No. 13331 LEIDSCH DACBLAD. ZATERDAG 2 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 1904 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Verijdelde plannen. keispreuk „pleegt" echter weinig indruk te maken on zelden tegenstanders van dwa ling te overtuigen. Naar aanleiding van de indiening van het ontwerp van een nieuwe Taricfwot schrijft De Java-Bode: „Dat de Minister van Financiën hoofd zakelijk weelde-artikelen on genotmiddelen wil belaeton en de eerste levensbehoeften van hot volk onbezwaard laat, is een nood zakelijke concessie aan het vigeerend stel sel van ganscher harto zal het bij hem wel niet gegaan zijn, want het past niet in de lijn der voorstanders van beschermende rechten. Dat het recht op thee onveranderd is ge bleven, zal hier mot instemming begroet worden. Anders echter is het mot het ta- baksrecht, dat de Minister van 70 ets tot /2.50 voor de ruwe tabak wil opvoeren. Ernstig en met klem is reeds bij herhaling gewezen op het gevaar, dat hierin steekt voor onze Nederlandse he tabaksmarkt. Do tot dusver van de ministorieele tafel be proefde aanvallen op het artikel, zoo ver leidelijk om do te verwachten ruime op brengst, werden tot dusver ^eeds te rechter tijd opgegeven, omdat men inzag, dat zulke plannen onze wereldmarkt zouden fnuiken, wat beteekenen zou het. slachten van dc hen met de gouden eieren. Van de zijde der ta- bakshandelai en zoowol als van die der si garenfabrikanten is reeds aanstonds, toen het plan verluidde, met klem gewezen op hetgeen door don beoogden fiscalen maatre gel in de waagschaal zou worden gesteld en zeer welsprekend was het adres van don be kenden Arosterdamschen tabaksmakelaar Theod. C. Dentz aan den Minister ovor dit onderwerp goricht. Toch is de verhooging op het lijstje ge bracht. Maar het verlanglijstje van den Mi nister is nog geen wet. Laat ons hopen, dat dc Kamer zich beter en verder ziend finan cier moge toonen dan deze Minister blijkt te zijn, voor wien de gouden eieren meer waard schijnen te zijn dan dc hen, die ze leggen kan." In een artikel, dat do heer Troclstra in Het Volk aan de aanneming der Hoogor- Onderwijs-wot wijdt, zegt de sooiaaJ-domo- cratische leider, sprekende over het be lang der verkiozingon voor de P r o v. Staten mot het oog op de samenstelling der Eerste Kamer: „Wat moet ons standpunt ten opzichte dezer verkiezingen zijn Het zal wel noodig zijn op ons eerstvolgend Congrce dit bij uit stek actueele punt te bespreken. Trouwens, ik zou zoggen, dat de zaak voor ons vrij duidelijk is. Dr. Kuyper heeft zich voor de strijdende arbeidersklasse voor eeuwig onmogelijk gemaakt... Zijn persoonlijkheid is liet, die kracht geeft aan een reactionaire Rogeoring; zijn val zal de reactie vrij wat verzwakken. Daarom kan een strijd, waarbij het gaat om het bestaan van hel ministerie-K uyper, ons niet onverschillig laten... Voorde sociaal-demooratie is bij de eerst volgende Statenverkiezing ook nog dit posi tieve voordeel te krijgen, dat een Iiegeoring verzwakt, misschien verwijderd wordt, die niet slechts dc arbeidersbeweging gokne- vold, getergd cn beleedigd heeft als geen andere; doch die tevens met haar Tariofwet een zwaardore belasting dos volks beoogt en op militaristisch gebied niets dan kwaad heeft gebrouwen en nog verder in haar 6ohild voert. Zij heeft zich niet de minste illusie te ma ken omtrent de gevolgen cener vervanging dezer Regeer!ng door een andere. Maar één ding staat vast: wanneer deze Regecring, mede door ons krachtig optre den, mocht vallen, dan zal elke Rcgeo ring daarin een waarschuwing zien, om niot weer op zóó roekoloozc, misdadige wij ze den klassenstrijd tegen de arbeiders te verscherpen, niet zóó brutaal tegen dc soci aal-democratie to woeden, als dr. Kuypor heeft gedaan. Op welke wijze wij daarbij hebben op te treden, d&t is een quacsbio van organisatie, die in beginsel op het Congres kan worden beslist hoofdzaak is, dat onze partij dit maal toont, er te zijn en als hoofddoel stolt: de bokamping van het minis ter i e-K u y per. Het Handelsblad betoogt, dat bot drin gend noodig is, dat de tegenstan ders van beschermende rechten hun krachten niet verspillen aan thans on bereikbare wensohen, als grondwets herziening, ter wille van het kiesrecht. Maar daarom bohoeft uien naar haar oor deel volstrekt niet van een betere kieswet af te zien. „Wat verlangt men? Kiesrecht te verke nen aan hen, die in eigen onderhond en dat van hun gezin geregeld voorzien. Dit is het werkelijke kenbeoken, al8^door de Grondwet wordt voorgeschreven, en waarvoor volgens de kieswet van 1896 belastingbetaling, wo ning, loon, examen of spaarboekje enkel als bewijzen dienen, welke echter niet al tijd afdoende zijn. Het bestaan van dit konteokon kan echter wol degelijk van bijna allen op afdoendo wijze blijkon, namelijk door... eigen aan gifte mot de noodige controle. Van ieder, die kiezer wil worden, oischo do wet het inleveren der schriftelijke ver klaring dot hij in eigen onderhoud cn van zijn gezin (zoo liij dit heeft) zonder hulp van andoren voorziet. Wat bij do belastingheffing reeds goede dionsten bewijst, de eigen aaugifto, ondor toezicht van colleges uit de burgerij, kau ook bij het kiesrecht dienst doen. Men kan deze contróle het best opdragen aan een aantal commission, uit allo richtin gen en klassen dor burgerij zelve samen ge stolddie de aanmeldingen nagaan en in geval van twijfel do personen oproepen en hooren. Evenals thans hobbo ieder het recht aanvulling of verbetering der kiezerslijst te vragen, mot beroep op don rechter wel dra, hopen wij, op den onafhankolijkon ad ministratieven rechter. Evenals bij do belastingwetten kan men bovendien tegon onjuiste aangiften waken, door straf to bedreigen togen een opzettelijk valsch© verklaring. De groote meerderheid dor burgers zal van zulk eon rogoling geen lost of moeite ondervinden. Geen plaatselijk college van beoordccling zal licht dengene, die bekend staat zichzelf en dc zijnen op behoorlijko wijze te onderhouden, lastig vallen en voor zich doen verschijnen. Slechts in geval van twijfel zal daartoe worden overgegaan. En het bestaan van zulke oollcgcs zal reeds in verreweg do meeste gevallen voldoende zijn om valsoho verklaringen te voorkomen on zal tevens „kiezersteelt" zoo goed als onmogelijk maken. Als men in groote ge meenten zoovele „kiesrechtraden" instelt als er buurten zijn en aldus den arbeid ver deelt over hen, die do bewoners der buurt kennen, is men zeker van goed work cn van goede contróle. Do taak der colleges zal zoo doende niet zeer zwaar wezen. Er zal ook bij deze regeling wellicht, door misleiding, door vergissing of door samen spanning of partijdigheid van het collego van beoordeel ing, nu en dan een onbevoeg de op de kiezerslijst komen. Do kans is och- ter, wegens het toelaten van hooger beroep of verzet, zeker niet grooter dan in ccndg ander stelsel. Integendeel, door do instel ling van zulk een kiesrechtraad zal men veeleer een blijvende contrölo in hot leven roepen en niet enkel afhankelijk zijn van den „public spirit" der geheclo burgerij of van vrijwillige vereenigingen, die thans volgens dc wet recht van tegenspraak be zitten. Do kicsrcchtraden zullen tevens een groot aantal burgers tot medewerking voor hot vorkiezingswerk cn daardoor do belangstel ling in de publieke zaak verhoogen. Is ook dit niot een \oordcel?" Dit stelsel van kiesrecht, gegrond op „eigen onderhoud" en blijkende uit (gecon troleerde) „eigen aangifte", komt bet blad nog altijd veel beter voor dan bet stelsel dor casuïstischo categorieën, waartoe men hij de bestaande wet is gekomen. „Werd het behoorlijk uitgewerkt", zoo schrijft het, „dan ware op dien grondslag wellicht een regeling te treffen, waarmede zeer velen uit verschillende richtingen zich konden vereenigen en waardoor vele grie ven tegen het bestaande stelsel zouden ver dwijnen. Het Evangelisch Zondagsblad rióht eon ernstige waarschuwing tot die^ predi kanten in de Ned.-Herv. Kerk, die deze Kerk „voor nieuwe verrassingen be waren" willen, maar het gevaar van zoo danige verrassing niet schijnen in te zien. En toch zegt de schrijver dezer waarschu wing is het niet de eerste maal, dat de „orthodoxe" predikanten door Kuyper zijn gebracht, waar zij niet wilden zijn. „Jaren long zoo vervolgt hij werd onder voorgang van Kuyper en de Kuype- nianen schier door alle „orthodoxe" predi kanten smadelijk gesproken in do Gemeen te over de Synode dor Ned.-Herv. Kerk en haar werken. En toen zoodoende de grond bereid was, kwam de doleantie. Dat had den veel van die „orthodoxe" predikanten niet bedoeld maar zij hadden hun volkje bewerkt en velen daarvan lieten nu hun leer aar in don steek. In de „orthodoxe" Ge meenten kreeg men de meeste doleeren den, omdat die door de „orthodoxe" pre dikanten waren bewerkt. Velen van hun schapen zeiden ook b, nadat zij eerst van hun herders, luisterende naar Kuyper c.s., a hadden gehoord. Hot is te hopen, dat die .orthodoxe" predikanten aan deze twee lessen genoeg hebbon. Door komt Langzamerhand weer in on ze Ned.-Herv. Kerk een club confessionee- len op, die nu niest langs den weg van ge weld als in de dagen van doleantie, maar door middel van „reorganisatie", ten slotte onze Kerk niet veel anders willen maken dan Kuyper as. haar zouden hebben ge- maakt, als zij de baas geworden waren. Tal .van „orthodoxen" gaan met die mcnschen nu nog mede. Allen, die nog „orthodox" heeten, hoe ver zij ook af staan van de oonfesaioneolen, zijn met deze laatsten nog één partij, als zij in dc class, vergaderin gen, iu Prov. Kerkbesturen en Synodale vergaderingen optreden. Wantrouwend staan zij tegenover ons, E van gol isohenen willen nooit met ons samenwerken. Mogen de „orthodoxen", dio thans voor do tweede maal bedrogen uitkomen, zich nu in de toekomst wachten De Heraut verklaart, dat de sterke actie, die thans in do Hon- Kork gaande is, om de zoogenaamde theologische facul teit aan de Staatsuniversiteiten, die fei telijk een faculteit van godsdienstweten- scbap is, te vervangen door can heuschc theologische faculteit, op zichzelf in menig opzicht zijn sympathie heeft. Als winste boekt hot blad, dat thans, met uitzondering van de moderne richting, schier algemeen erkend wordt, dat de the ologie als wetenschap van de geopenbaar de kennisse Gods om haar cere is gebracht; dat dene toestand onhoudbaar is en dat dc theologische faculteit hier in haar ware ge stalte moet hersteld worden; dat men, om dit doel te bereiken, de toevlucht niet wil nemen tot een kerkelijk seminarie, maar den band vast wil houden aan do Universiteit. Het blad besluit met de moeilijkheden aan te geven, welke, als men van het for meel c tot bet matericele overgaat, zich ter stond voordoen: Tot dusverre heeft men van de zijde der Herv. Kerk weinig andere gevraagd dan dat de theologische faculteit formeel hersteld zou worden door ook aan do Dog matiek weer een eereplaate in haar midden te geven. Maar welke dogmatiek wenscht men nu: de Roomsche, de Luthersohe, do ethische,de moderne, of de Gereformeerde? En deze vraag klemt te meer, omdat de b c- noeming der hoogleeraren aan de Rijks universiteiten ten principale beslist wordt door den Minister. Wil men de theologische faculteit aan een bepaalde confessie binden, dan rijst de vraag of onze Grondwet niet tegen een der- gelijko bepaling zioh verzetten zou; ook de uitweg, dat de Minister bij d© voordracht gebonden zou zijn aan de personen, drio de Hervormde Kerk offioieed ter benoeming zou aanwijzen, kan niot ingeslagen worden daar juist de Gereformeerden over de benoemingen van de Herv. Synode voor 80» „Gaat u mee, opdat liet arme dier niet te lang meer lijdt." Haastig schreed zij naar het slot, toen Lisbetha hen tegen kwam, die het meisje met den vreemde van uit haar ramen had gezien. „Tante Lisbethamijnheer von Müll zeide Waltrud haastig. „Eerste luitenant von Miillburg," vulde hij aan. „Zeer verheugd, de dames des huizes hot eerst te mogen begroeten. Ik ben, om zoo te zeggen, buurman voor eeni- ge weken Een kleine verloftijd daarginds op Oberelunksfürt. Trimpelsdorp geniet do eer, mijn neef te zijn. U kent Trimpels dorp toch?" „Ik heb niet het voorrecht, mijnheer," zeide Lisbetha, maar hij scheen het afgeme- teno in haar antwoord niet te bemerken on verklaarde: „Moet u bepaald leeren ken nen, zeer geachte dames. Een origineel, mijn neef, stokdoof en daarbij heeft hjj een regiment kanaries. Dat concert moet u hooren. En zijn verzamelingen: kostbare klokken, pijpekoppen, postzegels, tram kaartjes. Dat moet u bepaald zien. Het zou mij een groote eer zijn voor gids te mogen dienen." „Maar zullen wij niet naar papa gaan vanwege hot arme dier?" vroeg Waltrud onrustig. „Ik wilde juist met mijn nioht weg, mijnheer dc luitenant," zeide Lisbetha koel. verontschuldig ons daarom. Daar bij die haar kerkelijke hoogleeraren bet meest te klagen hebben gehad. Op al deze vragen moet een klaar en dui delijk antwoord komen, eer een wetsvoor stel tot herstel der theologische faculteit door de Regeering kan worden ingediend. En het blad hoopt, dat de „Ger. Kerk" voor deze moeilijkheden een goede oplossing zal weten. De Residentiebode blijft ook na de wijzi gingen, door don minister van binnenland- soho zaken in het ontwerp-D r a n k w e t gebracht, nog ernstige bozwaren daartegon inbrengen. Zoo noemt het blad een verscherping van de wet het voorstel tot heit heffen van een vcrlofsreoht voor bierhuizen, wat het maar matig kan bekoren, „omdat heb geen bewon deraar is van het etiquette oren van onze woonhuizen en wijl wij hot gebruik van bior, in hot algemeen genomen, in Neder land niet eon kwaad achten van zoodanigen omvang, dat staatstussohertkomst ons ge rechtvaardigd schijnt. Tegenover de slijters wordt nu wat bil lijker gehandeld, maar toch blijft De Re sidentiebode splitsing van de bedrijven van tapper cn slijter con onrecht noemen. „Men heeft hiertegen aangevoerd, dat de diligences en de trekschuiten ook wel ver drongen zijn door spoor en tram en dat zoogoed als de diligenoohouder en trek- schuibsohipper de tapper cn slijter zich maar een andoren werkkring moeten kiezen. Het is gemakkelijker gezegd dan gedaan Wij behoeven dat niet te vertellen aan een Kamer, waarin tal van leden zitting heb ben, die, en wij zullen hun daarvan geen verwijt maken, gezorgd hebben, dat do be trekkingen, welke daarmede onvervulbaar zijn, voor hen worden gereserveerd tot do kiezers hen naar huis zonden. Maar bovendien, is dit wel een vergelij king? .'Van do trekschuiten en de diligences is toch niet de uitoefening van hun bedrijf verboden. Do Staat heeft alleen hun con currenten in hun vrijhedcl van beweging niet belemmerd. Het lijkt ons ook zeor rationeel, dat, zoo men verkoop por maatje niet meent te mo gen toelaten, men dezen eisch althans laat varen voor den verkoop van zoogenaamde elixers. Verbeeld u een slijterij, die bijv. maagbitter, waarvan men een dropj^el in CCD jenevfvr dooL, »j©4> mag wrkoopen dan bij hoeveelheden van 3 deciliter. Men moet hier wel aan een vergissing denken." De Residentiebode meent, dat de Minis ter te ver gaat door hot maken van bepa lingen omtrent de sluitingsuren aan de ge meenteraden over te laten. „Het is een onmogelijke eisch, het tappen op Zondag tot 2 uren toe te verbieden; maar waarom in plaats van 2 niet 12 uren in do wet geschreven Waarom afgezien van bepalingen omtrent bet openingsuur? Er zou ontzettend veel gewonnen zijn, indien min er in slaagde do tapperijen gesloten te houden tot de workman 's morgens op zijn werk is. Haast onoverkoombaar on slechts woinig verzacht door de nota van wijzigingen is voor De Residentiebode clcze hoofdgrief: dat niot is gerekend met dc belangen van de eigenaren van peroeelen, waarin roods vóór 1881 hot bedrijf van tapper of slijter word uitgeoefend. Zij maakt, dat personen zon der schadevergoeding benadeeld worden in hun eigendom." Ook verzet het blad zich beslist tegen de bepaling, dat de weduwe, onverschillig of zij middelen van bestaan heeft of niet, de vergunning van haar echtgenoot kan voort zetten. Alleen is deze bepaling bedorven door do andere, dat do vergunning verloren gaat bij huwelijk. Een gevaarlijker bepaling voor de zede lijkheid is moeilijk denkbaar Do Minister vrogo maar eens aan zijn ambtgenoot van Financiën naar do werking van art. 13 alinea 1 van de Pensioenwet van gelijke strekking. Hij zal hem daaromtrent zulke leolijke dingen mededeel en, dat de heer Kuypor niet er aan denken zal, deze bepa ling te handhaven. De Arnhemsche Courant merkt op, dat or volgens het nieuwe tarief invoer rechten geheven zullen worden ter hoogte deur vindt u den knecht. Hij zal u bij mijn neef brengen. Ratzonbeck zal zich verheu gen." Zij knikte even en ging met Wal trud heen, hem onthutst achterlatend. „Wel, zoo'n bezem 1" bromde hij, gaf den hond, die tijdens het gesprek een gemakke lijke houding had aangenomen, een schop en begaf zich naar het portaal, waar hij hem aan don voetenkrabber vastbond om zijn voornemen te volbrengen en keDnis met den majoor te maken. „Het schijnt, al9of gij hier nog tot allo mogelijke avonturen komt, en men kan niet juist zeggen, dat gij die uit den weg gaat," zeide Lisbetha verdrietig, terwijl zij het meisje met zich mee troonde „Deze welbespraakte vcrlofsofficier in het splin ternieuwe jachtkostuum komt mij zeer, zeer verdacht voor. Wat behoeft gij abso luut je teint buiten te bederven? Maar als gij wilt uitgaan, zeg het mij dan, en ik offer mij voor je op en vergezel je." „Maar ik verlang niot, dat u zich voor mij opoffert, tante. Ik weet immers, dat u niet van wandelen houdt. Wat zou mij dan ook hier, zoo dicht bij het slot, kunnen overkomen Ik ga immers in het geheel niet ver weg." ,,'t Ie altijd ver genoeg voor een jong meisje, als het met een jongen man een formeele afscheidsscène op-\ oert, zooals gij daar juist met den houtvester deedt. Ik heb hot wol door het raam gezien, hoe hij wegreed, nadat hij met je gelachen en ge sproken had, en hoe gij hem lang hebt na gekeken. Gij zult je nog compromitteeren. Gij moogt nooit vergeten, dat gij de doch ter van den landheer zijfc en hij slechte rentmeester is. als 't ware de eerste van het dienstpersoneel." van 2 tot 12 pCt. van de waardo der arti kelen. „En als men bedenkt," schrijft zij, „dat in het geldende tarief die rechten niet hoo ger 6tijgen dan tot 5 pCt. van de waardo der artikelen, dan moge de Regecring hon derdmaal zeggen en schrijven, dat zij een fiscale tariefshervorming beoogt, maar daa is het niettemin voor ieder zoo duidelijk al6 de dag, dat zij ten protectionistische be werkt, zij het dan ook van het standpunt der ultra-bescherm ingsgezinden nog een zeer matige. Alleen reeds dit éóne: do ver hooging van dc rechten, geheven van in het buitenland geheel afgewerkte, ook in Ne derland geproduceerde nijverheidsvoorte brengselon, van 5 pCt. der waarde op 6 tot 12 pCt. der waarde kan toch redelijker wijze onmogelijk meer een fiscale maatre gel genoemd worden." Het blad meent intusschon, dat den mi nister Harte, nu hij ongelukkigerwijze het beschermend stelsel in de wet belichamen wil, de hulde niet mag worden onthouden, dat hij een conscienticuzen en systemati- schen arbeid heeft geleverd. Er is, zegt zij, in het ontwerp een stelsel belichaamd, ter wijl het bestaande tarief kortweg stelsel loos is. „Maar dat de Minister er ook in zou ge slaagd zijn de belangen van handel en nij verheid met die van den fiscus te verzoe nen? Waar elk invoerrecht, hoe gering ook, reeds alleen door de aan de heffing onver mijdelijk verbonden formaliteiten, een be lemmering is voor den handel, ligt het voor de hand, dat op dit punt 's Ministers stre ven bet niet vorder dan tot een mislukte poging kan hebbon gebracht. Want de eiechen van de schatkist te bevredigen door middel van een tarief van invoerrechten on tegelijkertijd de belangen van handel en nij verheid te bovorderen, het is als de qua- dratuur van den cirkel, een onoplosbaar probleem." Dat allo machinerieën, werktuigen en ge reedschappen, met uitzondering van enkele, met name in het tarief genoemd, onver schillig, waarvoor en voor wien zij bestemd zijn, mot éénzelfde recht van 3 pCt. van do waardo zullen worden belast, en met een ge lijk of daarmee overeenkomend recht bo- last zullen worden allo deelen en accessoi res van werktuigen en gereedschappen, die afzonderlijk worden ingevoerd, zooals: bui- zon, kranen, fittings, drijfriemen en druk- materiaal mag, zegt de Arnhemsche Cou rant vorder, een verbetering uit technisch oogpunt zijn, in zoover er nu geen twijfel meer kan bestaan, of invoerrecht al of niet verschuldigd is, uit oeconomisoh oogpunt" mag, meent zij, zeer ernstig betwijfeld wor den, of nu de zekerheid, dat alle machine rieën, alle deelen van werktuigen en alle deelen van gereedschappen, ook die, welke uit het buitenland moeteD worden ingevoerd aan recht onderworpen zullen zijn, ook een verbetering mag worden genoemd. In de keuze tusschen specifieke rechten en rechten ad valorem stelt het blad zich geen partij. „Maar het komt ons toch voor," schrijft hot, „dat de minister Harte het zich wel wat erg gemakkelijk maakt en zijn voorkeur voor specifieke rechten niet voldoende rechtvaardigt met de algemeenheden, waar mode hij het grootste bezwaar tegen die rechten ter zijde schuift, namelijk, dat de heffing van een geliik recht voor de gerin gere als voor de beste qualitoiten van het zelfde artikel, den invoer dezer laatste be vordert en dien der eerste belemmert,, zoo niet nagenoeg doet ophouden, ten nadeele dikwijls van de kleinere beurzen. En waar de Minister de argumenten ten gunste van de heffing der rechten ad valorem vooral thoorebhisch noemt, daar dringt zich do vraag op, of met minder rcoht theoretisch verdient te heeten de redencering, waarme de hij hot hoofdbezwaar tegen specifieke rechten tracht te ontzenuwen en welke hier op neerkomt: als in het tarief de goederen maar iets meer gespecificeerd worden, doch ook weder niet te veel, opdat nu niet weer dd&rover geschillen tusschen invoerders en fiscus voorkomen, dan is cr wel aan het be zwaar tegemoet to komen, hetwelk zoo als do Minister leeraart toch reeds „niet het overwegend gewicht (heeft), dat er aan pleegt te worden toegekend." Zulk een ora- „Maar hij behoort toch'tot onzen stand en bovendien hij is een beschaafd en zelfs zeer beschaafd man. Dan moeten toch alle slagboomen vallen." „Hij wordt door je papa betaald. Hij dient voor geld." „Maar dat deed papa toch ook, toen hij officier was, tante Lisbetha? Dat doet toch ook elke ambtenaar cn zelfs olkc gees telijke." „Gij wilt toch den dienst van het vader land en den dienst der Kerk niet met zoo'n dienst op één lijn stellen? Kind, kind, wat zijn dat voor ideeën Zij passen volstrekt niet voor een jonge gravin Frydagg. Wer kelijk, men zou uit zulke gezegden bijna kunnen merken, dat je grootmama een ge boren Müller uit IsorloHn was en dat je grootpapa oorspronkelijk als smidsgezel zijn kost verdiende." Waltrud richtte zieh plotseling tot haar volle lengte op en Lisbetha bemerkte dat zij te ver wae gegaan. „Door zijn vlijt cn zijn eminent verstand heeft hij het ten slot te tot een rijk fabriekshcer gebracht," merkte zij op. „Maar tact en verstand gebieden, dat men zijn ideeën regelt naar de kringen, waarin men door opvoeding cn stand ge plaatst wordt, Waltrud. Neem mij niet kwalijk, dat ik je daaraan moet herinneren en respecteer in het vervolg de onzichtbare, maar tech duidelijke grenzen, die jou en ons van een houtvester scheidenscheiden moeten." „Maar ik weet toch hoe hoog pa-pa hem schat," zeide het meisje bijna weenend. „En een vriendelijk woord mag ik toch nog wel met hem spreken. Ik zal papa vragen en als hij van uw meening is, dan „Hoe heet gebakerd zijt gc toch dade lijk, kind. Ik ken jo niet meer. Dit is een vrouwenzaak on wat ik jo zeide, dat zeide ik uitsluitend tegen je als opvoedster, als jo moederlijke vriendin", zeide Lisbetha met nadruk. Do zorg en de argwaan woekerden in haar gemoed voort en zij kon niet laten, al was het ook met groote omzichtigheid, den majoor spoedig daarop uit te vragen. Het hinderde haar zeer, dat hij den offi cier dadelijk voor het omborpartijtje van den volgenden dag had gevraagd. „Ik heb zoo'n vermoeden", kreunde Lisbetha, „dat hy het op ons kind voorzien heeft. En gy", zeide zy tegen don majoor, „werkt zUn doel nog in de band. Deze ree-geschiedenis komt my zeer verdacht voor." Hy lachte hartelyk. „My ook; my ookl Ik heb hem op de proef gesteld. Van de jacht heeft hy geen flauw begrip. Niets kan hy dan „poef" doen, zooals de meeaten van dezoheeren, die geen jachtacte hebben en er maar op los knallen, als zy daartoo uitgenoodigd worden. Haba, het zyn my mooie jagers I Maar ik kan het hem toch niet kwaiyk nomen, wanneer hy «als een tactvol man minder opvallend wil aankomen dan onze Munsterscbe boerenjongens. Die geven voor, een paard of een koe te willen koopen, als zy op de hoeve komen, waar zy van plan zyn verkeering te zoeken." „Hy heeft het op Waltrud voorzien. Dat weet gy en verleent hem hulp. Ratzenbeck, zoo speelt men niet met het vuurl" „Och wat, hy is do neef van mijn buurman en staat by myn oud eskadron. Ik kon niet anders handelen. Maar hy is een ydeltuit en Ik ken nu toch reeds onze kleine voldoende, om te weten, dat die niet voor haar gevaariyk kan worden." „En zoo die nl6t, dan een ander 1 Deze Schwarzhoff. Frits, Frits, Ik ben bang, dat gy een slang aan jo boezem koestort 1" Hy lachte hartelyk. „Sehwarshoffl Hoe komt gy er by Nu, nu, dan zou ik hot wel merken. En als ik het meiklo, wol, den neus snood ik hem niet af, hem niet, hem zekor niet t" #Üan sneedt gy liever don tak af, waarop gy zit?" „Och wat, gy zyt veel te zwartgallig, Botty. Zoo snel gaat dat niet en vóór wy het weten, is het ander reeds een feithot kind volgt haar voornemen on jo arme ziel heeft rust! Bespaar mU je speculatie-zorgen en bederf ons de gezelligheid niet te Ratzonbeck." Vijftiende Hoofdstuk. Nog meer dan de majoor von Ratzenbeck web Guido von Müllburg overtuigd van zyn onweerstaanbaarheid. Eon uur, nadat hy het slot had verlaten, zat hy, de boenen ver voor zich uitgestokon, In oen leuningstoel in de woonkamer van zyn neef te Oberlünksfurt oa zag toe, hoe Trimpelsdorp zyn kanariebaantjos voederde. Er hingen or, elk in een byzondoro kool in symmetrische orde, twintig langs de muren, dicht by den zolder, want de oude jong gezel hield er oen half dozyn katten op na en verkeerde voortdurend in angst, dat die op een goeden dag de vogels zouden oppeuzelen. Om hun eiken hoogen sprong naar do kooien onmogeiyk te maken, stond geen meubelstuk tegen den muur; de schryftafol, Bofa, stoelen, boekenkast waren in het nfldden van het groote vertrek geplaatst, wat aan de kamer volstrekt geen behaaglijken indruk verleende. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5