ALLERLEI. Raadsel. RECEPT. ten letters. Haar grootste beteekenis ligt in bet feit, dat zij bet orgaan der Regee- ring is, daar zij officieele mededeelingen bevat omtrent de plechtigheden, de recht spraak, de Regeering en het gansche doen en laten van het Hemelsche Rijk. In den boemeltrein. Een echtpaar, niet jong meer, reisde eens 'met een boemeltrein. Zij zat in den eener^ ,hig in den anderen hoek van de ooupó. Het Itraject was lang, het landschap eentonig. 'Zij keek ieder oogenblik op haar horloge, |hij doorbladerde uit verveling een reisgids, j „Och, wat gaat die trein langzaam; hij J kruipt bijna", begon zij. i „Vrouwtje," zei hij, echelmsoh lachend, !„de snelheid van den trein hangt geheel al leen van mij af." „Hoe kan je dat nu zeggen van jou af belachelijk!" „Je twijfelt er aan? Nu goed, overtuig je jda-n." I En hij zette zich naast haar, sloeg zijn arm loan haar middel en begon op fluisterenden, (maar harfcstooh tel ijken, geestdriftigen toon Jfce verhelen van hun liefdesjeugd, hun aller- gelukkigsten tijd. Hij sprak van zijn ideaal, jdat hij in haar en in haar alleen had gevoav iden; van den tijd, toen hem de liefde zinne- floos van vreugde maakte; van den hcerlij- Iken tijd, dien zij als verloofden genoten, ;arm in arm gestrengeld, wandelend op I mooie zomeravonden langs eenzame bosch- jpaden, toen hij haar diep in de blauwe kdj- [kera had gestaard en zij elkander kusten Toen hij zoo sprak van hun jong geluk, (sloot ze de oogen en droomde, leefde hun 'eersten liefdestijd. Zij weende van vreugde [en waande zich weder jong. t Hij drukte haar aan zijn borst en zij kus ten elkaar, als vroeger. En blij-laabeud zei ze: „O, ik hou nog zoo 'dol van je, en jij?" Een gillend fluiten, de trein stopte. „Koon wijfje, uitstappen." „Wat jammer hè, wat gaat die trein toch gauw." Be blinde orgeldraaier, Be volgende hartroerende geschiedenis ivan een blinden orgelman wondt uit Londen gemeld. Terwijl hij in een der voorsteden van de (groote EngeOsbhe hoofdstad voor een hotel Ijuist een lied ten einde speelde, brak pk*fc- jsoling met een snorrend geluid het mecha- iniek. Do hotel-, tevens koffiehuishouder, [kwam naar buiten snellen om te zien wat jerr aan de hand was, en vóór nog de laatste- ikrijsohende toon was weggestorven, hadden Izich 17 mannen, 8 vrouwen en 44 kinderen jom den blinde verzameld. Twee mannen dc- jden zich op, om het orgel weer in orde te [maken. De blinde draaide nog altijd kramp- jachtig den slinger in het rond, terwijl het [kleine meisje, dat hem begeleidde, trachtte .hom te doen ophouden, daar zijn werk nu (toch nutteloos was. D© beide mannen begon- jnen daarop het orgel te onderzoeken, ter wijl de menigte gestadig aanwies. Het gerucht verspreidde zich, dat een dronken man het instrument had vernield, dat alleen in het onderhoud van den blinde jen zijn veertien kinderen voorzag. De vrou- ;wen sloegen de oogen ten hemel en zeiden: ,',,Welk 'n gemeenheid I" Eindelijk verklaar den de bedde deskundigen, wier bemoeiin- gen door de menigte nauwkeurig gadege slagen waren, dat het instrument niet ver- der te gebruiken wasde ijzeren bout, die |de motalen muziekbladen met den slinger 'verbond, was verloren gegaan, en waar- schijn lijk onder in de kast gevallen; eerst zou dus, zeiden zij, een andere bout moeten bezorgd worden. Toen deed plotseling een krachtig ge bouwd man het voorstel een inzameling te houdenin een paar woorden schilderde hij de ellende der veertien kinderen, die i thuis van honger sterven moesten. Hij ver- loor daarbij ©venwel geen tijd, daar de me- 1 niigte aanstalten maakte in zijstraatjes zich te verspreiden of in de herbergen in de burnt te verdwijnen.. De inzamelaar volgde hen daarheen en de waard, die naar buiten was geloop en, offerde zelf een shil ling, „daar vóór zijn deur het ongeluk ge beurd was." Het resultaat, was, dat de krachtige man den orgeldraaier zeven shilling kon ter hand stellen en deze veegde zich van aan doening en dankbaarheid de blinde oogen af zeide 17-maal „God vergelde het ulieden 1" en trok dan verder. Drie minuten later kwam een cynisch mensch en vroeg aan de paar nieuwsgieri gen, die nog over het geval spraken: „Is hier een inzameling gehouden voor een or gelman Iemand knikte ja. „Dat is vandaag al de vierde maal; hij neemt de schroef er uit, steekt die in zijn zak en de andere neemt z-ijn hoed af en houdt collecte. Een martelaar. >,'t Is toch zonderling, dat ik nooit iets kan vinden en dat alles zoek raakt hier in huis 1" riep de heer Starkop onlangs. „Dat komt alleen door je slordige, ongeregelde manier van huishouden, vrouw! Als ik even dets laat liggen, dan is het weg, voorgoed V' „Maar, beste man..." „Geef mij geen lieve naampjes. Als je werkelijk van mij hieldt, zou je je best doen om het mij aangenaam te, maken door beter op jo huishouden te letten, zoodat ik de dingen, die ik noodig heb, kan vinden Help me dan toch zoeken naar dien hoed 1" „Maar Hendrik..." „Sta mij niet zoo onnoozel aan te staren, maar help mij zoeken 1 Ik moest al een halfuur geleden op mijn kantoor zijn ge weest! Nu zal ik mijn strooien hoed moeten opzetten, en het regent, dat het giet! Ik moet voor gek loopen, alleen omdat, als ik iets neerleg in mijn huis, geen macht ter we reld kan maken, dat het er blijft." „Hendrik..." „Ik zal een ongeluk begaan, als ik dien hoed niet vindWaarom kijk je er niet naar? Laat de kinderen er naar zoeken, overal I Maar het helpt toch niet 1 Dien hoed zie ik nooit weerom 1 Zoo gaat het met alles hier in huis. Het maakt me zoo woedend, dat ik..." „Hendrik, wil je nu lang genoeg den1 mond houden, tot..." „Neen I Ik wil mijn mond niet houden. Ik heb lang genoeg geswegen over die ma nier van doen hier in huis. Maar nu wil ik mijn hart lucht geven 1 Als een man zijn hoed ergens neerlegt en die raakt dan weg..." „Hendrik, je hebt den bood op je hoofd I" „Wat? Heb ik hem op mijn hoofd? Wie heeft mij hem opgezet Dat is de een of an dere streek! Daar \n ik een eed op doen. Ik had den hoed niet op, toen ik er naar begon te zoeken; dat kan ik besweren op mijn sterfbed I" „Onzin 1" SCHAAKOPGAVE. Zwart. abed e fgh Wit. Wit zet in twee zetten mat. [Oplossing in het volgend Zondagsblad „Neen, 't is geen onzin! 't Is zoo waar, als ik hier vóór je sta, als een gesarde, af gematte, gemartelde man, die in zijn eigen huis wordt bespot en tot mikpunt gemaakt van allerlei flauwe, lage streken, alle da gen 1 Je zult er meer van hooien, als ik van middag thuis kom!" Daarop Mep hij heen en smeet de deur achter zich toe. „Wel, professor," zei de redacteur van een provinciaal blad, „wat is er dan in dat be richt onder ons stadsnieuws, waardoor gij u zoo gekrenkt gevoelt?" „Lees dan maar eens, mijnheer! Hier staat: „Aanstaanden Zondag zal prof. P. spre ken over den drank. Zijn redevoering zal zeker der moeite waard zijn om te hooren; want prof. P. is altijd geheel vervuld van datgene, waarover hij spreekt." Verstrooid. Professor (die zich altijd des Donderdags laat scheren, tot den bar bier) „Van Donderdag tot Donderdag is te lang; in dien tijd worden de stoppels te groot. Kom me dus voortaan eiken Dins dag scheren." TJit de school. Onderwijzer: „En wat be vat het zeewater nog meer dan jodium-chlo ride Jongen: „Haringen en sardientjes." Jamvmer. Vrouw des huizes: „Je para- pluie, dio je Zondag op je biertocht had la ten staan, is ook thuis gebracht." Man: „Dat's jammer... Ik wou ze van daag juist gaan zoeken." Zusje (bluffend): „Moeder zegt, dat ik nog afstam van Jacob a van Beieren 1" Broer'. „Nu, dan ik óók!" Zusje: „Kom, Karei, wees niet mal. Hoe kan dat nu Je bent immers een jongen 1" Ad-vertentiën. Een zeer groot e Brandkast wordt op maandel ijksche afbetaling van een GULDEN te koop gevraagd. Een beschaafd dienstmeisje zoekt een zelfde soort MEVROUW. Oplossing van het Raadsel in het vorig Zondagsblad; Karton. 'k Ben niet in bezit van twee beenen. Ik heb er maar één, zonder teenen. Ik heb wel een hoofd, maar geen haar, En één oog slechts. Is dat niet raar» Wie ben ik? Zeg het mij maarl [Oplossing in het volgend Zondagsblad]. 8 Tulband* 400 gr. bloem. 200 gr. krenten. 7 150 gr. rozijnen. 50 gr. sukade. 50 gr. gist. 90 gr. boter. 5 gr. 6 zout. 3 eieren. 2$ d.L. melk. Bereiding: Roer de eieren met het zout v^jf minutenvoeg daarbij de bloem 6 en langzaam de melk; besla dit alles flink; voeg er by de gewasschen krenten 4 en rozijnen, de in stukken gesneden sukade, de boter en de giet met suiker tot een vloeistof geroerd. Klop alles 3 nog eens flink dooreen en laat het deeg op een niet te warme plaats der 2 kachel ongeveer een half uur rijzen. WrtJf een tulbandsvorm in met boter, bestrooi hem met paneermeel, plaats 1 daarin het gerezen deeg en bak den talband bij matige hitte in den oven. msmm* s smmm CORRESPONDENTIE. - Braml De volgende week*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 16