LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 13 FEBRUARI. - VIERDE BLAD. blieven van rón Leidenaar. FEUILLETON. Anno 1904. Concert „Nelosophia". Dat do drio composities, door het ge mengd koor „Melosophia", onder leiding van den lieer Duyster, gisteravond hier uit gevoerd, tot "de meest belangwekkende van hun soort behooren, zal wel niemand kun nen beweren. Rheinberger heeft veel mooi er dingen geschreven dan dit weinig oor spronkelijke en niet zeer diepe „Stabat Mater." Zijn „Toggenburg" o.a. staat on getwijfeld vrij wat hooger en ,,Mirjam's Sicgeegesang" van Schubert bevat wer zeer aangrijpende gedeelten, maar is toch, voor al in het begin, wel wat lang uitgespon- nen. Maar dankbaar en niet al to moeilijk voor de zangers on in het gehoortiggend zijn doze werken zeer zeker. Zij waren goed ingestudeerd en werden met ijver en toewij- ding gezongen. Mej. Jeanne Zieck, die ook nog een aria uit „Schöpfung" van Haydn voor haar rekening genomen had, zong zeer verdienstelijk de sopraan-solo's. Zij heeft een mooie sympathieke, maar niet te sterke stem; de hooge tonen klinken niet zeer vol en schenen moeite te kosten (vooral kwam dit uit in het begin van ,,Mirjam's Siegesgesang")haar voordracht is muzi kaal, maar heeft nog iets koels en zal ze ker nog persoonlijker worden. Vol verwachting zagen wij hot optreden van ..Reïcha" tegemoet, van welke Vcrceni- ging reeds een goede roep was vooruitge gaan. Rn deze verpachting is niet be schaamd. In een minder groote zaal zou 'de klank der instrumenten ons zeker nog meer hebben aangegrepen, maar ook nu hebben de vijf blazors ons zeer doen gonie- ten. Minder nog door de fcweo nummers van Reicha en Beethoven vóór do pauze, als wel door het sextett van Thuille, dat het laatst werd uitgevoerd. Het Andante en Scherzo van Reicha zal zeker wel moer uit piëteit tegenover den componist op het programma geplaatst zijn; het is vriende lijke, weinig pretentieuzo muziek, zoo iets als een der minst beduidende composities van Haydn. Interessant was het, dit Quin- tett van Beethoven in de zetting voor blaas instrumenten te vergelijken met die als quatuor voor viool, alt, oei en piano. Be halve eenige solo-passages in het Andante ia de compositie precies dezelfde. Het klonk ook nu vaak bijzonder mooi, maar wij ver kiezen toch de bewerking voor strijkinstru menten. De uitvoering was voortreffelijk alleen was de piano in hot Allegro non t-roppo eenigszins nuchter en bij het snelle (naar onzen smaak to snolle) tempo van het Rflndo kwamen allo loopjes er niet mooi on duidelijk uit. En ook overigens was de pi anist hier niet zoo gelukkig als in het prachtige Sextett van Ludwig Thuille, da' het laatst kwam. Het is een buitenkansjo voor een Yereeniging als deze zulk een mooi, effectvol werk van een modern componist op hun programma te kunnen plaatsen. Het Sextett met zijn bekorc-nde mólödiocr, U'cerlijke klankeffecten, interessante en pi kante bewerking boeide van het begin tot het einde. Als slotnummer werd door het koor nog 2eer goed Jensen's liefelijke zoetvloeiende j.Adonisfeier" gezongen. Dit werk werd evenals dat. van Rhein berger uitnemend door een klein strijkor kest begeleid. Vooral in de „Adonisfeier" klonk dc begeleiding vaak mooi, en heeft, töit orkest zeker veel tot den goeden indruk, töio gemaakt werd, bijgedragen. O. De revolutie van hel kapitalisme. De heer F. van der Goes van Amster dam, heeft in het Volkshuis" alhior, zijn tweede lezing over bovenstaand onderwerp gehouden. De vergadering was ook nu "Wedor vrij talrijk bezocht. Ditmaal worde* hoofdzakelijk bespro ken: lo. de armoede als revolutionnairc fac tor; 2o. de voreJendungstheorie. Spr. stelde vooraf nog eens vast, dat er in de faedalo en kapitalistische sa men- lering uitbuiting plaats had van do meer derheid door een minderheid. Het over schot van den arbeid als gevolg dier uit buiting is in de tegenwoordige maatschap pij niet slechts grooter dan vroeger, doch heeft ook geheel andere gevolgen. Aan de nieuwe wijze van uitbuiting zitten volgens Spr. gevolgen vast, die een omverwerping van het huidig maatschappelijk stelsel noodzakelijk maken. Het overschot van den arbeid, wordt in den nieuwen tijd aangewend tot nieuwe kapitaalvorming, dit wordt weder voor de productie aangewend en dientengevolge verkrijgt men opeenhooping van kapitaal, toename, zooals het heet, van nationaal vermogen, want inderdaad bete eken t, dat slechts van een klein deel der bevolking het vermogen toeneemt. Do maatschappij wordt dus bij voortduring rijker, zonder dat de arbeiders (dat zijn de menschen, die produoeeren, productieven arbeid ver richten) er iets, althans een evenredig deed van ontvangen. Hierdoor ontstaat relatievo (betrekkelijke) verarming. Dit wordt door de verarmende klasse in den nieuwen tijd veel sterker gevoeld dan in den faedalon tijd, toen do verhou ding tusschen kapitalist en proletariër eon geheel andere was. De tegenstelling hoewel thans niet zoo groot, treedt veed scherper in het licht. Daaruit vloeit voort vermeer dering van gevoelde behoefte. En armoede "is, zooals Spr. deed uitkomen, het besef van gemis aan een gevoelde behoefte. Wanneer men den arbeider er op wijst, dat hij het thans voel beter heeft dan do arbeider van voor honderd jaar, dan betee- kent deze vergelijking voor hem niets. Rij vergelijkt zich met do andore maatschap pelijke klassen van het heden en vorit daardoor de betrekkelijke armoede sterk, die, als gevolg daarvan als revolutionnairc factor optreedt. Naast de relatieve armoede mag ook nog genoemd worden de directe armoede als factor. Houdt dc loonsverhooging gelijkon tred met de stijgende behoefte, stijging van huur en van do prijzen dor levensmidde len? Is de werkeloosheid niet grooter dan vroeger, is de werkman door grootere in tensiteit van don arbeid niet spoediger ver sleten? Ook deze vragen komen volgens Spr. wel degelijk ter sprake. Hij trachtte daarom aan te tooncn, dat loonstatistdeken zonder deze oorrecties wei nig beteekenen. Ook de statistieken om trent spaarbankcijfers werden door Spr. geeritiseerd. Hoeveel is daar van do hooge sommen, die worden genoomd, bij van wer kelijke arbeiders? Vooral de kleine burgerij en zelfs de kinderen dor kapitalisten spa ren. JIct sparen van do arbeiders noemde spreker dan ook eigenlijk een bewijs van armoede, het wordt toch geboren uit vrees voor de toekomst, daar de arbeider waar lijk niet spaart van zijn overvloed. Zoo concludeerde Spr. ten slotte, dat on de relatieve èn dc directe armoede, ont staan door het steeds toenemend kapita lisme, een factor is voor de revolutie. Komende tot het tweede punt van zijn betoog, nl. de verciendungsthcorie, de leer, dat de arbeiders steeds ellendiger zul len worden en daardoor een revolutie zul len veroorzaken, zei do Spr., dat hij de waarheid dezer leer niet hchoefdc aan te toonen, omdat zij voor dc sociaal-democra tie niet bestaat. Zij vormt den ondergrond van sommige burgerlijke thcoriën, zooals bijv. cle leer van Malthus. Spr. wilde niet ontkennen, dat enkele socialistische groepen deze theorie zouden hebben aangehangen, maar in hot sociaal democratisch stelsel past zij niet. Uit citaten van Marx trachtte Spr. te bewijzen, dat ook deze geen aanhanger van de voortdurende verarmingsleer is geweest, maar veel meer heeft vertrouwd op de ge schooldheid der organisatio der arbeiders, die natuurlijk geen vcrellendiging insluit, wel het tegendeel Nadat de heer Van der Goes had uit gesproken, traden de heeren Van Bolhuis en Elion uitvoerig mot hern in debat. De heer Van Bolhuis poogde voornamelijk aan te toonen, dat Marx wel een aanhanger van verelendungstheorie, is geweest en be klaagde er zich over, dat de sociaal-demo craten voor zich alleen het recht aanmati gen een goed. inzicht in het maatschappe lijk stelsel te hebben, en zelfs een man als prof. Treub een domme bourgeois noe men. Ook de heer Elion legde den spreker een aantal vragen voor, waar hij meende, dat deze met zichzelf in strijd was gekomen. De debaters werden in den b ree do door den heer Van der Goes beantwoord, die daarbij groote meesterschap in het debat toonde, zoodat hij de vergadering wist te onderhouden, al werd het. ook zeer laat. De dorde lezing zal plaats hebben op Woensdag 17 Februari a. s. XUl. Dc oorlog uitgebroken I Dat was hot nieuwtje, dat Maandag van mond tot mond ging, hier, en Riders zeker niet min- dor. Wat zenuwachtig meestal, want al is het terrein van de vijandelijkheden ver af en al kan dc belangstelling in een strijd tusschen Rusland en Japan niet van dien aard zijn als in don hcidhaftigen kamp van onze stamgenooten in Zuid-Afrika, men ge voelt toch alles wat het zeggen wil: de oor log is uitgebroken. En zoo als men bij het opkomen van een onweer als de eerste don derslag door de lucht ratelt niet anders kan doen dan naar de donkore wolken te kijken en over het weer to praten, zoo gaat het ook met don oorlog. Begeerigor dan an dera grijpen we naar de couranten, die nu zelfs Maandagsochtends zullen uitkomen, men verdringt rich voor de ramen van si garenwinkels als er een nieuw bulletin voorgehangen wordt. Is hert. dan zoo vreemd, dat ik er mijn Lcidschen briof heden mede begin 1 Nu wordt hij wel niet gevoerd in onze nabijheid, zelfs niet op Europeesch gebied; die daar tegen elkander strijdon zijn niet onze stamverwanten, voor onze Russische natuurgenooten kunnen wij niet gevoelen zooals wij dit zouden doen voor Duitschers, Franschen of Zwitsors en voor do Japan ners, menschen van een ander ras wellicht nog minder. Doch wie daar strijden en hun leven ver liezen verminkt worden en vrouwen en kinderen hulpeloos achterlaten, zijn tooh menschen van gelijke bewoging als wij. Wij beramen honderden maatregelen voor veiligheid, gezondheid on wel vaart voor den medemensch, de we tenschap doet haar best om zieken en zwakken weer gezond to maken on daar komt de oorlog, die in één veld slag tienduizend dier menschen vernielen kan, die thuis de voorwerpen waren van nauwlettende zorg. En dit denkbeeld is iets verschrikkelijks, dat mankt dat wij spre kende of denkende over oorlog, zuchten: „gruwelijk, onheilig, onmenschelijk". Daar is gevraagd of de twintigste eeuw niet tc hoog staat dan dat er nog oorlog zou kun nen worden gevoerd. Dc worstelstrijd in Zuid-Afrika, de thans ontbrandde krijg in het Oosten hebben het ontmoedigend ant woord daarop gegeven. Dc koningen en het volk schijnen nog niet hoog genoeg te staan in beschaving, nog niet genoeg hu maniteit en menschen min te bezitten om don oorlog niet te willen. Zullen we nooit zoover komen Zal altijd oorlog blijven heeten eennoodzako- 1 ij k kwaad? En de wereld heeft recht op vrede. Vre de is een behoefte in onze vindingrijke eeuw. In vroegere eeuwen toon het mensch- dom 'nog niet zoo hoog stond, niet zich ge heel en al kon wijden aan werken dos vre- dos, aam kunst, wetenschap en industrie, toen do oorlogen bovondien niet zoo moor dend waren, och, toen was het misschion voor vorsten en edellieden een behoefte om krijg te voeren. Thans niet meer. Hoe kun nen we rustig neerzitten in de zalen dor wetenschap om vraagstukken op te lossen om ontdekkingen te doen, hoe zal onze in dustrie bloeien, hoe de kunst beoefond wor den als het gekletter der wapenen wordt gehoord en het kanongebulder zelfs in de verste hoeken dc gemoederen verontrust. Wij hebben recht op vrede en de volkeren willen vrede. Wie zoudt gij ontmoeten sprekende er over, dat daar weder twee volken gewapend tegenover elkander staan, ddo zou durven zeggen „het is maar goed, dat die menschen elkander aanvallen en vejpnoorden En zoo dc enkele menseh, dien go toevallig ontmoet en er over spreekt, denkt zoo i s de mcening van allo weldenkendo mannen en vrouwen. Doch het schijnt, dat het volk als eon verzame ling van individuen uit hetzelfde land or nog anders over ooi-deelt. Hot volk do na tie schijnt zijn vorsten en ministers als één geheel gedacht tot dezo zoo natuurlijke ovortuiging niet kan opklimmen. Als natio aanvaarden wij een oorlog; als iets onze nationale eer of bestaan bedreigt, dan willon wij andere menschen, dio wij niet eens kennen veel minder in vijand schap mee geleefd hebben, aanvallen, doo- den, vernietigen Dat moot anders worden. Niet als al leenstaand wezen moeten wij den oorlog verfoeien niet persoonlijk den vrede lief hebben, maar ook als geheel van menschc- lijke wezens klein on groot, arm en rijk an- ti-oorlogsgczind zijn. Ik zou wenschen één grooten Vredebond. Ik weet wel er zijn al Vereen igingen en Bonden genoeg, maar deze ééne zou ik or bij wenschen, opdat straks do publieke opi nio in alle landen zich zoudo vorzotten to gen het barbaarscho oorlogsbedrijf. Voor zoo'n vrede bond, die keizers en ko ningen met groote en kleine onderdanen moet omvatten behoef ik zeker geen aanbe veling te schrijven, do strijd nu uitgebar sten en straks achtervolgd door eon zoo van jammer en ellende, die strijd zeg ik is er dc krachtigste aanbeveling voor. Aks ooit onder golukkige omstandighe den een vergadering belegd werd als dc vergadering van de vereeniging „Vrede door Recht" a. a Maandagavond in het Nutsgebouw to houden, dan weet ik liet niet. Mij dnnkt daar zullen velen samenko men, mannen en vrouwen en als een pro test tegen den jongston oorlog zich aanslui ten. Als ik een dichter was ik zou een lied zingen op den vrede. Vrede, ons beloofd door priesters cn profeten, waarvan getuigd hebben mannon, die uitmuntten door wijsheid of schitter den door liefde, daal «neder op deze aarde tot aan den voet van den troon des vor sten en de kabinetten van staatsboden, in de woningen dor burgers en vereenig alle volken tot een groot verbond, dat voeren zal tot do onbaatzuchtigsto politiek. Geen oorlog dus, maar vrede, dat moet aller doel zijn. Doch velen van mijn Iozors even eenvou dig &ls schrijver dezes zullen wellicht zeg gen: wat kunnen wij doen tot bevordering van don vrede. Maar er is nog een andore krijg dan die wordt uitgestreden met bloedige wapens op het oorlogsveld. Daar is een oorlog in onze maatschappij, dio we concurrentie noemen. Menschen in hetzelfde bedrijf, mannon van hetzelfde vak bestrijden elkander niet zelden ep on nobel o wijze, do een bewerkende des anders ondergang. Ook daartegen gaan stemmen op en men hééft Loeren inzien, dat één bond van allen, die dezelfde belangen hebben vrede kun brengen niet alleen, maar ook welvaart, ook geluk aan ieder afzonderlijk. In do plaats \an ccn vinnigon concurren tiestrijd, moest er kamcroadsohap wezen tusschen menschen van qonzelfdo tak van bestaan. Daar hcersoht groot verschil over niee- ningon en opvattingen omtrent do maat schappij, dc staatkunde, den godsdienst cn daarover wordt tusschen burgera van het zelfde land en dezelfde stad soni6 een ver bitterde strijd gevoerd, die ook zijn slacht offers oiecht en verwoestingen aanrioht. Ook dat kon anders, als wij ons voelden deelen van een goheol, zonen van een na tie en elkanders overtuiging konden eer biedigen. Et is in stad en dorp, in families en in gezinnon, tusschen broeder» van het zelfde huis sorus zooveel sohcel cn twist, ook over nare, nietige dingen. Daardoor wordt zooveel vreugd vergald on geluk ver stoord, dat ook hier do verzuchting mocht worden geslaakt, och, dart> zij elkander leer den verstaan, begrijpen en vergeven. Wart. zouden wij blijde zijn, als eon vol gende bulletin hot bericht bracht, dat de oorlog ware opgehouden en de vredo ge-' teekend. Wij weten dat wij, zoolang één groote wereldvrede-bond nog niet bestaat, daartoe niet kunnen medewerken. Doch waaraan wij wel medewerken kun nen, dat is do vrede en de eensgezindheid in ons land, onze stad, onze omgeving, ons gezin. Daartoe wek ik in dezen briof mijn le zers op Toen ik mijn vrouw ouder gewoonte voorlas, wat ik geschreven had, zei zo' „maar dat is een preek 1" Welnu, dacht ik, laat het een preek zijn, als do menschen er naar willen handelen, kan ccn preek ook zijn nut doen, al stnad hij ook in de krant. En zoo geef ik dezen brief als een Ice* ken-preok. Nieuwe concurrentie mei Vlissingen. Het „Hbld." schrijft het volgende: Reeds goruiracn tijd onderhandelen de be trokken spoorweg- en scheep vaar t maat- schappijen over wijziging der vrachtprij zen voor reizigers tusschen Engeland en Duitschland, zoowel over Hoek van Hol land als over Vlissingen. Daartoe heeft edi tor do Great Eastern Railway do toestem ming van hot Engelsche Parlement no ig., Door die Maatschappij zijn nu daarvoor dc vcroisohte stappen gedaan, maar to ven 8 vraagt zij hot recht om, na voltooiing dor zeehaven van Brugge, ccn dienst op Zee- bruggo te mogen openen, dat voor haar veel gunstiger ligt dan Antwerpen. Dezo laat ste haven zal zij dau ook wol niet meer aan doen. Do South Eastern and Chatham Railway verzet zich echter met alle kracht tegon do door do Groat Eastern Railway govraagdo machtiging voor dc opening van een dienst op° Zeebruggc Het is duidelijk, dat deze laatste Maat- sohappij hierbij handelt in overeenstemming mot den Belgisohcn Staat; anders toch zou zij niet kunnen rekenen op goodo treinver bindingen tusschon Zeebruggc cn Duitsch land cn zou do nieuwe dienst waardeloos zijn. Niet minder duidelijk is, dat de prijzen over Ostende, welke lijn aan den Bclgisolion Staat zelf toebehoort, eveneens zullen wor den verlaagd, daar voor die lijn alleen do hoogcro vrachten niet kunnen worden in stand gehouden. Het reizigersverkeer tusschen Engeland en Zuid-Duitsohland, dflt nu nog grooten- dcols over Vlissingen plaats heeft, zal dan wel godeoltelijk naar Zeebruggc cn Ostendo worden verplaatst, een nieuwe slag dus voor do Maatschappij „Zeeland", on niet minder voor de Ncdorlandsche spoorweg maatschap p i jen Reeds wegens hot groote belang van den Nodoi'landschen Staat als eigenaar der incco- to spoorlijnen en deolgeroohtigdo in haar opbrengst heeft, behooren van rcgccrings- wego ma-atrogolen te worden genomen om hot reizigers vervoer over Vlissingen niet te doen verloopen, maar integendeel zoo ino-1 gelijk uit te breiden. Behoort niet hot ge vaar dat uit dc nieuwe concurrentie dreigt, een spoorslag tc zijn voor tot het onverwijld nemen van dergelijke maatregelen? Niouwowotoring. Vrijdag 12 Februari 11. herdacht do heer T. Roozendaal den dag, waarop hJJ vóór 25 jaren werd benoemd tot hoofd der O, L. school, alhier. 's Morgens kwamen den jubilaris in het versierde schoolgebouw gelukwenschen do heer burgemeester, verscheidene raadsleden, do arrondl88omont8-schoolopzienor, do zooreorw. heer pastoor en predikant, z(jn collega's In de gemeente, enz. Nevens verschillendo stoffelijke bewijzen van erkontelUkhoid van anderon, word den jubilaris van gemeentewege aangeboden een kourlg notenhouton schrijfbureau. Do geheele plaats was in vlaggontooi en elk kwam zoo veel mogoiyk don geachten „Meestor", don populairen man, gelukwenschen. Dat de heer Roozendaal nog vele jaren in gezondheid zyno krachten aan hot onderwijs zal mogen wijden, zy hom van barto toegowenscht. De "V'ervolgde. 25) Zaterdagmorgen ontvingen wij ccn brief van onzen vijand, waarvan de toon geheel andere was dan wij gewend waren. Hij luidde „Saratoga, Vrijdag. Sir Charles Vandrift 1 Hierbij zend ik u uw kistje met den onge- oobonden inhoud terug. Zeker bent u over mijn handelwijze zeer verwonderd cn ik zal in weinige woorden opheldoring geven: Wij, ik cn Heidebloempje zooals mijnheer iWenbworth haar zeer geestig heeft gedoopt begaven ons aan boord van do „Etru- ria", met het voornemen u eens een bui tengewoon fraaie poets to bakken. Het was 'oorspronkelijk niet ons plan u van het Ja- panscho kistje to berooven, want ik be- Bohouw een dergelijken eenvoudigen dief stal als beneden mijn waardigheid. Wij wa ren op don goeden weg, toen u mij mijn haar uit hot hoofd trok. Tot mijn groote verbazing zag ik, dat u werkelijk oprecht be rouw over ietü kunt voelen. Ik had dat niet van u verwacht. U verkeerde in de mcening, 'dat u mij had beleedigd en hebt u als een gentleman gedragen. Dat heeft indruk op nuj gemaakt u kunt mij gelooven of niet ik heb besloten van mijn goed voorbe reiden aanslag op uw geld en kist af te oen. Ik zou zeer goed uw voorstel om naar Zuid-Afrika te gaan hebben kunnen aan nemen, van waar ik mij dan met duizenden uit de voeten zou hebben kunnen maken. Maar dan zou ik het in mijgeetelde vertrou wen hebben geschonden, en daarvoor ben ik nog niet schelm genoeg. Ik besloot dus u uw eigendom terug te geven, omdat ik uw fatsoenlijke manier" van berouw-toonen op prijs stelde. Daarmee wil ik echter niet zeg gen, dat ik u over eenigen tijd niet een veer zal uittrekken. Dat hangt geheel van uw verder gedrag af. Ik nam het kistje mee, om u te bewijzen, dat ik inderdaad meen, wat ik u hierboven, zeide, anders zoudt u er op hebben kunnen bluffen, dat u mij dit maal te slim waart geweest. Cuthbert Clay." Het eerste, wat Charles na ontvangst van dezen brief deed, was naar beneden vliegen en naar zijn kistje vragen, dat inderdaad zooeven was aangekomen. Hij stormde daar mede weer de kamer binnen, opende het on telde don inhoud. Toen hij zich overtuigd had, dat er niets was uitgenomen, viel hij op een stoel neer en stamelde: „Deze brief is zeer beleedigond." Ik voor mij vond, dat Clay wel gelijk had Charles voelde vooral don steek over het „geschonden vertrouwen." Hij dacht zeker aan den verkoop der Golconda's. VII. „Seymour," zeide mijn zwager, toen wij den volgenden morgen Lake George verlie ten, om ons naar Saratoga to begeven „Seymour, als je heb goed vindt, ben ik niet meer Peter Porter. Ik heb genoeg van het inoognito en nu wij weten, dat majoor Clay zioh ook in Amerika bevindt, heeft het toch geen nut meer." Wij reisden nu vier maanden lang door de Verecnigde Staten van Noord-Amorika, gingen van Macon natar Californië, van Oregon naar Florida, om „de kerken tc be zichtigen", zooals Charles zeide; met andere woorden: we deden zaken. Wij hoorden of zagen gelukkig niete van majoor Clay cn haalden ruimer adem. De koele maand October was in het land, toen we eindelijk weer in New-York arriveer den, om van daar naar ons dierbaar Enge land terug tc keeren. Dank zij de terug houdendheid van majoor Clay, genoot Char les een bloeiende gezondheid. Ook zijn hu meur was veel beter geworden; hij was op gewekt en levenslustig en nam voor zoo goed als zeker aan, dat zijn kwelduivel aan de gelo koorts was bezweken, die toen ter tijd zeer heftig in New-Orlcans woedde. Toch nam hij uit voorzichtigheid de uit- noodiging van een oud vriend om bij hem te komen logeeren aan, en besloot een paar dagen te vertoeven in het prachtigo pa leis van zijn broeder en millionnair, sena tor Wrongold, „Hier ben ik ten minste veilig," zeide hij tot mij„Wrongold zal mij niet bedrie gen." Wij brachten een zeer aangename week door. Op den avond van onze aankomst gaf Wrongold ter eero van ons een klein heo- rendinor. Wij waren, met ons mee, met ons zevenen, juist een. geschikt aantal om een kaartje te leggen. Onder die gasten bevond zich een dichter, mr. Algernon Coleyard. Wrengold was nl., sinds hij fortuin had ge maakt, een beschermer van de kunst gewor den, iets, wat in New-York zeer in de mode was, en Algernon Coleyard behoorde toen tot de meest gevierde dichters van London. „Go kent hom natuurlijk," zcido Wren gold, toen Charle6 cn ik het salon binnen traden. „Neon," antwoordde Charles; „tot nu toe heb ik nog niet het genoegen gehad. Wij be wegen ons in zulke geheel van elkander ver schillende kringen." Een schaduw vloog over hot gelaat van onzen gastheer. Hij scheen Charles verkeerd begrepen te hobbon. Twee minuten over het bopaaldo uur verscheen de boroomdheid, wiens portret wij reeds talloozo malen in tijdschriften hadden gozicn. Zijn voorkomen, zijn schittorcndo oogen, zijn fijn besneden mond, don genialen glimlaoh, de witte tan don en den grijzen knovol kon men niet ver geten, wanneer men ze eens gezien bod. De meeste gasten haddon Coleyard reeds des namiddags leeren kennen bij gelegenheid van de feestelijke ontvang!t in de Lotus club. Charles en ik waren do eenigen, die nog aan hem moeeten worden voorgesteld. De leeuw van don dag was keurig gekleed in zwarten rok on witte das. In zijn knoops gat droeg hij een blauw bloemetje, dat ik voor het eerst zag, en toen hij een stijve buiging voor Charlee maakte, ontdokto ik in zijn overhemd een grooten schitterenden diamant. Do dichtkunst scheen dus ook nog al wat af te werpen. Hij vertelde dan ook, dat hij „voor zaken" naar New-York was gekomen, „Do schurken hebben mij maar achthon derd pond voor mijn laatste werk betaald," zeide hij; „dat is toch wol wat al te dwaas, want een dichter van den tegenwoordigen tijd kan slechts dan zingen, wanneer hij goed betaald wordt." Het diner was uitstekend, do wijn nog be ter ,on woldra verkeerden wij allen in recht genoeglijko stemming. Coleyard amuseerde ons mot een paar grappige verbalen uit zijn kunstenaareleven. Ook Charles droeg, ond« r dun invloed van den goeden champagne, het zijno bij tot do algemcenc vroolijkhoid, door op zijn humoristische manier alle poetsen to vertellen, welke horn door majoor Clay ge speeld waren. Ik wil niet beweren, dat hij alle details beschreef zooals ik hier; hij ver zweeg steeds die, welke hem in een belache lijk daglicht zoudon gesteld hebben; maar zijn eigen slimhoid in het smeden van plan nen om den schurk te vangen, deed hij sterk uitkomen. Do dichter luisterde met aandacht en lachte hartelijkhij scheen zich kostelijk te amuse o ren. „U hebt den man goed beoordeeld, sir Charles 1" riep hij. „Ik bewonder dat echt Engelscho tuk-zijn op avonturen, dien moed, die geslepenheid van majoor Clay l Dat moot een genie zijn Als u het goed vindt, maak ik eenigo aanteekeningen, ik ben van plan een roman er over tc schrijven." ,,Ik geloof niet, dat ik geschikt hen om als romanheld op tc treden," zeide Charles. „Ik meende niet u, maar majoor Olay", antwoordde do dichter koel. „Nu, ja, zoo zijn dio dichters allemaal,'' zeido Charles zich opwindend. „Zij voelen sympathie voor de boeven l" „In ieder geval is dat meer prijzenswaard dan heb sympathiseeren mot beursmannen", antwoordde de dichter uit de hoogte. De gasten glimlachten, een pijnlijk stil zwijgen volgde, en Wrengold trachtte het gesprok op iets anders te brengen. Maar Charles wilde dien wenk niet verstaan. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 19