Wekeiyksehe Kalender. GEO^TBN. Stofgoud. Raadgeving. Een afkeurend gemompel klinkt langs de zitplaatsen. De hevigste tegenstander van Jan Mauriel, zijn aanklager, riep met lui de stem: „Hij houdt zich schuil. Zijn vlucht is een bekentenis." „Ja! Ja!" herhaalden in koor eenige stemmen. Het gemompel werd luider en zwol als een golf. Verschillende partijen maakten koor. Het publiek, wiens belangstelling opgewekt was door het begin van de zitting, dat angstig verlangde ook het vervolg van den strijd bij te wonen, voelde zich teleurgesteld in zijn verwachting en begon mede te uoen. Men riep I „Weg met Jan Mauriel t Weg met den omgekochte!" De voorzitter bracht de bel in beweging. Het rumoer hield op. „Is de achtbare afgevaardigde van In- dre-et-Maine weggegaan?" vroeg hij. Toen hoorde men van boven komen een scherpe stem, die met een landelijken tong val antwoordde: „Neen, hij zal aanstonds komen. Hij is bezig zijn flanel aan te doen." Een uitbundig gelach weerklonk 'door de Kamer. Men dacht met een grap te doen :te hebben. Alle hoofden draaiden zich om, en men bemerkte op de tribune, voor het publiek j bestemd, een oude, kleine boerin met een witte muts met breede banden op en met een zwarten schoudermantel. De uitdruk king van haar gelaat teekende een kommer- looze onthutsing. Terstond bedaarde het lachen. Men werd nieuwsgierig... Wat zou dat wel beduiden? Zoo half begrijpend, dat het om haar jongen te doen was, en hem tegenover al- den willende verdedigen, stamelde de oude verlegen: „Hij komt zoo net uit -een ziekte... Hij zwom als het ware in zijn zweet... Daarom wilde ik, 'dat hij zich goed aankleedde." En zij voegde er bij: „Ik ben zijn moeder." Zijn moeder I Die boerin met die muts op I Die was dan die geslepen, kruipende kasteel-dame, die andere madame Réca- mier, die een partij gevormd had, zoo ge vaarlijk voor den. Staat 1 In tegenwoordigheiu van die ongema nierde verschijning, zoo treffend om haar Iongekunstelde teerhartigheid, begon men zoo iets te raden. Men herinnerde zich de woorden van don afgevaardigde, zijn hoest bui. Het voorval werd begrepen. Opeens kwam voor den geest een vluchtige voor stelling van een huiselijke, eenvoudige woonkamer, van den zieken zoon, van de moeder, die van het land gekomen was om hem op te passen... En die menigte van Parijzen aars, die lacht en weeent met een zelfde luchthartigheid, die menigte voelde zich getroffen. Het leven van Jan Mauriel toonde zich daar voor het gansche publiek Omgekocht Hij? Nu nog mooierI Te gek om aan te denken I De beschuldigingen vielen, de een na de ander. Een afgevaardigde was de tolk van aller gevoelen, als hij riep: „Bravo, moedertje 1" Op hetzelfde oogenblik komt Mauriel in ,Üe zaal en bestijgt het spreekgestoelte. Maar tot zijn groote verwondering, nog vóór dat hij zijn mond geopend had, brak er een donderende toejuiching los over de Ban ken der Kamer. Van aEe zijden riep men: „Leve Mau riel 1" Van verwondering geen woord kunnende Spreken, heft hij zijn hoofd op en bemerkt 'daar heel in de hoogte de goede vrouw, die hem wenkte gerust te zijn. Toen be greep hij allee; en zonder valsche schaamte, in tegenwoordigheid van allen, maakte hij voor haar met ongekunsteld gebaar een kus hand. Zondag. Vriendelijke woorden brengen vriendelijke daden voort, niet alleen van de zijde der genen. tot wie ze gericht zijn, maar ook bij bean, die ze spreekt. Maandag. Zoodra men den arbeid lief krijgt, wordt het leven gelukkig. Dinsdag. Niet altijd zijn de oogen de klare spie gel der ziel: bij velen zijn het twee donkere gaten, zwart als inkt, waarin het onmoge lijk is te lezen. Woensdag. Vriendelijkheid en beleefdheid jegens min deren zijn als de olie, waarmede de sloten gesmeerd worden en doe hun gang gemak kelijk maakt. Donderdag. Waarlijk, de maat van iemands vermogen wordt niet bepaald door de schatting van hetgeen hij beeit. Niet begeerig zijn i6 ver mogend zijn; en tevreden zijn met zijn deel is de grootste en zekerste rijkdom. Vrijdag. Die goed wil zaaien, moet zioh niet haas ten. 9 Zaterdag. Het is niet goed voor het karakter, als de levensweg zoo zorgvuldig wondt gebaand. Het is opmerkelijk, misschien is het ook inbeelding, dat 'de wijze van groeten, in verschillende landen gebruikelijk, somtijds weergeeft de eigenaardigheden van het ras en volkskarakter. De Spanjaard en de Italiaan zeggen: „Hoe ben je?" Dat wijst op het verlangen, den algemeenen toestand van den toege- sprokene te leeren kennen. De Fransch- man, correct in zijn houding, vraagt: „Hoe gedraagt ge u zelf?" De Duitscher, zeer gesteld op lekker eten, groet u met „smakelijk eten I" terwijl de Engelechman, de man van handelen, zegt: „Hoe doe je?" Nog meer eigenaardig is dezelfde uitdruk king bij oenige Oostereche volken. De be woner van zuidelijk China bijvoorbeeld vraagt deelnemend: „Hebt ge uw rij6fc ge geten V' en in Kaïro vraagt men belang stellend: „Hoe hebt gij gezweet?" Het Engelsche „Hoe doe je?" is een letterlijke vertaling van de middeleeuw- sc5o Fransche wijze van groeten: „Hoe maakt ge het?" en schijnt algemeen in ge bruik te zijn genomen tegen het einde der 17de eeuw, terwijl het bij ons, Nederlan ders, nog steeds wordt gebezigd. Vreemd genoeg valt het aanvaarden van dat gebruik juist te zaanen met het uit sterven der oude manier om dames te be groeten, die toen uitdrukkelijk gevolgd werd, en die volgens onze nieuwe be grippen als buitengewoon familiaar en in tiem wordt beschouwd, namelijk bet kus sen. Engelschen zijn vaak geneigd met een soort voorname houding neer te zien op die wat al te hartelijke manier van be groeten, vooral bij mannen, zooals dat op het vaste land soms de gewoonte is; maar eenigo eeuwen geleden werd in Engeland het meest gekust. Als toen een man een vrouw begroette, voor de eerste of hon derdste maal, dan kuste hij haar. Dichters uit dien tijd hebben er in hun werken melding van gemaakt. Later schreef Erasmus in een van zijn schilderachtige brieven van Engeland, met veel waardeering over dat gebruik Het hield stand gedurende de 17de en tot hei; begin der 18de eeuw, maar soms werd er tegen geprotesteerd. Bunyan veroordeelde het streng in zijn geestelijke geschriften, en andere vrome schrijvers volgden zijn: voorbeeld. Gelijk andere gewoonten, stierf zij lang zamerhand uit, eerst onder de voornamen in de stad, zoo als toen do gezelschap^ menschen werden genoemd, en later oodcr j het volk op het platteland. Zij werd ge-' volgd door buigingen en strijkages, metj groote waardigheid of diepe nederigheid,; maar ook 'deze werden op haar beurt steed*;' minder ceremonieel, totdat de wisseling; der tijden de gemeenzame gewoonte terug-: bracht in het toevallige, voor de vuist weg: „Hoe doe je?" Wat in negen van de tien; gevallen geen belangstelling beteekent in; den welstand van hem, tot wien het wordt) gezegd, maar eenvoudig een zinledige vorm van groeten ia Het nog minder be teek enen d „goede morgen" is van later tijd dan: „Hoo doe je?" Voor vele haasti ge sprekers is dit nog te lang en zij weten het in de uitspraak aanmerkelijk te bekor ten. Nog enkele andere begroetingen, zooals „Hoe zijt gij?" on „Hoe gaat het?" zijn ook in gebruik. Het laatste zegt men in Holland en ook in Frankrijk in het alge meen, maar dergelijke gemeenzame gezeg den zijn steeds aan verandering onderhevig en zoo zal ook het oude „Hoe doe je?" eens al te vulgair worden beschouwd en vervan gen 'door een anderen vorm van begroe ting, die meer gepast zal lijken aan hen, die zichzebven in de taal eerbiedigen. De meeste menschem weten niet hoe schoon het er in kinderharten uitziet; evenmin we ten zo hoe teer een kinderhart is in zijn len te em hoo licht, het gedood kan worden door een killen adem. M. Leopo 1 d. Wij zullen het betere, het goddeb'jke in anderen kwalijk vinden, dan voor zoover wij ham het goddelijke in ons zelf vermogen te toornen. M aetetrldnek. Het ia bebar iemand in zijn geheele ver trouwen te doen doelen dam h/*m half onder richt te laten, wijl hij in het eerste geval (zoo hij geen schurk is) zwijgen zal en in het laatste uit onwetendheid of verkeerd begrip zondigen kan. V an Lennep. Schoonmaken van houtwerk. Schoonmaken van houtwerk, in te ere kleuren geschilderd (deuren, vensterban ken, enz.), alsmede geschilderde meubelen, geschiedt het best met een mengsel van sal miak en koud water in dc verhouding 1 20, of beter nog Men kookt ongeveer 500 gram tarwezeme len met 5 liter water onder toevoeging van 60 gram groene zeep. Dit filtreert men ko kend door een linnen dook, laat het koud worden, wasoht or het houtwerk mede af en wrijft het droog met een zeem leeren lap. Ook gepolitoerde meubelen kan men zoo schoonmaken. Men gebruikt daartoe een spons, die niet te nat moet zijn, en wrijft ze stevig af met een stuk zacht schoon zeem leer. öe oudste krant. De oudste krant in do wereld ie de „Pe king Gazette," waarvan de uitgave begon nen werd op het eind der negende eeuw, en die sinds 1351 geregeld is verschenen. Tegenwoordig wordt zij geredigeerd door zes leden van de Chineesche academie, ver schijnt dagelijks, en bestaat uit tien of twaalf pagina's van bruin papier, 7 bij 3 3/4 duim groot, in elkander gestoken in brochure-vorm en van gele omslagen voor zien. Zij wordt gedrukt met beweegbare hou-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 15