
on de fameuze riddors en prinseasen worden
ten slotte zelfs in de sprookjes naar hun
inkomen gewaardeerd, 't Is eon matorieele
wereld, Lucie. Laat daarom den jongon Düstei>
holt gerust het paard nemen."
(Wordt vervolgd.)