LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 9 APRIL. - VIERDE BLAD. FEUILLETON. Verijdelde plannen. Jïo. 13536 Anno 11)04 gelden, dat de gods- of handpenning op het loon kan worden ingehouden." Zeer juist redeneert de minister aldus. Doch één voorbehoud maken we hierbij omtrent diens laatste woorden. ImmeiB in liet artikel' staat: indien de dienstbetrekking niet langer dan drie maanden heeft bestaan", terwijl de toelich ting daarentegen spreekt van: binnen dien tijd." In verband met wat wij hierboven schre ven en met wat de minister zelf zegt over het „belust zijn op de handgift", zal dus alsnog uitdrukkelijk moeten worden vastge steld, dat de woorden van hot artikel zullen gelden, nl., dat de huurpenning eerst dan moet worden geschonken, als do dienst tijd langer dan driemaanden beeft ge duurd. Anders toch vervalt men evenwel in be voordeeling van diegenen, die bijwijze van stelsel om jaarlijks een paar huurpennin gen boven haar loon machtig te worden geregeld om de drie maanden van dienst „veranderen." Do volgende bepaling is nog in het ont werp ten aanzien van den huurpenning op genomen „Indien bij het sluiten van do overeen komst een gods- of handpenning is gegeven en aangenomen, ontleent, geen dor partijen daaraan de bevoegdheid, van do overeen komst af to zien door het laten behouden of het teruggeven van dien gods- of hand penning." M. a." w.het gebruik, bij sommige dienst boden in zwang, om zich bijv. op 15 Maart togen 1 Mei te verhuren, maar, als zo wat boter.5 kunnen krijgen, de huurpenning een voudig te laten terugbrengen met de bood schap, dat zc „van den dienst afzien", zal voortaan tot de wettelijk verboden handelin gen behooren. Wie dat tóoh doet, stelt zich dan bloot aan een veroordeeling tot beta ling van het bedrag van drie maanden overeengekomen loon, te verhalen op haar goederen of later te verdienen geld. Twee nuttige nieuwe bepalingen bevat het ontwerp. Vooreerst: dat een gehuwde vrouw zich zonder bijstand van haar man kan verhuren en dan ook zelve en niet haar man reoht heeft op uitbetaling van het loon; mot het gevolg, dat de man zulk een dienstbode ook niet uit haar dienst kan komen Balen, eenvoudig op grond, dat hij haar geen per missie had gegeven om het huurcontract aan te gaan. En ten tweede: dat een minderjarige oen huurovereenkomst mag aangaan, zonder dat later vader of moeder ze kan verplich ten om thuis te komen, mits één van bei den het geval is, nl, öf vader of moeder schriftelijk of mondeling toestemming tot het verhuren heeic. gegeven, öf hun kind gedurende ten minste veertien dagen in de»> dienst neeft gelaten. M. a. w.indien een minderjarig meiaje zich in een dienst verhuurd heeft en daarin ten minste veertion dagen is geweest, kun nen vader of moeder er haar niet weer, met of tegen haar zin, uit halen. Hoe zal het staan met l>st zg. kostgeld Het ontwerp voorziet ook hierin. „Do werkgever, die tijdelijk verhinderd is hot loon, voor zoover dit in inwoning, kost of andere lovensbenoodigdheden is vastge steld, te voldoen, zonder dat deze verhinde ring liet gevolg is van een aan den arbeider op zijn verzoek verleend verlof, is den ar beider een vergoeding schuldig, waarvan hot bedrag bij overeenkomst of, bij gebreke van dien, door het plaatselijk gebruik wordt bepaald." M. a w.: men zal het vooraf moeten af spreken of zich houden aan „plaatselijk ge bruik", maar kostgeld moet gegeven worden, wanneer bijv. de familie uit de stad gaat en de dienstboden niet meeneemt. Prof. Druckcr wil ook de verplichting aan 'den patroon of huisvrouw opleggen om voor arbeiders (d. z. ook dienstmeisjes) be noden den leeftijd van 18 jaar, tenzij liet tegendeel uitdrukkelijk is overeengekomen, den arbeid zoodanig te regelen, 'dat zij niet verhinderd zijn, een inrichting voor voort gezet-, herhalings- of vak-onderwijs te bezoe ken. En de minister Cort van der Linden wilde zelfs bepalen: „De werkgever is gehouden, inwonende arbeiders, zonder korting van hun loon, in de gelegenheid te stellen, hun godsdienst plichten te vervullen, alsmede ontspanning van den arbeid te genieten, in beide geval len op de wijze bij overeenkomst of sloor het plaatselijk gebruik bepaald. „Ten aanzien van minderjarige arbeide s is de werkgever gehouden, den arbeid dus danig to regelen, dat zij in 'de gelegenheid zijn gesteld, volgens het plaatselijk gebruik de lessen te volgen in inrichtingen voor godsdienst-, voortgezet-, herhaÜD_ :- of vak onderwijs." Maar deze voorschriften heeft dc minis ter Loef f gemeend, n i e t to moeten overne men. Of die toch nog in de wet komen, zal dus van do Kamer afhangen. 9 O Ziekte. Een voor het dienstbodenrecht zeer be langrijke bepaling is verder r.og dc volgen de: „Dc werkgever is Verplicht, in geval van ziekte of engeval van een bij hem inwonon- den arbeider voor diens behoorlijke verple ging en geneeskundige behandeling zorg te dragen, voor zoover daarin niet uit anderen hoofde is voorzienhij is niet gerechtigd, de koBten der eer - zes weken op den arbei der te verhalen, tenzij de ziekte of het on geval door opzet (prof. Drucker wil hier Bchrijven: grove schuld) onbehoorlijk le vensgedrag des arbeiders veroorzaakt of het gevolg is van een lichaamsgebrek, hetwelk de arbeider bij het aangaan van de overeen komst opzettelijk voor den werkgever heeft geheim gehouden." In gowone taal overgebracht, wil dit dus ten aanzien van dienstbod-n zeggen: als een meisje ziek wordt (behalve ten gevolge van onbehoorlijk levensgedrag), dan gaat gedu rende zes weken haar loon door en moet zij bovendien ten koste van haar menschen ge neeskundig behandeld worden, hetzij aan huis of voor hun rekening in een ziekenhuis, tenzij de patroon haar ziekcnfondsgeld betaalt of zij zelve uit cenig fonds aan spraak op voldoend ziekengeld heeft. Eindelijk nog dit: „Do werkgever is verplicht, bij het eindi gen der dienstbetrekking den arbeider een gotuigschrift uit te reiken, behalve wanneer deze do dienstbetrekking verbroken heeft zonder do verschuldigde schadeloos stelling to betalen. „Het gotuigschrift bevat een juiste op gaaf omtrent den aaTd van den verrichten arbeid on den duur dor dienstbetrekking, als'mode, doch alleen op bijzondor verzoek van dengenen aan wion hot getuigschrift moet worden uitgereikt, omtrent do wijze, waarop de arbeider aan zijn verplichtingen heeft voldaan, en do redenen, die tot 't eindigen dor dienstbetrekking hebben geleid. Heeft de werkgover do dienstbetrekking echter zonder het aanvoeren van redenen doen oindigen, dan is hij slechts gehouden zulks te vermelden zonder verplicht te zijn, de re denen mede te declen. „De werkgever, die weigert het gevraagde getuigschrift af te geven, die in het ge tuigschrift tegen beter weten onjuiste mede deel ingen opneemt, of die daarin teekens plaatst, bestemd om op een niet voor den arbeider duidelijko wijze een oordeel over dezen uit te spreken, is zoowel jegens den arbeider als jegens derden aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade." De termijn van opzegging wordt voor in wonende dienstboden bopaald op zes weken, verlengd met 14 dagen voor elk jaar dat zij in den dienst was, tot ten hoogste zes maanden. Prof. Druckcr wil cn zal dit dus in de- Kamer nog wel voorstellen die ver lenging bepaald zien op 7 dagen voor elk jaar. Dat zes weken en daarbij nog een week voor elk jaar in den dienst voor dienstbo den al ruim lang genoeg is, zal ieder wel inzien. Een meisje, dat drie jaren in een dienst was, zou immers, naar het- voorstel der Regeering, niet alleen door haar me vrouw alleen drie maanden vooraf kunnen worden opgezegd, maar zelve óók telkens drie maanden te voren moeten opzeggen. Dit kan zeer dikwijls en geschiedt ook ze ker veelal in zulke gevallen. Maar men moet de menschen niet al to lang cn al te onher roepelijk vast aan clkandc. binden. Vooral bij inwonenden, die den heolen dag met el kaar moeten omgaan, kunnen er zich zon der dat nog aan kwaadwilligheid is te den ken omstandigheden voordoen, dio 't on houdbaar zo don maken, indien men, ten gevolge van een dienst gedurende bijv. tien jaren, slechts met zes maanden zou kunnen opzeggen. De zekerheid, die de wet hier aan do dienstboden geven wil, zou op dezo wijzo voor haar een knellende band kunnen wor den. Maar... dit deel van het ontwerp zal dot de Kamer zeker nog wol onderhanden ge nomen en vermoedelijk veranderd worden. (II C.) De Fransch-Brilsche cvErcenLoms'. Do Londensche correspondent van den Parijoohen Matin", die meermalen goed ingelicht bleek in zaken van Engelsohe bui- tenlandscho politiek weet nog het volgende te molden betreffende do overeenkomst., die, naar Reuter seint, reods namens bedde par tijen getcekond is. Do overeenkomst, waar van do publicatie niet lang op zich zal la ten wachten, moet Bestaan uit 4 afzonder lijke stukken, en wel do volgende: 1. Een tractaat, rogelcndo dc rechten, die beide partijen bevitten in New-Foundland en in Afrika; 2. Een oonventio, waarbij Engeland zich, in politiek opzicht, terugtrekt uit Marokko, terwijl Frankrijk mot enkclo andore Staten zal samengaan, ten oindc aan Egypte zekere financieelc voordooien too te staan; 3. Een conventie, waarin beide Staten hun beloften ten opzichte van Siam hernieu wen, on waarin zij de tot dusver vaag ge bleven punten nader preciseeron; 4. Een nota, betrekking hebbende op do Hebriden. Van de vier documenten zal alleen het eerste do onderteekening dragen van den Engolschen minister Lansdowne on den Franscben gezant Combon. Do boido conventies of zooals do diplo maten zeggen: de beido „déclanations" zullen niofc onderteokend zijn, evenmin als do nota. Hot tractaat zal ongeveer het volgendo inhouden: Do rivier do Gambia, die bij Bathurst in don Oooaan uitstroomt, cn welker monding op Engelsoh territoir ligt, is niet bevaar baar boven het Engelsche gebied. In hot aangrenzende Fransohe gebied kan do rivier niet bevaren worden, wat. heel' lastig was voor do Fransohen. Engeland staat nu aan Frankrijk do stad on het district Jabaterda af, dio liggen aan het bevaarbaar godceltc van de rivier. Franschc booten zullen dus ■voortaan het Frauscho gebied direct kunnen aandoen. Dan staat Engeland aan Frankrijk af dc Los-eilanden op dc kust van F ranst a Gui nea. Dezo Los-eilanden liggen vlak voor hot Fransohe eiland Konakry, waarop de hoofdstad ligt van de provincio Foutan- Djallon. Ook staat Engeland aan Frankrijk af het Zinder-gcöied, golegen ten Zuiden van Fransoh-Soudan. Bovendien krijgt Frank rijk een handelsweg naar hot Tsjad-meer door hot Britecho Sokoto-gebiod. Tot dus ver kondon do Franscben slechte één maand per jaar oonvooicn, enz. van den Niger naar het Tsjad-meer zenden. Om dien afstand geheel over Fransch go- bied af te loggen, moesten de soldaten ten noorden van het Zindor-gobied een woestijn doortrekken, waar slechte gedurende don korten regentijd cenig water te vinden is. In ruil voor dezo concessies van Engol schen kant ziet Frankrijk af van het recht dor Fransche visKihcrs dat dezen sedert het verdrag van Utrecht (1713) hadden be zeten om met uitsluiting van alle andere visschers te mogen vissahen op een dcol van de kust van New-Foundland, do z. g. „frenoh shore". De inwoners van Now- Foundland on anderen zullen daar voort aan nu ook mogen komen vissollen. Daartegenover zullen don Franscben vis schers in dc wateren van New-Foundland, die lot dusver steeds groote moeite hadden om zich daar op do kust van visehtuig, enz. te voorzien, voortaan de noodige faculteiten worden verleend. Hot moet erkend worden, dat dezo con- ocssio van Fransohen kant lang .niot zoo groot is als zij schijnt, want do uitsluiting dar Now-Foundlandsche visschers zou tooh op den duur niot te handhaven zijn ge weest. Do New-Foundlanders spraken er reeds van, zich bij Canada (missohion zelfs bij do Verecnigdc Staten) te laten inlijven, en dan waro zeer zeker afgedwongen wat nu goedschiks wordt toegestaan. Bovendien mogen de Franscben, ovenals tot dusver, op de New-Foundlandschc kust vissollen. De voornaamste paragraaf der conventie inzako Marokko en Egypte is die, waarin Engeland verklaart af te zien van het uit oefenon van eenigen politicken invloed in Marokko Vroeger oefende Engeland in Mar rokko belangrijken politieken invloed uit, direct en indirect. Het leger van den Sultan stond onder leiding van Engelsohe instruc teurs, cn do Engc'soho handel op Marokko is aanzienlijk. Frankrijk heoft zich echter moeten verbinden, van Tanger geen vesting to maken, cn ook geen verstorkingen aan to leggen op de kust tegenover Gibraltar. Bo vendien zal do Engelsche handel gedurende een periode van 30 jaar op voet van gelijk heid met cuen van Frankrijk worden bo- handold. Ten opzichte der Egyptische financiën staat Frankrijk toe, dat voortaan do over schotten op den dienst der Egyptische Schuld, oa. fr. 250,000,000, door do Egypti- solio rogeoring mogen worden gebruikt voor andere doeleinden. Alkemade. Door Br on Ws. is vergunning verleond aan J. C. van der Geest to War mond, tot den verkoop van sterken drank In het klein, in perccol Wyk B 896. ÜUnsburg. Gisteravond werd dc bij art. 31 der statuten voorgeschreven algemecno vergadering gehouden van de Coöp. Voor schotbank cn Spaarkas, alhier. Do voorzitter van den Raad van Tooziolit, dr. A. J. van Walsom, opende dc vergade ring meteen kort woord, zijn leodwezen uit- drukkende, dat zoo weinigen waren opgeko men om deel te nomen aan de bolangrijko besprekingen van deze vergadering.. (Zou soms een verloting hier kunnen helpen?) De notulen der vorigo vergadering wer den ongewijzigd goedgekeurd. Als lid voor den Raad van Toezicht werd met algemeeno stemmen herkozen de. W. B. Rcnkema, eveneens de heer Hugo van Egmond met algemeeno stemmen als lid van het bestuur. Uit de rekening en verantwoording van het bestuur bleek, dat do verecniging op 31 December 1903 reeds 83 leden telde. Hot aandeelonkapitaal bedroeg 2075, waar van gestort f 695. Hot resorvo-fonds was groot 83. Er waren op dien datum 62 spaarboekje? uitgegeven met een gezamenlijkon inleg van 8621.10; uitgekeerd was f L-yl 1. Vorder worden 54 voorschotten verleend tot een totaal bedrag 10.457,50. Do vele kosten in aanmerking genomen, verbonden aan do oprichting der vereeni- ging, kon er ditmaal geen winst worden ui gekeerd, maar wel de verzekering gegeven worden, dat het volgend jaar winst zou worden gomaakt, waarom de voorzitter aandrong vooral do aandeelon vol tc stor ten, daar anders niet in do winst zou wor den gedeeld. Vele besprekingen worth nog gchoudcnr waarbij voortdurend een gezellige toon heerschie. Het dicustbodenrccht. Ontelbare malen geeft de vraag, wat de bete eken ia van den huur-, god6- of goospen- ning is, aanleiding tot allerlei twistvragen en geschillen. Er is wel geen huisvrouw, die daarover al staat bij allo fatsoenlij ke lieden het gebruik hier tor stede en elders vast niet eens in haar leven onaan genaamheden beeft gehad met een slechte dienstmaagd, die, om afdoende redenen op gezegd, door brutaliteit met of zonder dreigend optreden van vrienden of ver- .want-.n afperste wat haar niet toekwam. „Eerst uiijn geld, anders ga ik niet weg!" wie heeft dat niet eens moeten hooren? En wie is er niet althans eenmaal in zijn leven voor gebukt, om van den last af to wezen of schandaal cn buurtjeskijkuit te .Voorkomen Toch is de uitlegging volkomen eenvou dig: de huurpenning is een voorschot op 't later te verdienen loon; hij wordt dus daar op weer ingehouden, als de dienstbode slechts korten tijd blijft, omdat hij anders ©en premie zou zijn op 't herhaaldelijk „ver anderen" en een extra voordeel voor slechte dienstboden; en hij wordt eerst «dön geschonken of, wil men, krachtens 't ge woonterecht verdiend geacht to zijn, wan neer do dienstbode tanger dan drie maan- jden in haar dienst is gebleven. Het plaatselijk gebruik zegt, dat een 'dienstmeisje, dat bijv. geen Nieuwjaar of Kermis wenscht en dus ook geen Nieuw jaars- of Kermisfooi krijgt, da armode haar dienst opzegt; en, omgekeerd, dat het niot geven van dio fooi door mevrouw even eens opzegging beteekent. Waar dit zelfs geldt voor dienstboden, dio reeds gerui- men tijd in dienst zijn, spreekt het vanzelf, dat hetzelfde moet worden toegepast op do eerste betaling, d.i. op den huurpenning. Daar hot onderwerp echter niet in de wet (het Burg. Wetboek) is genoemd en aan plaatselijk gebruik is overgelaten, gaf het tooh herhaaldelijk aanleiding lot verschil fvan gevoelen. Het ontwerp-arbcidsoontraot, thans door tie Regeering ingediend, maakt gelukkig aan al zulke geschillen een oinde. En hot doet dit op de door ons aangegeven wijze. Prof. Drucker wilde het vrijgeviger rege len. Hij stolde voor tc bepalen: „De gods- „of handpenning wordt niot in mindering „gebracht op hot bodongon loon", tenzij' bij hot aangaan van de dienste vereen komst uitdrukkelijk (mondeling of schriftelijk) anders word bedongen. De minister Locff echter is, ovenals dc minister Cort van der Linden van oordcel, 'dat moet worden bepaald: „De gods- of handpenning kan in minde ring worden gebracht op het loon, indien „do dienstbetrekking niot langer dan drie „maanden heeft bestaan, terwijl zij voor „langcren of voor onbepaalden tijd is „aangogaan." D. w. z.: eon dienstbode, die voor onbe paalden tijd is gehuurd, verliest haar recht op don huurpenning, indien zij vóór of met do drie maanden vertrekt. Eerst als zij langer dan drie maanden in haar dienst bleof is dc huurpenning boven liet loon haar eigendom gowoxxlen. „Het strijdt tooh ten eenenmale met de billijkheid, zegt de minister, dat de godspenning buiten rekening zou blijven, wanneer de dienstbetrekking in strijd mot het bij de overeenkomst bepaalde, slochte korten tijd voortduurde. Dan zou op de on tijdige verbreking van de dienstbetrekking van de zijde des arbeiders een niet onhe il langrijke premie worden gesteld. Indien evenwel de dienstbetrekking gedurende een zekeren, niet al te korten tijd heeft stand gehouden, mag worden aangenomen, dat andere redenen dan hot bolustzijn op de handgift tot beëindiging van do dienst betrekking brachten. In de beroepen, waar bij hot gevon van een handgift hot meest voorkomt, mag do termijn van drie maan den wol als do kortste golden, gedurende welken een dienstbetrekking in den regel stand houdt. Eindigt de dienstbetrekking, wolko niot voor kortoren tijd is overeenge komen, binnen dien tijd, dan zal als regel 89) Neem de zaak toch niet zoo tragisch op, majoor. Er zjjn nog wel veel slechter bengels. En eerlek gezegd, heeft het goval my zeer geamuseerd," zeido SchwarzholY. „Men zou dit kapittel wel kunnen noemen: „De tocht naar de visclivyvers" of „Wat bytmydaar?" De majoor keek hem vragend aan, daarna trilde het om zyn mond en nu hieven beiden een vreoseiyk gelach aan. Z|j lachten tot hun de tranen over de wangen liepen, terwyi ook Hinnerk, die, om zyn heer by het loopon te onderstounen, naast hen stond, tevorgeefa pogingen deed, om do dom-emstige uitdruk king van zjjn bediendongezicht te behouden. Hy flapte er uit, naar adem hygend: „Excuus excuseer, majoor maar do de freule is ook allerdwaast rondgespron gen. Tvointigtté Hoofdstuk. Op het middaguur hield eon rytuig, van Oberlünksfurt komend, voor het hoofdportaal te Ratzenbeck stil. Een knecht in liverei sprong van zyn zitplaats naast den koetsier en trad op het neorgelatou portierraam toe. Een in •en fijnen handschoen gestoken dameshand stak een visitekaartje naar buiten en een welluidende stem reide: „Vraag eena of de heer des huizes voor my te spieken is en of ik Diet ongelegen kom." .Uwe Doorluchtigheid ie ooe elttfd welkom," ▼erklaarde de haastig toegeschoten Hinnerk en bracht zyn collega naar de eerste ver dieping in de kamer van den majoor. „Majoor, Hare Doorluchtigheid" rapporteerde hy en de vreemde knecht kweet zich van zyn opdracht. „Als uw meesteres niet bang is voor een half verwilderden jichtlijder, dan is zU my van harte welkom," antwoordde de majoor en liet zich, terwyi de knecht de kamer ver liet, in alloryl door Hinnerk een weinig af borstelen. Daarna strompelde hy de bezoekster te gemoet, haar boven aan de trap op wachtend. „Kyk, daar staat hy zelf 1" riep de prinses, ruischend de trap opkomend en Ratzenbeck toewenkend. „In al zyn glorie met drie beenen, twee nstuurlyke on één houten. Het houten is het gezonde, Uwe Doorluchtigheid" zeide de majoor en stak haar beide handen toe, om vervolgens de hare beurteling aan zUn lippen to brengen. „Men heeft u in moer dan een halve oeuw niet gezien. Leeft gy dan nog, majoor?" „Zoo half en half. Men doet wat men kan." Hy bood haar den aim on leidde haar in hot salon, waarvan Hinnerk do deuren voor hon opende. „Hier ruikt het bopaald muf. Veel bezoek schynt er niet op Ratzenbeck te komen," merkte zy op, draaide zich om en vroeg: „Nu, wat zegt gy van uw oude vriendin en buurvrouw Gy zyt zoo terughoudend." „Ik ben geheel verbluft, Uwe Doorluchtig heid! Drommels 1 Altyd nog sieriyk als een wesp, slechts een klein beetje ronder, frisch als een appeltje en oogen als een Trakener hengst. Steeds nog de oudo on steeds nog de jonge. Het is niet te zeggen," antwoordde do majoor. 0Gij huichelaar I Wat zegt gy dan wel van myn witte haren?" vroeg da prinses. „Hm, ja. Toen wy elkaar het laatst hebben gezien, het zal twee jaar geleden zyn toen zagen dio er nog een beetje anders uit; donkerblond en hier en daar een zilveren draad. Nu ligt het op uw hoofd als pas gevallen sneeuw. Men gelooft zyn oogen niet. Zoo'n jong gezicht en zulke oude haren. Maar effect maakt het, voor den drommel!" „Ja, ziet ge, vriendje, de witte haren, die ergerden my zóó, dat wy de zaak omgekeerd hebben. Ik kan het u wel zoggen: Ik hob zo zoo'n beetjo geholpen in het verbleeken. Als gy' hot weten wilt, waterstofoxyde heet hot." Hy lachto. „Gy zUt altyd nog uit contras ten saamgesteld, Lucle. Ha, ha! Ik weet altyd nog, dat gy in Münster met oen gat in uw mooie ry tandjes rondliept. Gy wildet dat niet laten repareeron, omdat gy van wat by- zonders hieldt, hahaba!" Zy grinnibto. „Zoo dwong ik ieder naar myn mond te kykon en die was toch hot zien wel waard, zou ik donken." „Dat is hy nog altyd, op myn woord, prinses 1" „Weet ge, myn man, de prins, die had voor zoo iets geen oog on dus moest ik later bet gat laten dichtstoppen. Hy was anders de goedheid zelve en hy heeft my gaarne mogen lijden." Zy zuchtte on nam in een fauteuil plaats, terwyl hy een stoel naast haar schoof. „'t Is toch lief van u, prinses, dat gy my, vleugellamme, zoo spoedig opzoekt. Voor acht dagen zyt gU uit Italiö teruggekeerd, naar ik hoor." „Het was ook de hoogste tyd, zeg ik u," zeidö zy beslist. „Wat is er dan aan de hand?" „'t Is een dwaze geschiedenis. Maar, niet waar, 't biyft ondor ons?" „Natuuriyk." „Ik zou hier nog niet zyn, zoo die Düstor- holt myn aanwezigheid niet dringend nood zakelijk maakte. Zyn tweede, ErnBt, is myn petekind." „Is niet zyn oudste, die de hoeve zou krygen, voor een jaar gestorven?" „Dat is het juist. De tweede, myn petekind, heeft in de medicijnen gestudeerd en diont nu in Münster by de kurassiers zijn jaar uit. En nu wil de oudo man, dat de jongen zyn vak er aan geoft en het beheer over hot goed op zich neemt." „Dat kan men den ouden man niet kwaiyk nemen en de heer medicus is er toch ook niot te goed voor om boer te worden." „Dat ls het niet alleen. De oude, die anders zoo kwaad niet is, heoft hoogmoedswaanzin en zou gaarne den ryken landeigonaar spelen. Hy heeft zich in het hoofd gezet, dat zyn bezitting, welke nu reeds vierhonderd morgens uitstekend land bedraagt, den geheolen drie hoek tusschen de Lippe, den Sülzbach en den Brandscliaffner straatweg moet innemen," „Maar daar ligt toch, als ik het goed heb, nog de geheele bezitting van don Grote-Benkels- kamp tusschen." „En daarom moet Ernst met de dochter van den Grote-Benkel8kamp trouwen; een vrouw als oen paard. De oudo man is niet van dot idee af te brengen." „Nu, dat geeft wellicht Iets goeds. Wat behoeft gy u- daarom zoo op te winden, door- luchtigheidje?" Zy werd aangedaan en in hare oogen ver schenen tranen: „Ernst mag Anna van myn rentmeester zoo zielsgraag ïyden. Zy hebben reeds als kindoren samen gespeeld on waren byna met hun beiden in den Sülzbach ver dronken. En Anna, die zou zichzelve te kort doen, als Ernst mot het paard van Honkels- kamp trouwde. Neon, neen, daarvan kan niots worden I Die beiden behooren to zamon. Dio mooten by elkaar I" riep zy, mot don voet stampend en opspringond. „Zoo, zoo, mon kan dus steeds nog hot ge lukkig maken van minnondo paartjos niot laten." „En gy on Gorti, Ratzenbeck? Wilt gy my daarvan een verwyt maken?" Hy greep naar haar hand en druk to oen kus daarop. „Dat was uw geniaalste streek, Lucio, dat gy by uw voormaligen danser uit Munster de voorzienigheid hebt gespoeld." HU zuchtte, staarde voor zich uit en zoldo zacht: „Dat het geluk slechts zoo kort mocht duren I" Zy ging weer op haar plaats zitten. „Ik kan niet op veel geluk mot don oudon prins bogen," bekende zy na oonigen tyd. „En wat my, het arme, adeliyko dingetje, indertyd be koorde, namelUk het spelen voor prinses, dat verliest ook het bekoorlUke, als het aantrek- keiyke van hot nieuwe or af is. Daar hechten tegenwoordig vorstandigo menschen niet meer zooveel aan en in do hotels en winkels krygt men om zulko titels hooge rekeningen. Neen, beate Ratzenbeck, dat heoft voor my niets bekooriUks meer." „Zeg dat maar niot zoo luid, prinses. Men zou het anders nog van u kunnen gelooven," bromde hy. „Vorvloekt, or bestaat geen idea lisme meer. Alios wordt dadeiyk getaxeerd on de fameuze riddors en prinseasen worden ten slotte zelfs in de sprookjes naar hun inkomen gewaardeerd, 't Is eon matorieele wereld, Lucie. Laat daarom den jongon Düstei> holt gerust het paard nemen." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 15