So. 13520 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Verijdelde plannen. LE'DSCH DAGBLAD. ZATERDAG 19 !11AART. TWIEDS BLAD. Anno 1904 De Standaard zegt: De Tariefwetis blijkbaar aan de op positie tegengevallen. Ze hadden laten verluiden, dat deze wet graan en meel zou befasten, en hadden de platborden van hun Sandwioh-mannen al opgeverfd, om heel het land in rep en roer te brengen door het roepen ran „duur b rood." Doch zie, het ontwerp belaet graan noch meel. Do platborden zijn dus minder dan brand hout waard, en het verzet moet zich over een anderen boeg werpen. Protectionistisch is het tarief evenmin; het is in zijn uitgangspunt fiscaal, en poogt aleohts, fiscaal zijnde, tevens den nationa- len arbeid te steunen. Het is een hoogst voorzichtig opgezet ta rief, matig gehouden, en dat de vergelij king met de tariovon van andere landen veilig kan doorstaan. Feitelijk staan de heeren van de oppositie uit dien hoofde tegenover dit tarief machte loos, en hot eeuige, wat ze er op weten is, om zoo hard ze kunnen, het voor protectio nistisch uit te maken. En daarbij gaan ze dan weer als vanouds puur dogmatisch te werk. Het dogma van den vrijhandel legt zijn ana-thema op alles, wat geen vrijhandel is, op grond van absbracte stellingen, en vraagt niet naar wat andore landen doen, norh naar wat de omstandigheden eiachen, maar dogmatiseert lustig voort, als waren wc een eiladd zonder connection. En toch zullen de heeren, die dit drijven, den dans niet ontspringen kunnen. Ook zij zullen moeten aangeven, waar, als ze op hun stokpaardje blijven voorttrip pelen, het geld dan vandaan moot komen. Scheutig zijn ze in hun eisohen en belof ten. De Gemeentofinanciën zijn in nood en moeten dus geholpen worden. Suriname moet opgebeurd. Insulinde vraagt gold van het moederland. Liefst moet heel de cere- sohuld van 800 millioen aan Indië worden gekweten. Het technisch onderwijs moet op de been geholpen. En, last not least., het verzekeringswezen moet met milde hand worden geregeld. Voeg nu hierbij het tekort, waarvoor we nu reeds staan, dan is het toch duidelijk, dat er millioenen en nogmaals millioenen bij moeten. Goed, de heeren willen het tarief laten zooals het is, en eigenlijk eischt hun dogma, dat dit nog dale op minstens de helft. Als de heeren dan maar zeggen, en duide lijk zeggen willen, waar zij het geld vandaan willen halen. Vooral in dit opzicht zijn we naar hun stembusprogram benieuwd. Do Nieuwe Arnhemsche Courant zegt: i)Wa| de Minister bedoelt, is door ver- hooging der bestaande rechten en door uit breiding van hot gebied van heffing den nationalen arbeid te beschermen en daar mee den volksrijkdom to vermeerderen. Als gevolg van dit stelsel van bescherming ver wacht hij bovendien een versterking van '8 llijks inkomsten met bijna tien millioen gulden. De fiscale bedoeling des Ministers is hiermede naar het rijk der phantasie ver wezen." Als argument voor de herziening van hot tarief zegt de Nieuwe Arnhemsche Cou- rant wordt aangevoerd de behoefte aan versterking van 's Rijks inkomsten. Maar met cijfers betoogt zij, dat men toch be zwaarlijk kan sprokon van een dringende behoefte aan versterking van 's Rijks inkom sten voor het tegenwoordige. En als men zegt, dat die versterking noodig is voor de toekomst, om de uitvoering van nieuwe wet telijke maatregelen mogelijk te maken, dan zegt zij, dat men niet weet welke uitgaven zullen worden vereisoht. En toch wil men alvast dc natie belasten met een nieuwen druk van 10 millioen 's jaars. Te vreezen is, dat tegen den tijd, dat die millioenen noo dig zouden blijken, er reeds op andore wijze over zal zijn beschikt, bijv. voor subsi dien ian het bijzonder hooger onderwijs, militai- 9) „Neen," Ratzenbeck! Het is verkeerd een dommen jongen zoo iels wijs te maken en hem te doen twijfelen aan de eeuwenoude wijsheid van de Heilige Schrift en het ver- hevon scheppingsverhaal. En gij, ongeluks- menach, gij verheugt, jo zelfs nog over de verwoestingen, welke de heer Schwarzkoff in de ziel van je kind aanricht? Nu, dien heer zal ik ook wel leeren kennen 1" hegon zij strijdlustig. „Die zal je wel op jo plaats zotten 1" riep Ratzenbeck lachend. „Die heeft jaren lang met wilde beesten en monecheneters in vreemdo worolddeelen omgegaan. Dan trekt gij aan het kortste eind." En ernstiger ging h\J voort: „Schvarzkoff is een flinke kerel, maar een arme drommel. Zfln vader bezit een klein riddergoed en een half dozijn zonen. Do onze heeft in Münden het boschwezen bestudeerd eu daarna tot gezelschap van een rijken koop man met dezon in de wereld rondgezworven. Eindoiyk heeft de ander in Zuid-Amerika de gele koorts opgedaan en zoo ie Schwarzkoff teruggekeerd. Voor een staatsloopbaan was het te laat, daarom is hl) in particulieren dienst gegaan en lk wensch mijzelven geluk, dat ik hom geheel bij toeval gevonden heb." „En mag men vragen, of hU *yn practlsche ervaringen in het boschwezeD en den landbouw mogelijk by de wilden heeft opgedaan?" vroeg Lisbetha bits. „Hy stamt, zooals gezegd, van een klein rtddergoed af, waar flink gewerkt moest re uitgaven, versterking der vloot, renteloo ze voorschotten aan Indië, spoorweg in Su riname, enz. Bovendien moeten de financieole uitkom sten van de toepassing van het nieuwe tarief onvermijdelijk leiden tot teleurstelling. Men kan niet tegelijkertijd den nationalen arbeid bevorderen, door wering van den invoer uit het buitenland, on tevens verwachten, dat die invoer dezelfde zal blijven als onder d« werking van het oude tarief. De twee be grippen: bevordering van den nationalen arbeid en bevordering van de belaügen der schatkist sluiten elkander uit. Aangenomen echter, dat het dool des M - nisters niet bereikt en de nationale nijver heid niet ontwikkeld wordt, ook dan zal do berekening onjuist moeten blijken, daar, waar do koopkracht der natie met 10 mil- 'lioen gulden wordt verminderd, ook het ver bruik moet afnemen. Zoowel in het eene als in het andere geval zal er dus minder inge voerd en daarom ook minder invoerrecht betaald worden. Bovendien zal de druk van het nieuwe ta rief goheel vallen op den binnenlandschen verbruiker. Zoolang de invoerrechten laag zijn en een zuiver fiscaal karakter dragen, gaat de buitenlandech© voortbrenger, tor wille van de concurrentie, er allicht toe over die rechten geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen, en aioh een kleine winst derving te getroosten, die opgewogen wordt door uitbreiding zijner relaties. Bij een hoog tarief is die winstderving evenwel te aan zienlijk om op andere wijze te worden ver good; zoodat met zekerheid mag worden voorspeld, dat de volle 20 millioen gulden aan invoer rechten zullen komen ten laste van den binnenlandschen verbruiker. Twintig millioen; dat is 12£ millioen gul den méér dan de opbrengst dor vermogens belasting bedraagt; 6 millioen gulden méér dan die van vermogens- en bedrijfsbelasting samen, op te brengen niet door wie go- acht kunnen worden de noodige draagkracht te bezitten, maar ook en niet het minst door hen, voor wie iedere gulden méér uitgegeven dan tot heden, minder levensgenot, bezuini ging op het noodzakelijke boteekont. Nagenoeg allo verbruiksartikolon van den burger- en werkmansstand worden belast cn wel, matig berekend, mot ongeveer 10 mil lioen gulden. De klompen, of rekent de Minister ook deze tot de artikelen van weel de? het onmisbaar schoeisel van den ar beider, de zolen en hakken, de schoenen en laarzen, de kleederen voor hem en zijn ge zin, zijn pet of hoed, het hoofddeksel van vrouw en kinderen, het bed of de matras, waarop hij slaapt, zijn pijp tabak, van al les moet invoerrecht worden betaald. Het garen, lint of band, noodig voor liet maken of herstellen van kleodingstukken, wordt mot 10 pCt. van de waarde belast.. De meu belen in het woonvertrek zijn evenmin vrij gesteld als het vloerzeil of tapijt, als de gordijnen voor de vensters, de petroleum voor de verlichting, of het aarde- en glas werk voor huiselijk gebruik benoodigd. Hoe kan dan de Minister in ernst bewe ren, dat de voorwerpen ter voorziening in dagclijksohe behoeften nagenoeg vrij uit gaan Men zal aanvoeren. zooals ook in dc Me morie van Toelichting herhaaldelijk ge schiedt dat dc invoer van vele dier arti kelen gering is cn de binncnlandsche in dustrie grootendeels in de behoefto voor ziet. Doch de Minister wil de eigen nijver heid begunstigen, nietwaar, en dat zal dan ook in dezen vorm geschieden, dat de Neder, landsoho fabrikant den prijs zijner artikelen verhoogt met het bedrag van het invoer recht, zoodot niet enkel de voorwerpen van buiten landschen, maar ook dio van Neder- landschcn oorsprong in prijs zullen stijgen. De 50,000 bijv., welke het invoerrecht op klompen zal opbrengen, zullen de duizenden klompendragcr8 niet bezwaren. Maar de Ne- derlandsohe klompenmakers zullen van dc gelegenheid gebruik maken om den prij3 van hun artikel met /2.50 per 100 K.G., dat is 6 pCt. van dc waarde, te verhocg-'n. Ah men nu bedenkt, dat een paar manskloihpcn gemiddeld drie A vier weken dienst kan doen uitgezonderd die van wilgen- cn elzenhout, welke dan ook duurder zijnen dat de prijs gemiddeld /0.50 bedraagt, dan worden," antwoordde do majoor, „üaarby is do landbouw zyn lust en zy'n loven. Bovendien een kerel, die in een hand omdraaien doet, waartoe een ander langen tyd noodig heeft. En practisch is Schwarzkofft Als iemand uit dit goed met zyn schralen bodem iets haalt, dan is by hot. Hy is nu bezig in Heistergrund, hetwelk tot dusvor slechts een paar voer zuur gras opleverde, vyvers aan te leggen." In dit oogenblik trad mamsel Dörte binnen en meldde, dat het eten opgedaan was De opper houtvester liet zich verontschuldigen; hy zag er uit als een zwyn en had alleen reeds ge geten, want hy moest dadeiyk weer naar de vyvers. „Nu, dan moeton wy ons het genot van deze kennismaking nog een halven dagspenen," merkte Lisbetha spottend op en daarop met gedempte stem tot Waltrud gewend: „Trek jo van al dit onbegrypelyke, woeste en wereld- sche niets aan, myn kind. Laat het je anders niets zyn, dan een geschetter in het oor. Maar kom nu, wy willen je vader naar de eetkamer geleiden." Met eenige moeite en zacht kreunend stond de majoor, wiens voeten geheel omwikkeld waren, op, en begaf zich, door de beide dames gesteund, langzaam naar de aangrenzende kamer. Een tweetal, als gy heeft my juist ont broken," merkte hy op. „Zoo op twee stokken voortstrompelen is niets. Levende stutten, dat is eerst wat, en gy zult zien, dat gy beiden my nog weer leort loopen. Goede hemel, als ik er nog aan denk, dat ik zonder beugel in den zadel kon springen. £Weet gy het nog, Betty?" „Of ik het weot," antwoordde zy. „Gy waart er my een l Maar onze lieve Heer heeft je gelegenheid tot inkeer gegeven." kan men daaruit besluiten tot do indirecte gevolgen van dit invoerrecht voor den werk man. En ten wiens bate zal dit gesohieden? Niet de klompenmaker, de nijvere zal gebaat worden door deze belasting van den werk man, maar wel de grondbezitter, de eige naar van het hout, die de prijsverhooging van het artikel zal gebruiken om dien van het hout te verhoogen. Wij namen aJs sterksprekend en gemakke lijk te beoordeelen voorbeeld, de klompen; doch wat hiervan gezegd is, geldt in 't alge meen van nagenoeg alle artikelen." Daarna merkt het blad op, dat ook hier weer het onvoldoende blijkt van dc gegevens, waarover de Minister beschikt. Hij zegt, dat- de druk van het invoerrecht op klompen slechts weinig zal worden gevoeld, omdat de inlandsche nijverheid voor een goed deel in de behoefte voorziet. Maar Friesland ver bruikt alleen jaarlijks ruim 1 millioen pa ren klompen, waarvan slechts een tiendo in- landsch fabrikaat. Dc invoer moet dus groo. ter zijn dan de Minister onderstelt, wat trouwens verklaarbaar is bij dc groote sohaarsohte aan hout. Het blad wijst ook op de wijze, waarop de inlandsohe nijverheid ,,bevorderd" wordt door een invoerrocht van 3 pCt. op machi nerieën, werktuigen cn gereedschappen, on ontbeerlijke productiemiddelen. En dan het invoerrecht op lint, garens, passement, enz., tot nog toe vrij, waardoor zich een krachtige confeetie-industric bij ons te lande heeft ontwikkold. Een invoer recht van 10 percent, met een geraamde opbrengst van ruim 3 millioen gulden, zal den doodsteek aan deze industrie geven, ook al worden kleedingstukken getroffen door een recht van 12 peroent. Hot verlies bij hot bewerken der stoffen, do geringere omzet, enz. worden niot opgewogen door hot verschil van 2 percent. Of verloopcn van de industrie dus, óf verlaging van de dikwerf reeds zoo sohameio loonen der werk lieden. Zoo ook zal de vorhooging van het invoer recht dor sukade van 3 tot 18 por 100 ki lo een gevoelige, zoo niet onherstelbare slag zijn voor dc koek bakkerijen, tenzij men gebruik leer© maken van surrogaten. Het vervaardigen van surrogaten voor zwaar belaste artikelen zal ongetwijfeld tot grooten bloei komen, evenals in Duitech- land het geval is geweest, terwijl wij de wet telijke bepalingen missen om de verval- 8chingen met succes te bestrijden, waarover men daar beschikt Hier cn daar schuilt er wol iets goeds in hot voorgestelde tarief; zoo is toe te jui chen het hooge invoerrecht op saccharin en op geheimmiddelon, eveneens hot hoogero recht op rnousseerende wijnen en andere werkelijke luxe-artikel en Doch het goede, dat in het ontwerp wordt aangetroffen, wordt verre overtroffen door het schadelij ke, als gevolg van dc vals oh© meening, dat men door hooge invoerrechten een nationa le industrie en den volksrijkdom bevordert. Bovendien en daarom alleen reeds dient or tegen gewaakt, dat deze eerste stap op den weg der protectie, hoe schijnbaar ge rnatigd ook, niet wordt gezet is dit ont werp sleohts te beschouwen als de vinger, welke, eenmaal gegeven, tot het opeisohen der geheele hand leidt. Heeft men eenmaal den voet gezet in de door den Minister ge wilde richting, dan is de volledige toepas sing van een sterk beschermend stelsel slechts een kwestie van tijd. De niet be schermde nijvoren zui.cn hun „aanspraken", hun „rechten" ep bescherming doen gelden, en op welken grond zullen zij worden af gewezen Bohoorcn ook zij niet tot do nationale industricelen, wier welvaart „den volke rijkdom vermeerdert"? En do eischen der schatkist, och, deze zal wel immer behoefte hebben aan versterking, ondanks de ge raamde 9 a 10 millioen. De agrariërs, in ons Parlement sterk ïortegenwoordigd, zul len zich den wenk des Ministers ten nutte maken, dat een invoerrecht van 3 pCt. geen wezenlijken invloed zal uitoefenen op do broodprijzen, en niet rusten vóór ook de landbouw „beschermd" wordt, die daarop niot minder, zoo niet meer aanspraak kan maken als de nijverheid. Ed zoo zullen tel- „Praat my daar niet van. Het gaat zeer slecht, met my," bromde hy. Hy bemerkte, terwyi beiden hem in den louningstool aan de tafel deden plaats nemen, dat "Waltrud door zyn woorden onaangenaam werd ge troffen en zoo verontschuldigde hy zich: „Je vader is een brombeer geworden, myn kind. Stoor je daar niet aan. Met zulke pynen leert men ontevreden zyn." „Moest men loeren bidden," dacht het meisje by zicbzelve en innorJUk geschokt door dit alles zeide hot bedeesd: „Heb maar geduld, papa, het zal wel weer beter worden." Het viel haar moeliyk haar ontroering te onderdrukken. Elk ruw woord van den majoor trof haar als een slag met een knots en wat zy daar straks over den houtvester had ver nomen, had haar lettoriyk met ontzetting ver vuld. Deze man, die baar stiefbroeder het ge loof aan de schepping van den mensch uit een aardkluit had ontnomen, was zeker een aanhanger van dien beruchten Darwin, van wien eens terloops in een les op de kostschool sprake was geweest als van een verscbrik- koiyken ketter. Dat ging haar door het hoofd. Toen de meid nu de soep had binnenge bracht en Waltrud en Lisbetha do handen tot bet gebed vouwden, ving zy een half verbaasden, half spottenden blik van haar stiefbroeder op en bemerkte tevens, dat haar vader half verlegen voor zich uitstaarde. „Neen, die beiden baden niet; zy gevoelde het dui- deiyk, en zorg, schrik en onbehagen namen het hart der gravin zoo geheel in beslag, dat zy nauwelyks iets van de lekkere gerechten gebruikte, welke mamsel Dörte met zooveel kunst en liefde had toebereid. Later sloot zy zich in haar kamer op, wierp zich op het bed en weende, met het gelaat in de kussens gedrukt, weer eens flink kens nieuwe schakels gesmeed worden voor de duivelsketen, welke langzamerhand ge heel ons maatschappelijk leven zal omknel- lon. De voortdurende stijging van 'b Rijks middelen is werkelijkheid de uitbreiding onzer industrie, ondanks moeilijke tijdon, is werkelijkheid; de toenemend© bloei van handel on 6cheop- vaart ia werkelijkheid. Zal men deze werkelijkheid in gevaar wil len brengen torwillo van de tarief-fanta sieën van mr. Harte van Tecklenburg?" Onder hot opsohrift „Lichtschuwheid", dat heel wat doet verwachten, plaatste aldus de Arnhemsche Courant Dc Neder lander het volgende onnoozele praatje aan het hoofd harer kolommen: „Naar wij vernemen, worden tegenwoor dig herhaaldelijk adressen tegen do aanhan gige Drankwet, door een zoor groot aan tal personen geteekend, aan indivi dueel© Kamerleden, meer bepaalde lijk, aan leden der linkerzijde, en alleen aan hen, niot aan de Kamor toegezonden, blijk baar om op die wijze in stilte pressie op die loden uit te oefenen „Dezo nieuwe wijze van toepassing onzer constitutioneel© beginselen is merkwaardig of de uitvinders er van, die blijkbaar het licht schuwen en deswegens zich niet open lijk tot de Volksvertegenwoordiging durven wenden, daarmee do zaak, die zij verdedi gen, in waarheid dienon, valt te betwijfe len. Wio recht zoekt schuwt het licht niet." De juistheid dezer mededeeling voor re kening latende van De Nederlander, is ons de bedoeling daarvan niet duidelijk, tenzij ze gezocht moet worden Ln het venijnige tusschenzinnetje: „meer bepaaldelijk aan leden dor linkerzijde," wat niets meer is noch kan zijn dan een gratuite bcworing; hoe toch kan het blad dit weten, als deze „nieuwe wijze van toepassing onzer consti- tutionecle beginselen" werkelijk zoo in het duister geschiedt, als zij zelve zegt? Maar afgezien hiervan, wat heeft het ge ïncrimineerde feit met „onze oonstitu- tionecle beginselen" te maken? Een parti culier sohrijven aan leden der Kamer wordt toch geen petitie, in den zin van art. 8 der Grondwet, omdat De Ncderlandcr die brie ven „adressen" golieft to noemen, evenmin als inrlividucolo Kamerleden, „do bevoegde macht" zijn, waarvan dat Grondwetsartikel spreekt. Zou De Nedrlandcr misschien een ver bod willen uitgevaardigd zien voor Kanvr- loden om particuliere brioven in ontvangst te nemen Tot deze consequentio zal zij on vermijdelijk moeten korn©n, als werkelijk de Kamerlede®, „bepaaldelijk dor linkerzij de", zóó onzelfstandig zijn, dat zij onder de „pressie" komen zelfs van brieven, die hun worden toegezonden door personen, hun misschien van aangezicht en bij name zelfs onbekend. Zou dan tooh werkelijk iemand, die al leen of met anderen tc zomen zijn belangen in een particulier schrijven bepleit,, daar door het bewijs lovore i zijner „lichtschuw heid"? Immers De Nieuwe Courantver moedelijk tocli wel getroffen door den in houd, nam zonder eenige kantteokening het stukje van De Nederlander aan het hoofd van do binnen)antlscho rubriek. Ook De Standaard gaf het te lezen. Wat mag dan toch in 's hemelsnaam eigenlijk wel dc grief zijn, welke daarin gelucht wordt? 't Gaat onze bevatting te boven I De Nieuwe Courant zegt hieromtrent: De Arnhcmsche Courant verwondert er zich over, dat in onze oourant do opmer king van De Nederlanden zondor commen taar werd overgenomon. Ziehier. Niet omdat wij in liet geïncri mineerd© feit een ongeoorloofde of op zich zelf onbehoorlijke toepassing der oonstitu- tioneele beginselen zagen, al is dan ook het aanbieden of toezenden van door velen ge- teokende adreseen aan leden der Kam^r persoonlijk in plaats van openbaar aan do Kamer als college een ongewone praktijk, waaraan wij niet gaarne uitbreiding gege ven zouden zien. Maar om een andere reden. Wij orkonncn de kracht van menig argument, door do uit, om vervolgens, kalmer geworden, zich aan de lectuur van vrome geschriften to wyden. Daarop begon zy haar kamers eons wat nauwkeuriger te bekyken en te vinden, dat zy bohaagiyk en gezellig waren ingericht. Ook het gezicht uit de ramen in het park was byzonder mooi en deed in zyn afwisseling het oog weldadig aan. Waltrud opende het raam en liet de versterkende buitenlucht naar binnen stroomen. Zy liet de armen op de vensterbank rusten, verheugde zich ovor don aanblik van de uit den winterslaap ontwa- kendo natuur on oen weemoedige vrede ver vulde haar ziel. Nu kwam Lisbetha om haar voor do koffie te halen en zag met oonig misnoegen het jonge meisje, zoo geheel in den aanblik van het landschap vorloren, voor hot raam staan. „Gy zult kou vatten by dezen verrader- jykon overgangstyd, vermaande zy. Maar Waltrud troonde haar naar het raam en zeide„Noen, de lucht doet my weldadig aan; het is, alsof zy rny geheel doordringt. En kyk eeos, hoe mooi dat alles isdio groene grasperken, die zware boomen, die glinsterende vyver en die witte wolkjes aan den blauwen hemel. Ach, ik heb dat nooit zoo recht ge zien on zoo gevoeld. En gy zeidet, dat my dit alles toebehoort. Ik kan dat maar niet begrypon. Liebotha vereohoot een weinig van kleur. „Gij zijt een kind," antwoordde zij bijna vriendelijk. „De jongen heeft zoo iets ge zegd, niet ik. En bovendien hebt gjj mijn verklaring van zijn dom gepraat verkeerd begrepen. Dit landgoed behoort aan je va der, en aan niemand anders. Maar zooaU do omstandigheden zijn, zoudt gij hem met uw meerderjarigheid het bezit daarvan ont nemen, hem in zekeren zin tot een bedelaar Arnhemsche Courant tegen dat ontwerp» aangevoerd en hebben zelf, op minder hef- t-igo wijze dan zij, onze bezwaren tegen do eerste lezing breedvoerig uiteengezet, ter wijl wij binnenkort hopen te kennen te go- ven, wat o. i ook in de gewijzigde lezing verwerping verdient. Maar de Amhenifche Courant weot zelve wel, dat er tegen dit ont werp wordt gestreden met onwaardige en venijnige wapens, die zij gewis zou versma den cn welker hulp haar waardigheid haar niet zou veroorlooven te aanvaarden of zelfs te dulden. Wij vestigden indertijd de nan- daoht op sommige daarvan: wordon ze nu in het duister gebruikt, dan ligt het op on zen wog daarover licht te helpen versprei den. Do Arnhemsche Courant zegt in antwoord op dit laatste: De Nieuwe Courant zijn wij dankbaar voor haar opheldering: op het woordjo „Drankwet" in het stukje van Dc Netter- lander, niet op de partiouliero „adressen" en op do „oonstitutioneele beginselen" moest dus de nadruk vallen. Dan had toch, dunkt ons, do klacht van De Nederlander eenvoudiger en ook beter zonder groot© woorden uitgesproken kunnen zijn. In- tusschen blijft onze grief bestaan, dat De Nederlander insinueerde, dat „bepaaldelijk leden der linkerzijde" ontvankelijk zouden zijn voor pressie, uitgeoefend door perso nen, dio, om met De Nieuwe Courant to spreken, „met onwaardige en venijnige wapons" strijden. Men veronderstelt niot in zijn politieke tegenstandera, dat zij do zelfstandigheid zouden missen om daarte gen op hun hoede te kunnen zijn 1 De Standaard zegt over do oprichting van een landbouw hoogesobool: Stellig is het van het uiterste gewicht, dat het plan, om een landbouw-hoogeeschool op te richten, niot 6lapen ga. Door dit plan op te vatten, heeft het Ka binet getoond, voor don steeds meer drei genden nood van den landbouwenden stand con open oog te bobben. En zelfs schuilt in dit plan meer nog dan zorgo voor den landl>ouwondon stand; er blijkt ook uit, dat do Rogeoring haar blik op do toekomst go- richt houdt. Dr Kuyper weos er in zijn rede van 4 Maart op, hoo do klimmende bevolking te sterk wordt voor do kloino plek gronds, dio wij bewonen, on dat het daarom hoog tijd wordt, dat dc bodern van ons land door intensiover bebouwing cn door bebouwing van nu nog wocsto gronden, hooger bedrag voedaol oplcvcro dan thans. In Duitschland wonen op den vierkan ten kilometer aleohts 104 porsoncn, bij ons 157, alzoo juist do helft nicer. Ons bouw land omvat 808,469 hectaren, terwijl do woeste gronden nog 589,072 hectaren groot zijn. Het bouwland lo\ort aan tarwe nog geen derde van wat w© opeten. Stel, dat eon blokkndo van onze kust den invoer afsneed, zoo zou terstond dc prijs boven allo evenredigheid in do hoogte vlie gen, on spoedig honger voor do deur staan. Oorzaak hiervan is: lo. dat dc bevolking te groot is voor het bouwland; 2o. dat do lage tarwoprijzen veel bouwland in wel land omzetten 3o. do sterke concurrentie van het mec-1 ©n do tarwe, die uit Amerika en Azië komt, ten dcelo ook uit de Zwarto Zee. En dit laatst© gevaar wordt nog ver groot door do ©norruo ontwikkeling vau Siberic; een land, 370-maal zoo groot als Nederland. In Siberië tooh, dat uiterst vruchtbaar is, teelt men de tarwe voor f 1 A f 1.60 den hectoliter, en produceert men boter voor 25 oonte, terwijl do uitvoer van boter in drie jaren van 3 millioen K. G. tot 18 mil lioen klom, en nu reeds op do Londcnsche markt ons concurrentie aandoet. Wat John Foreter Fraser hierover zegt in zijn: ,.Tho real Siboria" is in hooge raato leerrijk cn waarschuwend. Gelukt hot toch, dc vracht van Siberië naar ons land per hectoliter op 3 te brengen, dan krijgen wij weldra tarwe voor f 4 A 5 aan dc markt, en zal de ellende voor onzen landbouw nog toe nemen. Het is daarom hoog tijd, dat het hooger ondorwijfl in den landbouw ook bij ons tot maken kunnen, hem wellicht zelfs hob pistool van den moordenaar in do hand kunnen drukken cn je broeder op de straat zotten." „Hoe kaD u zoo spreken, tante Lisbetha?" riop het mcisjo ©n greep haar verschrikt bij den arm Maar deze streelde Waltrud's wangen cn zeide vleiend: „Dat gij je niet aan zulk een zware zonde zult schuldig ma ken, zolfs al hadt gij er een wettig recht op, spreekt vanzelf. Maar zie, dat de mogclij <■- hoid tot zoo iets bestaat, dat verbittert jo stiefvader het leven en is gedeeltelijk do schuld van zijn toestand. En al vloekt hij ook dikwijls zoo, dat de engelen in den he mel daarover zouden kunnen weenen, zoo gebeurt dat slechte uit wanhoop, want in den grond bezit jo vader een edel en zelfs vroom karakter. Het zou vreeselijk zijn. als hij door matorieolc zorgen ook geestelijk te gronde moest gaan, en, mij dunkt, gij hebt reeds genoeg te doen mot voor de ziel van haar te zorgen, die je het leven schonk." Als een beangst vogeltje keek Waltrud in hot ernstige gelaat van de freule cn met be wogen stem antwoordde zij: „O, tante, hoe kan u denken, dat ik papa verdriet zou willen doen? Ik begrijp immers van al do dingen niets, waarop gij sinds eenige da gen zinspeelt; maar niet ter wille van geheel Westfalen zou ik het verdriet en ongeluk van een onkel persoon op mijn geweten heb ben. En weot u, ik houd zooveel van papa, al ken ik hem ook weinig. Hij heeft zoo iet-s vriendelijks in zijn oogen, zoo iets sympa thieks in zijn wezen en daarom gaat het mij altijd ale een steek door het hart, wanneer hij of en toe zoo'n vreesolijk woord gebruikt. En hy doet dat slechte uit wanhoop, zegt u Tj Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5