Stofgoud.
RECEIPT.
VR AA C.
Wat het Ir Heil en allerlei ellende betreft
in onze maatschappij, ik geloof, 'dat die
binnen zeer beperkte afmetingen terugge
drongen kunnen worden, en dat menig
Eden, schitterend van bloementooi en rijk
aan vruchten, verrijzen kan in de groote
woestenij, die zich thans voor ons uitstrekt.
Maardat kan één klasse niet doen. Do
klasse, die tot nu tor de heerschappij in han
den had, is er jammerlijk in te kort ge
schoten. Indien dat één klasse te kort
schoot, laat ons het beproeven met heel het
volk, met de natie. Dit is ons geloof; hier
ligt onze taak; dit zij onze leuze: Laat orus
vertrouwen in do natie.
John Bright.
Gij wordt door diepe smart gedreven
Om uw te wuft verbrokkeld leven
Die droefheid brengt een zegen mee:
Uw tranen zijn de regendroppen,
Die d'ouden stam wie weet? nogeena
opnieuw doen knoppen,
Al ware 't ook in 't zand aan vl'oever van
do zee 1
J. J. L. tenKate.
Vreezen we toch ook het strengst weten
schappelijk onderzoek naa/r al hetgeen de
heilige geschiedenis ons heeft overgeleverd
niet! Het is mijn stellige overtuiging, het
is, mag ik wol zoggen, de kern van mijn ge
loof, dat hetgeen waarlijk is geschied, be
langwekkender en onze aandacht waardi
ger is dau hetgeen wij meenen, dat ge
schied is.
A. D. Lom an.
Eerst wanneer een mensch zooveel moge
lijk zichzelven kent, zijn eigen fouten en te
kortkomingen inziet en zoekt te verbeteren,
kan hij zich met vrucht aan het geluk vau
andoren wijden.
Socratos.,
Gewone omelet,
4 eieren. 40 gr. suiker. i eetlepel
maizena. J d. L. melk. geraspte ci
troenschil. - chocolade- of vanieljepoe-
der. 20 gr. boter.
Bereiding. Klop de eierdooiers met do
suiker en de maizena gedurende vijf minu
ten. Voeg de vanielje of geraspte citroen
schil en de melk toe. Smelt do boter in de
koekenpan, roer vlug het stijfgeklopte ei
wit onder het beslag en doe het in de koe-
ikenpan. Zet deze op een zacht vuur en
daarna tien minuten in den oven. Schuif
de omelet op een schotel en strooi er wat
suiker overhi.cn.
Men kan er een scheutje rum overheen
gieten of de suiker, die men er over strooit,
glaceeren door er strepen op te branden
met een gloeienden pook.
ALLERLEI.
De erfenis van een beeldhouwer.
Lucoa della Robbia, de Florentijnsche
beeldhouwer, die in Italië leefde gedurende
de vijftiende eeuw, liet een testament na,
dat op het eerste gezicht vreemd en onjuist
scheen, maar later volkomen het tegendeel
daarvan bleek te zijn, toen uit een aanteeke-
ning van den testamentmaker zelf de bedoe
ling was duidelijk geworden.
Meester Lucca was ongehuwd, maar hij
had twee neven, op wie hij zeer trotsch was.
Eén van hen, Andrea, nam hij op zijn ate
lier, en hem deelde hij al de geheimen van
zijn wondervolle kunst mede. De jongen be
wees zich een waardig leerling van den
grooten meester. Ofschoon hem 'de kracht en
de breedte van zijns ooms genie ontbrak,
kwam toch zijn naam, met dien van andere
groote meesters, door de eeuwen heen, tot
ons.
Toen dan de oom stierf, liet hij geen pen
ning na aan zijn geliefden neef, die inder
daad jaren lang als een zoon voor hem ge
weest was. Het gansche fortuin, dat de be
roemde beeldhouwer verzameld had, werd
vermaakt aan Simon, don anderen neef.
Maar een kantteekening gaf de verklaring
eri de Florentijners, die de innerlijke en wer
kelijke waarde van kunst kenden, juichten
de rechtvaardigheid van den ou'den man toe.
De kantteekening was van dezen inhoud:
„Aan Sin i geef ik het gela, omdat ik aan
Andrea reeds iets gegeven heb, dat meer
waarde heeft dan eenige som gelds zou kun
nen hebben: hij erft mijü kunst."
Gesnapt.
Mevrouw Pink verdacht haar heer ge
maal, dat hij de keukenmeid wel eens in
den arm kneep en wel eens een zoen gaf
óók. Dat moest natuurlijk eerst bewezen
worden en als het zoo was, dan... wee den
onverlaat 1
Lang overlegde zij bij zichzelve hoe rij het
zou aanleggen den pliohtvergeten schurk
te snappen. Eindelijk had rij er iets op ge
vonden. Zij stak zich, nadat zij Dina, de
meid, uitgestuurd had om een boodschap
toen het uur naderde, waarop mijnheer
Pink gewoon was van zijn kantoor huis
waarts te keeren, in Dina's kleeren met
schort en muts, en wachtte als een spin in
haar web.
Zij had het Pink zeer gemakkelijk ge
maakt hij behoefde niet eens de straat
deur open te doen, deze liad rij wagenwijd
opengelaten en daarna had rij zich met den
rug naar hem toegekeerd, opdat hij haar
terstond rien, maar niet herkennen zou.
Trap, trap... daar kwam hij al, en... die
gemeene schoelje I Eensklaps werden haar
do oogen t-egedrukt en dan werd zij afge
zoend, zóó stevig, 'dat zij heelemaal niet in
staat was te schreeuwen, zooals zij graag ge
wild had. Eindelijk 6cheen deze booswicht
van een man verzadigdmaar nu draaide
rij zich om, om hem te vernietigen 11
Het werd haar /wart voor de oogen. En
geen wonder I Zwart van boven tot onder
stond de schoorsteenveger vóór haar en deze
zette een vreesdijk erbarmelijk gezicht. Het
was dan ook iets verschrikkelijks, wat hij
zag, het gezicht van mevrouw Pink vol
zwarte plekken, dat was te veel I Hij sloeg
op de vlucht. En met den rug tegen den
muur, stond Pink te leunen. Hij had het
verband terstond begrepen het was niet
de eerste maal, dat zijn vrouw hem roman
tische bewijzen harer jaloerschheid gaf
dat van heden was ongetwijfeld nog het best
geslaagde.
Neen, heb je van mijn leven... Hij streed
tegen een aanval van verstikking... van
den lach natuurlijk 1
In lichterlaaie! A.„Heb je 't verno
men? Juffrouw X., die blauwkous, is giste
ren verloofd."
B.„Zoo? Dan mag je haar nu wel gloei-
kous noemen 1"
Anti-Jcors&t-lcague. Voor enkele maan
den is te Leeds, in Engeland, een bond
van jonge vrouwen en jongedochters opge
richt onder den naam „Anti-korset-league".
En sedert dien zijn in de voornaamste ste
den van het vereenigd koninkrijk overal
onderafdeeJingen gevestigd.
De leden verplichten zich bij geschrifte
om nooit een korset te dragon en alle mo
gelijke propaganda te maken om dit dwang
buis in diskrediet te brengen.
De bond neemt ook mannen aan, die zich
verbinden om nooit een maagd te huwen,
die de slavin is van veer en balein.
Als nu maar alle heeren der schepping
lid worden van dien bond, zullen alle vrou
wen wel verplicht worden dat voorbeeld te
volgen.
All right I
„De juffrouw van school stelt veel be
lang in u, pa".
„Hoe zoo?"
„Wel, toen rij mij een keer of zeven had
gezegd, dat ik toch moest gaan zitten en
mij behoorlijk gedragen, riep zij uit, dat rij
wel eens wilde weten wat voor een soort
van vader ik had".
Eerste wandelaar: „Weet u ook soms, wie
daar begraven wordt?"
Tweede wandelaar: ,,Ik geloof den persoon
in het eerste rijtuig, mijnheer 1"
De naam der gemeente mogen wij wel
verzwijgen, waar onlangs een lid van den
Raad, leider der meerderheid, met een hoog
ernstig gelaat opstond en sprak:
„Mijne heeren 1
Wij hebben nu al sedert langen tijd onze
krankzinnigen moeten zenden naar de idio-
teninrichting te X. en dat heeft heel wat
geld gekost; ik ben verheugd te kunnen me-
dedeelen, dat wij thans een idioteninrich-
ting voor ors zelf gebouwd hebben..."
Ten hoogste verbaasd en verontwaardigd
was hij, toen hij hoorde, dat de minderheid
in een luid gelach uitbarstte.
Een jong student heeft den professor een
papier tusschcn het lint van zijn hoed ge
stoken met het woord „Aap" er op. Den vol
genden dag op het college:
Professor: „Toen ik gisteren de college
zaal verliet, zag ik, dat een van de heeren'
mij de eer had bewezen me rijn visitekaartje
af te geven."
Een zuinige huisvrouw. Mevrouw A:
„En is uw schoondochter nogal zuinig?"
Mevrouw B: „Zuinig, zij is een model
van spaarzaamheid. Zij heeft mijn zoon
overgehaald rijn haard lang te laten
groeien, dan kan hij al zijn oude dassen van
vóór rijn huwelijk afdragen."
De geheimzinnige vreemdeling. Jantje
(wiens vader journalist is): »Zeg, ma, wie
is eigenlijk die man, ddo iederen Zondag
hier komt en me dan slaag geeft?"
Moeder: „Dat is je pa., Jantje."
Een vaste plaats. Professor: „Ik vind
alweer mijn hoed niet. Wen je nu toch eens
aan hem een vaste plaats te geven."
Dienstmeisje: Hier is-ie, hij was bij t
schoonmaken in een emmer water gevallen."
Professor: „Best-, als je nu maar zorgt, dat
ik hem daar in het vervolg geregeld kan
vindon 1"
Tieer aangenaam. Landheer (tot een
zijner pachters): „Wel, Krelis, doet bet u
genoegen, dat wij op ons landgoed zijn te
ruggekeerd V'
Pachter: O, zeer zeker, mijnheer, want
als ik hef kasteel zoo leeg zie staan, sohijnt
het mij too een staJ zonder vee te zijn."
Een oud vrouwtje verzocht een buur.nan
haar een brief van haar zoon te willen
voorlezen. Door het onduidelijke schrift
brak hij gedurig het lezen af, waarop het
moedertje aanmerkte: „Ja, ja, dat schrij
ven is van mijn goeden jongen; thuis stot
terde hij ook altijd I"
Oplossing van de Schaakopgave in hel vorig
Zondagsblad:
1 P d1 f2 1 e 4 e 3
2 D b 4 b8 2 Naar verkiezing.
3 D mat.
Op 1... K f3-e 2 volgt 2Db4-d4
Op 1... R c 6 d 5 volgt D b 4 d 2
Antwoorden op de opgave In hel vorig Zondagsblad:
Tachtig halve centen; zestien 2A-cent-stukken
en vier stuivertjes.
Vtff en negentig halve centen; een kwartje;
twee dubbeltjes; een stuivertje en een 2£
cent-stuk.
Negentig halve centen; een kwartje; drie
stuivertjes en zes 2^-cent stukken.
Waarin komen een ©i en een student met
elkaar overeen?
Antwoord in het volgend Zondagsblad].