H\ 13453
Vrijdaa 1 Januari.
A0 10 34.
t i.io.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
ÏJEUWJAA. SCROET.
Yan 't Oude in 't Nieuwe.
EEN NIEUW JAAR.
IEIBSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANTI
foo» Leiden pe? week 8 OenUi pel 8 meenden
Bulten Leiden, pei loopef en waai agenten geteeügd rijn
Fraaoe per peet
1.30.
1.66.
PRIJS DER ADYEIMKNTIÜNl
Van 16 rsgeli fl.06 lodere regel meer /0.17$. - Grootere lettert naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiön trd 30 noorden 40 Oents ooutant i elk
tiental woorden meer 10 Oents. - Voor \iot iac&ssoereo wordt 0 06 berekend.
Het middernachtoiyk uur ran den 3lslen
December maakte een echeiding tusschen het
ou«Je, dat voor by la gegaan, en het niauwo,
dat komen zal. Het moge leiteiyk wa^ zUnr
dat de dag van heden in allee yc komen
•geiykt op dien van gisteren, voor ot> gevoel
is er groot verschil. Gisteren wan"1 we £6*
i eiemd totoon oudeJaarsavond-myme',nK» heden
voelen we ons opgewekt tot een nieuwjaars-
morgengroet.
Gisteren sloegen we een tertgblik op het
'verleden, vandaag houden wy oog gericht
Daar de toekomBt.
Toen leefden we van de hefinnerinf>» thans
vervult ons hoop en verwacpng.
Wy behooren nu niet ir^er too aan het
onveranderiyke gisteren, mar-' aan het morgen,
dat verandering, wellicht verbetering bren-
•gen zal.
Doch het zou van gr^te ondankbaarhoid
getuigen het verleden te-villen vergeten, ook
indien het mogeiyk war'. Een mensch is niet
als een dier, dat zich a'*eei"t van zyn ouders,
zoodra het hun hulp an bystand niet meor
Doodig heeft.
Het heden bohoort ons, maar we woten
dat het heden is gevorden uit het verleden,
dat ons ls ontglipt den laatsten klokslag
van twaalf.
En nu staan wi weer voor een jaar, dat
ons zal geven te genieten %of te ïyden, te
werken en te stryon zeker.
Het nieuwe jaa zal vragen onze krachten
van hand en hat, van geest en gemoed.
Wio boBeffen watdat boteekent, zy mymeren
niet meer on afan niet langer met don blik
naar achteren, y nemen den reisstaf weder
op en maken zih goreed voor den tocht.
Daarby past en hartig woord.
Daarom zy onze niouwjaarsmorgongroet
gebracht aan vlenl
't Eerst aa u, onder onze medereizigers,
die op den p.dejaarsavond gevoeld hebt die
inneriyke drolheid, welke de ziel overmant
by hot besef ran tekortkomingen en schuld.
Daar zyn bl het terugzien op dio afgelegdo
baan, voor u!opgerezen gedachten en daden,
die u tot onder verstrekken en die niet ongo
daan kunnen worden gemaakt, 't is waar,
maar weet o) dezen morgen: 't is nog niot.
te laat, 't is nooit te laat om het goede te
willen en te iloen.
Ontvang met onzen groet een handdruk ter
bemoediging. Nieuw zU uw zelfvertrouwen,
nieuw uw begoeren naar datgene, waarnaar de
ziel eens menechon alt yd uitgaat in haar beste
oogenblikken naar reuheid en heiliging.
Ann u onze nieuvjaaremorgengroet, die
eenzaam en verlaten op den oudejaarsavond
-in stillen weemoed bobt verwijld by de lieve
dooden, wiens hart nog bloedt van de won
den In 't oudo jaa: geslagen en vreest do
kracht te missen [lot de taak, waartoe gy
geroepen zUt.
In onzen groot frilt deelneming, maar ook
een aansporing cm in den arbeid oen troost
te zoeken in be: vervullen van den plicht,
de kracht om 't bed in lydzaamheid te dragon.
Ook u groeten wy op den eersten morgen
van liet nieuwe jaar, voor wio het oude was
een tydperk vo' van zorgen en beslomme
ringen, die wordt getroffen door tegenspoeden
en rampen en daarom den laatsten avond
neerzat naast de pakken, angstig by de
wetenschap, dat, als de morgen daagde, de
last weor moest worden opgenomen.
"VVio weet, of met dit jaar niot de wisselende
kans dor fortuin u gunstig zal zyn, en in
1904 u zegen wacht. Onze groet zU u een
hoopvol woord en een aansporing tot ver
nieuwde inspanning en meerdere geestkracht.
Onze nieuwjaarsmorgengroet ook aan u,
die zoo vroolUlc lachend het nieuwe jaar te
gemoet gaat, omdat het oude u zoo veel
geluk en vreugde bracht en ge uw pogen en
trachten met zegen zaagt bekroond.
Vindt ge onzen groet te ernstig, laat hy u
leeron, dat bot leven ernstig is en dat stof
felle voorspoed en licbameiyk welzUn nog
niet de «enige voorwaarden zyn van echt
menschengeluk.
Wy groeten hedenmorgen ouden van dagen,
voor wie elk nieuw jaar, hun toegemoien,
mogeiyk het laaisto zal zyn, en jongen van
jaren, die staan aan 's levens opgang en die
het nauweiyks begrypen, dat de jaren voorby
gaan als schaduwen.
Ook eon groot aan u, stad onzer Inwoning,
wior wol en wee zoo Dauw verbonden ls met
het onze, Moge het nieuwe jaar voor onze
gemeente oen gezegend jaar zyn.
Moge de wetonschap bloeien, onze handel
en nyverheid verhoogd worden en de arbeid
tot zyn recht komen I Welvaart heerache er
in «Jie lagen der targerU en geen partyschap
•tor* den vrede in one midden!
Wy kunnen niet allen geiyk denkon en
gevoelen, maar wy moeten wel hebben eerbied
voor eikanders eeriyke overtuiging.
Zoo zie ons het jaar 1904 ook als burger
van eenzelfde stad, aan zyn begin en aan
het einde.
Laat de zon, die nu is opgegaan, ook over
onze voste niet oud geworden zyn vóór door
aller samenwerking is tot stand gekomen wat
tot een verhoogden bloei en vermeerderde
wei vaart van de stad, one ailea Lirtff -gj
k&n Xb»dow«*r<k«ii
Onze groete aan u, ons vaderland, dat ons
onder al de natiön het naast aan het hart
ligt, omdat het ons vaderland ls. Uw wel en
wee is ook hot onze, als burger vau het land
deelen wy in uw voor- en tegenspoed.
In het jaar, dat voorby is gegaan, hebt
gy niet all yd biyk gegeven van inwendige
eenheid en kracht, er was woeling en stryd,
dio storend heeft gewerkt op den gang van
zaken, velen troffon flnancieele rampen, ver
oorzaakt door speel- en winzucht, welke mia-
schien nog erger waren in hun gevolgen dan
do felle stryd, omdat zy het vertrouwen heb
ben gescbokt en moedeloosheid ten gevolge
hadden, die verlamt.
Wy hebben weer noodig vastberadenheid
en onderling vertrouwen, energie en kracht
om door eeriyken arbeid in eigen ondernemin
gen op velerlei gebied onze maatschappy tot
welvaart te brengen, ons vaderland tot bloei.
Worde dan gespaard, o Nederland, voor
burgertwist, staatskrakeel en partyschap, worde
weder ryk In welvaart, gezegend door vrede
en vryheid.
Gy hebt, steunend op uw traditie, nog kracht
genoeg om ryk te zyn en groot in alles, waarin
eon kleine natie groot en ryk kan zUn.
Onze nieuwjaarsmorgengroet aan allen, aan
machtigen en grooten, die het heil des volks
liever hebben dan eigen gonot en weelde,
aan kleinen en geringen, wier oogenscbyniyk
nietige arbeid evenmin kan gemist worden
voor de instandhouding en den bloei van het
geheel.
Wy zyn het nieuwe tydperk weder binnen
getreden als staatsburgers, als gemeentebur-
gors, als menschen, laat het zyn met ernst,
maar ook met goeden moed.
Met ernst, want de tyden zyn moeiiyk on
ei8chen veel, maar ook met moed, omdat wy
gelooven in den triumf van het goede.
Met onzen liartelyken nieuwjaarsmorgen
groet de wonsch aan allen, dat het ons niet
inogo ontbreken aan het ernstig voornemen
om strong te 2yn jegens onszelven en geduld
te hebben en onbaatzuchtig te wezon jegens
anderen.
Wy hobben velerlei plichten te vervullen,
doch do grond van al die plichten is ten slotie
onze eigen handel en wandel. Letten wy m
hot nieuwe jaar daarom ook allereerst op
onszelven I
Bowaren wy boven alle dingen een onorger-
iyk geweten I
Dit klinke voor allen na in onzen harto-
ïyken nieuwjaarsmorgengroet.
Druk slofte zij door het kleine, lage ver
trek. Uit do 6malle muurkast haalde zij
twee koppen, twee schotels. Bracht ze één
voor één over naar do tafel Moest zij voor
zichtig mee zijn, want dien blauwen kop, den
kleinsten van de twee, had ze al drie on
twintig jaar; gekregen op den dag van
haar zilveren bruiloft. Ja, ja, op haar zil
veren bruiloft; nü waren ze acht en veertig
jaar getrouwd, en er was nog geen barstje
in in dat kopje... De groote kop met
het vierkante oor was van hemde voet
was hier en daar beschadigd en do afge-
schilverde plekjes staken zwartbruin af le
gen het wit van het glazuur Het was z ij n
kop. Zijn handen waren wat beverig en bij
het neerzetten klinkte altijd de kop tegen
den schotel
„Als dat maar goed gaat," zei zij
dan, schrikkend bij het geluid.
„Als het niet goed gaat, is-ie kapot,"
grinnikte hij dan terug. „Mot-je 'n nieuwe
koopen... Geld genoeg, hè, hè, hèrijke
luiskinderen on ik hoovon 't nergens om to
laten."
In het najaar was hij acht en zeventig
geweest. Maar, zoo placht hij to zeggen,
drie zaken zijn nog in volmaakte orde; m'n
bcencn, m'n oogen en m'n humeur, hè, hè,
hè... Alleen de handen laten me in den
steek, en dat kost mc dan wel 's 'n nieuwe
kop. Daarom koopt m'n vrouw voor mij
wit spul Kan ze gemakkelijk 't zelfde
dikkcratief bijkrijgen.
Ze liet hem maar praten. Ze kende 'm
Ze wist het zoo goed: T~*era smaakte de kolj"%
fie wel uit 't witte „spul" als zij ze maar
schonkEn vanavond zou hij cr chocola uit
drinken. Van Van Fouten, 't Was 'n uit
gaaf, maar 't was alle dag geen ouwejaar.
Ed morgen, Nicuwejnar, kreeg hij dat
moest-io morgen maar eens zien. Voorloo-
pig bleef het haér geheim. Hij zou 't wel
lusten....
En met drukke beweginkjes slofte zij van
de kast naar dc tafel en van do tafel naar
de kast, 't Most compleet wezen vanavond.
Het presenteerblad met zilveren rand, het
pronkstuk, dat al veertig jaren lang het
pronkstuk was, precies op 't midden van do
tafel Precies op 't midden van het presen
teerblad de kan, de koffiekan, waaruit nü
chocola zou worden gedronken. En tegen
den rand van het blad het vierkante doos
je, waarop met paarlemoeren letters het
woordLepeltjes
Ddérin lagen de Apostelen. Jawel, de
Apostelen. Twaalf lepeltjes, met mannen
koppen op het handvat. H ij kende ze allc-
ouuü b<S naam; hü hid seht m vvertif
jaar geleden, toen ze dio twaalf lepeltjes
van haar moeder cadeau hadden gokregon,
beweerd, dat düt nou do twaalf Apostelen
weren en dat die één daar met z'n langen
baard Petrus was. Dat lepeltje moest hij
altijd in zijn kopje hebben. Smaakte
't 'm veel lekkerder. Dat lepeltje had hij
al acht en veertig jaar lang gebruikt, èlkeu
Zondag, èlken verjaardag, èlk Oude- en
Nicuwejaar. En al acht en veertig jaar
lang had zij hem er om uitgelachen, om
dat het toch precies hetzelfde bleef, of jo
Petrus of Johannes had. Was je tóch in
goed gezelschap.
Maar één lepeltje bleof altijd liggen.
Wou géén der oudjes gebruiken. Op het
knopje 6tond een kop met hollo oogen. Dat
was Judas! In 't doosje werd-ie geduld,
omdat jo zonder hem geen vol dozijn had.
Aan do Apostelen mocht er desnoods wel
eentje ontbreken: bleven er toch nog elf
goeie overmaar lepeltjes most je
toch twaalf van hebben
De Apostelen kwamen alleen 's Zondags
uit de kast, en op feestdagen. In de week
deden ze het met tinnen. Verbogen, grijsver-
kleurdo tinnen lepeltjes Had hij jaren gole-
den van de markt thuisgebracht, meenonde
een zeldzaam koopje te sluiten, toen io 'n
schelling voor dc zee betcalde. En op dien
zelfden dag had hij in alle stilte oen duren
eod gozworen, nooit meer eonig huishoude
lijk artikel te zullen koopen, aangezien z! n
vrouw, toen hij met z'n verrassing thui6 was
gekomen, éérst do lepeltjes door do vingers
had laten glijden met de opmerking, „dat
't lood was" en daarna op zijn vraag: Wat zij
dacht, „dat zo wel kostten V' geantwoord
had: Voor 'n stooter zij/ ze duur gonoeg
Hij was toon verlegen en boos te gelijk ge
worden, maar onder een glimlach van „zich
goed houden" had io voor dc eerste maal
haar voorgelogen „Ze Losten 'n dubbeltje",
had ie gezegd.,Hij sprak cr met geen woord
van, dat zo hem bovendien nog twee weken
zakgeld kostten En dc volgendo beide Zon
dagen had hij geen sigaren gerooktom
dat hem plotseling: ,,'t Was casuweel, de
pijp véél beter smaakte I"
Nu zat hij achter de kachel en dampte
dampteZij had hem vanmorgen in een
zakjo vier sigaren meegebracht. Hij rookte
ze anders van de zes, maar vandaag moest
het wat fijns wezen, 't Was 'n uitgaaf, maar
't was alle dag geen Ouwejaar
Gisteren had zo reeds groote schoonmaak
gehouden. Dddr was vandaag geen tijd voor
en den laatsten dag van 't jaar most jo huis
toch schoon we&ou i wilde ze niets,
n i o 18 doen. Morgen zou 't alléén feest zijn i
En vanavond ook. En terwijl ze, al dribbe
lend, babbelde en druk-doend „den boel"
op tafel zette, zat h ij te dampen en den gek
te steken mot hddr ijver. Maar in zijn ouwe
oogen viel nog iota anders waar te nemen.
Al straalde hem ,,d' ondeugd or uit",
zij ving uit zijn gekscherend woord heel
beet ook dat andere op. Z ij wist, hoe dio
trek van schalkschhoid om dc ouderdomslip-
pen er tevens een was van dankbaarheid....
O, zoo iomand, dat wist zij, hoe gevoelig
hij was voor haar vriendelijken blik, voor
haar goedkeurend woord. Hoe hij opging
in het heilige liefdeleven, het liefdeleven
van deze twee oudo menschjes. Hoe eerlijk
hij in do aoht cn veertig jaren van hun hu
welijk lief en leed met haar had gedoeld, aJ
had hij dan ook 6teeds getracht van het
leed de grootste helft voor zich to nemen.
Hoe moedig hij de stormen, die er zoovele
door hun oude leven waren gegaan, getrot-
seerd had. Hoe hij don moed daartoe had
gevonden in haar bijzijn. Hoe droevig die
vroolijke man zou zijn, als hij haór niot bij
zioh had. Hoe zwak die sterke man wel we
zen zou, als z ij niot daar was om hem te
steunen, te verzorgen, op te beuren. Hadden
zij niet alles, alles samen doorgemaaktcn
gesteund op elkanders liefde en trouw?
Was niet hun beider leven ineengeweven als
het kleed, dat hen dekte? Zou niet elk van
deze twee gelukkige mensohen onbestaan
baar zijn zonder de hndere?
Acht en veertig jaren lang naast elkaar
voortlevend, onder één dak, aan één disch
deolende de boslomracringen van klein-
hu ishoudentje.
Acht en veertig jaren lang in elkaar op
gaand, voor elkaar zorgend, kamille-thee
kokend bij verkoudheid.
Acht en veertig jaren lang, eiken Zater
dagavond opnieuw, het weekloontje gevend,
ontvangend het kleine weekloontje, dat
zooveel overleg vorderde van héar, om hem
knap voor den dag te laten komen.
Acht en veertig jaren lang, dag in, dag
uit, tobbend en rekenend met die enkele
guldens, illusies puttend uit nooit bereikte
toekomst.
Hun dagon van vreugde en hun dagen
van 1 eod waren honderden. Hun dagen van
zorgen en zorgjee waren duizenden. Maar
tien duizenden waren hun dngen en uren
van echtelijk geluk, van tevredenheid en we
derzijdrche opoffering En niet voor niets
lag den ouden man dat prettige lachje om
de verweerde lippen, toen zij daar hoon
dribbelde en op dien OudojaAiwwotid zorg
de.Êorgdo..^„
Met groote omzichtigheid vouwden haar
oude vingers het chooola-zakjo open, stro
ken do vouwen glad. Een paar korreltjes,
verdwaald in de plooien, violon op tafel,
werden met den vingertop opgepikt, weer
in het zakje gewipt. Dan werd met het le
peltjo de chocolade in het trommeltje ge
stort, ófgetelde lepeltjes: één, twee, drie...
zoo'n zakje was 'n half ons... vior, vijf, zes
twaalf centen kostte 'n half ons... zeven,
acht... vier kopjes mochten er voor ieder
wol wazen negen... het lepeltje was maar
klein... tien... zóó was 't goed... èlk vier kop
jes en 'n halfje voor 't óverschenken... 'i
was alle dag geen OuwejaarI En 't bijna
leego zakje werd weer dichtgevouwen en
woggoborgen. Toen hot kokend water uit
het tuitje in 't kommetje gedruppeld on d-
kluitjes geknepen en gewreven. Eindelijk
het bruine vocht geroerd n*ot den achter
kant van den lepel... Straks zou ze 'm wel
afvegen... en dkn in 't kannetje, in 't kan
netje met kokende molk.
En d' oudjes zaten knusjes om de kachel
cn dronken... kop na kop... cn h i„' gaf gap
jos op haar kunst! Zij, tevree, gelukkig,
opbourend den oudon, vroolijken man met
het sneeuwwitte haar, schonk kopjes co
smokkelde voor hom éón boven z'n portie...
't was allo dag geen Ouwejaar 1
En toen de avond om was, nam zij van
het hookplankje don ouden Bijbol on lei dien
voor hem neer Dat was het slot van eiken
avond bij Mattheus lag nog hot blaadje
van den scheurkalender: 30 December I Maar
nu kwam bij de gewoonte de heiliging van
den dag en zacht trillend ontvloden de woor
den dien ouden mond:
Leer ons, Vader, U verheiden,
Volgen, waar Gij ons wilt leiden,
Steunen op Uw trouw cn macht.
Toen 't nachtlichtje zijn walm tegen den
zolder stuwde en alles dood-, doodstil was,
stamelde dc ingevallen mond:
„Rust zacht, mijn goede engel..."
De morgen daagde van don eersten dag
des nieuwen jaars. Zacht kusten de dikke
vlokken daarbuiten het witte sneeuwkleed,
de lijkwa van deez' aard.
Op de tafel in het kleine kamerke stond
de schobel met koekon... de verrassing door
haar bereid. Dc koeken, door hódr gebakken
toon h ij zijn werk deed. Dat had zij gisteren
gedaan, walnt heden wilde zo niets, niets
doen.
Heden was hot feest! Naast do koeken
stond het lampje en «tiet nog altijd zijn
walm tegen don zolder Maar thans wierp
het op do dunne, witte bedgordijnen een
groote, b re ode schaduw.
Want op de lage rieten stoel vóór de
sponde zat hij. Do ellebogen rustten-op
de oude knieën, liet sneeuwwitte hoofd
ruettc in do stramme, bevende vingere. Dc
starre, moede oogen keken vlak, vlak voor
uit, in één richting...
En naiurt hem, achter de gordijn, rustte
zijn „goede engel". Zij zou heden niets meer
doen Nu niet en morgen niet en nóóit
moorZij bad haar welbesteed leven ge
ruild tegen hot Eeuwige Leven
In het kleine karnerke werd de eerste
dag van het Nieuwe Jaar begroet met con
snik.
En toen het weor avond word cn hot klei
ne liohtje weer zijn walm stiet tegen den zol
der, knielde een grijsaard neder voor de.
dunne, witte gordijn. En staam'lend vroe
gen dc oude lippen:
„Leer mij Vader U verbeiden
Tot nog toe had hij niet veel notitie van
haar genomen. Wel hadden zij elkander bij
verschillende gelegenheden ontmoet on nu
en dan uit beleefdheid ccnigc woorden met
elkander gewisseld, maar daarbij was het
gebleven en met een koelen groet waren zij
van elkander gegaan.
De smaken van die twee verschilden zoo.
Dat altijd tevreden, lachende, kleine meis
je met haar levendige oogen, die kleine
coquette, zooals hij haar noemde, kon on
mogelijk bij hom passen I
Zoo gingen ecnigo j'.ren voorbij, zonder
dat zij iets meer voor elkander waren dan
uiterlijk beleefd. Hij wist niet hoe haar
blik hem heimelijk volgde, hoe innerlijk ge
lukkig zij zijn flinke, slanke gestalte weder
gewaarwerd eD hoe zij telkens cn telkens
weder met haar oogen naar zijn schoon,
mannelijk gelaat zocht. Zoo onverschillig
zij hem scheen te wezen, zooveel belangstel
ling toonde zij voor hem.
Onder de vele menschen, die zij ontmoet
had, had zij gezocht naar één, op wicn haar
geheelc denken zich conoentrecrcn kon, die
het voorwerp zou wezen van haar levendige
phantasic, cn zij had hem gevonden: Wou
ter, den flinken, jongen man met zijn hel
dere oogen en fieren blik.
Zij wist het eigenlijk zelf niet waarom
zij zich juist tot hem, den vreemdeling, die
bijna nog gec-n woord met haar gesproken
had, zoo voelde aangetrokken. Het was nicfc
bloot een gevoel van vercering voor zijn
knappe gestalte, zooals hot bij andere meis
jes wel het geval placht te wezen, ook geen
plotselinge opwelling van liefde, maar een
dieper, ernstiger, intenser gevoel van gene
genheid voor hem. Zij keek slechts toe, als
hij door andere jon1- dames werd aange
wezen en bewonderd, on dikwijls sloop zij
ook naderbij om te hooron hoe hij anderen
aangenaam onderhield. En voordo het toe
val hem in haar nabijheid, of kuste hij haar
hoffelijk de hand, dan was het een oogen-
blik of zij een ander merroh wa€; dan had
zij wol kunnen juichen cn jubelen!
Langen tijd hadden zij elkander op dezo
wijze al ontmoet als twee menschon, die elk
aan een andoren oever ccner rivier voort-
wandelen, zonder ooit nader tot elkander
te kunnen komen. Wel zien ze elkander zoo
nu en "JaD in do oogen, wel spreken ze ondor
ling over allerlei dingen, maar tusschen hon
bruisen de gel ven en geen brug is er, die
hen tot elkander brengt.
Dc winter kwam, het jaargetijde van par
tijen ©n bals. Op Oudojaarsavond zou er
bal zijn, waarvan men do echittcrendsto
verwachtingen koesterde. Er zou oen gavot
te worden gedanst in het kostuum van zoo
veel jaren terug, en wondorlijk, Mario on
Wouter zouden bij dezen dans een paar
vormen I
Hoe moeilijk viel voor beiden het instu-
deoren I Het scheen wel of de hcelo gavotte
hun meer inspanning kosten dan genoegen
brengen zou.
Mnar, toen do eerst.'* moeilijkheden waren
overwonnen, toen men zioh vrijer on zekerder
begon te bewogen, toon schoon van den dans
con geheime, wonderlijke toovormncht uit
to gaan. Zij hielden elknnder aan dc handen
vast, zij moesten elkander in de oogen zien
on stecd3 schenen bun blikken, in den bo-
ginnc nllecn koel beleefd, itdrukkingsvol-
lcr, inniger te worden, tot hun wangen
gloeiden en hun viugc bij iedere aanra
king beefden.
Het li< t der gaslai :i s heen een too-
vorachtig effect teweeg to brengen, dc witt©
zijde, die in do plooien glansde, de roodo,
heerlijk riekende rozen, dat allee verander
de dc balzaal in oen wondertuin. Had Wou-
tor con zucht van verlichting niet kunnen
onderdrukken, toen do corste moeilijkheden
gelukkig overwonnen waren, spoedig begon
hij heimelijk te verlangen naar de zachte,
verleidelijke melodie dor gavotte on naar
hot blonde kopje, dat met zulke wonderlijk
glanzende oogen tot ham opzag.
„Wij moeten ons nog boel dikwijls oefe
nen, juffrouw Marie I" lachte hij. „Voorloo-
pig kennen wij er nog niets van; allr« moet
nog veel, veel beter worden, tot in do
puntjes 1"
En zij lachte mode cn plaagde Horn:
„Nu, ik dacht, dat wij al vlijtig genoeg
geweost waren en alle buigingen en passen
nauwkeurig hebben bestudeerd I"
„Ja, maar toch moeten wo nog voel ovor-
leercn I"
En zij loerden allo dog n meor, dat bui
gen cn zwaaien op de golvende maat der
muziek, dat omvatten, dat in dc oogen
zien cn handendrukken, dat hopen en ver
langen on... liefhebben...
Doch dat alles alleen maar voor die par
tij op Oudejaarsavond
Zij waren beiden zoo vorstandig, zij dach
ten alleen maar aan het oogenblik ©n waron
schijnbaar gelukkig.
Ook waren zij bang voor dc opmerkzame
blikken van do andoren, bang zelfs om zich
zelf te orkennon, dat een duurzamer liefde
in hun harten wortel had geschoten. Nie
mand mocht hot vermoeden hoe gelukkig zij
in elkanders nabijheid waron, zij, wedorkoe-
rig van clkanJor, wel hot allerminst.
AIh dc tonen der muziek waren vorslomd
cn als dc dansles geëindigd was, doden zij
beiden hun best zoo onverschillig on zoo
vrool ijk mogelijk te sohijncn, on terwijl Ma
rio met andere heeren schertste on lachte,
stormde het daar binnen in haar borst on
steeds vloog haar blik hoi mol ijk naar ctn
toe, die al haar denken in beslag genomen
had.
En Wouter wondde zich zoo onversohillig
als slechte mogelijk was van haar af om met
andere dames to gaan schertsen. Hij bleef
dan zoo ver als het kon uit haar nabijheid
en keek oven argeloos en onnoozcl dat blon
de kopje voorbij als vroeger, ja, hij maak
te steeds groote haast om afscheid van haar'
te nomen. Maar toch helderde rijn gelaat op,
als dc volgende dansles op den eerstkomen-
den avond werd bepaald. Wat een wonder
lijke, zalige tijd gedurende dat licht-
schaduwspel tusschen iweo harrenWat
een bezorgdheidW;ut een vrees, dat een
hunner den ander te voel zou laten bl.jken
van al hetgeen diep in hun harten verbt/T-
gen lag.
Marie, die anders zoo uitstekend met an
deren schorteen kon, zoo overmoedig cn z»
vrool ijk, werd weinig spraakzaam on verlo
gen zoodra zij tegenover hem stond, cn ook
Wouter wist in haar nabijheid don vroolij--
ken toon in zijn gesprokken niet meer t#
troffen.