Vrijdag 18 blaart.
A«. 1934.
(Beze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van .Zon- en feestdagen, uitgegeven.
"Verijdelde plannen.
Mo 13519
PRIJS ÜEZEB COURANT»
Voor LeideD pei week 9 Oentai pei 8 maanden f 1.10.
BuiteD Leiden, per looper en waai agenten gevestigd «yn 1.30,
Franco per post B 1.65,
1MIIJS DKR A I> V KllTKNTIKKi
Van l6 regelt 1.06 Iedere regel meer /0.17J. - Grootere lettere naa.
plaatsruimte. - Kleine advertentiën tan 80 woorden 40 Cents contant i elk
tiental woorden meer 10 Cents. - Voor bet lacasseeren wordt 10.06 berekend.
Officieels Kennisgeving.
Burgemeester on Wethouders dergemeento
Loiuen brengen ter algemeene kennis, dat
de passago door hot Kalvorstraatje
met aanvang van heden 18 Maart 190 4,
t\J ielyk, zoowel voor personen, als
voor rij- en voertuigen zal zyn af
gesloten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
DE RIDDER, Burgemeester.
VAN HEYST, Secretaris.
Leiden, 18 Maart 1904.
Leiden, 18 ftiaart.
Gistermiddag had in het Vincenfciusge-
bouw aan den Middelweg alhier de laatste
spijsuitdeeling vcor dezen winter plaats
aan schoolgaande kinderen.
Na afloop daarvan vereenigden zich hot
bestuur van de vereeniging „Schoolkindcr-
voeding", van de ,,Vincentius-Vereeniging",
de dames die vanwego deze Vereeniging en
dames onderwijzeressen en eenige heeren
in het lokaal, omdat het bestuur der eerste
zich verplicht gevoelde eenige uiting te ge
ven aan enkele gevoelens, die hem vervul
den. De voorzitter, ds. Kutsch Loyenga,
bracht in berinnering, hoe, gelijk nu al zoo
vele jaren, het bestuur der „Vinoentius-
Verecniging" zich in alle opzichten voortref
fclijk van zijn taak had gekweten, en bracht
daarvoor dank, gelijk aan de dames dier
Vereeniging, aan de dames onderwijzeressen
en de beeren, die zoo bereidwillig waren ge
weest op een middag in de week hun hulp
te verleenen voor oontröle en orde. Aan al
de dames werd een klein souvenir als zicht
baar bewijs van dankbaarheid aangeboden.
De heer Oreyghton, voorzitter uer Vincen-
tius-Vereeniging dankte voor de gesproken
woorden en voegde er bij, hoe het bestuur
zich verheugde over de steeds zeer harmoni
sche samenwerking tusschon beide corpora
ties.
In den afgeloopen winter zijn uitgereikt
1*7,022 porties soep, gedurende ongeveer IR
weken, terwijl de gelukkig van alle kanten
toevloeiende bijdragen, dank zij de telkens
herhaalde „herinnering aan schoolkinder-
vooding", voldoende zullen zijn om de groote
onkosten te dekken.
Zij, die gisteravond in de kleine zaal
van bet Nutegcbouw alhier de zesde of laat
ste Winterleaing bijwoonden, volgden mot
aandacht en ongetwijfeld ook met instem
ming hetgeen dr. J. Lammerts van Bueren,
uit Rotterdam, voordroeg over arbeid.
Met hem beschouwden zij den arbeid, in hot
oog houdeoide, dat bij die beschouwing de
Schrift ons leidt op hot rechte spoor, ook in
zijn na 's mensohen val veranderd karakter,
als eon vreugde en een verlustiging, als in
zich sluitende een zegen en een verplich
ting; met hem beaamden zij, dat met meer
recht kan gesproken word on van slachtof
fers van werkeloosheid dan van slachtoffers
van den arbedd, na overwogen te hebben wat
mist de mensoh, die, om welke reden dan
ook, niet arbeidt. De arbeid is een sterk wa
pen tegen veel verkeerds. Het is dan ook een
Goddelijk gebod te arbeiden en de Schrift
zegt, dat die niet werkt ook niet eten zal.
Met eenige voorbeelden bracht spr. verder
onder de aandacht hoe treurig het vóór hot
Christendom was gesteld met den handen-
- arbeid; hoe het bij eenige volken als iets
laags, iets schandelijks zelfs werd geacht
zich daarmede in te laten. De Zoon des men-
schen vroeg evenwel niet naar slaven of
vrijen; Hij zelf legde do hand op het werk
tuig en daardoor kwam de handenarbeid
steeds meer in ecre.
Waarorö men werken moot, om wolk loon?
Zonder geheel het stoffelijk loon voorbij te
zien, niet enkel en alleen ddarom. Niet al
leen gewerkt om de spijze, die vergaat, want
dan vindt men het loon, de bevrediging voor
den arbeid niet, getuige zoo menig milli-
onnair. Daarom moeten wij getuigen tegen
een zielendoodend materialisme, dat den
arbeider slechts schept idealen, welke geen
werkolijkheid worden. Eén slechts, de Chris
tus, heeft ons getoond een ideaal, dat wer
kelijkheid worden zal. En daarom geluis
terd naar Zijn Woord, inzonderheid op den
rustdag, die meer komen moot tot zijü
recht, overeenkomstig het Goddelijk gebod,
dat ook van rust spreekt. Slapen de zorgen,
dan ontwaakt de ziel.
Niet onkel het woord gegeven aan den
mensch, want dan komt men tot den klas-
scstrijd; maar ook aan God. En dan, al mo
gen wij zorgen voor vrije ontwikkeling van
den arbeid en pogen wederzijdsche verhou
dingen op gezonden grondslag te erlangen,
zal het den arbeider, luisterend naar Gods
Woord en zich onderwerpend aan Zijn wil
en wet, welgaan en zullen de arbeidsvraag
stukken, welke zoo vele zijn, tot een ge-
wcnschte oplossing komen.
Voor het examen nuttige handwer
ken zijn to 's-Gravenhage geslaagd do da
mes H. van den Berg, te Noordwijk; A. dc
Gaay Fortman, H. Plcsman on H. Bos
man, allen te Leiden.
Wij vestigen de aandacht op do ach
terstaande advertentie, waarin aangekon
digd wordt een muziekuitvoering van wer
ken van den beroemd n Vlaamschen toon
dichter Peter Benoit, op aanstaanden Dins
dagavond, te geven vanwege do afdeeling
Leiden van het Algemeen Nedorlandsoh
Verbond. Wij hopen morgen iets uitvoeri
ger op deze zaak terug te komen.
Met den 22sten Maart a.s. wordt de
matroos 1ste klasse H. Stoffels, onder in
trekking zijner detacheering bij de Kweek
school voor Zeevaart alhier, overgeplaatst
aan boord van Hr. Ms. monitor „Reinicr
Claeszcn" en bij genoemde inrichting met
dcnzelfden datum vervangen door den ma
troos der lste klasse A. Lous, komende van
Hr. Ms. wachtschip te Amsterdam.
De Commissaris der Koningin in
Zuid-Holland heeft bepaald:
lo. dat do eindexamens der Hoogere Bur
gerscholen met 5-jarigen cursus in de pro
vincie Zuid-Holland in 1904 zullen worden
afgenomen door twee Commission, welke
zullen worden genoemd, de Noordelijko en
de Zuidelijke;
2o. dat de Noordelijke commissie zal zit
ting houden te Leiden en de Zuidelijke com
missie te Schiedam;
3o. dat door de Noordelijke commissie
zullen worden afgenomen de eindexamens
dor Hoogere Burgerscholen met 5-jarigon
cursus te 's-Gravenhage (a/h. Bleyenburg),
VGravonhage (a/d. Stadhouderslaan), Lei
den en Delft en door do Zuidelijke commis
sie de eindexamens der Hoogere Burger
scholen mot 5-jarigen cursus te Schiedam,
Rotterdam, Dordrecht, Gorkum en Gouda;
met bepaling voorts, dat de candidaten, die
geen leerlingen eener Hoogere Burger
school zijn (extraneï), zich zullen hebben
aan te melden bij den voorzitter der Noor
delijke commissie, die, in overleg met den
voorzitter der Zuidelijke commissie, iederen
candidaat zal hebben aan te wijzen voor
welke der twee commission die candidaat
zal moeten verschijnen;
4o. dat do Noordelijke commissie zal zijn
samengesteld uit een voorzitter, tevens lid,
on 23 leden, verdeeld over twee afdeel ingen
van 14 leden elk, welke afdeelingen onder
scheidenlijk zullen worden genoemd dc Eer
ste Afdeeling en de Tweede Afdeeling, ter
wijl daarenboven nog twee leden zullen
worden benoemd, dio voor beide afdeelin
gen als examinatoren voor do vakken van
groep E, bedoeld in art 8 van het Konink
lijk besluit van 27 Juni 1901 (Staatsblad
No. 190), zullen zijn aangewezen;
dat dc Zuidelijko commissie op dezelfde
wijze zal zijn samengesteld als do Noordelij
ke;
5o. dat die afdeelingen der Noordelijke
commissie behalve de extraneï, die over
beide zullen worden verdeeld zullen exa
minee ren als volgt:
de eerste afdeeling de candidaten afkom
stig van de A-afdeelingen der 5de klassen
van de hoogere burgerscholen te 's-Gravon-
hage en te Leiden en die afkomstig van do
5de klasse der hoogere burgerscholen te
Delft;
de tweede afdeeling de candidaten afkom
stig van do B-afdeelingen der 5de klassen
van de hoogere burgerscholen te 's-Graven
hage en te Leiden en die, afkomstig van de
C-afdeeling der 5de klasse van de hoogere
burgerschool aan het Bleyenburg te 's-Gra
venhage.
Benoemd zijn: Voor de Noordelijke com
missie:
Tot voorzitter, tevens lid, dr. J. L. An-
dreae, directeur dor hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus te Leiden
Tot leden:
In do eerste afdeeling: A. J. Goedkoop
van Nolle, leeraar aan de hoogore burger
school met 5-jarigen cursus te Delft; dr. N.
Quint. leeraar aan de hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus to 's-Gravenhage
(Stadhoudcrslaan)dr. G, J M. Coolhaos,
leeraar aan de hoogoro burgerschool te
's-Gravenhage (Bleyenburg)dr. J. W.
Lem, leeraar aan de hoogere burgeschool
met 5-jarigen cursus te Leidendr. J. Ro-
meny, leeraar aan de hoogere burgerschool
met 5-jarigon cursus te 's-Gravenhago
(Stadhoudorslaan)dr. U. H. E. Huber
Noodt, leeraar aan de hoogere burgerschool
mett 5-jarigen cursus te Delft; dr. N. Ja-
pikse, leeraar aan de hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus te 's-Gravenhage
(Bleyenburg)C. J. Leondortz, leeraar
aan de hoogere burgerschool met 5-jarigen
cursus te Leidenmr. F. A. de Graaff, oud-
leeraar aan de hoogero burgerschool met 5-
jarigen cursus to Haarlem, wonende te
's-Gravenhage; J van dor Bruyn, oud-leer-
aar aan de hoogere burgerschool met 5-ja
rigen cursus te Sohiedam, wonende te
's-GravonhageW Draayer, leeraar aan de
hoogero burgerschool met 5-jarigen cursus
te LeidenC. Timmermans, leei^aar aan de
hoogere burgerschool met 5-jarigcn cursus
te 's-Gravenhage (Bleyenburg)N. van
Milligen, leeraar aan de hoogere burger
school met 5-jarigen cursus te 's-Gravenha
ge (Stadhouderslaan)H. M. Leopold,
leeraar aan de hoogere burgerschool met 5-
jarigen cursus te Delft;
In de tweede afdeeling: W. Massink,
leeraar aan de hoogero burgerschool met 5-
jarigen cursus to Leiden; dr. A. D. van der
Harst, leeraar aan de hoogere burgerschool
met 5-jarigen cursus te 's-Gravenhage
(Bleyenburg)dr. A. H. Borgcsius, leer
aar aan de hoogere burgerschool met 5-ja
rigen cursus to ^.'s-Gravenhage (Stadhou
derslaan) dr. G. Bakker, leeraar aan de
hoogere burgerschool met 5-jarigen cursus
te 's-Gravcnhage (Bleyenburg) dr. A. Bres-
ter, leeraar aan do hoogero burgerschool
met 5-jarigon cursus te Delft; dr. H. van
Capello, leeraar aan do hoogero burger
school mot 5-jarigon cursus to 's-Gravenha
go (Stadhoudorslaan)J. Kunst, leeraar
aan de hoogere burgerschool niet 5 jarigen
cursus to LoidonP. T. van don Berg van
Os, leoraar aan dc hoogere burgerschool
mot 5-jarigen cursus to Rotterdam; J C.
F. Prikkon, oud-lcoraar aan de Rijks-hoo-
gere burgerschool mot 5-jarigon cursus te
Gouda, wonende to 's-Gravenhage; C. van
dor Waals, leeraar aan de hoogore burger
school met 5-jarigen cursus to Leiden en
aan do hoogere burgerschool met 3-jarïgen
cursus te Rotterdam, wonende tc Rotter
dam; B. J. F. Var'onhorst, leeraar aan do
hoogero burgerschool met 5-jarigen cursus
to 's-Gravenhage (Stadhouderslaan)G B.
Lalleman, leeraar aan de hoogore burger
school met 5-jarigen cursus to Rotterdam;
J. N. Hessling, leeraar aan de hoogero
burgerschool met 5-jarigen cursus te Dor
drecht; K. Muntinga, leeraar aan de hoo
gero burgerschool mot 5-jarigon cursus te
's-Gravenhage (Bleyenburg)
Voor beide afdeelingen, om to worden be
last met do hierboven arm hot slot van punt
4 genoemde taak: G. M. Kosters, leeraar
aan do hoogere burgerschool mot 5-jarigen
cursus to LeidenW. J. Lampe, leeraar
aan de hoogero burgerschool met 5-jarigcn
cursus te 's-Gravenhage (Stadhoudcrslann)
Voor de Zuidelijke commissie is benoemd
tot voorzitter, tevens lid, M. Horn, direc
teur dor hoogere burgerschool met 5-jarigen
cumis te Schiedam;
Tot hoofdcommies tor gemeente-scorc-
tario to Amersfoort is benoemd jlir. Van
Reigorsborg Vcrsluys, gemeente-secretaris
van Goee.
Te Utrecht is overleden mr. H. van
Dissel, oud-president dor beide hooge ge-
reclithovon van Nederlandsch-Indië, in den
ouderdom van 65 jaren.
Wel mocht dezen opper-magistraat bij
het verlaten van den Indischen dienst in
het begin van 1903, toen hij op zijn verzoek
eervol werd ontslagen, daarbij een dankbe
tuiging voor zijn langdurige aan den lande
bewezen diensten worden toegekend, nadat
in 1896 zijn arbeid voor den lande reeds was
gewaardeerd mot zijn benoeming tot ridder
der orde van den Nederlandschcn Leeuw
De langdurige on schoono re oh tel ij ko
loopbaan van mr. Van Dissel kan o.a. uit
het volgende blijken:
In 1868 ter beschikking van den gouver
neur-generaal gesteld om tc worden be
noemd tot ambtenaar bij den burgerlijken
dienst, trad mr Van Dissel in 1869 in do
rechtelijke macht als substituut-griffier bij
den raad van justitie te Samarang. Uit dio
betrekking word hij echter kort daarna op
geroepen ten einde op to broden als eerste
commies bij het op te riohten departement
van justitie. In die betrekking was hij toe
gevoegd als secretaris aan don Regeerings-
comruissaris voor do zaken van Atjeh go-
durende de 2de oxpeditio tegen dat rijk. In
1877 word hij benoemd tot assistent-resident
voor do politie te Palembang, om in 18S0
wederom plaats to nemen in do gelederen
der rechterlijke macht als voorzitter van <io
landraden to Padang en Priaman op Suma
tra's Westkust. Eon jaar later word hij weer
teruggeroepen bij hot departement van jus
titie, en benoemd tot iuspecbeur, chef van
de afdeeling gevangeniswezen. In 1SS2 be
noemd tot president bij den raad van justi
tie to Macassar, bleef hij sedert, in de ma
gistratuur dienen, en wel: in 1854 ala
raadsheer in het Hooggerechtshof van Ne-
derlandsch-Indic, welk lidmaatschap bij
vervulde tot 1887, toen hem wegens meer
dan 15 jaren onafgebroken dienst een ver
lof naar Europa werd verleend. Na terug
keer daarvan in 18S9 word hij in zijn vori
ge rechterlijke betrekking herplaatst, en in
1894 bovorde>rd tot vioe-president van heb
Hooggerechtshof. Een jaar later word hem
het hooge ambt opgedragen van procureur-
generaal bij het hoogste rechtscollege te
vens advocaat-fisoaal Toor land- en zee
macht. In 1897 volgde zijn bevordering tot
president van dc beide hooge gerechtshoven
va.n Nederlandsch-Indië, dc hoogste plaats
in do magistratuur, welke mr. Van Dissel
tot 1903 bekleedde.
Buiten zijn rechterlijk ambt werd nog me
nigmaal partij getrokken van zijn uitge
breide kennis en bekwaamheid van land- en
volkenkunde, zooals o. a. blijkt uit do tc-
vrodenbeidsbetuiging, hem geworden over
do wijze, waarop hij hot. in 1875 gehouden
onderzoek op de particuliere landerijen be
oosten Tjimanoeh heeft ten einde gebracht.
Men schrijft aan „Do Tel.": Vooral in
den laatsten tijd bezoeken H. M. do Ko
ningin cn Z. K. II. de Prins herhaaldelijk
het aan dc Prinses von \Yr d in eigendom
tocbchoorende landgoed „liakkershagen",
dat gelegen is tegenover dc landgoederen
Tor Horst en Raaphorst en welke kort ge
leden door do Koningin van genoemde
Prinses werden aangekocht. Dezer dagen
werden het woonhuis, do stallen en verdere
bijgebouwen tot in bijzonderheden door do
Vorstelijke personen in oogcnschouw geno
men.
Men leidt hieruit af, dat het tot een
koop zal komen.
Vooral ook dc gemeentenaren van Wasse
naar stellen - zooala vanzelf spreekt
bijzonder veel belang in deze aangelegen
heid. Gaat toch de koop door, dan is het
behoud van don mooien Lcidschen weg al
weder meer verzekerd.
Door Z. H. den Paus is benoemd tot
kanunnik van het Metropolitaan kapittel
van Utrecht dr. A. C. M. Schaapman.
Bij het lsto hat. van het 4de reg. inf.
te Dolft heeft zich een milicien van dc lich
ting 1904 aangemeld om opgeleid to worden
tot militie- uitenant.
Van de vorige lichting is ook een adspi-
rant bij het bataljon, en nu is de tegen
woordige regciirg zóó, dat de milicien van
1904 in Maart 1905 examen voor officier
kan doen, terwijl de milicien van 1903 dit
eerst in Sept.mber 1905 kan afleggen, ten
zij een Koninklijk besluit hem vergund do
opleiding onafgebroken te volgen.
Aangenomen is de toezegging van be
roep naar de Nod.-Hcrv. Gom. te Heinoo
door ds. S. Ippius Fockons, te Purmcr-
land.
FEUILLETON.
8)
Zy keek hem verwijtend aan en fluritorde:
„Schaam je, Frits! Niet wy, vrouwen, maar
gy, mannen, zyt altyd egoïsten. Gy bobt
vroeger zoo dikwyis beweerd, dat gy ray lief-
hadt. Dat moogt gy vergeten hebben, ik neem
het je niet kwalyk. Maar, my dunkt, zoo'n
beetje vriendschap, zoo'n beetje kameraadschap
zou er toch nog wel overgebleven kunnen
zyn." Zy boog haar hoofd nog meer naar hem
toe, zoodat zy byna zyn ooren met haar lippen
aanraakte, en zeide zeer zacht: „Voor myn
gevoel zou het een geluk zyn, my geheel voor
je op te offeren, je te verplegen, voor je te
zorgen, als wy mogelijk ter wille van je ge
zondheid genezende baden moeten opzoeken,
verbitterd, verwaarloosd, myn armo, arme Frits.
Maar, geloof my, je Betty zou je spoedig weor
op de been brengen."
„Gy bedoelt, wy wy moesten samen
trouwen, Botty wy, gy en ik?" vroeg hy
onzeker.
Wy moesten e i n d o 1 y k trouwen, einde
lijk," lispelde zy.
Hy keek haar 2an, maar zag slechts haar
oogen en die schitterden evenals vroeger. Het
word hem week om het hart en plotseling
drukte hy haar hoofd aan zyn borst en stamelde:
„Gy zyt altyd nog een vervloekte vrouw, Betty,
een vervloekte vrouw I En als gy het niet anders
wilt, nu, wy spreken er nog wel overl Maar
met die geschiedenis van dat ingetogen leven
ik wasch myn handen in onschuld ge
heel in onschuld."
„Dat is myn zaak, geheel alleen, en niets
hebt gy daarby to verantwoorden. Geloof me,
voor Waltrud'8 welzyn is gezorgd. Zy zal ge
lukkig zyn. En wy, wy beiden, wij beiden
bouwen op haar geluk het onze, ons laat ge
luk. Ach, Frits, gy zult zien, dat gy nog eens
weer een kranige man wordt, als deze zorgen
van je genomen zyn. En ik, ik heb je nog
oven zoo lief als indertyd."
Zy ging op de zijleuning van zyn stoel
zitten en drukte zyn gelaat togen haar on
stuimig zwoegende borst, nam zyn hoofd tus-
schen haar zachte, goed onderhouden bandon,
keek hem in de oogen en kuste hem met
innigheid op den mond.
„Heks!" riep de majoor elndeiyk diep
ademhalend, om er vervolgens meesmuilend
by te voegen: „G\j hebt niets verleerd, Belty,
in al die jaren. Nu, dat noem ik ras, dat noem
ik vuur!"
„Alles voor je opgespaard, gy booze man,"
stiet zy tusschon de tanden uit en hy moest
een tweede uitbarsting van teederheid over
zich laten heengaan.
„Dus deze zaak tusschen ons, zou zoo haar
verloop kunnen nemen," zyde hy eindelyk.
„Voorloopig een stille, geheime Verhouding,
totdat alles in het reine is. Hm! Aan zoo
iets zou ik voor een uur nog niet gedacht
hebben."
Vierde Hoofdstuk.
„Stil, schat, zy komen," vermaande zy en
streek hem liefkoozend over het gelaat. Kuno
stormde, door Waltrud gevolgd, do kamer in,
en riep: „Wat is Waltrud een bangerd, ha,
ha, ha! Toen de pauw in zyn kooi deveeren
uitstrekte en mot den snavel knipte, kreeg
zy een doodsangst, en toen in den stal de
oude Tilly oen beetje hinnikte en achteruit
sloeg, was zy byna omgevallen van schrik.
Zoo'n meisje 1"
„Ik ben niet aan dieren gewend, zeide zy
verlegen. „Maar het is hier mooi op Ratzen-
beck eu in het park bloeien reeds vele bloe
men. Ik heb er eenige voor u geplukt, lieve
papa."
Zy trad schuchter op den majoor toe en
overhandigde hem eenige madeliefjes en ane
monen.
„Dat is lief van je, kind," zeide hy, en
toen hy in haar fijn gezichtje zag, waarvan
de wangen door de triseche lentelucht nog zacht
gekleurd waren en haar eigenaardig stralende
oogen ontmoette, voelde hy een steek in zyn
hart. Hoe geleek Waltrud toch op haar moe
der, die hy op zulk een vreeseiyke wyze
verloor en die hy nooit bad vergeten l Iets
als medelyden bekroop hem, dat deze lieflyke
verschyning in eenzaamheid zou verdwynen,
en by zuchtte eveD.
Lisbetha aloeg beiden gade, on op het meisje
toegaande, legde zy haar arm om Waltrud's
hals en leidde haar naar het raam.
„Gy zult weer sterk worden op Ratzen-
beck, kind, en gy zult zeer veel van je vader
gaan houden en een vriendeiyk aandenken
van hier met je meenemen," zeide zy vleiend.
De majoor beschouwde beide vrouwen, zoo
als zy tegen elkaar aangoleund voor het raam
stonden. Lisbetha was byna een half hoofd
grooter dan Waltrud en hy kon zichzelven
niet ontkennen, dat zy zich zeer goed had
gehouden. Nieuwe levensvreugde maakte zicb
van hem meester, en had het hem juist nog
pyniyk aangedaan, dat Waltrud door deze
vrouw aan de lachende wereld zou ontvoerd
worden, zoo troostte hy zich nu reeds met
de gedachte, dat zyn stiefdochter slochts voor
het uiteriyk op zyn overloden vrouw geleek,
maar overigens naast Liabotha oen schuchter,
voor de ruwe werkeiykheid veel te toor bloempje
scheen. Zeker, Lisbetha bad in een zedeiyk,
zoowel als in een practiach opzicht volkomen
geltlk."
Nu klonk buiten de hoefslag van een
paard.
„Wel, die zie or mooi uit, die drie: het
paard, de ruiter cn de jachthond. Van on
der tot boven bospat" riep Lisbetha.
„Kijk eons hoe hij van het paard springt,
tante Lisbetha," zeide Waltrud en keek naar
den baardigen man met hei grof vilten
hoedje, het korte jasje en de hooge laarzen,
hoe hij den dampenden bruine, dien een
knecht van hem overnam, op don hals klop
te.
Het is mijn gevolmachtigde, de heer Wulf
von Schwarzkoff, opperhoutvester, inspec
teur en fidele kerel in één persoon 1" ver-
klaardo de majoor.
„En hij speelt bovendien voor schoolmees
ter," bromde Kuno.
De vrijheer lachte vergenoegd. „Dat be
valt je zeker niet, jongolje; ik geloof het
gaarne," zeide hij meesmuilend. „Maar ik
vind het een heerlijk denkbeeld, dat er ten
minste een te Ratzenbeck is, die je af en toe
terdege aan dc ooren trekt."
„Wat beteekent dat en wat heeft die heer
daar beneden met Kuno's ooren te maken?"
vroeg de freule, om cr vervolgens boosaar
dig bij te voegen: ,,Hct is waar, Kuno's
ooren staan een weinig van het hoofd af
en noodigen iemand letterlijk uit, om zich
daaraan te vergrijpen."
„Hot zijn heolc lappen," stemde de vrij
heer toe. „Van mijn familie heeft hij die
niet. Nu, Schwarzkoff heeft daar vrije be
schikking over. HU brengt hem mot eenige din
gen, vooral met de natuurlijke historie, op
de hoogte, want hy vindt,' dat hot van het
meeste belang voor den monsch is, dat hy
zich van zyn verhouding tot de andere schep
selen bewust is, om hem zyn hoogmoed ta
ontnemen."
„Hoogmoedig mag niemand zyn," zeido
Lisbetha. „Maar men leeit toch bezwaariyic
den ootmoed, als men nader mot planten en
dieren kennis maakt."
„Men is toch van eon en denzolfden oor
sprong als zy," bracht Kuno in het midden,
verheugd zyn licht, na al de berispingen, ook
eens te laten echynen. „En als gy meont,
tante Betty, dat uw stamvader uit een klomp
leem is gemaakt en uw stammoeder uit een
mannenrib, nu, dan hebt gy hot geheel by
het verkeerde eind en toont, dat gy van de
natuuriyke historie geen grein afweet."
Lisbetha sloeg do handen ineen. „Laat gy
den jongen zulke dingen leoren," jammerde
zy. „Maar dat is immers zoo vermotol mogelyk."
„Dat kan zUn," merkte do majoor op. „Maar
het heeft methode en het amuseert ook. 't Ie
ten minste het eenige, wat de jongen pakt,
want als ik Homskerk's gelamenteer over
Kuno's latyn en het gejammer van don
schoolmeester over al het andere hoor, dal
begin ik byna te wanhopen."
(Wordt vervolgd.}