tweede-rangs-iokalen op te treden, of om als begeleider van zangers dienst te doen, daar kwam zijn eerzucht tegen op. Daar nu ook het lesgeven geheel buiten zijn bereik lag, bleef hij een liefhebberende musicus, die met eigen geldmiddelen in zijn onder houd moest voorzien en, dank zij een opge wekt humeur en een goed hart, een groot aantal kennissen en zelfs intieme vrienden bezat. Maar wat had den jongen man genoopt om toonkunstenaar van beroep tc worden Hetzelfde, wat velen vóór hem op een dwaalspoor had gebracht: vergissingen van eigenliefdeEen dwaling, die liefde voor de toonkunst gelijk achtte met talent. En ook de ijdelheid van een onverstandige moe der. De vader van Emanuel Muller bezat in de X-straat te Berlijn een bloeiende zaak in bontwerken. De marters, bevers, sabel dieren en fretten brachten jaarlijks een aanzienlijk sommetje binnen, maar in plaats van nu met eere het vaderlijk be drijf voort te zetten, werd de zoon door i dwazen hoogmoed bezieldhij verachtte het eervolle beroep, wilde hooger op, wilde kun stenaar worden, en, gesteund door een ver- blinde moeder, die haar cenigen zoon gaar ne op het concertpodium bewonderd had, I werd Emanuel, in plaats van een ijverig l bontwerker, een stumperig musicus. Nu waren zijn ouders dood, hun voor- deelige zaak was verkocht, en het geld bij- Da verteerd; Emanuel stond tegenover een wissen ondergang. Zijn vrienden vToegcn zich wel eens afWat zal hij nu beginnen ,,Ik wil een opera componeeren," zei Miiller zelfbewust tot zijn vriendenkring, met het optimisme van een lichtzinnig mensch, die door eiken tegenspoed ook we der nieuwe verwachtingen koesterde; ,,zoo in den stijl van Wagner; het motief ont breekt mij alleen nog maar. Dat zal ik ech- ter wel vinden 1" Dit zei hij zóó luchtig, 1 alsof hij alleen maar de mededeeling te doen had: ik zal een grooten pels maken, alleen moeten de noodige vellen daarvoor nog aan geschaft worden. „De zee moet mij de mo tieven verschaffen," vervolgde hij, „daar om ga ik voor een paar weken op reis naar Helgoland. Het zachte geklote der golven bij helderen hemel, en het gebulder bij stormweer, het gekrijsck der zeevogels, het gesuis van den wind in de haven, enz hoe zal dat alles mij bezielenIk zal nu de na tuurklanken bestudeeren Dan zal de com positie van een opera vanzelf gaan De vrienden lachten om den grappigen bluffer, die hen met zijn naïeve levens- en kunstbeschouwingen steeds amuseerde, j „Veel geluk op uw ontdekkingsreis naar het motief 1" riepen zij, „maar gij moogt iriet terugkeeren zonder een grooto zee-sym- Jphonie of een machtig muziekdrama in na tuurklanken! Wij willen den stormvloed en het gekrijsch der vogels nu ook eens op mu ziek zienwij zijn benieuwd wat voor moois /gij ons uit Helgoland zult meebrengen en hopen het beste voor u l" Met dezen golukwensch en het laatste overschot van zijn vaderlijk vermogen, een 'paar honderd gulden, begaf zich Emanuel Müller wezenlijk in het begin van Juli naar Helgoland, als een zieltje zonder zorgen en gedachten, cn met de hoopvolle logica van een Bohémien, 'die zegt: Erger kan het niet worden, dus het moet beter worden I En nu soheen het werkelijk, alsof het ge luk onzen held zou begunstigen: hij maakte i aan boord van de boot kennis met een al lerliefste jongedame, die met haar vader, den joviaalsten van alle Lerlijnsche bier drinkers, een echten kolos, ook voor eenige 1 weken naar Helgoland ging. „Wat een gelukkig toeval 1" zei de jonge 'Müller ge/durende den heelen overtocht. Hij bleef al dien tijd in de onmiddellijke nabij- 1 beid van vader en dochter. „Prettiger ge zelschap had ik mij niet kunnen wenschen De vader een oprechte, eerlijke man, en zij een engel! En hoe levendig babbelt zij; hoe helder klinkt haar lach; hoe lieflijk juicht zij, telkens als zij iets nieuws ziet; ach, dat zou een heerlijke gelegenheid zijn om na tuurklanken te bestudeerenNatuurlijk werd Müller dadelijk verliefd op het meis je. Daar hij steeds bereid was het paar te helpen en allerlei diensten bewees, die ver wende menschen op een zeereis vergen, ont stond er weldra de beste verhouding tus- schen het drietal Het was nog niet tot een deftige voorstelling gekomen, men ging heel vrij met elkaar om: er was zoo iets pi kants in het raden van elkanders namen. Het was alleen een uitgemaakte zaak, dat het drietal in hetzelfde hotel zijn intrek zou uemen. Zoo gezegd, zoo gedaan 1 De reizigers kregen zelfs drie dicht bij elkander gelegen kamers, met een prachtig uitzicht, ver over de uitgestrekte zee, die met haar geklots, haar schuimende golven Emanuel Müller zeker tot een mooie compositie had kunnen bezielen, als hij nu nog een open oor had ge had voor dergelijke melodische natuurklan ken Zijn reisgenoote had evenwel zijn ge- lieele belangstelling in beslag genomenzij vertegenwoordigde voor hem alle aantrek kelijkheid der schepping. En hoe juichte Emanuel, toen hij den avond na de aankomst in Helgoland de vrecmdelingenlijst in handen kreeg, waarin de nieuwe gasten reeds geteckcnd hadden, en onder de namen boven aan de lijst vond: „Kapelmeester Lange en dochter uit Ber lijn." Zonder twijfel moesten zij dat zijn Maar wat een gelukkig toeval 1 Dus ook zij behoorde tot de wereld der edele toonkunst, en hij was violist en pianist I Leve de for tuin Müller was zóó overtuigd van zijn ge luk, dat hij het vreemdelingenboek niet verder nasloeg. Als de ongeduldige slechts verder had gelezen, dan had hij stellig on der de aangekomenen nog wel een half do zijn malen: „vader en dochter uit Berlijn" gevonden Den volgenden morgen reed het drietal natuurlijk naar de duinen om te baden. Emanuel kon het niet laten, om zich aan de Langes als musicus, on met zijn vollen naam, voor to stellen. Hij was uiterst ver baasd toen de vader van juffrouw Lina (de kleine engel heette n.l. Lina) op zijn ongedwongen manier er uit flapte: „Zijt gij musicus? Dat is ook wat moois! Me a denkt daarbij steeds aan orgeldraaiers en straatmuzikanten." „Wat, steekt hij nu den draak met zijn eigen stand?" dacht de jonge man. „Dat is een zonderling!" Vader Lange liet van zijn kant alle voorstelling achterwege, want hij hield in het geheel niet van maatschap pelijke plichtplegingen en beleefdheidsvor men. „Tk ben oprecht, en recht door zeel" zei hij in den loop van het gesprek Maar LinaZij was zoo beminlijk en vriendelijk en praatte met den jongen reisgenoot, daar zij zijn loopbaan kende over alle gebeurte nissen op muzikaal gebiec. in de residentie, over symphonie-concerten, over de opera en over do laatste voordracht van den komi- schcn zanger Benedix. „Ja," lachte de oude,, „mijn meisje is heel muzikaalEr is geen orgeldraaier, die geen tien cent van haar ophaalt, en zij windt zelf haar speeldoozcn op; hahal" „Als men zulk een muzikalen vader heeft," zei Emanuel ernstig. „Ik, muzikaal?" riep de ander en haalde met spottende minachting de schouders op, „ik kan wel een bas van een waldhoorn on derscheiden, maar anders zou ik door u lie ver over alle bijzonderheden van het bont werkersvak ondervraagd worden, als gij dmar lust in hebt, haha Lieve hemel 1 Onzo arme musicus verstijf de van schrik. Veroorloofde de kapelmees ter zich een toespeling te maken op z ij n vroegere maatschappelijke betrekking? Op de bevers, sabeldieren en fretten, enz. in de zaak van zijn ouders? Hoe zou hij dat ver nomen hebben? Emanuel Müller nam zich voor bij hun eerste samenzijn juffrouw Lina daarover te onderhouden. /erdient gij met dat musi- ceeren veel geld?" vroeg nu de practischc oude heer aan den jongen man. Het ant woord luidde wel wat twijfelachtig. „Geen oent!" zou de waarheid geweest zijn Maar onze held redde zich uit de moeilijkheid. „Ik zoek hi v het motief voor een opera!" verklaarde hij aan zijn reisgenoot. „Wat zegt gij? Zoekt gij een motief?" riep de verbaasde vader van Lina; „dat malle ding ken ik nietl" „Wat een wonderlijke onwetendheid bij een kapelmeesterzei Müller bij zichzelf, „of wil j mij voor den gek houden? Maar ik begrijp het; hij wil tegenover mij ziju incognito bewaren! Mij goedl Een malle gril, maar ik zal haar eerbiedigen, al was liet alleen ter wille van de lieftallige doch ter. O, zij is bewonderenswaardig!" En Emanuel Müller dacht niet meer aan het motief en de compositie van zijn opera, bekommerde zich niet meer om de grillen van den ouden heer, maar keek de jorge dame met zeer verliefde oogen aan. En hoe beantwoordde zij die blikkenHeel duide lijk zeiden de hare: „Mijn hart behoort u 1" Tusschen die drie menschen bestond de bes te verstandhouding. En zoo bleef het do volgende dagen. Men wandelde aan het strand, ging naar de duinen, beklom de heu vels, dineerde en soupeerde gezamenlijk; in het kort, het trio leefde in de beste har monie 1 Den vierden dag ontmoetten Emanuel en Lina elkaar voor het eerst alleen aan het strand. Niemand in den omtrek, alleen de zee. de oneindige, met al haar motieven, strekte zich uit voor de geliefden. „O," zuchtte hij, „ik behoef u zeker niet in woorden tc zeggen wat ik voor u ge voel." „Ik weet alles; van liefdesaangelegenhe den zijn wij, meisjes, geheel op de hoogte, maar ach! waarom zijt gij musicus? Dat doet u veel kwaad bij mijn vader „Zou hij zijn dochter niet tot vrouw ge ven aan een musicus?" „Nooit of nimmer Want hij is in som mige dingen een barbaar, uie geen verschil maakt tusschen een beroepsmusicus en een zwervend muzikant. Gij hebt het onlangs nog van hem zelf vernomen. Hij beweert, dat alleen met handenarbeid geld te ver dienen is. O, waarom zijt gij geen bontwer ker Emanuel sperde do oogen wijd open. „Hoor ik goed? Bontwerker?" „Ja, aan o iemand zou hij mij dadelijk geven." „Maar, juffrouw Lina, uw vader is toch zelf musicus van beroep, kapelmeester Lange? Is dat niet zoo? Ik heb he!, in de vreemdelingenlijst gelezen en wilde niet on bescheiden y daar hij tegenover mij zijn incognito vo^iield." „Dan hebt gij verkeerd gelezen," riep de jongedame glimlachend; „kapelmeester Lange logeert op de derde verdieping van ons hotel, zijn dochter is een oude vrijster van veertig jaar. Mijn vader heet Schülze en onze firma is Karl Schülze, bontwerker, X-straat No. 76." „Hoe is het mogelijk!" riep de jongeman heel verrast uit. „Do winkel, die sedert vijf jaar daar gevestigd is? Karl Schülze? Daar tegenover bevindt zich de veel oudere zaak: Bontwerken van Müller en Zoon, X-straat No. 5, die sedert eenigen tijd in andere handen is overgegaan, maar toch nog steeds dc oude beroemde Firma Müller voert." „Ik weet alles," antwoordde zij heel ver standig, „men heeft ons daarvan verteld. De oude Müller is gestorven en de zoon heeft de zaak verkocht, die mooie zaak mot al de kostbare pelzenHij moet als Zi geuner vertrokken zijn. Wat een 'dwaas 1 Zulk een zaak vindt men tooh niet op de straat?" „Ach, beste Lina!" riep de ongelukkige op klagenden toon en plotseling werd hij doordrongen van zijn mislukte leven, „hij is niet als Zigeuner vertrokken, maar het ziet er toch niet heel veel beter met hem uit. Hij wilde musicus worden, zonder ta lent te bezittenIk zie het nu in, wat rrij reeds lang gedrukt heeft! Beklaag toch d-a armeZijn geld heeft hij uitgegeven en geen succes daar tee gehadhij heeft een opera walen componeeren en geen motx-f gevon den 1 In één woord: deze beklagenswaardi ge dwaas Müller Jr. staat voor u; ach, als ik nu de zaak van mijn ouders nog maar had! Licntje! Lientje! hoe gelukkig zou den wij dan kunnen zijn!" Juffrouw Schülze keek heel verbaasd. „Dus zijt gij in '"-ezelfde soort zaak als de onzo opgegroeid? O, dat lijkt mij een goed voorteekenals papa dat hoort, zal Lij heel anders over u denkc-i..."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 12