Wat getallen beteekenen. schatting geschieden, daar de dranken zeer uireenloop-en in prijs, ai na.v de naam. de kleur en de plaats van verkoop ia, terwijl voort» ook wel „bij de maat" wordt ver kocht, waardoor de opbrengst lager wordt. Zoo zal een liter jenever, in een kroegje in een achterbuurt aan 6-oents-borrels uit geschonken, niet zooveel opbrengen als dit in de koffiehuizen voor den middenstand bet geval is, waar de glaasjes kleiner en de prijzen höoger zijn, terwijl de deftig© sociëteit een nog hooger bedrag oplevert. Is de geconsumeerde drank niet jenever, doch brandewijn, cognac, rum, dan ie de opbrengst weer meer. Stelt men nu do gemiddelde opbrengst van 1 L- gedistilleerd op 1.25, dan zal men eer te laag dan te hoog zijn. Per hoofd van bevolking werd dan in 1901 aan gedistilleerd uitgegeven 14.50 en per gezin ruim 65. Ruim f 65 voor een stof, die niet kan die nen om ons lichaam op te bouwen of te on derhouden, doch integendeel leed en ellende verspreidt, misdaad en krankzinnigheid doet toenemen en tal van onschuldige kin- deinen treft. Voor ons geheel© land maakte dit in 1901 ruim 75 millioen gulden uit. Hiermede is nog slechts genoemd de di recte uitgaaf voor gedistilleerd. Daarnaast moeten nog komen de enorme sommen, door het bier- en wijngebruik verslonden, eveneens directe uitgaven. Maar nu de in directe, {Lw.z. het geheel van uitgaven voor hot herstel der gevolgen van het drankge bruik, deze bedragen meer. Ongeveer do helft tier misdaden staat in verband met den alcohol. Niet alleen dus wordt door het alcohol-gebruik het aantal gevangenissen vergroot, doch ook het heirleger van rech terlijke ambtenaren, politiedienaren, bewa kers, enz., enz. En dan de moreele gevolgen en do physie- ke achteruitgang, zich openbarende in ziek ten, idiotisme, krankzinnigheid, zelfmoord 1 't Is reeds donker. Een snerpende oostenwind giert door de straten der stad. Met haastige passen gaat ieder zijns weegs, diep in jas of mantel gedoken. Daar opent iemand, een man in de kracht des levens, 'de deur van een flink winkelhuis en even daarna roept .een vriendelijke vrouwenstem: „Wil u maar verdei* komen, mijnheer?" En als de aan gesprokene do gezellige warme huiskamer ^binnentreedt, warm ook door de liefde, die daar uitstraalt van de bewoners, dan ver geet hij een oogenblik, dat het daarbuiten zoo „bar" is; dan vliegt een kwartiertje ,in aangenamen kout voorbij. „Kom", klinkt het dan uit den mond van den grijzen bewoner, „laten wij gaan 1" Ik verzoek den lezer ons te volgen naar een der vele stegen in onze stad. ,,Ja, hier is het." „Neen, bellen is onnoodig. Een lich te druk op de flink en de deur gaat vanzelf open. Een kort, donker gangetje. De trap op! Voorzichtig! Houdt je vast aan dat verrafelde eindje touwl" De trap is niet gemakkelijkmaar, we zijn er 1" „Nu deze deur!... Kloppen?... Wolneen!" „Dag, moeder!... Hoe gaat het?" „Gaat nogal, mijnheer 1" „Heeft je man al werk?" „Neen, mijnheer. God gaf 't. Met do vorst is er niets te verdienen. Overal heeft hij al gezocht en gevraagd. Overal stoot hij het hoofd. Geen halfuur van den dag is hij thuis, want ziet hij onze kindertjes zitten in hun bedjes, met blauwe gezichtjes, en..." „Hemel, mensch, ja, 't is hier koud. Geen kachel aan?' „Neen, mijnheer, geen brand in huis, geen spaan..." „Hier, een bon voor kolen. Was nu je man maar thuis, dan... Stil... ja, daar komt hij I" ,,'n Avond, heerenl" De binnen komende ia een flinke, knappe kereL Niet zoodra heeft hij het bonnetje in de hand, of weg is hij weer. Voor een paar centen hout en turf en moedertjes bleekheid verdwijnt, als na ©eni ge minuten do kleine kolomkachel van le venslust bloost. En als vader terugkomt dan, ja, zegt hij: „Hè, wat is 't nou lekker hierl" En toch, ja, er hapert nog iets. „Heb je al geprobeerd, of er op 't ijs nog wat te verdienen is?" „O, ja, mijnheer! Maar dat gaat maar niet zoo gemakkelijk Een plaatsje wordt je aangewezen en als je wat laat komt, wordt je gestopt op een afgelegen hoekje, waar bijna niemand komt. Maar, heeron, neemt me niet kwalijk as jeblieft, maar zou ©r nog eenmaal meer por week een beetje soep kunnen overschie ten? We zijn wel heel dankbaar voor het geen wij reeds kregen, maar zoo lang ik nog geen werk heb... U begrijpt, er is zooveel noodig. Voor ons is het minder, maar voor 'de kinderen... Want we hebben sinds van morgen niets gehad..." „Groot© goedheid, geen eten gehad? Niet eens een sneê brood?" Een traan welt op in hot manlijk oog. 't Is alsof de kerel zich er over schaamt, want terwijl hij don rug naar ons toekeert, gaat de rood© zakdoek even iets hooger dan den neus. En moeder ook haar wordt het to machtig. En met het jongste kindje op den arm, staat zij aan de andere zijde van de tafel en laat maar slechts een oogen blik haar tranen don vrijen loop. Hier is helpen, onmiddellijk helpen, eisch en plicht. „Hier, haal brood, spoedig 1" zegt de oudste. „En hoe is het nu met morgen? Heb je nu morgenochend wat te eten?" „Och, mijnheer'7 „Neen, hier dat is voor morgen. En nn geen tranen. De goede God zal helpen. Een hartelijk gebed Btraks tot Hem, die aller Va'der ls. Laat nw kleintjes ook daarbij de handjes vouwen. Wij kunnen iets voor je doen, maar Hij, die zelf armoede en ontbering heeft willen dragen, alles. Goeden avond I Dag kinderen I Wij komen spoedig terug." Ziezoo, lezer wij gaan weer verder. Nietwaar, de diepe ellende, zooeven aan schouwd, heeft u getroffen. Maar als go aanstonds in uw gezellige huiskamer komt, uw voeten steekt in de warm© pantoffels, u neervlijt in uw gemakkelijken stoel en 'dankt voor den dampenden kop cacao, die u wordt aangeboden, dan, ja, dan huivert ge nog een oogenblik bij het terugdenken aan de armoede, en meent, dat het geen prettig werk is, de armen in hun stulpen op te zoeken. „Daar moet men voor in 'de wieg gelegd zijn." Beste lezer, toch zijn er, die zich met de«e liefdewerken bezighouden. En waar het u aan den moed ontbreekt, steun en help dan middellijk door aan de Vereenigingen, die de armoede hier ter stede trachten te leni gen, uw offertje niet te onthouden. In een advertentie der St.- Vincentius- Voreeniging is bijv. gewezen op een te hou den loterij. Welnu, neem een lot, eai gij kleedt de naakten en spijzigt de hongerigen 1 In de oude wereld werden do getallen beschouwd als de sleutel voor de oplossing van vele geheimen en geheimzinnigheden. Bij de Hebreërs werden de letters van het alphabet door getallen gevormd en de rab bi's hadden, een cijfersysteem, dat buiten de wiskunde stond em dat Kabala genoemd werd, hetgeen „ontvangen" beteekent. De Een, de Monad", wordt door een rechte lijn voorgesteld, of door de letter A en werd beschouwd als de vader der getal len; daarom ia het een mannelijk getal, het eerste van de zoogenaamde oneven getallen (die aan de groofcere goden werden gege ven) het werd in groot© eer gehouden. De Monad, die, zelfs vermenigvuldigd, de Een blijft-, stelde God voor, den Schepper van alle dingen. De Romeinen, die aan rechte lijnen boven kromme de voorkeur gaven, schreven hun' getallen zoo eenvoudig mogelijk op: I, II, III, IIII en V voor vijf, die dttbbel werd uitgedrukt door X. De Een beteekent eveneens „bestaan", „identiteit"als wij eer boven een figuur aan maken, krijgen wij do P, het teekem van scheppingsmacht (Pa-ter, Pa®> Do meest eigenaardige en tegeudrijdige dingen worden aan het getal twee of „Dyad" toegeschreven. Gewoonlijk voor spelt de Twee droefheid. Do Allerzielendag werd gesteld op 2 November, de tweede maand van den herfst. Het getal Drie wordt als de Heerschare» der Meetkunde beschouwd, omdat de drie hoek de voornaamste figuur is. Het Orakel van Delphi verkondigde pro fetieën van af een driovbet. De speer van Neptunus was een drietand; en van Cerbe rus, den hond van Pluto, wordt beweerd, dat hij drie koppen had. Vele godsdiensten erkennen een Drieëen- heid. De huwolijksaankondigingen worden drie keer voorgelezen en de bisschop maakt driemaal het kruisteeken, als hij den zegen uitspreekt. De Vier, de „Tedrad", werd beschouwd als een krachtig getal, rechtvaardigheid voorstellende. De oude volken haddon aan de godheid een naam gegeven, bestaande uit vier letters het Latijneche Deus het Assyrisch© Adad, het Arabische Allh (Al lah), enz. Er zijn vier elementen, vier jaargetijden, vier werelddeelen, vier evangelisten. Een eigenaardige legend© bestaat van de vier punten van het kompas: „God zou na melijk de Noordpool niet hebben voltooid, zeggende: als iemand mijnsgelijke is, laat hij de andere voltooien. Vandaar, dat de Noordpool het verblijf is van geesten en stormen." Het getal Vijf, do „Pantod", heeft deze eigenaardigheid, dat het bij vermenigvuldi gingen altijd zichzelf blijft. Het beteekent „Licht". Er zijn vijf zintuigen an vijf „boe ken van Mozea", de zoogenaamde „Penta teuch". Het gevolg van een Joodsch© bruid bestond uit vijf vrouwen. Christus ontving' vijf wonden. De Zee, de „Hexad", werd als ern onge luk-aanbrengend getal beschouwd. De Zond vloed kwam, toen Noach zeshonderd jaar oud was, en Joden en Christenen meenden beiden, dat do wereld in hot jaar 6000 zou vergaan. Do Zeven, de „Heptad", is een hoogst merkwaardig getal bijgenaamd „de Heili ge", Minerva", „Fortuna", wn. Er zijn zeven tonen in de menschelijke stom. In viermaal zeven dagen doorloopt do maan haar pbasennieuwe maan, volle maan, eerste kwartier e>n laatste kwartier. Et zijn zeven planeten, zeven dagen van de week, en Rome was gebouwd op zeven hou vela Bij de Joodsohe kerkgebruiken komt het getal aanhoudend voor. Een mensch wisselt op zevenjarigen leef tijd van tanden, op tweemaal zevenjarigen leeftijd is hij don kindorschoenen ontwassen en op driemaal zevenjarigen leeftijd is hij een man. Er waren zeven wonderen van do wereld en Griekenland had zeven wijzen. Van de „Ogdoad", de Acht, valt weinig te zeggen. Er zijn acht zaligsprekingen. De Negen, de „Ennoad", werd als ee® machtige talisman beschouwd. Op den ne genden dag begroeven de oude volken hun dooden. Er zijn negen Muzen. De Tien, de „Dead", word als de onster felijkheid beschouwd. Bijna ieder volk re kent met tientallen, daar het eerst op de vingOTB werd geteld. Van Shakespeare is de uitdrukking: „Ie mand de tien geboden in hot gezicht zetten," waarmede de vingers bedoeld worden. In den Bijbel staan de Tien Geboden en de Heilige Geest daalde neer tien dagen na de Hemelvaart.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 15