Stofgoud. RECEPT. Raadgeving. ALLERLEI. '«chen lengte en verstand, omdat weten schappelijk beweerd was, dat de op school ten-achter-blijvende-kinderen in vergelij king met hun tijdgenooten, die in hoogere klassen overgaan, gewoonlijk ook lichame lijk minder ontwikkeld zijn. Nadat in het „Zeitschrift für Schulgesundheitspflege" ■door dr. Schmidt, uit Bonn, aldus betoogd was, is een Berlijnsch geneesheer, dr. Rietz, •en practisch onderzoek begonnen en de re sultaten waren van dien aard, dat de Re- geering het onderzoek uitbreidt om uitvoe riger cijfers te verkrijgen. Ook in onderwijskringen in Duitschland Volgt men dit onderzoek met belangstelling otn te weten of overeenstemming bestaat tus9chen lichamelijke en geestelijke ontwik keling bij schoolkinderen, m. a. w. of de Bormale kinderen ook normale hersenen, ®n misvormde kinderen bij voorkeur ab normale hersenen zouden hebben. Velen meenden tot dusver uit eigen waarneming, dat het een niets met het au- der te maken had. Werd bij hen op school ooit een „lange slungel" of een „dikke pafjongen" als criterium van geleerdheid gesteld? En gold niet zoo'n beetje, wellicht ®ls concessie voor onze misvormde klasge- oooten, dat ,,in de kleinste potjes de beste zalf zit Om te vergeven moert men geleden heb ben. Tolsboï. Vele onzer herinneringen zijn waterplan ten, levend van tranen. Jean PauL Geniet do weldaden der Voorzienigheid dat is verstandig. Laat ze ook andere ge sleten: dat ia deugdzaam. Perzisoh spreekwoord. De vrouw, die veel behoeften heeft, veel weeldegowoonten, kan haar man niet kie zen uit de geostigsten, de flinksten, de ©deï sten, of die haar het meest liefhebben; haar keua ie beperkt tot de rijksten. Al phonae Karr. Fransche vleosch-ragoüt. Snijd overgehouden vleesch aan stukken of dobbelsteenen, wentel ze in bloem en braad ze; doe ze daarna in een pan, giet er een glas madera of anderen wijn ruet wat overgebleven jus of bouillon bij, roer het vleesch tot het gaat koken, doe er alsdan eenige gebraden uitjes, stukken aardappel, augurken en wat kruiden bij, wat gehakte pieterselie en citroensap. Middel tegen den houtworm. De lastige houtworm wordt gedood door het gieten van benzine in de door hem ge boorde gaatjes. Benzine is een universeel middel tegen insecten. Ook kan men muizen verdrijven door dotten katoen, met benzine overgoten, in de muizengaten te stoppen, maar men moet er natuurlijk voor oppassen, dat er geen vlam bij komt! Nieuwjaarswenschen. Men wenscht elkaar In 't nieuwe jaar Veel heil en zegen. Ik vind het goed, Dat men dit doet; Er is niets tegen. Doch, 't blijve niet, Als men vaak ziet, Alleen bij 't wenschen, Men zij aldoor Een zegen voor Zijn medemenschen t Van tien kleine dametjes. Tien kleine dametjes stapten de wereld in. Ze hadden, als vrije vrouwtjes, in trouwen heel geen zin! Maar een, ze was 'n schooljuffrouw, Verloor op school haar hart. Ze werd een onderwijzers vrouw Tot al der and'ren smart. Negen kleine dametjes, enz.... Maar een, 't was een winkeljuf, Even lief als schoon, Vond de vrijheid al te duf En trouwde haar patroon. Aobt kleine dametjes, enz.... Maar een, ze was typiste, Betooverde op 't kantoor Den procuratiehouder, En ging er mee van door. Zeven kleine dametjes, enz...» Maar een, 't was een dokteres Met patiënten bij de vleet, Genas een knappen jongen heer En kreeg toen de liefde beet. Zes kleine dametjes, enz.... Maar een, ze was een pleegzusje, Zat bij 't sterfbed van 'n mevrouw, Ze troostte toen den weduwnaar En werd zdjn vrouw al gauw. Vijf kleine dametjes, enz. Maar een, een telephonistje, Kreeg op een goeden keer Per telephoon een aanzoek En de club zag haar niet meer Vier jonge dametjes, enz.... Maar een, ze was advocate, Pleitte een bankier eens vrij, Die vroeg haar toen ten huwelijk, Zoo verloor zij er de vrijheid bij. Drie kleine dametjes, enz.... Maar een, een sohilderesje, Bestudeerde de natuur, Met hulp van een man-collega, En gauw was ze toen zuur. Twee kleine dametjes, enz.... Maar een, een aptekeresse, Hielp iemand van kiespijn af, Hij zoende haar uit blijdschap, Moest 'r trouwen wel voor straf. Eén klein dametje, enz.... Maar in later dagen al hield ze zich ook groot Viel 't alleenzijn zwaar te dragen, En kniesde zij zioh dood. Uit een Smidsrekoning. Voor een veer aan de kamerdeur van Mevrouw, die lam was 1.60 Een moer van de kachel van Mijn heer, die dol was „0.10 Het lakken van een fornuis van de keukenmeid, die verroest was 0.90 Reoht maken van een schroef in den pianostoel van de jongejuffrouw, die krom was ,,0.l5 Voor het maken van een nieuwen draad aan de fiets van den jongen heer, die verloopen was ,1.20 Totaal ƒ3.85 De papegaai. Een papegaai, die aan Hendrik VIII, koning van Engeland, toebehoorde, had enkele dar zinnftn onthouden, die hij her haaldelijk hoorde van schippers en passa» giers. Op zekeren dag, toen hij in de Theems ge vallen was, riep hij met krachtige stem: „Een boot! Een boot! Twintig pond voor een boot. Een schipper wierp zich dadelijk in den stroom, denkende, dat er iemand verdronk, en was zeer verwonderd slechts een pape gaai te vinden. Men ri'ep hem toe, dat het de papegaai des Konings was, en hij bracht hem naar het paleis terug, de belooning eischc de, die de in nood verkeerende vogel had beloofd. Men verhaalde de zaak aan Hendrik VIII, die volgaarne betaalde. Vreemde advertentie. Te koop: Een eikenhouten Schrijftafel voor twee perso nen met gedraaide pooten. Aan hetzelfde adres te huur: Gemeubi leerde kamers op deftigen stand, voor een bejaarde Dame, voorzien van Gas- en Wa terleiding. Een drukfout. Een heer bezoekt een drukkerij en plaatst zijn cylinderhoed op een bank. Eenige oogenblikken later komt een jon gen van de drukkerij binnen en zet zich, zonder het hoofddeksel te hebben gezien, op den hoed neer. Toornig snelt de eigenaar op den knaap toe en roept: „Vlegel, wat doe jij daar?" „Neem me niet kwalijk, mijnheer, 't is maar een drukfout," antwoordt de jongen gevat. Een idealist. Vagebond: „Drommels, van waar krijg ik nu drie centen, opdat ik garen kan koopen om mijn zakken te repa- reeren, ten einde ik het geld niet verlies, dat ik wellicht in de loterij win op het lot, hetwelk ik koop als ik drie gulden vind." Tappersklacht. Klacht van een tapper onder de Drankwet: „Zonder gordijn In den zonneschijn. Voor ieder te kijk, In de heele wijk. Vlak aan de straat, Dat wordt kwaad." landelijk. Toerist: „Ik zou morgen vr<- j wel om half acht gewekt willen wor den I" Waard: „Goedik heb op het oogen- blik echter geen huisknecht, maar ik zal den haan baj n in de kamer doen I" Onder zich. „Wat praat jij van perso nee! Mijn vader heeft dikwijls tien dui zend man en meer onder zich gehad 1" „Wat was hij dan? Genera-al?" „Neen, luchtschipper." Oplossing van de Schaakopgave in het vorig Zondagsblad 1 D h 2 f2 1 Naar verkiezing. 2 D mat Oplossing van do Opgave in hel vorig Zondagsblad: Allen verkoopen zooveel zeventallen als zjj bezitten, tegen één cent per stuk. De eerst> ontvangt dus 7 X 49 cents. De tweede 4 X7 28 De derde n 1 X 7 Plotseling rijst de markt verbazend en nu verkoopt elk der boerinnen haar nog overge bleven eieren voor 21 cents per stuk, zoodat de eerste by haar49 cents nog ontvangt voor één ei 21 Samen 70 cents De tweede heeft ontvangen 28 g en verkocht haar 2 overgebleven eieren 21 ets. 42 Samen 70 cents De derde heeft ontvangen 7 en verkoopt haar 3 overgebleven eieren 21 ets. 63 Samen 70 cents Allen brengen dos 70 cents thuis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1904 | | pagina 14