No. 18526
LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 26 MAART. VIERDE BLAD.
Anno 1901
FEUILLETON.
De aanneming van het ontwerp tot wijziging der
Wet op bet Hooger Onderwijl
Zooals mon weet, is het Hooger-Onder-
ijs-ontwerp door de Tweede Kamer aan-
[■.nomen met 56 togen 41 stemmen. Dr. De
bisser is d© enkeling rechts, die tegen stem
de. Overigens zegt ,,De Tel". was het
Je scherpste partijstemming, welke tot nu
oe onder dit Kabinet plaats had, de eerste
aal, dat de linkerzijde het christelijke
ut ander proef do dan door het eten ge-
jmengd. De drie stemmen, welke aan het
honderdtal ontbroken, zijn die van de vrij-
jxinnig-dcmocraten Van Raait© en Marchant
en do nog onvervulde vacature-Van Wijck.
Beide corstgenoemden waren wegens fami
lie-omstandigheden verhinderd. De aanne
ming was zeker, alleen was het nog raden
naar hot stemmen van de heeren De Vis
eer en Schokking, de opposanten aan de
rechterzijde. Do tegenstem van dr. Do Vis
eer kon, na zijn houding der jongste da
gen, weinig verbazen, trouwens het gansohe
debat door hield hij aan zijn van don aan
vang gesteld principieel ,,non possumus"
vast, en liet zich door de toeschietelijkheid
van minister Kuyper met het zittingsrecht
dor kerkelijke hoogjecraren in den Senaat
niet verlokken. Dr. Da Visser is dan ook
een te doorkneed politicus, om zich met keu
rig ingepakte kluitjes in 't riet te laten stu
ren. Do heer Schokking echter is voor den mi-
nistericelen sirenenzang bezweken. Het heeft
wel wat lang geduurd, het kostte veel moei
te en vreeee, want de heer Schokking stond
niet vast ter been, wat wel te vergeven is,
als minister Kuyper aan den eenen arm
trekt en de Hervormde predikanten aan
'den anderen; maar heb ontwerp heeft dan
toch ten slotte zijn stem gekregen. Een kor
te raotiveering ging vooraf. Zijn bezwaar te
gen deze partieeJo herziening was hog on
verzwakt, maar daar hij ongaarne tegen een
maatregel van deze Regeering stemde, kon
hij vrede hebben mot voornamelijk twee te
gemoetkomingen
lo. dat de minister met dc scheiding tus-
eohon de principieole on indifferente uni
versiteiten niet die tusschen goloovigc en
ongeloovigo bedoelde;
2o. de toezegging van een onderzoek naar
de mogelijkheid van het herstel der leerstel
lige theologische faculteit.
Die eersto stelling is door den minister in
zijn eerste rede verkondigd
Het blad wees toen dadelijk reeds op de
scherpzinnige tactiek met dezen zet.
De minister genoot er thans het resultaat
Van. Wol is nergens uit het verdere debat
gebleken de bijzondere waarde, welke dr
Schokking heden aan die stelling hechtte,
maar bowijs voor haar tactisohe deugdelijk
heid was nu toch, dat zij de dreg vermocht
te zijn, om dr. Schokking uit den ooeaan
van den twijfel bij minister Kuyper te bren
gen. Jammer voor den minister, dat dr. De
Visser zoo goed zwemmen kan. Hag twee-
do argument is leeg, omdat dc ministeri
ele verklaring, waarop het steunt, ook leeg
was. Do houding van dr. Schokking bij dit
wetsontwerp was bijster zwak; blijkbaar
was hij een beetje van de wijs gebracht
door hot plots opduiken van cle oude theolo
gische twisten, die de politieke kansbereke
ning drommels ingewikkeld maakten.
Doze afloop moge voor de Regeer ing mate
rieel een overwinning heoten, debatten zoo
wel als eindstemming over een zoo princi
pieel regeeringsvoorstel kunnen moeilijk re
den ook tot moreel verheugen geven.
De belangstelling was raadselachtig groot.
De tribunes waren overvuld en in de Ka
mer hcerscht© een opgewonden drukte, als
of de mogelijkheid eoner verwerping in
plaats de volkomen zokorheid der aanne
ming bestond. Geen lid bijna zat in de ban
ken. Allen liepen opgewonden op politieke
vrienden en vijanden af en er zweefde een
roezemoes, dat minister Kuyper's toelich
ting op zeven en twintig redactiewijzigin
gen er in verloren ging. Niemand luister
de on men zag alleen het kalm praat-bewo
gen van den ministorieelcn mond Minister
Harte, die toen nog niet wist, dat zijn na-
vorderi ngs-ontwerpje heel gewoontjes zon
der hoofdelijke stemming zou worden aange
nomen, had «ern deel van de spanning ook
voor zijn rekening genomen en zat heel apar
tjes in gewichtige, zooals bleek noodeloozo
conferentie met den voorzitter van de Com
missie van Rapporteurs, over zijn ontwerp.
De heer 8ohokking genoot bijzondere belang
stelling. De heer Lohman kwam blijkbaar
voor de zekerheid nog eens informeeren; cle
heer Nolens kwam nog eens heel bedaard
poolshoogte nemen, ook cle heer Talma was
duidelijk belangstellend. De heeren lieten
dr. De Visser echter in ruste.
Toen de minister, na zijn nietigehoorde
toelichtingen, eindelijk ging zitten, werd het
dadelijk volstrekt stil en geschiedde de
stemming. Toen de uitslag gevallen was,
liepen er naar de ministeretafel; maar de
minister was verdwenen.
Volgons de „N. R. Ct." is het feit, dat
alle logos bezet en de tribunes boordevol
waren, een bewijs, dat het groot© publick
de opvatting van den minister van binnen-
landsclie zaken, die de boteekenis van het
ontwerp tot de kleinst mogelijke propor
tion heeft willen terugdringen, niet deelt.
Er waren 97 leden op het appèl; 57 ter
rechterzijde, 40 ter linker-. Zooals ook vol
gens do ,,N. R. Ct." te verwachten was,
heeft alleen do heer De Visser zich van de
meerderheid afgescheiden en dat de heor
Schokking ton slotte zijn stom aan het ont
werp heeft gegeven, verwondert haar nies
Schier alle tegemoetkomingen, waartoe de
minister van binnen! an dsche zaken bij de
behandeling der artikelen van het ont
werp is te verkrijgen geweest, waren er
blijkbaar 6p gericht, dezen afgevaardigde
nog voor het ontwerp te winnen, 's Minis
ters werkzaamheid in die richting is dan
ook met bijna volledig succes bekroond ge
worden.
Wij schrijven zegt het blad opte-
lijk: met „bijna" volledig succes. De rarzc-
ling, waarvan deze afgevaardigde heel de
discussie door de blijken heeft gegeven, nacl
hem immers ook nu nog niet volkomen ver
laten. Vrij somber klonk het eerste gedeel
te van zijn korte stemmoti veer ing, waarin
hij verklaarde, het „ernstig te betreuren",
dat deze volstrekt niet urgente, partieel©
herziening van de hooger-ondorwijswet was
ingediend, op een oogenblik, waarop een al
geliccle herziening werd voorbereid. Ook
erkondo hij, dat de bezwaren, welke door
hem tegen het ontwerp waren te berde ge
bracht, in den loop der discussiën niet ge
heel wanen opgeheven. Ten slotte meende
hij echter zijn stem aan het ontwerp te
kunnen geven, omdat...
Ja., waarom? De heer Schokking liet bij
dit gedleelte van zijn belijdenis zijn stem nog
wat meer zakken; hij begon nog wat vlug
ger te lezen, dan hij in don aanvang gedaan
had. Het was, alsof hij zelf or ©enigszins
verlegen onder was.
Het blad bepaalt zich tot een kort© mede-
dceling van de twee punten die de st°m
van den heer Schokking beheerschten, en
treedt niet andermaal in de gehouden dis
cussiën terug. In een zijner laatste redevoe
ringen heeft de minister van binnenland
sche zaken zich tegenover de linkerzijde op
het toekomstig oordeel der geschiedenis be
roepen. Welnu, ook de toekomst zal over
de stem van don heer Schokking haar oor
deel wel vollen. Zal hij er nooit spijt Over
hobben
Van do gelegenheid tot korte stemmoti-
vcoring, die door den voorzitter geboden
werd, maakte alleen de heer Schokking ge
bruik. Do liukerzij'clo had haar waarlijk
ook niofc van noode Over do motieven, die
daar d© stemmen beheerscht hebben, zal nie
mand in het onzekere zijn. De Commissie
van Voorbereiding, die volgens het regle
ment van orde dor Kamer róór dc eind
stemming hare zienswijze over het wetsont
werp had mede te declen, adviseerde, wat
haar meerderheid betreft, tot aanneming,
op grond van de grootere ontwikkeling,
zoowel van liet openbaar als van het bijzon
der onderwijs, dio zij als gevolg van het
ontwerp verwachtde minderheid ge
lijk men weet, de heeren Bos en Van der
Vlugt ontried de aanneming.
Het ontwerp wordt nu schrijft het
„Hbl." naar do Eerste Kamer verzon
den, van welker beslissing afhangt of deze
zoo hoogst bedenkelijke regeling in het
Staatsblad zal worden opgenomen. De be
slissing zal zich nog wel ©enige maanden la
ten wachten, omdat de Eerst© Kamer stel
lig een nauwkeurig onderzoek zal noodig
achten.
„De Nieuwe Courant" merkt op dat de
beslissing is gevallen, die sinds de indie
ning van het ontwerp, en gedurende de
laatste weken met steeds toenemende zeker
heid, verwacht werd.
Reeds tijdens de algemeen© beschouwin
gen bleek, schrijft zij, dat overeenstemming
tusschen de regeering en do linkerzijde niet
zou worden verkregen. De tegenstelling toe
kende zich aanstonds zóó scherp, dat voor
pogingen tot verzoening in den aanvang
schuchter gewaagd, dra niet de minste kana
meer overbleef. Ofschoon er in de beoordee>-
ling van het te duchten gevaar verschil viel
op te merken tusschen de voorgangers, die
van links de oppositie voerden, in de hoofd
zaak bleek eenstemmigheid. Hierin namelijk,
dat niet' aan een partijleider-bewindsman,
door een gecoaliseerde meerderheid ge
steund, mocht worden toegestaan de invoe
ring cener wet, schijnbaar van algemeene
strekking, maar die als eenig direct gevolg
zou medebrengen de bevoorrechting van een
onvoldoend toegeruste bijzondere instelling
van hooger onderwijs, door verleening van
gelijke rechtsbevoegdheid als toekomt aan
de openbare universiteiten. Deze hoofdzaak
stelde al hetgeen het voorstel verder bevat
te: de hervorming tier Polytechnische
School, de „gelijkmaking" dor bijzondere
gymnasia, do sterk bewierookte bijzondere
leerstoelen zonder tegenspraak van mi-
nisterieelen kant volkomen in dc schaduw.
De een mocht aan de bijzondere hoogeschool
wegens het beginsel, waarop zij gebouwd is,
wetenschappelijk karakter betwistende an
der mocht uit het oogpunt van nationale
eenheid de ontwikkeling van zulke instel
lingen verderfelijk achten; een derde mocht
vooral de waarborgen, voor haar bevoegd
heid in de wet gesteld, onvoldoende hou
den hierover waren allen, links gezeten,
het eens, dat het den Staat niet voegt naast
de, voor allen bestemde universiteiten bij
wege van publieke bedeeling de opkomst
van hooger onderwijs-inrichtingcn te bevor
deren, die uiteraard voor het overgroot©
deel der studeerenden gesloten blijven.
Men heeft van Rcgeeringszijde en van
rechts dit hoofdpunt trachten te omnevelen
door de, gedurende het debat opgekomen
voorstelling, als gold het hier slechts dc
vermeerdering der Bestaande examineeren-
de colleges met die der Vrije Universiteit,
welke toch voor een vervulling van die taak
genoegzame waarborgen heetten te bieden.
Die voorstelling is met voorliefde gebezigd
door den heer Do Savornin Lohman, na
het vernietigende vonnis, door hem over de
bijzondere universiteit als wetenschappelij
ke instelling gestreken. In het tweede deel
van de beraadslaging heeft ook dr. Kuy-i
por zijn „wereldprobleem" tot die geringe
afmetingen doen imkrimpen. Terecht heeft
de linkerzijde geringschattend geweigerd
zich met die voorstelling ernstig bezig te
houden. Zij weerlegt zichzelfwant het ver
wijt van kleinzieligheid, gericht tot hen, dio
zoo luttele bede hardnekkig weerstaan, valt
weg bij de simpele wedervraag, waarom aan
do inwilliging van die bede anderzijds zoo
buitengemeene waarde wordt gehecht.
In dc gelederen der rechterzijde hebben de
roomsch-katholiekcn hun plicht vervuiu van
goede bondgenooten, die, eenmaal de alli
antie gesloten, optrekken, stil aaneengerijd,
waarheen de Weltmarschall hun wijst. Een
enkele hunner heeft zijn strategische talen
ten, juist zoover als zij den aanvoerder kon
den dienen, ten toon gespreid; de anderen
hebben gezwegen en heden gestemd.
Verder heiinnert het ook dit blad aan de
stelling, die do predikanten Schokking en
Do Visser innamen, en aan de adresbewe
ging dor Hervormde predikanten.
Zij staat zoo schrijft „De Nieuwe Cou
rant" geheel op zichzelve, deze oppositie,
dc liberalen hebben met haar niets uit te
staan. Al mist zij eerbiedwaardige beweeg
redenen niet, toch spreidt zij een geur
van odium theologicum, 'dia ons de vrij©
ademhaling beneemt en dus van haar drijft.
Niettemin worde nadrukkelijk de logen
straffing genoteerd, die zij geeft van dr.
Kuyper's slotwoord: dat zijn ontwerp be
oogt „de onbelemmerde ontwikkeling van
vie beide wereldbeschouwingen, dio ons over
on weer dierbaar is ©n waaraan wij links of
reohts gehecht zijn".
Tusschen links cn rechts zal dus de Eer
ste Kamer, bij het bepalen harer houding
tegenover het ontwerp, dat nu van haar
zijn lot wacht, niet hebben te kiezen.
Zij zal zich strikt kunnen houden aan do
constitutioneel© taak, die een onzer staats
lieden nog onlangs aldus schreef: de behan
deling vier regeeringsvoorstellen in tweeden
aanleg uit het strenge standpunt van al
gemeen belang.
Zij zal zich hebben af te vragen of niet
een kerkelijk politieke fractie in 'de hand
van één man van haar rrachtstelling heeft
gebruikt gemaakt om, geholpen door een
staatkundig belanghebbende, maar overi
gens onverschillige staatspartij ,het votum
der Tweede Kamer te verkrijgen op een
eisch, die noch in recht, noch in nationaal
belang, noch zelfs, zooals hij werd gefor
muleerd, in billijkheid wortelt.
Materiaal ter beantwoording w. i die
vraag ligt voor do Eerst© Kamer opgesta
peld in het debat, 'dat aan de andere zijde
van het Binnenhof vele dagen lang werd
j gevoerd. Een richtsnoer kan zij vinden in
j de stemmenverdecling van heden cn in het-
j geen zij verder omtrent do gezindheid der
I natie vernemen mag gedurende den tijd,
j die ons nog scheidt van haar besluit.
„Het Vaderland" noemt het een behoorlij
ke meerderheid, dio het wetsontwerp haal
de, zes cn vijftig tegen écn cn veertig stem
men. Maar zoo voegt het daarbij „dit
neemt niet weg, dat het wetsontwerp, wordt
eenmaal het ontwerp wet, een echte part ij-
wet zal zijn, die zolfs op het etiket „chris
telijk"' geen aanspraken zal kunnen doen
gelden. De stem van den heer De Visser en
de tegenstand van een groot aantal „open-
barings-geloovige" predikanten getuigen on
weerlegbaar anders."
„De Residentiebode" eerbiedigt het gevoe.
len van dr. 'Dc Visser, maar betreurt zijn
afscheiding, vooral met het oog op de Eer
ste Kamer, omdat deze wellicht eer tot me
dewerken geneigd zou zijn, indien zij niet
eenige afwijking ter rechterzijde had te con-
8tateeren. Intusschen blijft „Dc Rsb." ho
pen op haar goed doorzicht in de positie,
welke zij in onze staatsinrichting inneemt.
Immers, „zoo zij niet de Tweede Kamer
blindelings heeft te volgen, zij heeft aller
minst tot taak om, do partijschakeering 'der
Tweede Kamer overnemend, het politiek in
zicht barer meerderheid te stellen tegenover
dat der meerderheid, die door het land bij
directe verkiezing werd gekozen."
„De Nederlander" schryft onder meer:
„Dr. De Visser Bprak niet, en behoofdo dit
ook niet meer te doon. De Kamer on het land
weten voldoende, wat zyn motieven zyn. Hy
heeft zich niet aangesloten by de ontydigo
on onrype adresbeweging, hy heeft zich daar
tegen veoleer, èn In de Kamer ón In ons
blad, kloek verzet, maar hy meent, dat de
waarborgen yan wetenschappoiykhold, waar
onder voortaan juristen en literatoren der
Vrije Universiteit den effectus civilis zullen
kunnen verkrygen zonder hun examen to
behoeven over to doen aan een publieke univer
siteit, niet voldoendo zyn.
Dit is dan ook het óónige argument, dat
het ons mogeiyk valt met den gepaston eerbied
te bejegenen. Al het andere, wat aangevoerd
is, gaat feitelUk togen het bestaan der VrUe
Universiteit zelve, d. w. z. tegen de reeds
sinds lange jaren verleende vryheid van hooger
ondorwijs. Met name de betoogen van prof.
v. d. Vlugt vallen hieronder. Niet of eon parti
cularistische Inrichting van hooger onderwys
gewenscht is, was by dit ontwerp aan de orde.
Al de nadeelon, daarvan opgesomd, biyven in
onverminderde mate, wanneer de student zyn
afgelegde examens ten overstaan van de Staats-
hoogloeraren moet overdoen. Zy^zoudon uok
in onverminderde mate blyven, wanneer Staats
commissies worden ingesteld, met welk denk
beeld toch meerdere liberalen «ich vereenigd
hebben. De stryd tegen hot academiaal parti
cularisme moet bulten de wot om gevoerd
worden, en dit zal in do toekomst nog krach
tiger dan vroegor kunneu gedaan worden door
de instelling der byzondere leerstoelen aan do
openbare academies.
Wat thans in geding was, was uitsluitend
de vraag, of het complex van waarborgen
voldoende is, om aan de gepromoveerden der by-
zondeie universiteiten met evenveel goru6t-
hoid den effectus civilis te verleenen als aan
de gepromoveerden der openbars academies.
Deze vraag is door de meeste christ. histo
rische. Kamerledon bevoetigend beantwoord.
De waarborgen zyn huns inziens wel andere,
maar niet minder dan by oe staatsuniversi
teiten.
Daarby kwam dan, dat in dit ontwerp naast
deze quaostie, die zooveel stof heeft opgejaagd,
uitmuntende andere bepalingen voorkwamen,
als de instelling der bUzondere leerstoelen,
de subsidies aan de bijzondere gymnasia, en
de reorganisatie van hot technisch hooger
onderwijs. Voor wio, ofschoon tegenstander
van hot particularisme in het academiaal on
derwys, do quaeatio van den efloctus civilis
nietonbevrodigond geregeld achtte,moesten deze
groote voordeden wel te meer gewicht in de
schaal leggen en bokoring geven aan hot
ontwerp.
Het vei heugt ons, dat de chrisleiyk-hislo-
rlschon, die ton slotte niet volkomen eens
gezind stonden by de eindstemming, zich In
heel dezen stryd alleen door hun zienswyzo
omtrent de zaak zelve en door het landsbe
lang hobben laten ïydon niet door politieko
berekeningen en ook niet door ox-parlemen-
tairo, op misvatting borustonde moties.
Nu is het woord aaD de Eerste Kamer.
Wy hopen zeer, dat ook zy in doze eon hoog
standpunt zal iunemen.
Politieke speculatie biyft haar dan vreemd,
en zy zal, doof voor het tendentieus alarm
in do iiborale pers, objectief de vraag te over
wegen hebben, of dit ontwerp In zyn goheol
aan het algemeen belang meer baat dan
6chado zal brengen, of omgekeerd. Zy zal, van
baar hooger gezichtspunt, het geheel en de
«leelen meer In huu ware proportie en hun
juiste gevolgen kunnen overzien; licht en
schaduw met meer nauwkeurigheid kunnen
meten. Het resultaat, waarloe zy dan konion
zal, wachten wy niot zonder eenig vertrou
wen af."
Alfon. Bij Burg. en Wetlis. dezer ge-
meent© is ingekomen een verzoek van J. K.
van Leeuwen, pannenfabrikant alhier, om
vergunning tot het uitbreiden zijner pan-
nenfabriek, door het plaatsen van een pan-
oven in het perceel kadastraal bekend in
Sectie A No. 1007.
Op Woensdag 6 April a. des voormid
dags lli uur, zal ten Raadhuize gelegen
heid bestaan bezwaren togen dit verzoek in
to brengen.
Haarlemmermeer. C)p de fortificatie-
werken te Hoofddorp heorscht thans oen
zoodanige bedrijvigheid, dat men onwille
keurig do gedacht© koestert, hot fort spoe
dig in zijn gehcolen omvang to zullen zien
verrijzen. H :wel dit nog wil geruimen tijd
zal duren, hobben do mcor merkbaar groot©
vorderingen hot toch reeds tot een groot,
bozienswaardig werk gemaakt.
Dat de huizenbouw to Hoofddorp een
steeds grootoren omvang aanneemt, is voor
dit dorp een ware uitkomst, daar velen
reeds langen tijd tevergeefs naar geschikt©
burgerwoningen hebben uitgezion. Ook van
de gemeente worden meor dorpsgronden
voor het beoogde doel to koop gevraagd.
Naar wij vernemen, worden in doze ge
meente pogingen aangewend tot oprichting
van een gymnastiekvcrecniging. Mogen ve
len on vooral ook zij, die zich nu hierdoor,
met het oog op militaire bekwaamheid zou
den kunnen ontwikkelen, zich aansluiten
bij hen, dio een dergelijke vereeniging in 't
levon wonschen to roepen. Moge hun voor
nemen in deze, dat wij zeer toejuichen, met
de gunstigste resultaten bekroond worden.
Nog steeds vindt er in het onderwij
zerspersoneel in deze gemeente veel veran
dering plaats. Geregeld komen ontslagaan
vragen in cn geschieden nieuwe benoemin
gen.
Verijdeld© plannen.
«3j
„Zulk een afschuwolijk dier! En toch ziet
bet cr zoo aardig uit," zeide zij treurig.
„Ik wil u nog iets bekennen," zeide hij
onder het verder loopen. „Ik ben een groot
liefhebber van de jacht, maar ik schiet
nooit op een dier, alleen om te schieten. En
in de meest© gevallen spijt het mij zeer, als
do getroffen buit voor mij ligt, zelfs al be
treft het een gemeen en roover on vernieler.
Zijn rooversbestaan was van natuur gerecht
vaardigd, evengoed als ons menscholijk zijn,
onder ons gezegd, liet grootste rooversbe-
etaun onder de zon. En wat dan voor mij
ligt in haren en veoren: telkenmale de be
kroning van een ontwikkelingswerk van
millioenen jaren, telkenmale een wonder
werk van doelmatigheid en telkenmale een
vernietigd leven. Als men geleerd heeft de
natuur der dingen na te gaan, als men be
gint lo denken over dit en dat en geen ein
de vindt... maar het dient tot niets, als een
man on daarbij nog wel een houtvester
xoo denkt en sentimenteel© opwellingen
krijgt... dat is om zoo te zeggen des duivels
Zoo iets mag uw papa van mij niet we
ten."
Waltrud liop zwijgend naast hom op hot
Bmallo pad, dat nu door dennen werd om-
■oomd. Zijn woorden gingen haar door het
hoofd, maar zij waagde hot niet daarop in
te gaan, want zij had het gevoel, dat zij
«lecht© naïeve vragen zou kunnen doen en
dat haar wereld een kleine was, een zeer,
teer klein©, bij d© zijn© vergeleken. Een on
bestemd gevoel van verlangen naar een
grootore, een vrijero opvatting werd in
haar levendig. Nu vlogen sierlijke, mooie
meezen door do takken en nu sprak hij van
deze vogels, hoe zij nuttig en twistziek en
in klauteren en vliegen bedreven waren en
eterk in het eiorenleggen.
„Het was heel goed, mijnheer, dab wij
den weg te voet aflegden," zeide zij, toen
zij bij hot slot arriveerden. „Wij gingen te
Munster eiken dag wandelen, maar ik ge
loof, dat- ik nu meer ge-zien heb dan in al
die jaren."
„Ja zien, zelf zien en over het gezieno
nadenken, dat is het gravin," antwoordde
de houtvester. „Gij zult dat nog eens moe
ten toestemmen, gravin."
Tiende hoofdstuk.
Lisbetha was niet bijzonder gesticht over
hetgeen Waltrud haar over haar kerkgang
meedeelde, ofschoon het meisje haar op
haar vragen slechts een algemeen verslag
deed. Do pastoor, zoo vond de freule, was
niet alleen, zooals zij immers dadelijk ge
zegd had, een boerenpastoor, hij scheen ook
tot de wereldsche richting te be-hooren. En
dat hij in den heiligen vastentijd, waarin
het christelijk gemoed al zijn gedachten op
dat bovenaardsch rijk moest richten, over
niets dan de schoonheid der lente wiet te
spreken, dat maakte den man bepaald be
denkelijk; het was bijna eon christelijke
plicht, den bisschop van het diocees op de
zen zonderlingen vasten prediker attent te
maken."
In het eerst was Waltrud onthutst over
Lisbetha's uitval, doch deze laatste wending
wekte haar toorn op.
„Ik geloof," zeide zij, „dat, als u deze
preek gehoord hadt, gij anders over don boe
renpastoor zoudt denken. Ik ben overtuigd
dat bij het hart op de rechte plaats heeft.
Als ik oprecht zal zijn, dan mag ik hem
veel liever dan onzen kapelaan te Münstir
met zijn fijne manieren en zijn zalvende
woorden."
„Arm, onverstandig kind," zeide Lisbetha
zuchtend. „Wat weet gij van de waarde van
een man af? Je onervarenheid blijft niets
over, dan je aan het oordeel der ervaring te
onderwerpen, en nu, nu gij voor het eerst
in andere omstandigheden komt, gevoel ik
het zoo recht, welk een heilig ambt de lieve
God mij toevertrouwde, toen Hij jou onder
mijn hoede stelde."
„Gij hebt u van deze taak naar uw beste
weten gekweten en ik ben u daar eeuwig
dankbaar voor", antwoordde het jonge
meisje hartelijk. „Maar nu ben ik toch vol
wassen, tante Lisbetha, en zal voor mijn
denken en handelen zelve verantwoordelijk
zijn. Ik moet dus mijn best doen er een
eigen opinie op na te houclen, nietwaar?
Zien, zelve zien en over het geziene naden
ken, zooals daarstraks de houtvester zeide."
Lisbetha richtte zich met een ruk in haar
bed overeind en ondanks haar verkoudheid
klonk haar stem schel en scherp, toen zij
zeide: „Dus over zulke dingen hebt gij met
dien lichtzinnigcn man, dien wereldboeme-
loar en avonturier, gesproken, dien de boo-
zo zelf jc vader heeft toegevoerd? En ter
wijl ik hier lig, moest het mij toevertrouwde
pand alleen met zulk een persoon door het
bosch loopen. O, deze jongen, deze onuit
staanbare slungel, die Kuno I De lummel
achtigheid, om zich zoo maar te absentee
ren 1 O, o,..." Zij viel schreiend in de kus
sens, doch plotseling rees zij weer overeind
en riep heftig: „En gij, ongelukskind, te
zamen met dezen lentepastoor en dezen op
perhoutvester, verzette zich niemand tegen
deze onbetamelijkheid? Is het niet onge
hoord: een jong meisje met een nog jongen
man alleen door het bosch 1 Het is onver
antwoordelijk
Waltrud hief beleedigd het hoofd op.
„Wat is onverantwoordelijk, tante? Ik be
grijp u niet. Ik kan u alleen zeggen, dat ik
heel prettig met den opperhoutvester ge
wandeld en nog nooit van do lente en Gods
mooie natuur zooveel gezien heb, als van
daag 1 Waarom is dat onverantwoordelijk?"
„Dat zal ik jo een andermaal ophelde
ren", kermde de freule. „Ga nu, gal Je va
der zal naar jo verlangen cn er zal dadelijk
voor het middageten geluid wodren. Mij
is echter alle eetlust vergaan."
„Wat is er voor een Zondageten?" vroeg
zij mat, toon Waltrud dc kamer had verla
ten en Stino verscheen om te informeeren
of zij de zieke freule ook wat eten zou bren
gen. En toen zij de spijzen had opgenoemd,
zeide Lisbetha lusteloos: „Goed, breng mij
van alles. Men mag toch mamsel niet bolcc-
digen. Zij kookt goed, dat is een feit. Jam
mer maar, dat ik wegens deze verkoudheid
geen rechten smaak in den mond heb."
Nadat Stinc was vertrokken, dacht Lisbe
tha er over na, wat cr gedaan moest wor
den, om Waltrud aan de invloeden te ont
trekken, welke zich zoo levendig bij haar
schonen to doen gelden. Een haastig vertrek
zou zekor het veiligste middel zijn, maar zij
moest het verwerpen, wijl de majoor daar
niets van zou willen hooren. Ook mocht zij
het jonge meisje niet tot weerstand prikke
len, uit vrees, dat het daardoor aan zelf
standigheid zou winnen. Zij besloot nog
eenige dagen de zieke te spelen, Waltrud
daardoor zooveel mogelijk in haar nabijheid
te houden en door gepaste vermaningen cn
stichtelijke lectuur den ouden invloed op
verstand en gemoed van het meisje te hero
veren en, zoo mogelijk, t© versterken.
Doch Waltrud was, toen zij tot de ontdek
king kwam, dat Lishctha's ziekt© niet veel
had t© bctcokencn, er op bedacht om van do
groot© vrijheid, welke haar na de jarenlan
ge voogdijschap ten deel was gevallen, een
weinig partij te trekken.
's Namiddags ondernam zij reeds alleen
een kleine ontdekkingsreis door het park.
Zij plukt© een bouquetje viooltjes en keer
de, zeer voldaan over haar zelfstandige
wandeling, naar het slot terug, waar Stine
haar met de mcdedeelirg tegemoet trad, dat
de freule naar haar gevraagd had en do ma
joor liet zeggen, dat hij juist een doos pa-
tronon open gemaakt had.
Waltrud bedacht zich een oogenblik cn
stelde daarop de meid het bouquetje viool
tjes met de aanwijzing ter hand, dat aan
de freule te brengen, en deze te zeggen, dat
zij later zou komen, wijl haar vader naar
haar had verlangd.
„Ik gcloo dat wij tamelijk bestendig
weer krijgen", zeide de majoor, die bij haar
binnenkomst een poging tot loopen zonder
stok in dc kamer ondernam. „Telkens als
het met mijn beenen Y/at beter gaat, blijft
het weer vast. Weet ge, het hindert mij toch,
dat het, eigenlijk gezegd, zoo ellendig met
mij gesteld is. En juist tegenover Lisbetba,
die mij in mijn glansperiode f*ls cc i kra
nige kerel heeft gekend. Maar nu heb ik wat
bedacht. Als ik mij vandaag en morgen ccn
beetje oefen, zal ik overmorgen wellioht
reeds vrij goed kunnen loopen. Wij beiden
willen tante Lisbetha eens terdege impo-
neeren cn haar aangenaam verrassen. Kunt
gij zwijgen of moet gij er naar vrouwenaard
alles uitflappen?" (Wordt vervolgd.)