So. 13520
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Verijdelde plannen.
LE'DSCH DAGBLAD.
ZATERDAG 19 !11AART.
TWIEDS BLAD.
Anno 1904
De Standaard zegt:
De Tariefwetis blijkbaar aan de op
positie tegengevallen.
Ze hadden laten verluiden, dat deze wet
graan en meel zou befasten, en hadden de
platborden van hun Sandwioh-mannen al
opgeverfd, om heel het land in rep en roer
te brengen door het roepen ran „duur
b rood."
Doch zie, het ontwerp belaet graan noch
meel.
Do platborden zijn dus minder dan brand
hout waard, en het verzet moet zich over
een anderen boeg werpen.
Protectionistisch is het tarief evenmin;
het is in zijn uitgangspunt fiscaal, en poogt
aleohts, fiscaal zijnde, tevens den nationa-
len arbeid te steunen.
Het is een hoogst voorzichtig opgezet ta
rief, matig gehouden, en dat de vergelij
king met de tariovon van andere landen
veilig kan doorstaan.
Feitelijk staan de heeren van de oppositie
uit dien hoofde tegenover dit tarief machte
loos, en hot eeuige, wat ze er op weten is,
om zoo hard ze kunnen, het voor protectio
nistisch uit te maken.
En daarbij gaan ze dan weer als vanouds
puur dogmatisch te werk.
Het dogma van den vrijhandel legt zijn
ana-thema op alles, wat geen vrijhandel is,
op grond van absbracte stellingen, en vraagt
niet naar wat andore landen doen, norh
naar wat de omstandigheden eiachen, maar
dogmatiseert lustig voort, als waren wc een
eiladd zonder connection.
En toch zullen de heeren, die dit drijven,
den dans niet ontspringen kunnen.
Ook zij zullen moeten aangeven, waar,
als ze op hun stokpaardje blijven voorttrip
pelen, het geld dan vandaan moot komen.
Scheutig zijn ze in hun eisohen en belof
ten.
De Gemeentofinanciën zijn in nood en
moeten dus geholpen worden. Suriname
moet opgebeurd. Insulinde vraagt gold van
het moederland. Liefst moet heel de cere-
sohuld van 800 millioen aan Indië worden
gekweten. Het technisch onderwijs moet op
de been geholpen. En, last not least., het
verzekeringswezen moet met milde hand
worden geregeld.
Voeg nu hierbij het tekort, waarvoor we
nu reeds staan, dan is het toch duidelijk,
dat er millioenen en nogmaals millioenen bij
moeten.
Goed, de heeren willen het tarief laten
zooals het is, en eigenlijk eischt hun dogma,
dat dit nog dale op minstens de helft.
Als de heeren dan maar zeggen, en duide
lijk zeggen willen, waar zij het geld vandaan
willen halen.
Vooral in dit opzicht zijn we naar hun
stembusprogram benieuwd.
Do Nieuwe Arnhemsche Courant zegt:
i)Wa| de Minister bedoelt, is door ver-
hooging der bestaande rechten en door uit
breiding van hot gebied van heffing den
nationalen arbeid te beschermen en daar
mee den volksrijkdom to vermeerderen. Als
gevolg van dit stelsel van bescherming ver
wacht hij bovendien een versterking van
'8 llijks inkomsten met bijna tien millioen
gulden. De fiscale bedoeling des Ministers
is hiermede naar het rijk der phantasie ver
wezen."
Als argument voor de herziening van hot
tarief zegt de Nieuwe Arnhemsche Cou-
rant wordt aangevoerd de behoefte aan
versterking van 's Rijks inkomsten. Maar
met cijfers betoogt zij, dat men toch be
zwaarlijk kan sprokon van een dringende
behoefte aan versterking van 's Rijks inkom
sten voor het tegenwoordige. En als men
zegt, dat die versterking noodig is voor de
toekomst, om de uitvoering van nieuwe wet
telijke maatregelen mogelijk te maken, dan
zegt zij, dat men niet weet welke uitgaven
zullen worden vereisoht. En toch wil men
alvast dc natie belasten met een nieuwen
druk van 10 millioen 's jaars. Te vreezen is,
dat tegen den tijd, dat die millioenen noo
dig zouden blijken, er reeds op andore wijze
over zal zijn beschikt, bijv. voor subsi dien
ian het bijzonder hooger onderwijs, militai-
9)
„Neen," Ratzenbeck! Het is verkeerd een
dommen jongen zoo iels wijs te maken en
hem te doen twijfelen aan de eeuwenoude
wijsheid van de Heilige Schrift en het ver-
hevon scheppingsverhaal. En gij, ongeluks-
menach, gij verheugt, jo zelfs nog over de
verwoestingen, welke de heer Schwarzkoff in
de ziel van je kind aanricht? Nu, dien heer
zal ik ook wel leeren kennen 1" hegon zij
strijdlustig.
„Die zal je wel op jo plaats zotten 1" riep
Ratzenbeck lachend. „Die heeft jaren lang met
wilde beesten en monecheneters in vreemdo
worolddeelen omgegaan. Dan trekt gij aan het
kortste eind." En ernstiger ging h\J voort:
„Schvarzkoff is een flinke kerel, maar een
arme drommel. Zfln vader bezit een klein
riddergoed en een half dozijn zonen. Do onze
heeft in Münden het boschwezen bestudeerd
eu daarna tot gezelschap van een rijken koop
man met dezon in de wereld rondgezworven.
Eindoiyk heeft de ander in Zuid-Amerika de
gele koorts opgedaan en zoo ie Schwarzkoff
teruggekeerd. Voor een staatsloopbaan was
het te laat, daarom is hl) in particulieren
dienst gegaan en lk wensch mijzelven geluk,
dat ik hom geheel bij toeval gevonden
heb."
„En mag men vragen, of hU *yn practlsche
ervaringen in het boschwezeD en den landbouw
mogelijk by de wilden heeft opgedaan?" vroeg
Lisbetha bits.
„Hy stamt, zooals gezegd, van een klein
rtddergoed af, waar flink gewerkt moest
re uitgaven, versterking der vloot, renteloo
ze voorschotten aan Indië, spoorweg in Su
riname, enz.
Bovendien moeten de financieole uitkom
sten van de toepassing van het nieuwe tarief
onvermijdelijk leiden tot teleurstelling. Men
kan niet tegelijkertijd den nationalen arbeid
bevorderen, door wering van den invoer uit
het buitenland, on tevens verwachten, dat
die invoer dezelfde zal blijven als onder d«
werking van het oude tarief. De twee be
grippen: bevordering van den nationalen
arbeid en bevordering van de belaügen der
schatkist sluiten elkander uit.
Aangenomen echter, dat het dool des M -
nisters niet bereikt en de nationale nijver
heid niet ontwikkeld wordt, ook dan zal do
berekening onjuist moeten blijken, daar,
waar do koopkracht der natie met 10 mil-
'lioen gulden wordt verminderd, ook het ver
bruik moet afnemen. Zoowel in het eene als
in het andere geval zal er dus minder inge
voerd en daarom ook minder invoerrecht
betaald worden.
Bovendien zal de druk van het nieuwe ta
rief goheel vallen op den binnenlandschen
verbruiker. Zoolang de invoerrechten laag
zijn en een zuiver fiscaal karakter dragen,
gaat de buitenlandech© voortbrenger, tor
wille van de concurrentie, er allicht toe over
die rechten geheel of gedeeltelijk voor zijn
rekening te nemen, en aioh een kleine winst
derving te getroosten, die opgewogen wordt
door uitbreiding zijner relaties. Bij een hoog
tarief is die winstderving evenwel te aan
zienlijk om op andere wijze te worden ver
good; zoodat met zekerheid mag worden
voorspeld, dat de volle 20 millioen gulden
aan invoer rechten zullen komen ten laste
van den binnenlandschen verbruiker.
Twintig millioen; dat is 12£ millioen gul
den méér dan de opbrengst dor vermogens
belasting bedraagt; 6 millioen gulden méér
dan die van vermogens- en bedrijfsbelasting
samen, op te brengen niet door wie go-
acht kunnen worden de noodige draagkracht
te bezitten, maar ook en niet het minst door
hen, voor wie iedere gulden méér uitgegeven
dan tot heden, minder levensgenot, bezuini
ging op het noodzakelijke boteekont.
Nagenoeg allo verbruiksartikolon van den
burger- en werkmansstand worden belast cn
wel, matig berekend, mot ongeveer 10 mil
lioen gulden. De klompen, of rekent de
Minister ook deze tot de artikelen van weel
de? het onmisbaar schoeisel van den ar
beider, de zolen en hakken, de schoenen en
laarzen, de kleederen voor hem en zijn ge
zin, zijn pet of hoed, het hoofddeksel van
vrouw en kinderen, het bed of de matras,
waarop hij slaapt, zijn pijp tabak, van al
les moet invoerrecht worden betaald. Het
garen, lint of band, noodig voor liet maken
of herstellen van kleodingstukken, wordt
mot 10 pCt. van de waarde belast.. De meu
belen in het woonvertrek zijn evenmin vrij
gesteld als het vloerzeil of tapijt, als de
gordijnen voor de vensters, de petroleum
voor de verlichting, of het aarde- en glas
werk voor huiselijk gebruik benoodigd.
Hoe kan dan de Minister in ernst bewe
ren, dat de voorwerpen ter voorziening in
dagclijksohe behoeften nagenoeg vrij uit
gaan
Men zal aanvoeren. zooals ook in dc Me
morie van Toelichting herhaaldelijk ge
schiedt dat dc invoer van vele dier arti
kelen gering is cn de binncnlandsche in
dustrie grootendeels in de behoefto voor
ziet. Doch de Minister wil de eigen nijver
heid begunstigen, nietwaar, en dat zal dan
ook in dezen vorm geschieden, dat de Neder,
landsoho fabrikant den prijs zijner artikelen
verhoogt met het bedrag van het invoer
recht, zoodot niet enkel de voorwerpen van
buiten landschen, maar ook dio van Neder-
landschcn oorsprong in prijs zullen stijgen.
De 50,000 bijv., welke het invoerrecht op
klompen zal opbrengen, zullen de duizenden
klompendragcr8 niet bezwaren. Maar de Ne-
derlandsohe klompenmakers zullen van dc
gelegenheid gebruik maken om den prij3
van hun artikel met /2.50 per 100 K.G., dat
is 6 pCt. van dc waarde, te verhocg-'n. Ah
men nu bedenkt, dat een paar manskloihpcn
gemiddeld drie A vier weken dienst kan
doen uitgezonderd die van wilgen- cn
elzenhout, welke dan ook duurder zijnen
dat de prijs gemiddeld /0.50 bedraagt, dan
worden," antwoordde do majoor, „üaarby is
do landbouw zyn lust en zy'n loven. Bovendien
een kerel, die in een hand omdraaien doet,
waartoe een ander langen tyd noodig heeft.
En practisch is Schwarzkofft Als iemand uit
dit goed met zyn schralen bodem iets haalt,
dan is by hot. Hy is nu bezig in Heistergrund,
hetwelk tot dusvor slechts een paar voer zuur
gras opleverde, vyvers aan te leggen."
In dit oogenblik trad mamsel Dörte binnen en
meldde, dat het eten opgedaan was De opper
houtvester liet zich verontschuldigen; hy zag
er uit als een zwyn en had alleen reeds ge
geten, want hy moest dadeiyk weer naar de
vyvers.
„Nu, dan moeton wy ons het genot van
deze kennismaking nog een halven dagspenen,"
merkte Lisbetha spottend op en daarop met
gedempte stem tot Waltrud gewend: „Trek
jo van al dit onbegrypelyke, woeste en wereld-
sche niets aan, myn kind. Laat het je anders
niets zyn, dan een geschetter in het oor. Maar
kom nu, wy willen je vader naar de eetkamer
geleiden."
Met eenige moeite en zacht kreunend stond
de majoor, wiens voeten geheel omwikkeld
waren, op, en begaf zich, door de beide dames
gesteund, langzaam naar de aangrenzende
kamer.
Een tweetal, als gy heeft my juist ont
broken," merkte hy op. „Zoo op twee stokken
voortstrompelen is niets. Levende stutten,
dat is eerst wat, en gy zult zien, dat gy
beiden my nog weer leort loopen. Goede hemel,
als ik er nog aan denk, dat ik zonder beugel
in den zadel kon springen. £Weet gy het nog,
Betty?"
„Of ik het weot," antwoordde zy. „Gy
waart er my een l Maar onze lieve Heer heeft
je gelegenheid tot inkeer gegeven."
kan men daaruit besluiten tot do indirecte
gevolgen van dit invoerrecht voor den werk
man.
En ten wiens bate zal dit gesohieden? Niet
de klompenmaker, de nijvere zal gebaat
worden door deze belasting van den werk
man, maar wel de grondbezitter, de eige
naar van het hout, die de prijsverhooging
van het artikel zal gebruiken om dien van
het hout te verhoogen.
Wij namen aJs sterksprekend en gemakke
lijk te beoordeelen voorbeeld, de klompen;
doch wat hiervan gezegd is, geldt in 't alge
meen van nagenoeg alle artikelen."
Daarna merkt het blad op, dat ook hier
weer het onvoldoende blijkt van dc gegevens,
waarover de Minister beschikt. Hij zegt, dat-
de druk van het invoerrecht op klompen
slechts weinig zal worden gevoeld, omdat de
inlandsche nijverheid voor een goed deel in
de behoefte voorziet. Maar Friesland ver
bruikt alleen jaarlijks ruim 1 millioen pa
ren klompen, waarvan slechts een tiendo in-
landsch fabrikaat. Dc invoer moet dus groo.
ter zijn dan de Minister onderstelt, wat
trouwens verklaarbaar is bij dc groote
sohaarsohte aan hout.
Het blad wijst ook op de wijze, waarop
de inlandsohe nijverheid ,,bevorderd" wordt
door een invoerrocht van 3 pCt. op machi
nerieën, werktuigen cn gereedschappen, on
ontbeerlijke productiemiddelen.
En dan het invoerrecht op lint, garens,
passement, enz., tot nog toe vrij, waardoor
zich een krachtige confeetie-industric bij
ons te lande heeft ontwikkold. Een invoer
recht van 10 percent, met een geraamde
opbrengst van ruim 3 millioen gulden, zal
den doodsteek aan deze industrie geven,
ook al worden kleedingstukken getroffen
door een recht van 12 peroent. Hot verlies
bij hot bewerken der stoffen, do geringere
omzet, enz. worden niot opgewogen door
hot verschil van 2 percent. Of verloopcn
van de industrie dus, óf verlaging van de
dikwerf reeds zoo sohameio loonen der werk
lieden.
Zoo ook zal de vorhooging van het invoer
recht dor sukade van 3 tot 18 por 100 ki
lo een gevoelige, zoo niet onherstelbare
slag zijn voor dc koek bakkerijen, tenzij men
gebruik leer© maken van surrogaten.
Het vervaardigen van surrogaten voor
zwaar belaste artikelen zal ongetwijfeld tot
grooten bloei komen, evenals in Duitech-
land het geval is geweest, terwijl wij de wet
telijke bepalingen missen om de verval-
8chingen met succes te bestrijden, waarover
men daar beschikt
Hier cn daar schuilt er wol iets goeds in
hot voorgestelde tarief; zoo is toe te jui
chen het hooge invoerrecht op saccharin en
op geheimmiddelon, eveneens hot hoogero
recht op rnousseerende wijnen en andere
werkelijke luxe-artikel en Doch het goede,
dat in het ontwerp wordt aangetroffen,
wordt verre overtroffen door het schadelij
ke, als gevolg van dc vals oh© meening, dat
men door hooge invoerrechten een nationa
le industrie en den volksrijkdom bevordert.
Bovendien en daarom alleen reeds
dient or tegen gewaakt, dat deze eerste stap
op den weg der protectie, hoe schijnbaar ge
rnatigd ook, niet wordt gezet is dit ont
werp sleohts te beschouwen als de vinger,
welke, eenmaal gegeven, tot het opeisohen
der geheele hand leidt. Heeft men eenmaal
den voet gezet in de door den Minister ge
wilde richting, dan is de volledige toepas
sing van een sterk beschermend stelsel
slechts een kwestie van tijd. De niet be
schermde nijvoren zui.cn hun „aanspraken",
hun „rechten" ep bescherming doen gelden,
en op welken grond zullen zij worden af
gewezen
Bohoorcn ook zij niet tot do nationale
industricelen, wier welvaart „den volke
rijkdom vermeerdert"? En do eischen der
schatkist, och, deze zal wel immer behoefte
hebben aan versterking, ondanks de ge
raamde 9 a 10 millioen. De agrariërs, in
ons Parlement sterk ïortegenwoordigd, zul
len zich den wenk des Ministers ten nutte
maken, dat een invoerrecht van 3 pCt. geen
wezenlijken invloed zal uitoefenen op do
broodprijzen, en niet rusten vóór ook de
landbouw „beschermd" wordt, die daarop
niot minder, zoo niet meer aanspraak kan
maken als de nijverheid. Ed zoo zullen tel-
„Praat my daar niet van. Het gaat zeer
slecht, met my," bromde hy. Hy bemerkte,
terwyi beiden hem in den louningstool aan
de tafel deden plaats nemen, dat "Waltrud
door zyn woorden onaangenaam werd ge
troffen en zoo verontschuldigde hy zich: „Je
vader is een brombeer geworden, myn kind.
Stoor je daar niet aan. Met zulke pynen leert
men ontevreden zyn."
„Moest men loeren bidden," dacht het meisje
by zicbzelve en innorJUk geschokt door dit
alles zeide hot bedeesd: „Heb maar geduld,
papa, het zal wel weer beter worden."
Het viel haar moeliyk haar ontroering te
onderdrukken. Elk ruw woord van den majoor
trof haar als een slag met een knots en wat
zy daar straks over den houtvester had ver
nomen, had haar lettoriyk met ontzetting ver
vuld. Deze man, die baar stiefbroeder het ge
loof aan de schepping van den mensch uit
een aardkluit had ontnomen, was zeker een
aanhanger van dien beruchten Darwin, van
wien eens terloops in een les op de kostschool
sprake was geweest als van een verscbrik-
koiyken ketter. Dat ging haar door het hoofd.
Toen de meid nu de soep had binnenge
bracht en Waltrud en Lisbetha do handen
tot bet gebed vouwden, ving zy een half
verbaasden, half spottenden blik van haar
stiefbroeder op en bemerkte tevens, dat haar
vader half verlegen voor zich uitstaarde. „Neen,
die beiden baden niet; zy gevoelde het dui-
deiyk, en zorg, schrik en onbehagen namen
het hart der gravin zoo geheel in beslag, dat
zy nauwelyks iets van de lekkere gerechten
gebruikte, welke mamsel Dörte met zooveel
kunst en liefde had toebereid.
Later sloot zy zich in haar kamer op,
wierp zich op het bed en weende, met het
gelaat in de kussens gedrukt, weer eens flink
kens nieuwe schakels gesmeed worden voor
de duivelsketen, welke langzamerhand ge
heel ons maatschappelijk leven zal omknel-
lon.
De voortdurende stijging van 'b Rijks
middelen is werkelijkheid
de uitbreiding onzer industrie, ondanks
moeilijke tijdon, is werkelijkheid;
de toenemend© bloei van handel on 6cheop-
vaart ia werkelijkheid.
Zal men deze werkelijkheid in gevaar wil
len brengen torwillo van de tarief-fanta
sieën van mr. Harte van Tecklenburg?"
Onder hot opsohrift „Lichtschuwheid",
dat heel wat doet verwachten, plaatste
aldus de Arnhemsche Courant Dc Neder
lander het volgende onnoozele praatje aan
het hoofd harer kolommen:
„Naar wij vernemen, worden tegenwoor
dig herhaaldelijk adressen tegen do aanhan
gige Drankwet, door een zoor groot aan
tal personen geteekend, aan indivi
dueel© Kamerleden, meer bepaalde
lijk, aan leden der linkerzijde, en alleen aan
hen, niot aan de Kamor toegezonden, blijk
baar om op die wijze in stilte pressie op die
loden uit te oefenen
„Dezo nieuwe wijze van toepassing onzer
constitutioneel© beginselen is merkwaardig
of de uitvinders er van, die blijkbaar het
licht schuwen en deswegens zich niet open
lijk tot de Volksvertegenwoordiging durven
wenden, daarmee do zaak, die zij verdedi
gen, in waarheid dienon, valt te betwijfe
len. Wio recht zoekt schuwt het licht niet."
De juistheid dezer mededeeling voor re
kening latende van De Nederlander, is ons
de bedoeling daarvan niet duidelijk, tenzij
ze gezocht moet worden Ln het venijnige
tusschenzinnetje: „meer bepaaldelijk aan
leden dor linkerzijde," wat niets meer is
noch kan zijn dan een gratuite bcworing;
hoe toch kan het blad dit weten, als deze
„nieuwe wijze van toepassing onzer consti-
tutionecle beginselen" werkelijk zoo in het
duister geschiedt, als zij zelve zegt?
Maar afgezien hiervan, wat heeft het ge
ïncrimineerde feit met „onze oonstitu-
tionecle beginselen" te maken? Een parti
culier sohrijven aan leden der Kamer wordt
toch geen petitie, in den zin van art. 8 der
Grondwet, omdat De Ncderlandcr die brie
ven „adressen" golieft to noemen, evenmin
als inrlividucolo Kamerleden, „do bevoegde
macht" zijn, waarvan dat Grondwetsartikel
spreekt.
Zou De Nedrlandcr misschien een ver
bod willen uitgevaardigd zien voor Kanvr-
loden om particuliere brioven in ontvangst
te nemen Tot deze consequentio zal zij on
vermijdelijk moeten korn©n, als werkelijk de
Kamerlede®, „bepaaldelijk dor linkerzij
de", zóó onzelfstandig zijn, dat zij onder de
„pressie" komen zelfs van brieven, die hun
worden toegezonden door personen, hun
misschien van aangezicht en bij name zelfs
onbekend.
Zou dan tooh werkelijk iemand, die al
leen of met anderen tc zomen zijn belangen
in een particulier schrijven bepleit,, daar
door het bewijs lovore i zijner „lichtschuw
heid"? Immers De Nieuwe Courantver
moedelijk tocli wel getroffen door den in
houd, nam zonder eenige kantteokening het
stukje van De Nederlander aan het hoofd
van do binnen)antlscho rubriek. Ook De
Standaard gaf het te lezen. Wat mag dan
toch in 's hemelsnaam eigenlijk wel dc
grief zijn, welke daarin gelucht wordt?
't Gaat onze bevatting te boven I
De Nieuwe Courant zegt hieromtrent:
De Arnhcmsche Courant verwondert er
zich over, dat in onze oourant do opmer
king van De Nederlanden zondor commen
taar werd overgenomon.
Ziehier. Niet omdat wij in liet geïncri
mineerd© feit een ongeoorloofde of op zich
zelf onbehoorlijke toepassing der oonstitu-
tioneele beginselen zagen, al is dan ook het
aanbieden of toezenden van door velen ge-
teokende adreseen aan leden der Kam^r
persoonlijk in plaats van openbaar aan do
Kamer als college een ongewone praktijk,
waaraan wij niet gaarne uitbreiding gege
ven zouden zien.
Maar om een andere reden. Wij orkonncn
de kracht van menig argument, door do
uit, om vervolgens, kalmer geworden, zich
aan de lectuur van vrome geschriften to wyden.
Daarop begon zy haar kamers eons wat
nauwkeuriger te bekyken en te vinden, dat
zy bohaagiyk en gezellig waren ingericht. Ook
het gezicht uit de ramen in het park was
byzonder mooi en deed in zyn afwisseling
het oog weldadig aan. Waltrud opende het
raam en liet de versterkende buitenlucht naar
binnen stroomen. Zy liet de armen op de
vensterbank rusten, verheugde zich ovor don
aanblik van de uit den winterslaap ontwa-
kendo natuur on oen weemoedige vrede ver
vulde haar ziel.
Nu kwam Lisbetha om haar voor do koffie te
halen en zag met oonig misnoegen het jonge
meisje, zoo geheel in den aanblik van het
landschap vorloren, voor hot raam staan.
„Gy zult kou vatten by dezen verrader-
jykon overgangstyd, vermaande zy.
Maar Waltrud troonde haar naar het raam
en zeide„Noen, de lucht doet my weldadig
aan; het is, alsof zy rny geheel doordringt.
En kyk eeos, hoe mooi dat alles isdio groene
grasperken, die zware boomen, die glinsterende
vyver en die witte wolkjes aan den blauwen
hemel. Ach, ik heb dat nooit zoo recht ge
zien on zoo gevoeld. En gy zeidet, dat my
dit alles toebehoort. Ik kan dat maar niet
begrypon.
Liebotha vereohoot een weinig van kleur.
„Gij zijt een kind," antwoordde zij bijna
vriendelijk. „De jongen heeft zoo iets ge
zegd, niet ik. En bovendien hebt gjj mijn
verklaring van zijn dom gepraat verkeerd
begrepen. Dit landgoed behoort aan je va
der, en aan niemand anders. Maar zooaU
do omstandigheden zijn, zoudt gij hem met
uw meerderjarigheid het bezit daarvan ont
nemen, hem in zekeren zin tot een bedelaar
Arnhemsche Courant tegen dat ontwerp»
aangevoerd en hebben zelf, op minder hef-
t-igo wijze dan zij, onze bezwaren tegen do
eerste lezing breedvoerig uiteengezet, ter
wijl wij binnenkort hopen te kennen te go-
ven, wat o. i ook in de gewijzigde lezing
verwerping verdient. Maar de Amhenifche
Courant weot zelve wel, dat er tegen dit ont
werp wordt gestreden met onwaardige en
venijnige wapens, die zij gewis zou versma
den cn welker hulp haar waardigheid haar
niet zou veroorlooven te aanvaarden of zelfs
te dulden. Wij vestigden indertijd de nan-
daoht op sommige daarvan: wordon ze nu
in het duister gebruikt, dan ligt het op on
zen wog daarover licht te helpen versprei
den.
Do Arnhemsche Courant zegt in antwoord
op dit laatste:
De Nieuwe Courant zijn wij dankbaar
voor haar opheldering: op het woordjo
„Drankwet" in het stukje van Dc Netter-
lander, niet op de partiouliero „adressen"
en op do „oonstitutioneele beginselen"
moest dus de nadruk vallen. Dan had toch,
dunkt ons, do klacht van De Nederlander
eenvoudiger en ook beter zonder groot©
woorden uitgesproken kunnen zijn. In-
tusschen blijft onze grief bestaan, dat De
Nederlander insinueerde, dat „bepaaldelijk
leden der linkerzijde" ontvankelijk zouden
zijn voor pressie, uitgeoefend door perso
nen, dio, om met De Nieuwe Courant to
spreken, „met onwaardige en venijnige
wapons" strijden. Men veronderstelt niot
in zijn politieke tegenstandera, dat zij do
zelfstandigheid zouden missen om daarte
gen op hun hoede te kunnen zijn 1
De Standaard zegt over do oprichting
van een landbouw hoogesobool:
Stellig is het van het uiterste gewicht,
dat het plan, om een landbouw-hoogeeschool
op te richten, niot 6lapen ga.
Door dit plan op te vatten, heeft het Ka
binet getoond, voor don steeds meer drei
genden nood van den landbouwenden stand
con open oog te bobben. En zelfs schuilt in
dit plan meer nog dan zorgo voor den
landl>ouwondon stand; er blijkt ook uit, dat
do Rogeoring haar blik op do toekomst go-
richt houdt.
Dr Kuyper weos er in zijn rede van 4
Maart op, hoo do klimmende bevolking te
sterk wordt voor do kloino plek gronds,
dio wij bewonen, on dat het daarom hoog
tijd wordt, dat dc bodern van ons land door
intensiover bebouwing cn door bebouwing
van nu nog wocsto gronden, hooger bedrag
voedaol oplcvcro dan thans.
In Duitschland wonen op den vierkan
ten kilometer aleohts 104 porsoncn, bij ons
157, alzoo juist do helft nicer. Ons bouw
land omvat 808,469 hectaren, terwijl do
woeste gronden nog 589,072 hectaren groot
zijn. Het bouwland lo\ort aan tarwe nog
geen derde van wat w© opeten.
Stel, dat eon blokkndo van onze kust den
invoer afsneed, zoo zou terstond dc prijs
boven allo evenredigheid in do hoogte vlie
gen, on spoedig honger voor do deur staan.
Oorzaak hiervan is: lo. dat dc bevolking
te groot is voor het bouwland; 2o. dat do
lage tarwoprijzen veel bouwland in wel
land omzetten 3o. do sterke concurrentie
van het mec-1 ©n do tarwe, die uit Amerika
en Azië komt, ten dcelo ook uit de Zwarto
Zee. En dit laatst© gevaar wordt nog ver
groot door do ©norruo ontwikkeling vau
Siberic; een land, 370-maal zoo groot als
Nederland.
In Siberië tooh, dat uiterst vruchtbaar
is, teelt men de tarwe voor f 1 A f 1.60 den
hectoliter, en produceert men boter voor
25 oonte, terwijl do uitvoer van boter in
drie jaren van 3 millioen K. G. tot 18 mil
lioen klom, en nu reeds op do Londcnsche
markt ons concurrentie aandoet. Wat John
Foreter Fraser hierover zegt in zijn: ,.Tho
real Siboria" is in hooge raato leerrijk cn
waarschuwend. Gelukt hot toch, dc vracht
van Siberië naar ons land per hectoliter
op 3 te brengen, dan krijgen wij weldra
tarwe voor f 4 A 5 aan dc markt, en
zal de ellende voor onzen landbouw nog toe
nemen.
Het is daarom hoog tijd, dat het hooger
ondorwijfl in den landbouw ook bij ons tot
maken kunnen, hem wellicht zelfs hob
pistool van den moordenaar in do hand
kunnen drukken cn je broeder op de straat
zotten."
„Hoe kaD u zoo spreken, tante Lisbetha?"
riop het mcisjo ©n greep haar verschrikt
bij den arm Maar deze streelde Waltrud's
wangen cn zeide vleiend: „Dat gij je niet
aan zulk een zware zonde zult schuldig ma
ken, zolfs al hadt gij er een wettig recht op,
spreekt vanzelf. Maar zie, dat de mogclij <■-
hoid tot zoo iets bestaat, dat verbittert jo
stiefvader het leven en is gedeeltelijk do
schuld van zijn toestand. En al vloekt hij
ook dikwijls zoo, dat de engelen in den he
mel daarover zouden kunnen weenen, zoo
gebeurt dat slechte uit wanhoop, want in
den grond bezit jo vader een edel en zelfs
vroom karakter. Het zou vreeselijk zijn. als
hij door matorieolc zorgen ook geestelijk te
gronde moest gaan, en, mij dunkt, gij hebt
reeds genoeg te doen mot voor de ziel van
haar te zorgen, die je het leven schonk."
Als een beangst vogeltje keek Waltrud in
hot ernstige gelaat van de freule cn met be
wogen stem antwoordde zij: „O, tante, hoe
kan u denken, dat ik papa verdriet zou
willen doen? Ik begrijp immers van al do
dingen niets, waarop gij sinds eenige da
gen zinspeelt; maar niet ter wille van geheel
Westfalen zou ik het verdriet en ongeluk
van een onkel persoon op mijn geweten heb
ben. En weot u, ik houd zooveel van papa,
al ken ik hem ook weinig. Hij heeft zoo iet-s
vriendelijks in zijn oogen, zoo iets sympa
thieks in zijn wezen en daarom gaat het mij
altijd ale een steek door het hart, wanneer
hij of en toe zoo'n vreesolijk woord gebruikt.
En hy doet dat slechte uit wanhoop, zegt u Tj
Wordt vervolgd.)