Wekeiyksohe Kalender.
v
Raadgeving.
Stofgoud.
RECEPT.
ALLERLEI.
De nood der vogels.
2 VRAJVC.
J——————
Zondag.
Die niet hooren wil, moet voelen
deze gedachte bevat de kern voor de nood-
aakelij klieid van levenswijsheid.
Maandag.
Wat de zziel aandoet heeft ook invloed op
het gestel; een opgeruimde geest verlicht
liiet alleen pijn, maar vermeerdert het weer
standsvermogen van het lichaam.
Dinsdag.
Tracht boven uw smarten te staan en ze
rijn reeds half genezen.
Woemdaf.
Eén geloof zonder liefde past den duive-
;len, maar een geloof met. liefde is het eigen
;da* Christenen,
V
Donderdag.
Als rde natuur niet spreekt, blijft de kunst
ook stom.
Tr^Jdag.
De dichter doet met de taai als de man
van geboorte met de omgangsvormen van
(bet dagelijksch leven; hij heeft niets bijzon
dera noodig om zich te doen herkennen.;
Zaterdag.
Wees zelf wat gij wilt, dat uw kind zijn
«al
Behandeling van nat pelswerk.
Nat geworden pelswerk mag men niet bij
het vuur drogen, 'daar hierdoor het leder
;hard wordt en de haren breken. Men strijkt
Ihet bont, als bet nat geworden is, met een
borstel glad en laat het dan zóó drogen.
Dein volgenden dag klopt men het voorzich
tig uit en kamt dan het haar eerst naar de
eene en vervolgens naar de andere zijde
°P-
Zonder God.
Zonder harnas of zwaard in den moor
denden strijd;
Zonder grond voor den voet in den stroom
van den tijd;
Zonder stuurman of loods op de onstui
mige reê;
Zonder star of kompas op de oneindige
zee;
Zoxfder brood bij des hongers scherp vlij
mende pijn
Zonder laafdrank in 't gloeiende zand
der woestijn;
Zonder licht op het rotspad L.j donkeren
nacht;
Zonder troost, als de komst van den
dood wordt verwacht;
Zonder hoop op een toekomst, een zaliger
lot...
Alzoo is de mensch, die daar leeft
zonder Godl
0. W. van der Pot.
Belangen en geen gevoelsneigingen vor-
men het richtsnoer der politiek.
Bismarck.
't Is een groote fout te meenen, dat
iemand, die prikkelbaar is voor wat ons
klein toeschijnt, daarom zwak wezen zou in
groote zaken. Vaak is juist die overgevoe
ligheid voor het kleine een blijk van kracht
tot het groote.
Maltatul L:
Voor zieken en herstellenden).
Peptonbouillon.
1 K. G. fijngehakt mager kalfsvleesch.
20 gram zoutzuur.
1 liter water.
Een weinig dubbelkoolzure soda.
Bereiding. Het fijngehakte vleesch
wordt met het water en hét zoutzuur ver
mengd au bain Marie, 1015 uren ver
warmd, bij een hitte van 62 gr. C.
Men kan deze massa inkoken, totdat
zij breiachtig is geworden, en daarna fil-
treeren; het vet verwijderen door filtreer-
pa,pier en er dan de dubbelkoolzure soda
bijvoegen om den ren smaak weg te ne
men. Om den smaak te verbeteren wordt
dikwijls cognac, wijn of suiker met rum
toegevoegd.
Artistiek. Houdt u van etsen, juf
frouw?" vroeg een heer, terwijl ldj een da
me „van buiten" voor het souper naar do
eetzaal geleidde.
„Anders wel", was het eenigszins gea
giteerde antwoord „maar van avond
niet, alsjeblieft I Het is al laat. Ik had
lieveir een portie ijs."
Mevrouw: „Mietje, je moogt wel eens
naar de soep zien, opdat ze niet aan
brandt."
Mietje: „O, movTouw, dat is niet noodig,
want als dat gebeurt ruik ik het wel I"
Een hardnekkige. Een baanwachter
vindt op de rails een man liggen:
„Wat doe je daar? Zeker dronken," hè?''
„Nee, maar ik ben levensmoede; ik wil
me door den trein laten overrijden."
Baanwachter: „Kom, maak geen gekheid
en sta dadelijk op 1"
„Nee, ik sta niet op, vóór ik dood ben."
Zich er uit gered. Een jong meisje
komt bij den redacteur van een tijdschrift.
Vrijmoedig nadert zij 's mans schrijftafel.
„Ik heb een gedicht geschreven", begint
zij.
„Zool" zegt de redacteur, met vernieti
genden blik en op een toon om bang van te
worden.
Maar zij gaat kalm voort: „Ik heb een
gedicht geschreven op „Mijns vaders
schuur" en
„O," valt haar de redacteur in de rede,
nu buitengewoon vriendelijk, „u kunt niet
weten, hoe ik daardoor gerustgesteld en ver
licht ben. Een vers geschreven op uws va
ders schuur, niet? Ik was bang, dat het op
papier geschreven was, en dat u mij zou
verzoeken het te publiceeren. Als ik ooit
eens voorbij uws vaders schuur rijd, hoop
SCHAAKOPGAVE.
Zwart.
abed e fgh
Wit.
Wit zet in drie zetten mat.
[Oplossing in het volgend Zondagsblad
ik oven stil te houden en het gedicht te'
lezen."
En hij verdiepte zich in rijn werk.
„Waar blijft toch die halve kip, die ik
al voor een kwartier besteld heb
„Ja, ziet u, wij wachten tot iemand komt,
die de andere helft bestelt. Om één helft
kunnen wij een kip niet slachten 1"
Argument voor de tegenpartij. „En
dit, Mijne Heeren," zeide een Kamercan-
didaat in het vuur eener redevoering voor
de kiezers, „dit bewijst, dat de heer N
(zijn tegencandidaat) niet vast op zijn voe
ten staat."
„Een reden te meer om er voor te zor
gen, dat hij zitting neemt I" riep een sne
dig toehoorder achter in de zaal.
Een blinde bedelaar, oud-militair, die
voor een kerk zijn plaats had, droeg om den
hals een biljet, waarop te lezen stond: Ge
vechten acht, wonden tien, kinderen zes;
totaal vier en twintig!
„Waar ga je zoo haastig naar toe?"
„O, denk eens aan, vanmorgen heb ik
inderhaast de bedden bijeengebonden en
naar den lommerd gebracht. En nu valt het
mij juist in, dat mijn Hans er nog in ligt!"
Op de landbouwtentoonstellingLand
bouwer: „Weet u niet of mijn koe een prij?
zal behalen
Ijid der jury: „Dat kan ik u niet zeggen,
ik behoor bij de ossen."
Van den Koning der Belgen lezen wij
deze anekdote:
Eens op een wandeling zijnde, vroeg hij
aan een boerderij een glas melk. Terwijl hij
dit uitdronk, hoorde hij de boerin in het
Vlaamsch tegen haar man zeggen: „Ewel,
het zal me verwonderen, wat dio Engelsch-
man met zijn langen neus ons voor de melk
geeft!"
Daarop haalde de Koning een vijf-franc
stuk te voorschijn, en, dat aan de vrouw ge
vende, zeide hij, eveneens in het Vlaamsch:
„Sta me toe, dat ik u het portret van den
Engelschman met den langen neus aan
bied 1"
„Z)e pot verwijt den ketel"enz.
(Twee dapaes, die beiden met kaalhoofdi
ge heeren verloofd zijn): No. 1. „Ik begrijp
niet, hoe je zoo'n maneschijn hebt kunnen
nemen
No. 2. „Och komde jouwe is geen haar
tje beter."
O, zoo! Winkeljuffrouw: „Deze stof,
dame, is de laatste nouveauté"
Dame (dochter van parvenu): „Maar juf
frouw, hoe durft u mij de laatste nou
veauté laten zien? Pa heeft geld genoeg om
de eerste voor mij te betalen I"
Over 't mistroostige winterland
8 Spreiden de winden nu stof en zand;
't IJzige kleed dekt er plas en sloot,
7 't Zangerig volkje zoekt hulp in nood.
Op wat kruimelkens uit m^n hand
6 Vliegen z\i aan van allen kant,
Nemen ook dankbaar den helderen dronk,
5 Dien ik hun op een luw plekje schonk.
Need'rige ruil voor het lied en de zangen,
4 Heel den verruk'iyken zomer ontvangen I
Klanken zoo helder en rein en bezield,
o Dat er ons hart nog een weerklank van
hield.
1 In welk voertuig moet een wflzenlet
plaats nemen?
iAntwoord m hét volgend Zondagsblad
Oplossing van het Raadsel in ho<
vorig Zondagsblad:
TwrftonsUr.