LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 13 FEBRUARI. - VIERDE BLAD.
blieven van rón Leidenaar.
FEUILLETON.
Anno 1904.
Concert „Nelosophia".
Dat do drio composities, door het ge
mengd koor „Melosophia", onder leiding
van den lieer Duyster, gisteravond hier uit
gevoerd, tot "de meest belangwekkende van
hun soort behooren, zal wel niemand kun
nen beweren. Rheinberger heeft veel mooi
er dingen geschreven dan dit weinig oor
spronkelijke en niet zeer diepe „Stabat
Mater." Zijn „Toggenburg" o.a. staat on
getwijfeld vrij wat hooger en ,,Mirjam's
Sicgeegesang" van Schubert bevat wer zeer
aangrijpende gedeelten, maar is toch, voor
al in het begin, wel wat lang uitgespon-
nen. Maar dankbaar en niet al to moeilijk
voor de zangers on in het gehoortiggend
zijn doze werken zeer zeker. Zij waren goed
ingestudeerd en werden met ijver en toewij-
ding gezongen. Mej. Jeanne Zieck, die ook
nog een aria uit „Schöpfung" van Haydn
voor haar rekening genomen had, zong
zeer verdienstelijk de sopraan-solo's. Zij
heeft een mooie sympathieke, maar niet te
sterke stem; de hooge tonen klinken niet
zeer vol en schenen moeite te kosten (vooral
kwam dit uit in het begin van ,,Mirjam's
Siegesgesang")haar voordracht is muzi
kaal, maar heeft nog iets koels en zal ze
ker nog persoonlijker worden.
Vol verwachting zagen wij hot optreden
van ..Reïcha" tegemoet, van welke Vcrceni-
ging reeds een goede roep was vooruitge
gaan. Rn deze verpachting is niet be
schaamd. In een minder groote zaal zou
'de klank der instrumenten ons zeker nog
meer hebben aangegrepen, maar ook nu
hebben de vijf blazors ons zeer doen gonie-
ten. Minder nog door de fcweo nummers
van Reicha en Beethoven vóór do pauze, als
wel door het sextett van Thuille, dat het
laatst werd uitgevoerd. Het Andante en
Scherzo van Reicha zal zeker wel moer uit
piëteit tegenover den componist op het
programma geplaatst zijn; het is vriende
lijke, weinig pretentieuzo muziek, zoo iets
als een der minst beduidende composities
van Haydn. Interessant was het, dit Quin-
tett van Beethoven in de zetting voor blaas
instrumenten te vergelijken met die als
quatuor voor viool, alt, oei en piano. Be
halve eenige solo-passages in het Andante
ia de compositie precies dezelfde. Het klonk
ook nu vaak bijzonder mooi, maar wij ver
kiezen toch de bewerking voor strijkinstru
menten. De uitvoering was voortreffelijk
alleen was de piano in hot Allegro non
t-roppo eenigszins nuchter en bij het snelle
(naar onzen smaak to snolle) tempo van het
Rflndo kwamen allo loopjes er niet mooi on
duidelijk uit. En ook overigens was de pi
anist hier niet zoo gelukkig als in het
prachtige Sextett van Ludwig Thuille, da'
het laatst kwam. Het is een buitenkansjo
voor een Yereeniging als deze zulk een mooi,
effectvol werk van een modern componist
op hun programma te kunnen plaatsen.
Het Sextett met zijn bekorc-nde mólödiocr,
U'cerlijke klankeffecten, interessante en pi
kante bewerking boeide van het begin tot
het einde.
Als slotnummer werd door het koor nog
2eer goed Jensen's liefelijke zoetvloeiende
j.Adonisfeier" gezongen.
Dit werk werd evenals dat. van Rhein
berger uitnemend door een klein strijkor
kest begeleid. Vooral in de „Adonisfeier"
klonk dc begeleiding vaak mooi, en heeft,
töit orkest zeker veel tot den goeden indruk,
töio gemaakt werd, bijgedragen. O.
De revolutie van hel kapitalisme.
De heer F. van der Goes van Amster
dam, heeft in het Volkshuis" alhior, zijn
tweede lezing over bovenstaand onderwerp
gehouden. De vergadering was ook nu
"Wedor vrij talrijk bezocht.
Ditmaal worde* hoofdzakelijk bespro
ken:
lo. de armoede als revolutionnairc fac
tor;
2o. de voreJendungstheorie.
Spr. stelde vooraf nog eens vast, dat
er in de faedalo en kapitalistische sa men-
lering uitbuiting plaats had van do meer
derheid door een minderheid. Het over
schot van den arbeid als gevolg dier uit
buiting is in de tegenwoordige maatschap
pij niet slechts grooter dan vroeger, doch
heeft ook geheel andere gevolgen. Aan de
nieuwe wijze van uitbuiting zitten volgens
Spr. gevolgen vast, die een omverwerping
van het huidig maatschappelijk stelsel
noodzakelijk maken.
Het overschot van den arbeid, wordt in
den nieuwen tijd aangewend tot nieuwe
kapitaalvorming, dit wordt weder voor de
productie aangewend en dientengevolge
verkrijgt men opeenhooping van kapitaal,
toename, zooals het heet, van nationaal
vermogen, want inderdaad bete eken t, dat
slechts van een klein deel der bevolking
het vermogen toeneemt. Do maatschappij
wordt dus bij voortduring rijker, zonder
dat de arbeiders (dat zijn de menschen,
die produoeeren, productieven arbeid ver
richten) er iets, althans een evenredig
deed van ontvangen. Hierdoor ontstaat
relatievo (betrekkelijke) verarming.
Dit wordt door de verarmende klasse
in den nieuwen tijd veel sterker gevoeld
dan in den faedalon tijd, toen do verhou
ding tusschen kapitalist en proletariër eon
geheel andere was. De tegenstelling hoewel
thans niet zoo groot, treedt veed scherper
in het licht. Daaruit vloeit voort vermeer
dering van gevoelde behoefte. En armoede
"is, zooals Spr. deed uitkomen, het besef
van gemis aan een gevoelde behoefte.
Wanneer men den arbeider er op wijst,
dat hij het thans voel beter heeft dan do
arbeider van voor honderd jaar, dan betee-
kent deze vergelijking voor hem niets. Rij
vergelijkt zich met do andore maatschap
pelijke klassen van het heden en vorit
daardoor de betrekkelijke armoede sterk,
die, als gevolg daarvan als revolutionnairc
factor optreedt.
Naast de relatieve armoede mag ook nog
genoemd worden de directe armoede als
factor. Houdt dc loonsverhooging gelijkon
tred met de stijgende behoefte, stijging van
huur en van do prijzen dor levensmidde
len? Is de werkeloosheid niet grooter dan
vroeger, is de werkman door grootere in
tensiteit van don arbeid niet spoediger ver
sleten? Ook deze vragen komen volgens
Spr. wel degelijk ter sprake.
Hij trachtte daarom aan te tooncn, dat
loonstatistdeken zonder deze oorrecties wei
nig beteekenen. Ook de statistieken om
trent spaarbankcijfers werden door Spr.
geeritiseerd. Hoeveel is daar van do hooge
sommen, die worden genoomd, bij van wer
kelijke arbeiders? Vooral de kleine burgerij
en zelfs de kinderen dor kapitalisten spa
ren. JIct sparen van do arbeiders noemde
spreker dan ook eigenlijk een bewijs van
armoede, het wordt toch geboren uit vrees
voor de toekomst, daar de arbeider waar
lijk niet spaart van zijn overvloed.
Zoo concludeerde Spr. ten slotte, dat on
de relatieve èn dc directe armoede, ont
staan door het steeds toenemend kapita
lisme, een factor is voor de revolutie.
Komende tot het tweede punt van zijn
betoog, nl. de verciendungsthcorie, de
leer, dat de arbeiders steeds ellendiger zul
len worden en daardoor een revolutie zul
len veroorzaken, zei do Spr., dat hij de
waarheid dezer leer niet hchoefdc aan te
toonen, omdat zij voor dc sociaal-democra
tie niet bestaat. Zij vormt den ondergrond
van sommige burgerlijke thcoriën, zooals
bijv. cle leer van Malthus.
Spr. wilde niet ontkennen, dat enkele
socialistische groepen deze theorie zouden
hebben aangehangen, maar in hot sociaal
democratisch stelsel past zij niet.
Uit citaten van Marx trachtte Spr. te
bewijzen, dat ook deze geen aanhanger van
de voortdurende verarmingsleer is geweest,
maar veel meer heeft vertrouwd op de ge
schooldheid der organisatio der arbeiders,
die natuurlijk geen vcrellendiging insluit,
wel het tegendeel
Nadat de heer Van der Goes had uit
gesproken, traden de heeren Van Bolhuis
en Elion uitvoerig mot hern in debat. De
heer Van Bolhuis poogde voornamelijk aan
te toonen, dat Marx wel een aanhanger
van verelendungstheorie, is geweest en be
klaagde er zich over, dat de sociaal-demo
craten voor zich alleen het recht aanmati
gen een goed. inzicht in het maatschappe
lijk stelsel te hebben, en zelfs een man als
prof. Treub een domme bourgeois noe
men.
Ook de heer Elion legde den spreker een
aantal vragen voor, waar hij meende, dat
deze met zichzelf in strijd was gekomen.
De debaters werden in den b ree do door
den heer Van der Goes beantwoord, die
daarbij groote meesterschap in het debat
toonde, zoodat hij de vergadering wist te
onderhouden, al werd het. ook zeer laat.
De dorde lezing zal plaats hebben op
Woensdag 17 Februari a. s.
XUl.
Dc oorlog uitgebroken I Dat was hot
nieuwtje, dat Maandag van mond tot
mond ging, hier, en Riders zeker niet min-
dor. Wat zenuwachtig meestal, want al is
het terrein van de vijandelijkheden ver af
en al kan dc belangstelling in een strijd
tusschen Rusland en Japan niet van dien
aard zijn als in don hcidhaftigen kamp van
onze stamgenooten in Zuid-Afrika, men ge
voelt toch alles wat het zeggen wil: de oor
log is uitgebroken. En zoo als men bij het
opkomen van een onweer als de eerste don
derslag door de lucht ratelt niet anders
kan doen dan naar de donkore wolken te
kijken en over het weer to praten, zoo gaat
het ook met don oorlog. Begeerigor dan an
dera grijpen we naar de couranten, die nu
zelfs Maandagsochtends zullen uitkomen,
men verdringt rich voor de ramen van si
garenwinkels als er een nieuw bulletin
voorgehangen wordt.
Is hert. dan zoo vreemd, dat ik er mijn
Lcidschen briof heden mede begin 1
Nu wordt hij wel niet gevoerd in onze
nabijheid, zelfs niet op Europeesch gebied;
die daar tegen elkander strijdon zijn niet
onze stamverwanten, voor onze Russische
natuurgenooten kunnen wij niet gevoelen
zooals wij dit zouden doen voor Duitschers,
Franschen of Zwitsors en voor do Japan
ners, menschen van een ander ras wellicht
nog minder.
Doch wie daar strijden en hun leven ver
liezen verminkt worden en vrouwen en
kinderen hulpeloos achterlaten, zijn tooh
menschen van gelijke bewoging als wij.
Wij beramen honderden maatregelen
voor veiligheid, gezondheid on wel
vaart voor den medemensch, de we
tenschap doet haar best om zieken
en zwakken weer gezond to maken
on daar komt de oorlog, die in één veld
slag tienduizend dier menschen vernielen
kan, die thuis de voorwerpen waren van
nauwlettende zorg. En dit denkbeeld is iets
verschrikkelijks, dat mankt dat wij spre
kende of denkende over oorlog, zuchten:
„gruwelijk, onheilig, onmenschelijk". Daar
is gevraagd of de twintigste eeuw niet tc
hoog staat dan dat er nog oorlog zou kun
nen worden gevoerd. Dc worstelstrijd in
Zuid-Afrika, de thans ontbrandde krijg in
het Oosten hebben het ontmoedigend ant
woord daarop gegeven. Dc koningen en het
volk schijnen nog niet hoog genoeg te
staan in beschaving, nog niet genoeg hu
maniteit en menschen min te bezitten om
don oorlog niet te willen.
Zullen we nooit zoover komen Zal altijd
oorlog blijven heeten eennoodzako-
1 ij k kwaad?
En de wereld heeft recht op vrede. Vre
de is een behoefte in onze vindingrijke
eeuw. In vroegere eeuwen toon het mensch-
dom 'nog niet zoo hoog stond, niet zich ge
heel en al kon wijden aan werken dos vre-
dos, aam kunst, wetenschap en industrie,
toen do oorlogen bovondien niet zoo moor
dend waren, och, toen was het misschion
voor vorsten en edellieden een behoefte om
krijg te voeren. Thans niet meer. Hoe kun
nen we rustig neerzitten in de zalen dor
wetenschap om vraagstukken op te lossen
om ontdekkingen te doen, hoe zal onze in
dustrie bloeien, hoe de kunst beoefond wor
den als het gekletter der wapenen wordt
gehoord en het kanongebulder zelfs in de
verste hoeken dc gemoederen verontrust.
Wij hebben recht op vrede en de volkeren
willen vrede. Wie zoudt gij ontmoeten
sprekende er over, dat daar weder twee
volken gewapend tegenover elkander staan,
ddo zou durven zeggen „het is maar goed,
dat die menschen elkander aanvallen en
vejpnoorden En zoo dc enkele menseh,
dien go toevallig ontmoet en er over
spreekt, denkt zoo i s de mcening van allo
weldenkendo mannen en vrouwen. Doch
het schijnt, dat het volk als eon verzame
ling van individuen uit hetzelfde land or
nog anders over ooi-deelt. Hot volk do na
tie schijnt zijn vorsten en ministers als één
geheel gedacht tot dezo zoo natuurlijke
ovortuiging niet kan opklimmen.
Als natio aanvaarden wij een oorlog; als
iets onze nationale eer of bestaan bedreigt,
dan willon wij andere menschen, dio wij
niet eens kennen veel minder in vijand
schap mee geleefd hebben, aanvallen, doo-
den, vernietigen
Dat moot anders worden. Niet als al
leenstaand wezen moeten wij den oorlog
verfoeien niet persoonlijk den vrede lief
hebben, maar ook als geheel van menschc-
lijke wezens klein on groot, arm en rijk an-
ti-oorlogsgczind zijn.
Ik zou wenschen één grooten Vredebond.
Ik weet wel er zijn al Vereen igingen en
Bonden genoeg, maar deze ééne zou ik or
bij wenschen, opdat straks do publieke opi
nio in alle landen zich zoudo vorzotten to
gen het barbaarscho oorlogsbedrijf.
Voor zoo'n vrede bond, die keizers en ko
ningen met groote en kleine onderdanen
moet omvatten behoef ik zeker geen aanbe
veling te schrijven, do strijd nu uitgebar
sten en straks achtervolgd door eon zoo van
jammer en ellende, die strijd zeg ik is er dc
krachtigste aanbeveling voor.
Aks ooit onder golukkige omstandighe
den een vergadering belegd werd als dc
vergadering van de vereeniging „Vrede
door Recht" a. a Maandagavond in het
Nutsgebouw to houden, dan weet ik liet
niet.
Mij dnnkt daar zullen velen samenko
men, mannen en vrouwen en als een pro
test tegen den jongston oorlog zich aanslui
ten.
Als ik een dichter was ik zou een lied
zingen op den vrede.
Vrede, ons beloofd door priesters cn
profeten, waarvan getuigd hebben mannon,
die uitmuntten door wijsheid of schitter
den door liefde, daal «neder op deze aarde
tot aan den voet van den troon des vor
sten en de kabinetten van staatsboden, in
de woningen dor burgers en vereenig alle
volken tot een groot verbond, dat voeren
zal tot do onbaatzuchtigsto politiek.
Geen oorlog dus, maar vrede, dat moet
aller doel zijn.
Doch velen van mijn Iozors even eenvou
dig &ls schrijver dezes zullen wellicht zeg
gen: wat kunnen wij doen tot bevordering
van don vrede.
Maar er is nog een andore krijg dan die
wordt uitgestreden met bloedige wapens op
het oorlogsveld.
Daar is een oorlog in onze maatschappij,
dio we concurrentie noemen. Menschen in
hetzelfde bedrijf, mannon van hetzelfde
vak bestrijden elkander niet zelden ep on
nobel o wijze, do een bewerkende des anders
ondergang.
Ook daartegen gaan stemmen op en men
hééft Loeren inzien, dat één bond van allen,
die dezelfde belangen hebben vrede kun
brengen niet alleen, maar ook welvaart,
ook geluk aan ieder afzonderlijk.
In do plaats \an ccn vinnigon concurren
tiestrijd, moest er kamcroadsohap wezen
tusschen menschen van qonzelfdo tak van
bestaan.
Daar hcersoht groot verschil over niee-
ningon en opvattingen omtrent do maat
schappij, dc staatkunde, den godsdienst cn
daarover wordt tusschen burgera van het
zelfde land en dezelfde stad soni6 een ver
bitterde strijd gevoerd, die ook zijn slacht
offers oiecht en verwoestingen aanrioht.
Ook dat kon anders, als wij ons voelden
deelen van een goheol, zonen van een na
tie en elkanders overtuiging konden eer
biedigen.
Et is in stad en dorp, in families en
in gezinnon, tusschen broeder» van het
zelfde huis sorus zooveel sohcel cn twist,
ook over nare, nietige dingen. Daardoor
wordt zooveel vreugd vergald on geluk ver
stoord, dat ook hier do verzuchting mocht
worden geslaakt, och, dart> zij elkander leer
den verstaan, begrijpen en vergeven.
Wart. zouden wij blijde zijn, als eon vol
gende bulletin hot bericht bracht, dat de
oorlog ware opgehouden en de vredo ge-'
teekend.
Wij weten dat wij, zoolang één groote
wereldvrede-bond nog niet bestaat, daartoe
niet kunnen medewerken.
Doch waaraan wij wel medewerken kun
nen, dat is do vrede en de eensgezindheid
in ons land, onze stad, onze omgeving, ons
gezin.
Daartoe wek ik in dezen briof mijn le
zers op
Toen ik mijn vrouw ouder gewoonte
voorlas, wat ik geschreven had, zei zo'
„maar dat is een preek 1"
Welnu, dacht ik, laat het een preek zijn,
als do menschen er naar willen handelen,
kan ccn preek ook zijn nut doen, al stnad
hij ook in de krant.
En zoo geef ik dezen brief als een Ice*
ken-preok.
Nieuwe concurrentie mei Vlissingen.
Het „Hbld." schrijft het volgende:
Reeds goruiracn tijd onderhandelen de be
trokken spoorweg- en scheep vaar t maat-
schappijen over wijziging der vrachtprij
zen voor reizigers tusschen Engeland en
Duitschland, zoowel over Hoek van Hol
land als over Vlissingen. Daartoe heeft edi
tor do Great Eastern Railway do toestem
ming van hot Engelsche Parlement no ig.,
Door die Maatschappij zijn nu daarvoor
dc vcroisohte stappen gedaan, maar to ven 8
vraagt zij hot recht om, na voltooiing dor
zeehaven van Brugge, ccn dienst op Zee-
bruggo te mogen openen, dat voor haar veel
gunstiger ligt dan Antwerpen. Dezo laat
ste haven zal zij dau ook wol niet meer aan
doen.
Do South Eastern and Chatham Railway
verzet zich echter met alle kracht tegon do
door do Groat Eastern Railway govraagdo
machtiging voor dc opening van een dienst
op° Zeebruggc
Het is duidelijk, dat deze laatste Maat-
sohappij hierbij handelt in overeenstemming
mot den Belgisohcn Staat; anders toch zou
zij niet kunnen rekenen op goodo treinver
bindingen tusschon Zeebruggc cn Duitsch
land cn zou do nieuwe dienst waardeloos
zijn. Niet minder duidelijk is, dat de prijzen
over Ostende, welke lijn aan den Bclgisolion
Staat zelf toebehoort, eveneens zullen wor
den verlaagd, daar voor die lijn alleen do
hoogcro vrachten niet kunnen worden in
stand gehouden.
Het reizigersverkeer tusschen Engeland
en Zuid-Duitsohland, dflt nu nog grooten-
dcols over Vlissingen plaats heeft, zal dan
wel godeoltelijk naar Zeebruggc cn Ostendo
worden verplaatst, een nieuwe slag dus
voor do Maatschappij „Zeeland", on niet
minder voor de Ncdorlandsche spoorweg
maatschap p i jen
Reeds wegens hot groote belang van den
Nodoi'landschen Staat als eigenaar der incco-
to spoorlijnen en deolgeroohtigdo in haar
opbrengst heeft, behooren van rcgccrings-
wego ma-atrogolen te worden genomen om
hot reizigers vervoer over Vlissingen niet te
doen verloopen, maar integendeel zoo ino-1
gelijk uit te breiden. Behoort niet hot ge
vaar dat uit dc nieuwe concurrentie dreigt,
een spoorslag tc zijn voor tot het onverwijld
nemen van dergelijke maatregelen?
Niouwowotoring. Vrijdag 12 Februari 11.
herdacht do heer T. Roozendaal den dag,
waarop hJJ vóór 25 jaren werd benoemd tot
hoofd der O, L. school, alhier.
's Morgens kwamen den jubilaris in het
versierde schoolgebouw gelukwenschen do
heer burgemeester, verscheidene raadsleden, do
arrondl88omont8-schoolopzienor, do zooreorw.
heer pastoor en predikant, z(jn collega's In
de gemeente, enz.
Nevens verschillendo stoffelijke bewijzen
van erkontelUkhoid van anderon, word den
jubilaris van gemeentewege aangeboden een
kourlg notenhouton schrijfbureau. Do geheele
plaats was in vlaggontooi en elk kwam zoo
veel mogoiyk don geachten „Meestor", don
populairen man, gelukwenschen. Dat de heer
Roozendaal nog vele jaren in gezondheid zyno
krachten aan hot onderwijs zal mogen wijden,
zy hom van barto toegowenscht.
De "V'ervolgde.
25)
Zaterdagmorgen ontvingen wij ccn brief
van onzen vijand, waarvan de toon geheel
andere was dan wij gewend waren. Hij
luidde
„Saratoga, Vrijdag.
Sir Charles Vandrift 1
Hierbij zend ik u uw kistje met den onge-
oobonden inhoud terug. Zeker bent u over
mijn handelwijze zeer verwonderd cn ik zal
in weinige woorden opheldoring geven: Wij,
ik cn Heidebloempje zooals mijnheer
iWenbworth haar zeer geestig heeft gedoopt
begaven ons aan boord van do „Etru-
ria", met het voornemen u eens een bui
tengewoon fraaie poets to bakken. Het was
'oorspronkelijk niet ons plan u van het Ja-
panscho kistje to berooven, want ik be-
Bohouw een dergelijken eenvoudigen dief
stal als beneden mijn waardigheid. Wij wa
ren op don goeden weg, toen u mij mijn
haar uit hot hoofd trok. Tot mijn groote
verbazing zag ik, dat u werkelijk oprecht be
rouw over ietü kunt voelen. Ik had dat niet
van u verwacht. U verkeerde in de mcening,
'dat u mij had beleedigd en hebt u als een
gentleman gedragen. Dat heeft indruk op
nuj gemaakt u kunt mij gelooven of niet
ik heb besloten van mijn goed voorbe
reiden aanslag op uw geld en kist af te
oen.
Ik zou zeer goed uw voorstel om naar
Zuid-Afrika te gaan hebben kunnen aan
nemen, van waar ik mij dan met duizenden
uit de voeten zou hebben kunnen maken.
Maar dan zou ik het in mijgeetelde vertrou
wen hebben geschonden, en daarvoor ben
ik nog niet schelm genoeg. Ik besloot dus
u uw eigendom terug te geven, omdat ik uw
fatsoenlijke manier" van berouw-toonen op
prijs stelde. Daarmee wil ik echter niet zeg
gen, dat ik u over eenigen tijd niet een veer
zal uittrekken. Dat hangt geheel van uw
verder gedrag af. Ik nam het kistje mee,
om u te bewijzen, dat ik inderdaad meen,
wat ik u hierboven, zeide, anders zoudt u
er op hebben kunnen bluffen, dat u mij dit
maal te slim waart geweest.
Cuthbert Clay."
Het eerste, wat Charles na ontvangst van
dezen brief deed, was naar beneden vliegen
en naar zijn kistje vragen, dat inderdaad
zooeven was aangekomen. Hij stormde daar
mede weer de kamer binnen, opende het on
telde don inhoud. Toen hij zich overtuigd
had, dat er niets was uitgenomen, viel hij
op een stoel neer en stamelde:
„Deze brief is zeer beleedigond."
Ik voor mij vond, dat Clay wel gelijk had
Charles voelde vooral don steek over het
„geschonden vertrouwen." Hij dacht zeker
aan den verkoop der Golconda's.
VII.
„Seymour," zeide mijn zwager, toen wij
den volgenden morgen Lake George verlie
ten, om ons naar Saratoga to begeven
„Seymour, als je heb goed vindt, ben ik
niet meer Peter Porter. Ik heb genoeg van
het inoognito en nu wij weten, dat majoor
Clay zioh ook in Amerika bevindt, heeft het
toch geen nut meer."
Wij reisden nu vier maanden lang door
de Verecnigde Staten van Noord-Amorika,
gingen van Macon natar Californië, van
Oregon naar Florida, om „de kerken tc be
zichtigen", zooals Charles zeide; met andere
woorden: we deden zaken.
Wij hoorden of zagen gelukkig niete van
majoor Clay cn haalden ruimer adem. De
koele maand October was in het land, toen
we eindelijk weer in New-York arriveer
den, om van daar naar ons dierbaar Enge
land terug tc keeren. Dank zij de terug
houdendheid van majoor Clay, genoot Char
les een bloeiende gezondheid. Ook zijn hu
meur was veel beter geworden; hij was op
gewekt en levenslustig en nam voor zoo
goed als zeker aan, dat zijn kwelduivel aan
de gelo koorts was bezweken, die toen ter
tijd zeer heftig in New-Orlcans woedde.
Toch nam hij uit voorzichtigheid de uit-
noodiging van een oud vriend om bij hem
te komen logeeren aan, en besloot een paar
dagen te vertoeven in het prachtigo pa
leis van zijn broeder en millionnair, sena
tor Wrongold,
„Hier ben ik ten minste veilig," zeide hij
tot mij„Wrongold zal mij niet bedrie
gen."
Wij brachten een zeer aangename week
door. Op den avond van onze aankomst gaf
Wrongold ter eero van ons een klein heo-
rendinor. Wij waren, met ons mee, met ons
zevenen, juist een. geschikt aantal om een
kaartje te leggen. Onder die gasten bevond
zich een dichter, mr. Algernon Coleyard.
Wrengold was nl., sinds hij fortuin had ge
maakt, een beschermer van de kunst gewor
den, iets, wat in New-York zeer in de mode
was, en Algernon Coleyard behoorde toen
tot de meest gevierde dichters van London.
„Go kent hom natuurlijk," zcido Wren
gold, toen Charle6 cn ik het salon binnen
traden.
„Neon," antwoordde Charles; „tot nu toe
heb ik nog niet het genoegen gehad. Wij be
wegen ons in zulke geheel van elkander ver
schillende kringen."
Een schaduw vloog over hot gelaat van
onzen gastheer. Hij scheen Charles verkeerd
begrepen te hobbon. Twee minuten over het
bopaaldo uur verscheen de boroomdheid,
wiens portret wij reeds talloozo malen in
tijdschriften hadden gozicn. Zijn voorkomen,
zijn schittorcndo oogen, zijn fijn besneden
mond, don genialen glimlaoh, de witte tan
don en den grijzen knovol kon men niet ver
geten, wanneer men ze eens gezien bod.
De meeste gasten haddon Coleyard reeds
des namiddags leeren kennen bij gelegenheid
van de feestelijke ontvang!t in de Lotus
club. Charles en ik waren do eenigen, die
nog aan hem moeeten worden voorgesteld.
De leeuw van don dag was keurig gekleed
in zwarten rok on witte das. In zijn knoops
gat droeg hij een blauw bloemetje, dat ik
voor het eerst zag, en toen hij een stijve
buiging voor Charlee maakte, ontdokto ik
in zijn overhemd een grooten schitterenden
diamant. Do dichtkunst scheen dus ook nog
al wat af te werpen. Hij vertelde dan ook,
dat hij „voor zaken" naar New-York was
gekomen,
„Do schurken hebben mij maar achthon
derd pond voor mijn laatste werk betaald,"
zeide hij; „dat is toch wol wat al te dwaas,
want een dichter van den tegenwoordigen
tijd kan slechts dan zingen, wanneer hij
goed betaald wordt."
Het diner was uitstekend, do wijn nog be
ter ,on woldra verkeerden wij allen in recht
genoeglijko stemming. Coleyard amuseerde
ons mot een paar grappige verbalen uit zijn
kunstenaareleven. Ook Charles droeg, ond« r
dun invloed van den goeden champagne, het
zijno bij tot do algemcenc vroolijkhoid, door
op zijn humoristische manier alle poetsen to
vertellen, welke horn door majoor Clay ge
speeld waren. Ik wil niet beweren, dat hij
alle details beschreef zooals ik hier; hij ver
zweeg steeds die, welke hem in een belache
lijk daglicht zoudon gesteld hebben; maar
zijn eigen slimhoid in het smeden van plan
nen om den schurk te vangen, deed hij sterk
uitkomen.
Do dichter luisterde met aandacht en
lachte hartelijkhij scheen zich kostelijk te
amuse o ren.
„U hebt den man goed beoordeeld, sir
Charles 1" riep hij. „Ik bewonder dat echt
Engelscho tuk-zijn op avonturen, dien moed,
die geslepenheid van majoor Clay l Dat
moot een genie zijn Als u het goed vindt,
maak ik eenigo aanteekeningen, ik ben van
plan een roman er over tc schrijven."
,,Ik geloof niet, dat ik geschikt hen om
als romanheld op tc treden," zeide Charles.
„Ik meende niet u, maar majoor Olay",
antwoordde do dichter koel.
„Nu, ja, zoo zijn dio dichters allemaal,''
zeido Charles zich opwindend. „Zij voelen
sympathie voor de boeven l"
„In ieder geval is dat meer prijzenswaard
dan heb sympathiseeren mot beursmannen",
antwoordde de dichter uit de hoogte.
De gasten glimlachten, een pijnlijk stil
zwijgen volgde, en Wrengold trachtte het
gesprok op iets anders te brengen. Maar
Charles wilde dien wenk niet verstaan.
(Wordt vervolgd.)