PERSOVERZICHT. Veertien jaar onder de Atjeiiers, So. 13499. LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 24 FEBRUARI. - TWIEDE 3LAD. Antio 1904 De drang, om, nu de beraadslagingen in de Tweede Kamer gaan over zoo groot een belang als de toekomst van ons Hoogor 3 Onderwijs, nog een bescheiden woord te richten tot hen, wien die toekomst even- 'zeer aan het hart gaat als ons —aldus 'iichrijft de Nieuwe liotterdamsche Courant is te groot dan dat eenige overweging ons zou kunnen nopen het terug te houden. m Na een kort betoog, dat het Hoager On derwijs, beschouwd als middel tot opleiding «voor hoogere ambten en beroepen en als zelf standige wetenschappelijke yorsching, een Wee-eenheid vormt, omdat die opleiding al leen mag plaats vinden in de sfeer en de atmosfeer der wetenschappelijke vorsching, zegt de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat voor dat doel en bij dat punt van uit gang do beraamde bijzondere universiteiten uit den boozo en do bijzondere leerstoelen aan do openbare universiteiten wolkome gas M ten zijn. ,,De bijzondere leerstoelen bergen een kiem van loven. Daar is wel gesteld in do Stuk ken, dot voor een goede paedagogiok eenheid van leiding noodig is. Doch, het is al dik wijls opgemerkt, dat gelde voor lager cn ivoor middelbaar onderwijs, voor hooger on- fdorwijs is het niet waar. Daarvoor is vrij heid on veelzijdigheid een goede parool. En zij, die zich beklagen over do eenzijdige li beralistische bezetting van do openbar© leer stoelen, doen zeiven door dat beklag hun stelling van zooeven te niet-. Boverdienzal ^ieb wol eens do bijzondere leerstoel zcJf do 1 brug zijji, waarover een bekwaam hoogleer - j aar, die daar zijn verdienste toonde, bij va- j oaturo den officicelen katheder betreedt? De voorgestelde bijzondere leerstoelen bergen eon kiem van leven. De voor- gestolde bijzondere universiteiten bergen jieen kiem van dood. Het ia nu al van j zooveel kanten gezegd, dat het nu toch doordringt. Zo kunnen, ze mogen niet an ders zijn dan propaganda-inrichtingenmet onvrij onderzoek, onder do leiding van haar godgeleerde faculteit, afhangend van de be krompen beschouwingen van haar geloovig«? oontribuanten. Zo mogen bestaan. Dat 'S erkend. Daartegen reageert niemand. Wie er van gediend is, ga er heen. Maar geen rechtenverleening cn subsidieverlening, die haar van staatswege uitbreiding moet verze keren en invloed op de vorming van het ko. <mcndo geslacht-, dio zo maken moet tot in stellingen, van waar een bestoken en ver zwakken kan uitgaan van het openbaar on derwijs, terwijl immers steeds uitbreiding, Verheffing, vervcolzïjdighcid van dat onder wijs roeping de-r overheid blijven moet.-' De Nieuwe Rotteidamsche Courant hoopt daarom op aanneming van wat voor do bij zondere leerstoelen, cn op verwcrqmg va a wat voor do bijzondere universiteiten is Voorgesteld. Op aanneming en op verwer ping, <Li. op beslissing. Geen transactie worde aangegaan op den grondslag van een stelsel van staatsexamens Voor bet vericonen van diploma's mot den affootus oivilis. Want oisohib men naast het staatsexamen- diploma bovendien een universitair diplo- Sna, dan blijft do zaak eigenlijk, zooals ze iwas. Men verplaatst dan het vraagstuk, meer niet. Want dan blijft de vraag, of de diploma's der bijzondoro universiteiten ge lijkwaardig zullen zijn aan die der open bare. En zal het staatsexamen-diploma zonder meer voldoende zijn, dan wordt de weg ge opend voor een drilsysteom en zulen velen, die can ambt begeoren, geen gebruik meer maken van do universitaire opleiding. De Nieuwe Rotterdamsche Coura-nt be sluit: „Is wellicht het denkbeeld van zulk een verzoenend transacbiesysteom opgekomen als (redmiddel uit een politieke impasse? iDo belangen, di© hier op het spel staan, zijn gewichtiger dan iedere politieke gebeurte nis. Is het dcnkbeold goed doordacht? Wij iVreezen van niet on daarom waarschuwden wij, op het onbesoheidene af. Ons schijnt voor het Hooger Onderwijs in cms vadem-land slechte één stap goed en ge raden. Wij hebben dien genoemd cn hopen nog altijd, dat een meerderheid dien zai zetten." Het Handelsblad brengt hulde aan de sprekers, die zich tob nog toe in de Tweed© Kamer bij d© behandeling der wijziging van do Wet op het Hooger Onderwijs heb ben doen hooren, voor hun wel overdachte, vaak keurigo redevoeringen, dde diep door drongen tot het wezen der zaak. 't Voornaamste resultaat van het debat der eerste week acht hot Handelsblad hierin gelogen, dat aaji den dag is getreden, dat hert hulpmiddel der staatsexamens niet deug delijk kan heeten. Het blad 9omt de bezwa ren daartegen op, dezelfde, die ook de Nieuwe Rotterdamsche Courant had, en komt dan ten slotte met hot volgend© hoofd bezwaar: „Het spook van het staatsexamen zal van den aan vang af den student voor oogen staan. Hij zal zich moeten toeleggen om aan de daarbij gestelde eischon te voldoen, de professoren zullen in de cerate plaats datge. n moeten onderwijzen, wat op het staats examen wordt gevraagd. In plaats van vrije studio on vrij onderwijs worden studie en onderwijs examenstudie; in plaats van do nieuwste IcorstelLingen op het gebied der wetenschap to bestudeeren, worden profes soren on etudenten er toe gedreven de eigen aardigheden, zwakheden en stokpaardjes der staatsexaminatoren na te gaan. Hot poil van ons universitair onderwijs zou met een aanmerkelijke snelheid dalen aan alle hopgcsoholen, zoowel de openbare als de bijzondere. Hot zoo nuttige grasdui nen naast het eigenlijke examenvak zou uit sluitend hot voorrecht worden der zeer ge fortuneerde jongelui. Men kent de klaoht over hot eindexamen der hoogere burger scholen als beletsel voor vrije ontwikke ling van het daar te geven onderwijs, De billijkheid dder klacht heeft men erkend, boon men het eindexamen der gymnasia aan het gymnasium zelf deed afnemen. Meü gaat zoo ver van zelfs de toelatingsexamens tot gymnasium of hoogere burgerschool te willen vervangen door een verklaring van hot hoofd der lagoie school. In één woord, men streeft or naar ons onderwijs in alle takken vrij te maken van examen ei ressuu r. En dan zou men deze aan de universiteiten gaa«n opleggen? Onder di© oritiek schijnt hot staatsexamen reeds te zijn bezweken. De Bcgeering wonseht het niet, do oppositie vindt cr groot bozwaar in. Men zal nu elders moeten zoeken, maar zal men vinden In de „Kroniek" van do Stemmen voor Waarheid en Vrede wordt cr op gewezen, dat het niet waar is, dat men moet kie zen tusschcn een anti- rovolution- nair (roomsch of calvinist) en een so cialist en dat, wie een liberaal kiest, partij trekt voor hot socialism o. In plaats van België te volgen, spiegele men zich aan dat ongelukkige land. Déiir werkt do verdeeldheid der nïet-clericalen do overwinning van do ultramontanen reeds jaren lang in de hand. Schr. is niet zonder vrees, dat dit hier ook gebeuren zal. Het wordt hoog tijd, dat zich een p rotes- tantscho middenpart ij vormt, die het christendom niet gebruikt als een po litieke vlag, maar belijdt, dat zij het christelijk-historisch verleden en karakter van ons volk niet verloochenen wil. Na dezen wensch te hebben uitgesproken, haalt de schrijver woorden aan, door mr. De Savornin Lohman gebezigd in zijn ge schrift: „De Waarheid bovenal", Utrecht, Kcrnink en Zoon, 1899, blz. 5-1 cn 55, en toont hij zich nieuwsgierig of mr. Lohman bij de behandeling der wet op het Hoo ger Onderwijs die woorden gestand zal doen. Zij luiden: „Maar bij een Universiteit is het eenige doel de waarheid to onderzoeken; niet een leer te verkondigen of een. stelsel te verde digen. Do hoogleeraar moet vrij zijn, on ook op elk oogenblik zijn gevoelen kunnen uitspreken; hij kan niet, zooals de leeraar op den kansel vaak doen kan, het twijfel- aohtigo laten liggen, maar moet onderzoe- .ken wat hij op zijn weg vindt. Juist in dio zekerheid, dat hij geen belang hoegenaamd er bij kan hebben om zus of zoo te spreken, ligt voor ons een reden "om hem te vertrou wen, en waar, gelijk nu nog onlangs in Duitschland, dc Regeering hoogleeraren in hun vrijheid van onderzoek belommert, daar daalt onmiddellijk de waarde van de j Universiteit zelve. Hoe meer dc noodzakelijke vrijheid be lemmerd, en aan do groot© menigte gele genheid gegeven wordt haar gevoelen te genover dat der beoefenaren van de we tenschap te doen gelden, hoe sneller do Uni versiteit zelve tot een af richt ings-instituut verschrompelen moet, zelfs al mocht het haar gelukken ook op dén duur wetenschap pelijk© mannen aan zich te verbinden. Aan een universiteit, wier doel is, de „wetenschappelijke juistheid der gerefor meerde beginselen in hot licht te stollen waar den hooglcoraar, op straffe van ont slag, dc verplichting wordt opgelegd „te bewijzen, dat zijn opvatting vaa de gore formeerde beginselen historisch de juiste is," is men. gedwongen steeds te sprekon en te denken in do taal eai in de ricm-mg van het „gereformeerde volk", van welks bij dragen het bestaan der stichting afhangt, dat vaak zijn voroordeclon on zijn voorin genomenheid aanziet voor de waarheid, cn dat, daar dit volk uit zijn aard evengoed zondig is als heb niet-gerefonneerde volk, dikwijls stijfhoofdigheid en eenzijdigheid verwart met volharding en trouw aaji het beginsel. Het is zeer zeker voor ieder onzer uiterst moeilijk zich aan evengenoemdo zoo voor do hand liggende verwarring van denkbeelden niet schuldig te maken, doch juist daarom is het dan ook zoo bedenke lijk, het onderzoek naar de waarheid af hankelijk te stellen van zekere uitkomsten, en, indien dio uitkomsten niet worden ge vonden door den onderzoeker, dozen dan te zetten op zwart zaad en te bannen uit den kring van vrienden en goloofsgenooten. Een zoodanig ingerichte Universiteit kan zekor een voortreffelijke instelling eijn ter levering van dienaren der Kerk; hoewel het do vraag is, of zij dan niet behoort uit te gaan van d© Kerk, dio zij wil dienen. Zij kan misschien ook een voortreffelij ke instelling zijn ter levering van mannen, wier doel het is zekere gevoelens te verdedi gen of een politieke partij te 6tounon. Maar een instelling, waarin men, onkel zich gebonden achtende aan de openbaring Gods, do waarheid vrijelijk onderzoekt, is zij niet." „Blijft de heer Lobman aan die beginse len getrouw," zegt echi\, „dan kan hij niet stemmen voor he't nu aanhangig ontwerp van wet. Zijn oppositie zou een gebeurtenis kunnen worden van groot© beteokenis. Gaat hij meo cn weegt ook bij hem de een heid dor partij boven zijn onzes inziens zo3 juist inzicht in hetgeen een universiteit moet kenmerken, dan wordt ons een illu sie benomen, en wij zullen or over wcencn in do stilte." Wij lazen in de Haagsdhc Kroniek dor Nieuwe Groninger Courant: Do parlementaire (verleden) week hcoft weinig anders opgeleverd dan do verras sing, dat de heer dr. Do Visser zich „vooralsnog" tegen het wetsontwerp op hot Hoogor Onderwijs heeft verklaard. Ik weet niet of er in liet aangehaalde woord een „retraite" is gelogen; de bestrij ding van den lieer De Visser was zoo prin cipieel, dot er bijna iets boleodigends in ge logen schrijnt, don man van karakter t© ver denken, dat hij zioh nog zal laten vinden om ten slotte, op den aandrong der vrien den waaraan het, sedert hij sprak, al niet heeft ontbroken zijn stem nog aan de wet te gaven. Mij dunkt dat schier ondenkbaar, doah wio weet wat or nog gebeurt? Als bijv., wat niet onwaarschijnlijk is, een amen dement wordt ingediend om den o f f e c- tus oivilis voor de bijzondere universi teiten te doen vervallen zij heb tevens voor de openbare, met instelling van eeu speciaal staatsexamen tot dit dool, en als do Regeoring dat aanvaardt of zioh er althans niet categorisch tegen rerklaart mot don gebruikelijken dooddoener „onaanneme lijk", dan is or welicht kans, dab veler te genstand wordt gebroken. Eigenlijk zou dat, in het systeem van don heer De Visser ook al niet baten en hem, consequent, niet moeten kunnen bewegen tot bet opgeven van zijn standpunt. Doch als het dien weg opging en zelfs do hcor De Visser, met of zonder andere leden van de Christ. Historische fractie, toch tegen het ontwerp bleven gekant, zou de aanuoming, niet de hulp van een deel d.-r oud-liberalen althans, verzekerd cn de stemming niet een zoodanige zijn, dat cle wet in de Eerste Ka- j mor gevaar liep; iets wat zeer zeker het j geval is, wanneer do gcheele linkerzijde zich j cr tegen blijft kanton en nog steun ontvangt van enkele mannen van beteokenis rechts. Intusschen is het zeer de vraag, of dr. Kuy- per voor zulk een wijziging der wot is te vinden; en zoo hij al tot de conoessio bereid is, of dan do vrienden er vrede medo zullen hebben; waait het moet erkend worden zonder do effectus civilis voor de bijzondere univorsibeiten, is het mooio er voor velen af en hot dool eigenlijk voor negen-tienden gemist. Onder het hoofd „Hulp in schijn" zegt V. D. in de Middelburgse/ie Courant: Het belangrijke wetsonworp, dat onder den naam A rbeidswet" kort geleden bij d© Twcodo Kamer is ingediend, bevat èn volo goede voorschriften én vorsohcidene minder gunstige; terwijl daarnaast onder zijn gebreken ook dit te tellen is, dat daarin een aantal nuttige en noodzakelijko bepa lingen ganschelijk niet voorkomen. Zonder geringschatting nu voor do goede bepalingen, welke het Regeoringsvoorstel be vat, bepalingen, die, worden zij tot wet ver. hoven, beschouwd mogen worden als een stap vooruit op het gobied der arbeidsbe scherming wensohen wij toch do aandacht te vestigen op twee regelingen, die in haar voorgesteldon vorm allerminst bevredigend kunnen beoben. Wij hebben het oog op do bepalingen betreffende den n a o h t a r- boid in bakkerijen cn dio botreffondo den arbeidsduur in winkels. Op deze bepalingen in haar ontooreikend heid do aandacht te vestigen, kan te min der overbodig heeten, omdat zij den schijn dragon van vrij krachtige verbetering to brengen. Op hot eerste gozioht schijnen deze regelingen werkelijk nogal gunstig te zijn, en wij kunnen ook niet andere veronderstel len, of do Minister bedoelt mot de voor gestelde bepalingen het kwaad van den nachtarbeid in bakkerijen en den overmatig langen arbeidsduur in winkels te fnuiken. Tuasohen bedoelen on bore-ikon is echter een aanmerkolijk onderscheid; bereikt nu wordt het doel door wetgeving als do onderhavige niet. Vooreerst de nachtarbeid in bakkerijen. Deze nachtarbeid, zegt de Minister in zijn memorie van toelichting zeer terecht, is „niet nooddg wegens oisohon, ontleend aan het bedrijf. Wanneer nachtarbeid wordt ge handhaafd, is dit uitsluitend om des och tends vroeg versch brood te kunnen afle veren. Bij hfot handhavon van die mogelijk heid nu is geen enkel openbaar belang allerminst van hygiënaschen aard betrek ken". Op grond van een cn ander volgt dan dc bepaling, dat bakkersknechts als regel geen bedrijfsarbeid mogen verriohten tus- Kohon 9 uren 's avonds en 5 uren 's mor gens. Is nu, aangenomen, dat deze uren goed gekozen zijn, de nachtarbeid in do bak kerijen door genoemd voorschrift gekeerd? Volstrekt niet; want het verbod strekt zioh niet uit over de bakkersp a t r o o n s en, ge geven do bij het publiek ingeroeste gewoon te, het vorsoho brood vroeg op den dag te verlangen, is het te voorzien, dat niot do groot© broodfobrikanten, maar do klei ne bakkerspatroons nu in do plaats van hun bedienden den nachtarbeid zullen voortzet ten. De concurrentie zal hen er spoedig toe dwingen; één onwillige in een stad is go- noeg om weldra aan alle collega's de nacht rust te ontrooven. Natuurlijk zou, indien dat liet geval bleek, do wet nog met het al geheelo verbod kunnen worden aangevuld; even natuurlijk echter, dat in ons land met zijn zeurig-langzame wetgeving zulk een aanvulling nog jaren op zioh liet wachten. Waarom ook niet op eenmaal flink door getast? Immer van tweeën een: óf het is niet te verwachten, dat do kleine bakkers- patroons tob het zelf verrichten van nacht arbeid zullen overgaan, en in dat geval is er niets tegen en wordt er niemand dwang opgelegd, indien de wet de verbodsbepaling voor alle zekerheid over allen uitstrekt; óf het misbruik van nachtarbeid in zijn nieu wen vorm is wel te wachten en in dat geval is het onbegrijpeijk, dat een minister, die blijkens de boven aangehaalde woorden uit do memorie van toelichting dien nacht arbeid een volkomen onnoodig kwaad noemt, de beschermende hand der wet niet eveneens boven de patroons wil uitstrekken. De arbeiders, zegt de memorie van toelich ting, staan economisch te zwak om in de regeling van hun arbeidstijd zeiven verbe tering to brengen; maar, vragen wij, indien de ooncurrcntio de kleinero patroons tot nachtarbeid zal dwingen, geldt cfein voor hen niet precies hetzelfde? Er is geen en kele reden boholvo misschien voor een „arbeiderspartij", waartoe echter de Minis ter vooralsnog niet behoort om allcon a r- b e i d o r sbelaogon tc behartigen. Er is meer. Wij zeiden zoooven, dat hot misbruik van den nachtarbeid voor de groo- te-re bakkerijen broodfabrieken bijv. na invoering der wet wol niet langer mogelijk zou zijn. Schijnt hierdoor een onbillijke f i- nancieolo bevoorreohting van het klein bedrijf te worden in liet loven goroepen, het zal den grootoren bakkerijen niet zwaar vallen, die bevoorrechting weer groot endecis ongedaan te maken. Hot verbod van nacht arbeid ie niet van toepassing voor „hot hoofd of don bestuurder van een bedrijf", welnu, hot is niet moeilijk, een aantal be dienden, door middel van een „papieren'' contract tot „firmanten", dus medo tot hoofd of bestuurder der bakkerij te bevor deren; de eigenlijke patroon associeert zich voor do leus met eenigen zijner knechts en van stonde af aan gelast hij zijn scliijn- compagnons don arbeid aan te vangen op het uur, dat hem goed dunkt 1 Waarmee dau do rest van hot „verbod van nachtarbeid" van hot tooneel onzer sociale wetgeving ver dwenen is. Mot het tweede punt, waarop wij de aan dacht willen vestigen, do boporking van den arbeidsduur in winkels, is bot even on gunstig gesteld. Het ontwerp-arboidewet wil den gomcontoraad do bevoegdheid ge ven, openings- en sluitingsuren voor win kels vost te stellen in het belang van oen beperking van den arboidsduur der bedien den. De ontwerper van dcao bepalingen heeft blijkbaar op twee of meer go dachten gehinkt. Eencrzijda heeft hij ge dacht aan de verscheidenheid der plaatselij ke omstandigheden, dio het wcnschelijk ma- kon, do sluitingsuren dor winkols niot ondor één gelijkvormige ministerieel© regeling te betrekken; vandaar, dab hij terecht gedocht heeft aan do gemeenteraden als colleges, in staat de eigenaardige oisolien van elke plaats juister te beoordeelen dan een mi nister dat vermag. Anderzijds evenwol is hot van iemand, die doordrongen is van do noodzakelijkheid, dat aan de afmattend lan ge dagtaak van vele winkelbedienden paal en perk worde gesteld, onverklaarbaar, dat hij de gemeenteraden slechts tot regelen bevoogd gaat vorklaren; vele conserva tieve of uit andere hoofdo laksoho gemeen tebesturen zullen het bedoelde voorschrift nimmer of misschien eerst na jaren tal- mens uitvaardigen. Waarom niet, zoools bij de Woningwet, do gemeenteraden tot het vaststellen van eveneens plaatsolijko ver schillend© verordeningen vorplioht? Waarom niet, indien deze beperking van arbeidsduur, gelijk ook wij meonon, zoo wonschelijk is? Maar wij zijn nog niot aan het cindo der fouten. Immers, ook hier zou do bedoelde verbodsbepaling weer niet van toepassing zijn op het hoofd of don bestuurder of den echtgenoot. Wil dit eensdeels zeggen, dat do Minister do bescherming der wet in elk go vol alweer ontzegt aan den kleinen winke lier, die nu door do oonourrentio gedwongen, nog met zijn echtgenoot© er bij zal „mogen", doorwerken tot tion, elf uren 'b avonds, het beteekent ook, dat oen gemeenteraad, die van do wettelijke bevoegdheid tot vaststel ling van een sluitingsuur gebruik zou mak ken, zeker zou weten, dat hij aldus, den grooten magazijnen het doorwerken onmoge- ijk zou maken (behoudens misschien ook hier de „oompagnons"-oomcdio), den kcine- ren daarentegen, waar do patroons zelf bo- dienen kan, het open-zijn niet beletten zou. Maar dat wil dan ook zeggen, dat een dor- Veertien jaar lang als Europeaan, ge toefd te hebben in de binnenlanden van At- Jjeh; veertien lange jaren, om 'dan op een- i maal terugverplaatst te worden in de Eu- ropeesche maatschappij! Veertien jaren I lang niomendal over Holland, over het va- derland te hebben gehoord; niets te heb- /ben vernomen van familieleden of vrion- |dcn, do moedertaal niet te hebben gespro- |kcnOntegenzeglijk een feit, dat niet eiken tiag voorkomt, een feit, merkwaardig ge noeg om dengene, die hot bovenstaande on dervond, te gaan interviewen. Met dat doel .begaf een medewerker, dr. J., van het '„Hbl." zich gisteravond naar IJmuidcn, aangezien hij vernomen had, dat zich onder het torugkeerende detachement soldaten be vond Hartog van Franck, die niet minder Sdan veertien jaren onder de Atjehers had geleefd. Trouwe lezers der Indische berichten her inneren zich allicht eenige maanden gele iden uit de Indische bladen reeds een en andeT omtrent hot leven van den fuselier jlVan Franck gelezen te hebben; hieronder .volgt hetgeen genoemd© medewerker omtrent 'e mans avontuurlijk leven vernam. Hartog van Franck maakte, toen ik hem gisteravond aan boord der „Koningin Wil- helmina zag aankomen, den indruk meer inlander dan Europeaan te zijn. In waar- I heid, indien men hom de soldatenuniform had uitgetrokken en hem gestoken had Ln ;.eon Indische kain en baadje en den hoofddoek had omgebonden, niemand zou item met zijn gebruind gelaat en kort ge knipt donker haar en iwaxt kneveltje voor een Hollander hebben aangeziendan zou deze man, klein van postuur als hij is, een volmaakte inlander geweest zijn. Op 22 Juli 1861 uit Israëlietische ouders te Leiden geboren naar hij later vertel de, heeft het feit, dat hij Israëliet was, op zijn leven grooten invloed gehad ver trok hij op 10 Maart 1883 als soldaat naar Indië, werd eerst ingedeeld- op Java, doch reeds het jaar daarna naar Atjeh gedeta cheerd. '8 Mans dienststaten deelen mede, dat hij daar tot 1888 deelnam aan verschil lende krijgsverrichtingen, o. a. bij een der gevechten licht aan don linkervoet gewond werd en zonder dat aanmerkingen op hem gemaakt waren, zijn plicht deed. In 1S88 was hij geplaatst te Segli cn daar begon "Van Franck's avontuurlijk le ven, van daar geraakte hij onder de At- jehers, onder wio hij veertien jaren heeft geleefd. Of hij gedeserteerd is naar den vijand? Van Franck ontkent dit met diepo verontwaardiging; toen hij in Juli 1902 we der onder de Hollanders terugkwam, is hij voor den krijgsraad geweest; deze heeft de aanklacht van desertie, tegen hem inge bracht, natuurlijk streng onderzocht en hem ten slotte daarvan vrijgesproken. Wij ne men dus aan, dat Van Franck niet tot den vijand is overgeloopen, doch tegen zijn zin in diens macht is gekomen. Hoe hij onder do Atjehers verzeild raakte? „Ze mochten mij," dus antwoordde hij op onze vraag, bij den troep gaarne lij den. Aangezien ik op verzoek naar Atjeh was overgeplaatst, omdat daar reeds een broeder van mij diende, voelde ik mij daar best thuis. Het was op een Vrijdag, 8 Sept. 1888; ik waa door voorspraak van een lui tenant der genie, die altijd zeer goed voor mij was geweest, gedetacheerd bij degonie; te Segli hadden wij een nieuwe benting gebouwd, de Nederlandsche vlag was er op gehcschen on er was feest. O. a. word ik belast met het bedienen van de weegschaal, „stap op en laat jo wegen", hot was een soort kermis, weet u. Dorstig gewordon, gingen wij naar de cantine, wjj dronken een glas, ik zal niet zeggen to veel, doch wo waron vroolijk gestemd en gingen daar na boden in de rivier. Ik weet heel goed dat wij ons ontkleedden, dat ik mijn klee- ren aan den oever op een hoop legde. Wat toen vorder met mij gebeurd is, weet ik niet; ik ben bewusteloos geraakt of ge maakt, ik weet het zelf niet, maar toon ik ontwaakte, lag ik aan. handen cn voeten gebonden in een Atjehscho sterkte te Ga- rat bij Samalangan. Hoe ik daar gekomen bon, weet ik niet en Het is mij nooit ver klaard geworden. Ik werd gevoerd voor het hoofd, Toekoe Panta Raja, die mij de vraag stelde of ik schieten kon, waarop ik ontkennend antwoordde, zeggende, dat ik schrijver was geweest; ook antwoordde ik ontkennend op de vraag, of ik kogels kon maken. De Toekoe gaf mij daarna een ge- leidebrief." „Waarheen?" vroeg ik. „Waarheen? Nergens heen. Dio geleide- brief was een 6oort vrijbrief, het was een stempel van den vorst, waardoor elke At- jcher mij moest helpen in mijn onderhoud te voorzien, zoo ik behoefte aan iets mocht hebben, want het was de bedoeling van de Atjehers mij te houden." „Met welk doel? Werd van u gevergd, epiondiensten te doen jegens het Neder landsche Gouvernement?'' „Neen, dat is nooit van mij gevergd," antwoorddo Yan Franck, „ik zou er trou wens mij nooit toe geleend hebben, ik had niot de minste reden gehad tegen mijn eigen landgenooten verraderlijk op te treden. De Atjehers waron niot voornemens mij iets to doen, mits ik slechts overging tot het Mo- hammodaansch geloof. Fanatiek als zij zijn, ia hot voor hen een gocdo zaak een Kafir, d. i. een ongeloovigc, in handen te krijgen en 'dien te bekcoron; zulk een bekcoring brengt een heerlijk leven hiernamaals cn degene, die het geluk heeft een Kafir te bckcercn, kan allo zonden in dit leven doen, maar wordt hiernamaals voor zijn bckcering beloond. Waar men in mij feitelijk reeds niet meer den vollen Kafir zag, daar ik Israëliet zijnde, reeds de besnijdenis had ondergaan, die ook in den godsdienst der Mohammedanen is voorgeschreven, was ik in hun oogen gemakkelijk te bckcercn cn aan het feit, dat ik Israëliet was, had ik dan ook eigenlijk mijn leven te danken. Het Mohammedaansch geloof heb ik dus omhelsd en als Mohammedaan heb ik al die jaren geleefd; aan Mohammedaansche godsdienstplichten moest ik steeds voldoen; do vastemaand, de Atjehers noemen dien Ramoelin, medo maken, kortom, als Mo hammedaan leafde ik al dien tijd." „En vertrouwde men u volkomen? Vrees de men niet, dat gij, zoo gij kondt, naar Hollandsch gebiod zoudt ontvluchten?" „Wantrouwen bleef men mij steeds. Hoe wel men mij in de kampong een stuk grond beschikbaar had gesteld cm door don „tjap" van het hoofd voldoende gaf om te leven, toch hield men mij steeds in de gaten. Als een Hollandsch© troep in de buurt kwam, werd ik tijdelijk naar het gebergte gebracht tot de troep uit die buurt was, zoodat ik nooit gelegenheid had tot de Hollandsche troepen terug te kecron." „En hoo leefdet gij al dien tijd?" „Ik moast mij spoedig wol in mijn lot schikken. Ik was natuurlijk gelijk elke At- jehcr gekleed, ik werkte op do sawah als een inlander cn al spoedig werd ik naar de Mohammedaansche wet gehuwd met een Atjehscho vrouw, die mij in den loop dor jaren twee kinderen schonk. Waar dio nu gebleven zijn, weet ik niot. Dio vrouw voel de niet veel voor mijzij was cr eigenlijk, geloof ik, om mij te bespionnceren, om toe te zien, dat ik getróuw mijn plichten als Mohammedaan zou vervullen. Tijdsruimte kondc ik allengs niet meer. Een dag waa een dag, maar de tel was ik kwijt; do At jehers rekenen bij padie-jaren: als de pa- die-oogst rijp is, is een jaar om. Ik ging allengs ook op dio wijze tellen. Yan Hol land en de Hollanders vernam ik nooit iets. Brieven, couranton, e. d. bereikten mij nooit. Een enkelo maal kwam mij een Engclsch stuk courant in handon, dat ala pakpapier had dienst gedaan, omdat soms door Atjehers goederen in het land kwar* inon, blijkbaar van Pooloe-Pinang afkora- sig. Maar aan Engelscho couranten had ik toch niets, ik kendo geen EngelscH. In al dien tijd las ik dus slechts de Koran, ik moest dat als Mohammedaan; ik leerde al lengs vloeiend Atjohsch en Arabisch spro ken, maar in hot Hollandsch kon ik slecht* denken en soms praatte ik dat voor mij zelf. Toen mijn kinderen grooter werden, ging ik hen Hollandsche letters leeren, maar men verbood mij dadelijk zoo iet» t eenigen tijd later wist ik een dagboek bij te houden, doch mijn vrouw verried dat cn dc stukken papier werden vernietigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 5