PERSOVERZICHT.
Veertien jaar onder de Atjeiiers,
So. 13499.
LEIDSCH DAGBLAD. WOENSDAG 24 FEBRUARI. - TWIEDE 3LAD.
Antio 1904
De drang, om, nu de beraadslagingen in
de Tweede Kamer gaan over zoo groot een
belang als de toekomst van ons Hoogor
3 Onderwijs, nog een bescheiden woord
te richten tot hen, wien die toekomst even-
'zeer aan het hart gaat als ons —aldus
'iichrijft de Nieuwe liotterdamsche Courant
is te groot dan dat eenige overweging ons
zou kunnen nopen het terug te houden.
m Na een kort betoog, dat het Hoager On
derwijs, beschouwd als middel tot opleiding
«voor hoogere ambten en beroepen en als zelf
standige wetenschappelijke yorsching, een
Wee-eenheid vormt, omdat die opleiding al
leen mag plaats vinden in de sfeer en de
atmosfeer der wetenschappelijke vorsching,
zegt de Nieuwe Rotterdamsche Courant
dat voor dat doel en bij dat punt van uit
gang do beraamde bijzondere universiteiten
uit den boozo en do bijzondere leerstoelen
aan do openbare universiteiten wolkome gas
M ten zijn.
,,De bijzondere leerstoelen bergen een kiem
van loven. Daar is wel gesteld in do Stuk
ken, dot voor een goede paedagogiok eenheid
van leiding noodig is. Doch, het is al dik
wijls opgemerkt, dat gelde voor lager cn
ivoor middelbaar onderwijs, voor hooger on-
fdorwijs is het niet waar. Daarvoor is vrij
heid on veelzijdigheid een goede parool. En
zij, die zich beklagen over do eenzijdige li
beralistische bezetting van do openbar© leer
stoelen, doen zeiven door dat beklag hun
stelling van zooeven te niet-. Boverdienzal
^ieb wol eens do bijzondere leerstoel zcJf do
1 brug zijji, waarover een bekwaam hoogleer -
j aar, die daar zijn verdienste toonde, bij va-
j oaturo den officicelen katheder betreedt?
De voorgestelde bijzondere leerstoelen
bergen eon kiem van leven. De voor-
gestolde bijzondere universiteiten bergen
jieen kiem van dood. Het ia nu al van
j zooveel kanten gezegd, dat het nu toch
doordringt. Zo kunnen, ze mogen niet an
ders zijn dan propaganda-inrichtingenmet
onvrij onderzoek, onder do leiding van haar
godgeleerde faculteit, afhangend van de be
krompen beschouwingen van haar geloovig«?
oontribuanten. Zo mogen bestaan. Dat 'S
erkend. Daartegen reageert niemand. Wie
er van gediend is, ga er heen. Maar geen
rechtenverleening cn subsidieverlening, die
haar van staatswege uitbreiding moet verze
keren en invloed op de vorming van het ko.
<mcndo geslacht-, dio zo maken moet tot in
stellingen, van waar een bestoken en ver
zwakken kan uitgaan van het openbaar on
derwijs, terwijl immers steeds uitbreiding,
Verheffing, vervcolzïjdighcid van dat onder
wijs roeping de-r overheid blijven moet.-'
De Nieuwe Rotteidamsche Courant hoopt
daarom op aanneming van wat voor do bij
zondere leerstoelen, cn op verwcrqmg va a
wat voor do bijzondere universiteiten is
Voorgesteld. Op aanneming en op verwer
ping, <Li. op beslissing.
Geen transactie worde aangegaan op den
grondslag van een stelsel van staatsexamens
Voor bet vericonen van diploma's mot den
affootus oivilis.
Want oisohib men naast het staatsexamen-
diploma bovendien een universitair diplo-
Sna, dan blijft do zaak eigenlijk, zooals ze
iwas. Men verplaatst dan het vraagstuk,
meer niet. Want dan blijft de vraag, of de
diploma's der bijzondoro universiteiten ge
lijkwaardig zullen zijn aan die der open
bare.
En zal het staatsexamen-diploma zonder
meer voldoende zijn, dan wordt de weg ge
opend voor een drilsysteom en zulen velen,
die can ambt begeoren, geen gebruik meer
maken van do universitaire opleiding.
De Nieuwe Rotterdamsche Coura-nt be
sluit:
„Is wellicht het denkbeeld van zulk een
verzoenend transacbiesysteom opgekomen als
(redmiddel uit een politieke impasse?
iDo belangen, di© hier op het spel staan, zijn
gewichtiger dan iedere politieke gebeurte
nis. Is het dcnkbeold goed doordacht? Wij
iVreezen van niet on daarom waarschuwden
wij, op het onbesoheidene af.
Ons schijnt voor het Hooger Onderwijs in
cms vadem-land slechte één stap goed en ge
raden. Wij hebben dien genoemd cn hopen
nog altijd, dat een meerderheid dien zai
zetten."
Het Handelsblad brengt hulde aan de
sprekers, die zich tob nog toe in de Tweed©
Kamer bij d© behandeling der wijziging van
do Wet op het Hooger Onderwijs heb
ben doen hooren, voor hun wel overdachte,
vaak keurigo redevoeringen, dde diep door
drongen tot het wezen der zaak.
't Voornaamste resultaat van het debat
der eerste week acht hot Handelsblad hierin
gelogen, dat aaji den dag is getreden, dat
hert hulpmiddel der staatsexamens niet deug
delijk kan heeten. Het blad 9omt de bezwa
ren daartegen op, dezelfde, die ook de
Nieuwe Rotterdamsche Courant had, en
komt dan ten slotte met hot volgend© hoofd
bezwaar:
„Het spook van het staatsexamen zal
van den aan vang af den student voor oogen
staan. Hij zal zich moeten toeleggen om aan
de daarbij gestelde eischon te voldoen, de
professoren zullen in de cerate plaats datge.
n moeten onderwijzen, wat op het staats
examen wordt gevraagd. In plaats van vrije
studio on vrij onderwijs worden studie en
onderwijs examenstudie; in plaats van do
nieuwste IcorstelLingen op het gebied der
wetenschap to bestudeeren, worden profes
soren on etudenten er toe gedreven de eigen
aardigheden, zwakheden en stokpaardjes
der staatsexaminatoren na te gaan.
Hot poil van ons universitair onderwijs
zou met een aanmerkelijke snelheid dalen
aan alle hopgcsoholen, zoowel de openbare
als de bijzondere. Hot zoo nuttige grasdui
nen naast het eigenlijke examenvak zou uit
sluitend hot voorrecht worden der zeer ge
fortuneerde jongelui. Men kent de klaoht
over hot eindexamen der hoogere burger
scholen als beletsel voor vrije ontwikke
ling van het daar te geven onderwijs, De
billijkheid dder klacht heeft men erkend,
boon men het eindexamen der gymnasia aan
het gymnasium zelf deed afnemen. Meü
gaat zoo ver van zelfs de toelatingsexamens
tot gymnasium of hoogere burgerschool te
willen vervangen door een verklaring van
hot hoofd der lagoie school. In één woord,
men streeft or naar ons onderwijs in alle
takken vrij te maken van examen ei ressuu r.
En dan zou men deze aan de universiteiten
gaa«n opleggen?
Onder di© oritiek schijnt hot staatsexamen
reeds te zijn bezweken. De Bcgeering
wonseht het niet, do oppositie vindt cr
groot bozwaar in. Men zal nu elders moeten
zoeken, maar zal men vinden
In de „Kroniek" van do Stemmen voor
Waarheid en Vrede wordt cr op gewezen,
dat het niet waar is, dat men moet kie
zen tusschcn een anti- rovolution-
nair (roomsch of calvinist) en een so
cialist en dat, wie een liberaal
kiest, partij trekt voor hot socialism o.
In plaats van België te volgen, spiegele
men zich aan dat ongelukkige land. Déiir
werkt do verdeeldheid der nïet-clericalen
do overwinning van do ultramontanen reeds
jaren lang in de hand. Schr. is niet zonder
vrees, dat dit hier ook gebeuren zal. Het
wordt hoog tijd, dat zich een p rotes-
tantscho middenpart ij vormt, die
het christendom niet gebruikt als een po
litieke vlag, maar belijdt, dat zij het
christelijk-historisch verleden en karakter
van ons volk niet verloochenen wil.
Na dezen wensch te hebben uitgesproken,
haalt de schrijver woorden aan, door mr.
De Savornin Lohman gebezigd in zijn ge
schrift: „De Waarheid bovenal", Utrecht,
Kcrnink en Zoon, 1899, blz. 5-1 cn 55, en
toont hij zich nieuwsgierig of mr. Lohman
bij de behandeling der wet op het Hoo
ger Onderwijs die woorden gestand
zal doen.
Zij luiden:
„Maar bij een Universiteit is het eenige
doel de waarheid to onderzoeken; niet een
leer te verkondigen of een. stelsel te verde
digen. Do hoogleeraar moet vrij zijn, on
ook op elk oogenblik zijn gevoelen kunnen
uitspreken; hij kan niet, zooals de leeraar
op den kansel vaak doen kan, het twijfel-
aohtigo laten liggen, maar moet onderzoe-
.ken wat hij op zijn weg vindt. Juist in dio
zekerheid, dat hij geen belang hoegenaamd
er bij kan hebben om zus of zoo te spreken,
ligt voor ons een reden "om hem te vertrou
wen, en waar, gelijk nu nog onlangs in
Duitschland, dc Regeering hoogleeraren
in hun vrijheid van onderzoek belommert,
daar daalt onmiddellijk de waarde van de
j Universiteit zelve.
Hoe meer dc noodzakelijke vrijheid be
lemmerd, en aan do groot© menigte gele
genheid gegeven wordt haar gevoelen te
genover dat der beoefenaren van de we
tenschap te doen gelden, hoe sneller do Uni
versiteit zelve tot een af richt ings-instituut
verschrompelen moet, zelfs al mocht het
haar gelukken ook op dén duur wetenschap
pelijk© mannen aan zich te verbinden.
Aan een universiteit, wier doel is, de
„wetenschappelijke juistheid der gerefor
meerde beginselen in hot licht te stollen
waar den hooglcoraar, op straffe van ont
slag, dc verplichting wordt opgelegd „te
bewijzen, dat zijn opvatting vaa de gore
formeerde beginselen historisch de juiste
is," is men. gedwongen steeds te sprekon en
te denken in do taal eai in de ricm-mg van
het „gereformeerde volk", van welks bij
dragen het bestaan der stichting afhangt,
dat vaak zijn voroordeclon on zijn voorin
genomenheid aanziet voor de waarheid, cn
dat, daar dit volk uit zijn aard evengoed
zondig is als heb niet-gerefonneerde volk,
dikwijls stijfhoofdigheid en eenzijdigheid
verwart met volharding en trouw aaji het
beginsel. Het is zeer zeker voor ieder onzer
uiterst moeilijk zich aan evengenoemdo zoo
voor do hand liggende verwarring van
denkbeelden niet schuldig te maken, doch
juist daarom is het dan ook zoo bedenke
lijk, het onderzoek naar de waarheid af
hankelijk te stellen van zekere uitkomsten,
en, indien dio uitkomsten niet worden ge
vonden door den onderzoeker, dozen dan
te zetten op zwart zaad en te bannen uit
den kring van vrienden en goloofsgenooten.
Een zoodanig ingerichte Universiteit kan
zekor een voortreffelijke instelling eijn ter
levering van dienaren der Kerk; hoewel
het do vraag is, of zij dan niet behoort
uit te gaan van d© Kerk, dio zij wil dienen.
Zij kan misschien ook een voortreffelij
ke instelling zijn ter levering van mannen,
wier doel het is zekere gevoelens te verdedi
gen of een politieke partij te 6tounon.
Maar een instelling, waarin men, onkel
zich gebonden achtende aan de openbaring
Gods, do waarheid vrijelijk onderzoekt, is
zij niet."
„Blijft de heer Lobman aan die beginse
len getrouw," zegt echi\, „dan kan hij niet
stemmen voor he't nu aanhangig ontwerp
van wet. Zijn oppositie zou een gebeurtenis
kunnen worden van groot© beteokenis.
Gaat hij meo cn weegt ook bij hem de een
heid dor partij boven zijn onzes inziens zo3
juist inzicht in hetgeen een universiteit
moet kenmerken, dan wordt ons een illu
sie benomen, en wij zullen or over wcencn
in do stilte."
Wij lazen in de Haagsdhc Kroniek dor
Nieuwe Groninger Courant:
Do parlementaire (verleden) week hcoft
weinig anders opgeleverd dan do verras
sing, dat de heer dr. Do Visser zich
„vooralsnog" tegen het wetsontwerp op hot
Hoogor Onderwijs heeft verklaard.
Ik weet niet of er in liet aangehaalde
woord een „retraite" is gelogen; de bestrij
ding van den lieer De Visser was zoo prin
cipieel, dot er bijna iets boleodigends in ge
logen schrijnt, don man van karakter t© ver
denken, dat hij zioh nog zal laten vinden
om ten slotte, op den aandrong der vrien
den waaraan het, sedert hij sprak, al niet
heeft ontbroken zijn stem nog aan de wet
te gaven. Mij dunkt dat schier ondenkbaar,
doah wio weet wat or nog gebeurt? Als
bijv., wat niet onwaarschijnlijk is, een amen
dement wordt ingediend om den o f f e c-
tus oivilis voor de bijzondere universi
teiten te doen vervallen zij heb tevens
voor de openbare, met instelling van eeu
speciaal staatsexamen tot dit dool, en
als do Regeoring dat aanvaardt of zioh er
althans niet categorisch tegen rerklaart mot
don gebruikelijken dooddoener „onaanneme
lijk", dan is or welicht kans, dab veler te
genstand wordt gebroken.
Eigenlijk zou dat, in het systeem van don
heer De Visser ook al niet baten en hem,
consequent, niet moeten kunnen bewegen
tot bet opgeven van zijn standpunt. Doch
als het dien weg opging en zelfs do hcor De
Visser, met of zonder andere leden van de
Christ. Historische fractie, toch tegen het
ontwerp bleven gekant, zou de aanuoming,
niet de hulp van een deel d.-r oud-liberalen
althans, verzekerd cn de stemming niet een
zoodanige zijn, dat cle wet in de Eerste Ka- j
mor gevaar liep; iets wat zeer zeker het j
geval is, wanneer do gcheele linkerzijde zich j
cr tegen blijft kanton en nog steun ontvangt
van enkele mannen van beteokenis rechts.
Intusschen is het zeer de vraag, of dr. Kuy-
per voor zulk een wijziging der wot is te
vinden; en zoo hij al tot de conoessio bereid
is, of dan do vrienden er vrede medo zullen
hebben; waait het moet erkend worden
zonder do effectus civilis voor de bijzondere
univorsibeiten, is het mooio er voor velen
af en hot dool eigenlijk voor negen-tienden
gemist.
Onder het hoofd „Hulp in schijn" zegt
V. D. in de Middelburgse/ie Courant:
Het belangrijke wetsonworp, dat onder
den naam A rbeidswet" kort geleden
bij d© Twcodo Kamer is ingediend, bevat
èn volo goede voorschriften én vorsohcidene
minder gunstige; terwijl daarnaast onder
zijn gebreken ook dit te tellen is, dat daarin
een aantal nuttige en noodzakelijko bepa
lingen ganschelijk niet voorkomen.
Zonder geringschatting nu voor do goede
bepalingen, welke het Regeoringsvoorstel be
vat, bepalingen, die, worden zij tot wet ver.
hoven, beschouwd mogen worden als een
stap vooruit op het gobied der arbeidsbe
scherming wensohen wij toch do aandacht
te vestigen op twee regelingen, die in haar
voorgesteldon vorm allerminst bevredigend
kunnen beoben. Wij hebben het oog op do
bepalingen betreffende den n a o h t a r-
boid in bakkerijen cn dio botreffondo
den arbeidsduur in winkels.
Op deze bepalingen in haar ontooreikend
heid do aandacht te vestigen, kan te min
der overbodig heeten, omdat zij den schijn
dragon van vrij krachtige verbetering to
brengen. Op hot eerste gozioht schijnen deze
regelingen werkelijk nogal gunstig te zijn,
en wij kunnen ook niet andere veronderstel
len, of do Minister bedoelt mot de voor
gestelde bepalingen het kwaad van den
nachtarbeid in bakkerijen en den overmatig
langen arbeidsduur in winkels te fnuiken.
Tuasohen bedoelen on bore-ikon is echter een
aanmerkolijk onderscheid; bereikt nu wordt
het doel door wetgeving als do onderhavige
niet.
Vooreerst de nachtarbeid in bakkerijen.
Deze nachtarbeid, zegt de Minister in zijn
memorie van toelichting zeer terecht, is
„niet nooddg wegens oisohon, ontleend aan
het bedrijf. Wanneer nachtarbeid wordt ge
handhaafd, is dit uitsluitend om des och
tends vroeg versch brood te kunnen afle
veren. Bij hfot handhavon van die mogelijk
heid nu is geen enkel openbaar belang
allerminst van hygiënaschen aard betrek
ken". Op grond van een cn ander volgt dan
dc bepaling, dat bakkersknechts als regel
geen bedrijfsarbeid mogen verriohten tus-
Kohon 9 uren 's avonds en 5 uren 's mor
gens. Is nu, aangenomen, dat deze uren
goed gekozen zijn, de nachtarbeid in do bak
kerijen door genoemd voorschrift gekeerd?
Volstrekt niet; want het verbod strekt zioh
niet uit over de bakkersp a t r o o n s en, ge
geven do bij het publiek ingeroeste gewoon
te, het vorsoho brood vroeg op den dag te
verlangen, is het te voorzien, dat niot
do groot© broodfobrikanten, maar do klei
ne bakkerspatroons nu in do plaats van hun
bedienden den nachtarbeid zullen voortzet
ten. De concurrentie zal hen er spoedig toe
dwingen; één onwillige in een stad is go-
noeg om weldra aan alle collega's de nacht
rust te ontrooven. Natuurlijk zou, indien
dat liet geval bleek, do wet nog met het al
geheelo verbod kunnen worden aangevuld;
even natuurlijk echter, dat in ons land met
zijn zeurig-langzame wetgeving zulk een
aanvulling nog jaren op zioh liet wachten.
Waarom ook niet op eenmaal flink door
getast? Immer van tweeën een: óf het is
niet te verwachten, dat do kleine bakkers-
patroons tob het zelf verrichten van nacht
arbeid zullen overgaan, en in dat geval is
er niets tegen en wordt er niemand dwang
opgelegd, indien de wet de verbodsbepaling
voor alle zekerheid over allen uitstrekt; óf
het misbruik van nachtarbeid in zijn nieu
wen vorm is wel te wachten en in dat geval
is het onbegrijpeijk, dat een minister, die
blijkens de boven aangehaalde woorden uit
do memorie van toelichting dien nacht
arbeid een volkomen onnoodig kwaad
noemt, de beschermende hand der wet niet
eveneens boven de patroons wil uitstrekken.
De arbeiders, zegt de memorie van toelich
ting, staan economisch te zwak om in de
regeling van hun arbeidstijd zeiven verbe
tering to brengen; maar, vragen wij, indien
de ooncurrcntio de kleinero patroons tot
nachtarbeid zal dwingen, geldt cfein voor
hen niet precies hetzelfde? Er is geen en
kele reden boholvo misschien voor een
„arbeiderspartij", waartoe echter de Minis
ter vooralsnog niet behoort om allcon a r-
b e i d o r sbelaogon tc behartigen.
Er is meer. Wij zeiden zoooven, dat hot
misbruik van den nachtarbeid voor de groo-
te-re bakkerijen broodfabrieken bijv.
na invoering der wet wol niet langer mogelijk
zou zijn. Schijnt hierdoor een onbillijke f i-
nancieolo bevoorreohting van het klein
bedrijf te worden in liet loven goroepen,
het zal den grootoren bakkerijen niet zwaar
vallen, die bevoorrechting weer groot endecis
ongedaan te maken. Hot verbod van nacht
arbeid ie niet van toepassing voor „hot
hoofd of don bestuurder van een bedrijf",
welnu, hot is niet moeilijk, een aantal be
dienden, door middel van een „papieren''
contract tot „firmanten", dus medo tot
hoofd of bestuurder der bakkerij te bevor
deren; de eigenlijke patroon associeert zich
voor do leus met eenigen zijner knechts en
van stonde af aan gelast hij zijn scliijn-
compagnons don arbeid aan te vangen op
het uur, dat hem goed dunkt 1 Waarmee dau
do rest van hot „verbod van nachtarbeid"
van hot tooneel onzer sociale wetgeving ver
dwenen is.
Mot het tweede punt, waarop wij de aan
dacht willen vestigen, do boporking van
den arbeidsduur in winkels, is bot even on
gunstig gesteld. Het ontwerp-arboidewet
wil den gomcontoraad do bevoegdheid ge
ven, openings- en sluitingsuren voor win
kels vost te stellen in het belang van oen
beperking van den arboidsduur der bedien
den. De ontwerper van dcao bepalingen
heeft blijkbaar op twee of meer go
dachten gehinkt. Eencrzijda heeft hij ge
dacht aan de verscheidenheid der plaatselij
ke omstandigheden, dio het wcnschelijk ma-
kon, do sluitingsuren dor winkols niot ondor
één gelijkvormige ministerieel© regeling te
betrekken; vandaar, dab hij terecht gedocht
heeft aan do gemeenteraden als colleges,
in staat de eigenaardige oisolien van elke
plaats juister te beoordeelen dan een mi
nister dat vermag. Anderzijds evenwol is hot
van iemand, die doordrongen is van do
noodzakelijkheid, dat aan de afmattend lan
ge dagtaak van vele winkelbedienden paal
en perk worde gesteld, onverklaarbaar, dat
hij de gemeenteraden slechts tot regelen
bevoogd gaat vorklaren; vele conserva
tieve of uit andere hoofdo laksoho gemeen
tebesturen zullen het bedoelde voorschrift
nimmer of misschien eerst na jaren tal-
mens uitvaardigen. Waarom niet, zoools bij
de Woningwet, do gemeenteraden tot het
vaststellen van eveneens plaatsolijko ver
schillend© verordeningen vorplioht?
Waarom niet, indien deze beperking van
arbeidsduur, gelijk ook wij meonon, zoo
wonschelijk is?
Maar wij zijn nog niot aan het cindo der
fouten. Immers, ook hier zou do bedoelde
verbodsbepaling weer niet van toepassing
zijn op het hoofd of don bestuurder of den
echtgenoot. Wil dit eensdeels zeggen, dat do
Minister do bescherming der wet in elk go
vol alweer ontzegt aan den kleinen winke
lier, die nu door do oonourrentio gedwongen,
nog met zijn echtgenoot© er bij zal „mogen",
doorwerken tot tion, elf uren 'b avonds, het
beteekent ook, dat oen gemeenteraad, die
van do wettelijke bevoegdheid tot vaststel
ling van een sluitingsuur gebruik zou mak
ken, zeker zou weten, dat hij aldus, den
grooten magazijnen het doorwerken onmoge-
ijk zou maken (behoudens misschien ook
hier de „oompagnons"-oomcdio), den kcine-
ren daarentegen, waar do patroons zelf bo-
dienen kan, het open-zijn niet beletten zou.
Maar dat wil dan ook zeggen, dat een dor-
Veertien jaar lang als Europeaan, ge
toefd te hebben in de binnenlanden van At-
Jjeh; veertien lange jaren, om 'dan op een-
i maal terugverplaatst te worden in de Eu-
ropeesche maatschappij! Veertien jaren
I lang niomendal over Holland, over het va-
derland te hebben gehoord; niets te heb-
/ben vernomen van familieleden of vrion-
|dcn, do moedertaal niet te hebben gespro-
|kcnOntegenzeglijk een feit, dat niet eiken
tiag voorkomt, een feit, merkwaardig ge
noeg om dengene, die hot bovenstaande on
dervond, te gaan interviewen. Met dat doel
.begaf een medewerker, dr. J., van het
'„Hbl." zich gisteravond naar IJmuidcn,
aangezien hij vernomen had, dat zich onder
het torugkeerende detachement soldaten be
vond Hartog van Franck, die niet minder
Sdan veertien jaren onder de Atjehers had
geleefd.
Trouwe lezers der Indische berichten her
inneren zich allicht eenige maanden gele
iden uit de Indische bladen reeds een en
andeT omtrent hot leven van den fuselier
jlVan Franck gelezen te hebben; hieronder
.volgt hetgeen genoemd© medewerker omtrent
'e mans avontuurlijk leven vernam.
Hartog van Franck maakte, toen ik hem
gisteravond aan boord der „Koningin Wil-
helmina zag aankomen, den indruk meer
inlander dan Europeaan te zijn. In waar-
I heid, indien men hom de soldatenuniform
had uitgetrokken en hem gestoken had Ln
;.eon Indische kain en baadje en den
hoofddoek had omgebonden, niemand zou
item met zijn gebruind gelaat en kort ge
knipt donker haar en iwaxt kneveltje voor
een Hollander hebben aangeziendan zou
deze man, klein van postuur als hij is, een
volmaakte inlander geweest zijn.
Op 22 Juli 1861 uit Israëlietische ouders
te Leiden geboren naar hij later vertel
de, heeft het feit, dat hij Israëliet was,
op zijn leven grooten invloed gehad ver
trok hij op 10 Maart 1883 als soldaat naar
Indië, werd eerst ingedeeld- op Java, doch
reeds het jaar daarna naar Atjeh gedeta
cheerd. '8 Mans dienststaten deelen mede,
dat hij daar tot 1888 deelnam aan verschil
lende krijgsverrichtingen, o. a. bij een der
gevechten licht aan don linkervoet gewond
werd en zonder dat aanmerkingen op hem
gemaakt waren, zijn plicht deed.
In 1S88 was hij geplaatst te Segli cn
daar begon "Van Franck's avontuurlijk le
ven, van daar geraakte hij onder de At-
jehers, onder wio hij veertien jaren heeft
geleefd. Of hij gedeserteerd is naar den
vijand? Van Franck ontkent dit met diepo
verontwaardiging; toen hij in Juli 1902 we
der onder de Hollanders terugkwam, is hij
voor den krijgsraad geweest; deze heeft de
aanklacht van desertie, tegen hem inge
bracht, natuurlijk streng onderzocht en hem
ten slotte daarvan vrijgesproken. Wij ne
men dus aan, dat Van Franck niet tot den
vijand is overgeloopen, doch tegen zijn zin
in diens macht is gekomen. Hoe hij onder
do Atjehers verzeild raakte?
„Ze mochten mij," dus antwoordde hij
op onze vraag, bij den troep gaarne lij
den. Aangezien ik op verzoek naar Atjeh
was overgeplaatst, omdat daar reeds een
broeder van mij diende, voelde ik mij daar
best thuis. Het was op een Vrijdag, 8 Sept.
1888; ik waa door voorspraak van een lui
tenant der genie, die altijd zeer goed voor
mij was geweest, gedetacheerd bij degonie;
te Segli hadden wij een nieuwe benting
gebouwd, de Nederlandsche vlag was er op
gehcschen on er was feest. O. a. word ik
belast met het bedienen van de weegschaal,
„stap op en laat jo wegen", hot was een
soort kermis, weet u. Dorstig gewordon,
gingen wij naar de cantine, wjj dronken
een glas, ik zal niet zeggen to veel, doch
wo waron vroolijk gestemd en gingen daar
na boden in de rivier. Ik weet heel goed
dat wij ons ontkleedden, dat ik mijn klee-
ren aan den oever op een hoop legde. Wat
toen vorder met mij gebeurd is, weet ik
niet; ik ben bewusteloos geraakt of ge
maakt, ik weet het zelf niet, maar toon ik
ontwaakte, lag ik aan. handen cn voeten
gebonden in een Atjehscho sterkte te Ga-
rat bij Samalangan. Hoe ik daar gekomen
bon, weet ik niet en Het is mij nooit ver
klaard geworden. Ik werd gevoerd voor het
hoofd, Toekoe Panta Raja, die mij de
vraag stelde of ik schieten kon, waarop ik
ontkennend antwoordde, zeggende, dat ik
schrijver was geweest; ook antwoordde ik
ontkennend op de vraag, of ik kogels kon
maken. De Toekoe gaf mij daarna een ge-
leidebrief."
„Waarheen?" vroeg ik.
„Waarheen? Nergens heen. Dio geleide-
brief was een 6oort vrijbrief, het was een
stempel van den vorst, waardoor elke At-
jcher mij moest helpen in mijn onderhoud
te voorzien, zoo ik behoefte aan iets mocht
hebben, want het was de bedoeling van de
Atjehers mij te houden."
„Met welk doel? Werd van u gevergd,
epiondiensten te doen jegens het Neder
landsche Gouvernement?''
„Neen, dat is nooit van mij gevergd,"
antwoorddo Yan Franck, „ik zou er trou
wens mij nooit toe geleend hebben, ik had
niot de minste reden gehad tegen mijn eigen
landgenooten verraderlijk op te treden. De
Atjehers waron niot voornemens mij iets to
doen, mits ik slechts overging tot het Mo-
hammodaansch geloof. Fanatiek als zij zijn,
ia hot voor hen een gocdo zaak een Kafir,
d. i. een ongeloovigc, in handen te krijgen
en 'dien te bekcoron; zulk een bekcoring
brengt een heerlijk leven hiernamaals cn
degene, die het geluk heeft een Kafir te
bckcercn, kan allo zonden in dit leven doen,
maar wordt hiernamaals voor zijn bckcering
beloond. Waar men in mij feitelijk reeds
niet meer den vollen Kafir zag, daar ik
Israëliet zijnde, reeds de besnijdenis had
ondergaan, die ook in den godsdienst der
Mohammedanen is voorgeschreven, was ik
in hun oogen gemakkelijk te bckcercn cn
aan het feit, dat ik Israëliet was, had ik
dan ook eigenlijk mijn leven te danken.
Het Mohammedaansch geloof heb ik dus
omhelsd en als Mohammedaan heb ik al
die jaren geleefd; aan Mohammedaansche
godsdienstplichten moest ik steeds voldoen;
do vastemaand, de Atjehers noemen dien
Ramoelin, medo maken, kortom, als Mo
hammedaan leafde ik al dien tijd."
„En vertrouwde men u volkomen? Vrees
de men niet, dat gij, zoo gij kondt, naar
Hollandsch gebiod zoudt ontvluchten?"
„Wantrouwen bleef men mij steeds. Hoe
wel men mij in de kampong een stuk grond
beschikbaar had gesteld cm door don „tjap"
van het hoofd voldoende gaf om te leven,
toch hield men mij steeds in de gaten. Als
een Hollandsch© troep in de buurt kwam,
werd ik tijdelijk naar het gebergte gebracht
tot de troep uit die buurt was, zoodat ik
nooit gelegenheid had tot de Hollandsche
troepen terug te kecron."
„En hoo leefdet gij al dien tijd?"
„Ik moast mij spoedig wol in mijn lot
schikken. Ik was natuurlijk gelijk elke At-
jehcr gekleed, ik werkte op do sawah als
een inlander cn al spoedig werd ik naar
de Mohammedaansche wet gehuwd met een
Atjehscho vrouw, die mij in den loop dor
jaren twee kinderen schonk. Waar dio nu
gebleven zijn, weet ik niot. Dio vrouw voel
de niet veel voor mijzij was cr eigenlijk,
geloof ik, om mij te bespionnceren, om toe
te zien, dat ik getróuw mijn plichten als
Mohammedaan zou vervullen. Tijdsruimte
kondc ik allengs niet meer. Een dag waa
een dag, maar de tel was ik kwijt; do At
jehers rekenen bij padie-jaren: als de pa-
die-oogst rijp is, is een jaar om. Ik ging
allengs ook op dio wijze tellen. Yan Hol
land en de Hollanders vernam ik nooit
iets. Brieven, couranton, e. d. bereikten
mij nooit. Een enkelo maal kwam mij een
Engclsch stuk courant in handon, dat ala
pakpapier had dienst gedaan, omdat soms
door Atjehers goederen in het land kwar*
inon, blijkbaar van Pooloe-Pinang afkora-
sig. Maar aan Engelscho couranten had ik
toch niets, ik kendo geen EngelscH. In al
dien tijd las ik dus slechts de Koran, ik
moest dat als Mohammedaan; ik leerde al
lengs vloeiend Atjohsch en Arabisch spro
ken, maar in hot Hollandsch kon ik slecht*
denken en soms praatte ik dat voor mij
zelf. Toen mijn kinderen grooter werden,
ging ik hen Hollandsche letters leeren,
maar men verbood mij dadelijk zoo iet» t
eenigen tijd later wist ik een dagboek bij
te houden, doch mijn vrouw verried dat
cn dc stukken papier werden vernietigd.