No. 13408
LEIDSCH DAGBLAD. ZATERDAG 7 NOVEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
De Residentiebode merkt op, dat de mi-
'oist-er van binnen iandsche zaken by bet
nieuwe o n t w e rp-D r ank w e t bet uifc-
Btervingssyatecm volgt en do be
staande vergunningen wil laten aan allen,
die baar op 1 .Mei 1901 uitoefenden, zoolang
zij leven, en aan bun weduwen, wanneer
zij geen genoegzame middelen van bestaau
'hebben, tot 1 Mei 1909.
„Hot valt ni- to ontkennen," schrijft
bet. blad, „dat wetsontwerp in dit op
zicht gunstig afsteekt bij dat van don voor
ganger des Ministers en, na dit komende,
velen een zucht van verlichting deed sla
ken.
Ons rechtsgevoel kan het intusschen niet
bevredigen. In practijk is de vergunning
eeoi zakelijk en een persoonlijk recht- Het is
verboden aan den persoon van den vergun
ninghouder, maar ook aan de localiteit.
"Voor den eerste is gezorgd. Met de belan
gen van den eigenaar daarentegen is niet
gerekend. Haast zouden wij zeggen: er 19
zelfs niet aan gedacht.
De zaak van hen, die nog vóór 1831 eige-
naren waren van een huis, waarin sterke
drank in het klein werd verkocht; een zaak,
in vol© gevallen door geslachten opgebouwd,
maakt deel uit van het erfdeel hunner kin
doren. Indien men den erven gaat verbie
den de affaire in dien eigendom tc drijven,
welke er van vóór 1 Mei 1881 in is uitgeoe-
fend, dan drukt men de waarde van den
eigendom, dan heeft er een onteigening
plaats zonder schadevergoeding. In heel
veel gevallen vernietigt men niet alleen den
handel in sterken drank, maar zeer dik-
i wijls het bedrijf, dat er aan annex is. In
richtingen als bijv. de „Promenade", de
Witte Brug" en dergelijken zijn niet aller-
eerst vergunningen, maar tevens plaatsen
van rust en verpoozing, welke men vcr-
1 moordt, wanneer de vergunning er van
wordt losgemaakt.
Of een ander, nog duidelijker voorbeeld.
Wij kennen bijv. een zeer kleine gemeente,
waarin drie voor het plaatsje beduidende
stallingen met uitspanningen zijn, alle drie
verbonden met ecu hotel en een lokaal met
vergunning. Het plaatsje ligt aan tram
noch spoor en de boeren uit den omtrek ko
men er naar toe met hun rijtuig. Zij span
nen er dan uit en drinken er, wat hun lust
bun zegt. Allo drie ziin inrichtingen van
vóór 1881. Wanneer nu één van de eige
naars komt te sterven zonder weduwe, die
bet noodig heeft, dan verloopt zijn heele
bedrijf. Men raag het niet goed vinden,
maar men kan met zekerheid zeggen, dat
de buitenman, die met een geheel gezel
schap is en gaarne ziet, dat ieder gebruikt,
wat hij weELscht, niet meer gaat uitstappen
bij A, die geen borrel mag tappen, maar
bij B, die hem alles geven kan wat hij
wenschb. En welke koop waarde er dan in
zoo'n klein plaatsje overschiet voor een
huis met een gelagkamer en een biljart-
*^al, waarin niemand komt, en een uitspan-
ning, waarin niemand uitspant, dit infor-
meere de Minister eens bij den eersten den
besten plattelands-burgemeester. Men krijgt
ternauwernood iemand om gratis er in te
wonen, totdat er weer een nieuwe vergun
ning wordt gegeven. Eerst als allo drie
langzamerhand zonder vergunning zijn ge
raakt, willen wij aannemen, dat de laatste
de twee andere zijn dan al lang vorloo-
pon geen schade lijdt, maa: integendeel
dr eenige uitspan- g is geworden.
Wie van de drie nadeel lijden zal, wie
gebaat zal worden, hangt dus heelemaal af
van het lot, hot door deze Regeering terecht
verfoeide lot. De kinderen, wier vader het
eerst, sterft, lijden verlies door de wet; zij,
wier ouders het langst in leven blijven,
worden misschien gebaat door de wet. Hun
vader, die een tijdlang de eenigsto uitspan
ning met vergunning had, heeft vermoede
lijk wel gelegenheid iets over te leggen."
Er heeft, zegt De Residentiebodeontei
gening plaats zonder schadevergoeding.
Sal us publica suprema lex, het heil das
volks is de hoogste wet, zal men ons tegen
werpen. Het argument zou misschien iets
zog gem, wanneer men alle vergunningen te
gelijk vernietigde of ook, voor onze voor
beelden, wanneer men de gelijktijdige uit
oefening van een vergunning met het ande
re bedrijf verbood. We zouden noodt kun
nen goedkeuren, dat men dit deed zonder
schadevergoeding, maar men zou dan ten
minste allen over één kam scheren en men
zou kunnen zeggen, dat het een algemieene
beperking van het eigendomsrecht was. Hoe
zal echter een betrokkene ooit begrijpen,
dat het heil van het volk vraagt, zijn oliën-
ten naar een buurman van hem te sturen
en zijn kinderen te ruïneoren, omdat hij
toevallig het eerst sterft, en de kinderen
vam een buurman te bevoordeelen Wij be
roepen ons dan ook op de Regeering zelf.
Heeft zij niet bij de jongste Mijnwet de be
palingen omtrent den concessieverkoop van
hen, die in gebreke bleven mijnen te ex-
ploiteoren, niet toepasselijk verklaard op
hen, die reeds concessie hebben? Het gold
hier concessionarissen, die in gebreke ble
ven. Waar men hen spaarde, omdat men
verkregen eigendomsrechten wilde eerbiedi
gen, waarom zal men hot daar do eigenaren
van vergunningen niet doen?
Waarom zal men daar het behoud van
een verkregen eigendomsrecht op een in het
huis opgerichte zaak afhankelijk stellen van
den vroege rem of later en dood van den ge
bruiker of van de gegoedheid van zijn wedu
we? Het is als 't ware een premie voor den
eigenaar om tc zorgen, dat, door een hoo-
go huur te vorderen, de mensclicn niet bin
nen komen. Weet de huurder een potje te
maken voor zijn weduwe, dan is de eigenaar
een zeven of acht jaren eerder dan anders
zijn aandeel in do winst kwijts"
Het blad hoopt, dat de Regeering, die
id dit wetsontwerp voor de billijkheid een
open oog toonde to hebben, nog een schrede
vorder ga en de wet niet toepasselijk ver-
klare op de localitciton, waar vóór 1 Mei
1881 sterke drank werd verkocht.
De Tijd spreekt in zijn slotartikel over
de voorgestelde w ij z i g i ng van de
Drankwet zijn mecning uit over het
denkbeeld van „local option", waarvoor do
Regeering sympathie koestert en dat bij
haar in overweging blijft. Het denkbeeld
komt het blad om zeer verschillende redenen
in hooge mate onsympathiek voor.
„In de eerste plaats om d© reden, door de
Regeering zelve aangeduid, als zij zegt, dat
invoering van dat stelsel niet slechts bij ons
zou zijn een novum op staatsrechtelijk ge
bied, doch dat constitutioneel© vraagstuk
ken daarmede samenhangen. Dit is hoogst
voorzichtig uitgedrukt. Veilig, meenen wij
zou men kunnen zeggen, dat, zooal niet do
letter, dan toch zeker de geest onzer Grond
wet zich tegen de invoering van zoodanig
stelsel verzet.
Een wetgeving, direct door het volk, kent
onze Grondwet niet; hair bepalingen slui
ten die zelfs geheel uit. Wordt eenmaal der
gelijk beginsel door „local option" in onze
wetgeving binnengesmokkeld, niet lang zal
het duren, of do toepassing cr van zal op
veel uitgebreider schaal geëiseht worden.
Uitspraak van den z.g. volkswil, zich uiten
de niet alleen indirect door algemeen kies
recht, maar ook meer direct door een refe
rendum als in Zwitserland, zal weldra aan
de orde komen."
En vorder schrijft het blad:
„Neen, hoezeer wij ook het groote begin r
sel in den strijd tegen den volkskankcr der
onmatigheid toejuich 1, het is ei verre van
af, dat -1!© middelen in dien strijd ons zou
den goed schijnen. Ook het beginsel der vrij
heid is ons lief. En dat beginsel wordt ern
stig gesehonden door wetgevingen zooala
bijv. de vroegere Maine-wct in Noord-Ame-
rika en door beslissingen van de „local op
tion", waarbij de cenc helft der bevolking
de macht verkrijgt, om de andere helft zelfs
het zeer matige cn onschadelijke gebruik
van zekere dranken volstrekt te verbieden.
Is niet in Noord-Amorika in enkele Staten
het fanatisme bij zekere klassen van drank
bestrijders zóó ver gegaan, dat zij de
H. Mis verboden wilden zien, omdat daarbij
wijn gebruikt wordt?
In hoeverre overigens het strekken kan
tot verhooging van eerbied voor de wetgo
ving, indien niet slechts op zichzelf zeer on
schuldige zaken verboden en gestraft wor
den, doch indien in de eene gemeente of in
het eene district strafschuldig heet, wat
door de O erheid in de nabij gelegen ge
meente of het aangrenzende district als vol
komen geoorloofd wordt beschouwd, is ook
een zaak, welke de Regeering, naar wij ho
pen, vóór zij invoering der „local option"
voorstelt, nog eens in ernstige overweging
zal nemen."
Wat de proef betreft, welke de Regeering
wil nvnen met het zoogenaamde Gothen-
burger stelsel, De Tijd zegt, dat veel, zoo
niet alles daarbij zal afhangen van de in te
voeren algemeeno maatregelen van bestuur.
„Daardoor zal moeten voorkomen wor
den," zoo schrijft het blad, „dat onder don
dekmantel van humaniteit en drankbestrij
ding, het groot-kapitaal zich een nieuw mo
nopolie verovere, hetwelk, ook indien bui
tensporige of overmatige winsten wordon
uitgesloten, niettemin om verschillende re
denen voor de bezitters van dat kapitaal be
geerlijk kan zijn: o.a. indien deze zelfde be
zitters ook bij den bloei van groote brouwe
rijen en jeneverfabrieken belang hebben.
In eik geval zal het nog geruimen tijd du
ren, vóór wij door de practijk in staat ge
steld worden, de resultaten van het G. 8.
te orazent te beoordeelen; immers, dit zal
niot kunnen geschieden, vóór het getal
„vergunningen" in een groot getal gemeen
ten door uitsterving tot beneden het wet
telijk maximum zal gedaald zijn, terwijl
thans over het geheel© Rijk nog 7000 „ver
gunningen" boven dat maximum worden
aangetroffen."
Voor een andere „nieuwigheid", door de
Regeering in haar wetsvoorstel opgenome
de benoeming in gemeenten van meer dan
10,000 zielen van commissiën van mannel like
ingezetenen, mede belast met het toezicht
op de naleving der Drankwet, kan De Tyjd
ook maar weinig geestdrift gevoelen.
„Dat in 't vervolg", zegt het blad, aan de
voorschriften der Drankwet strenger dc
hand zal worden gehouden, en in dit ont
werp tal van bepalingen worden vror^e-
steld, om ontduiking tegen te gaan, uit
muntend Zelfs zouden wij, hoezeer ook
gekant tegen de voortdurende uitbreiding
van het getal ambtenaren en soorten van
ambtenaren, tegen de voorgestelde aanstel
ling van inspecteurs on adjunct-inspecteurs,
speciaal belast met het toezicht op de no-
lcving der Drankwet, geen bezwaar willen
inbrengen.
Wel eenigszins anders is het met dc com
missiën van ingezetenen.
Tegen alles, wat gelijkt op klikken, aan
brengen, enz. van personen, krachtens hun
ambt niet met politietoezicht belast, liecft
altiid bij ons volk groote weerzin bestaan.
Wij vreezen, dat deze oommissiën, waarin
vanzelf de ijverigste drankbestrijders zullen
zitting nemen, de drarl-bestriiding zelve,
ook die door louter zcdeliikp middelen, wel
ke d^>n laatster» tijd in Nederland populair
begon tc worden, weder bij niet weinigen
een slechten naam zal geven."
De Maasbode, zegt onder het hoofd „On
gewettigd misbaar" het volgende:
Aan de liberale Utrochtsch© hoogcechool
heerseht groote beweging over de jongsto
professorsbenoeming.
De aanstelling van dr. Visschcr, pred.
te Ouderkerk aan don IJsel, tot hoog-
1 o 0 r a a r aan dc faculteit dor g o dg o -
leerdheid, heeft gewerkt als het vallen
van een steen in een eendenkooi. En tot
echo van het luid misbaar maakt zich het
Utrechtseh Dagblad.
Dr. \.3seher is een rechtzinnig Calvinist;
dat is het eerste bezwaar. Hij is onbekwaam,
dit is het tweede.
Nu raakt ons, als Katholiek blad, 'de
twist tusschen de Protestanten over do aan
stelling van een kerkelijk hooglceraar al
bitter weinig. Doch waar men tracht, van
die benoeming een wapen tegeh do Regee
ring te smeden, moge hier eon korte kant
te© :ning volgen.
Over de bekwaamheid van dr. Visschcr,
dunkt ons, kan men niot oordeclenhet
Utrechtseh Dagblad zelf erkent, dat hij
nog niet naar buiten heoft. gewerkt. Men
dient alzoo af te wachten. Dc verantwoor
delijkheid rust hier bij de Regeering.
Wat zijn rechtzinnigheid betreft, we staan
verstomd, dat deze als bezwaar moet gelden.
Dr. Visschcr behoort niet tot een der Gere
formeerde Kerken, maar tot de groote Ncd.-
Hervormde Kerk. Hij voldoet dus aan hot
eerste vereischte tot de benoeming als the
ologisch hoogleer aar.
Hij is de orthodoxe, geloovige richting in
deze Kerk toegedaan. Wij hebben nooit ge
weten, dat, al geschiedde dit reeds lang in
de practijk, principieel do cisch ge
steld mooht worden: om voor een katheder
in aanmerking tc komen, moet men liberaal-
ongeloovig zijn.
De aanmatiging is al te groot 1
Toen het ministerio-Van Houten den
heer Bolland tot professor te Leiden bo
noemde, kende do liberale pers geen be
zwaar. Doch nu con *~hristcn-man tot pro
fessor te Utrecht wordt aangesteld, gaat
eon luid weeklagon op. Meer dan dat: een
boos gekef. „Een partijbenoeming van de
slechtste soort!" roept het Utrechtseh Dag
blad uit.
Het blad vreest, dat „deze benoeming ccn
eerste stap (zou kunnen) zijn om Utrecht
te maken tot een Calvinistische universi
teit."
We achten die vrees onredelijk. Dr. Kuy-
per zal der Vrije Universiteit geen noode-
looze concurrentie scheppen.
Doch al ware hot do bedoeling, dc theo
logische faculteit te Utrecht in meer ortho
doxe banen to brengen, zou dit dan onbil
lijk zijn? Mogen dan ook de Ned.-Hervorm
de Christenen geen gelegenheid tot
predikantsstudio vinden, waar het. Rijk den
Nod.-Horv. liberalen zoowel te Groningen
als to Leiden dc keuze biedt om op 's lands
kosten tot twijfelaars of godloochenaars te
worden opgeleid?
Ook het Handelsblad zegt zUn meening
naar aanleiding der benoeming van dr. H.
VisBcher tot hoogleeraar aan do Utrechtscho
Universiteit.
Er is, zegt hot blad, in de afdeelingon dor
Tweede Kamor bU de aigomeeno beschouwin
gen over het Regoeringsbeleid, ook geklaagd
over „partijdigheid bt) bonoomingon". Er wordt
tegenwoordig te voel op de politieke kleur dor
candidaten on te weinig op bekwaamheid on
geschiktheid golet zoo werd door „ver
scheidene leden" bowoerd. Mot name gold dit
het departoment van binneniandsche zaken,
dat van den ministor Kuypor. Zoo waren tot
schoolopziener bonoemd personen, dio vóór
hun benoeming propaganda voerden voor do
lichting, waartoe do Ministor zolf behoort, en
deze propaganda na hun benoeming voort
zetten. Zoo werden personon tot burgemees
ter benoemd, die met do toestandon in de
gemeenten, waar zU hun ambt hebben te be-
kleedon, in het gehoel niet bekend zUn. En
mon voegde er by: „Bovendien schijnt aan
de adviezen van lien, die krachions hun ambt
do Regeering voorlichten, door don Minister
weinig gehecht te wordon."
Eon merkwaardig voorboold van dit laatste,
hot passooren dor aangewezen adviseurs, schynt
nu te zyn voorgekomen by do bonooming van
een hoogleeraar by de faculteit der godgeleerd
heid aan do Ryksuniversiteit te Utrecht. Al
thans het Utrechtseh Dagblad verzekert, on
hot blad zal wol goed op de hoogte zUn
dat Doch de curatoren noch de faculteit door
don Minister ovor don benoemde, dr. H. Vis
■cher, zyn gehoord.
Dit nu zou enkol oon onbeleefdheid en
onbeuschheid kunnen genoemd wordon zonder
schado voor het ondorwys, indien do benoemde
inderdaad voor de hem opgedragen taak do
aangewezen man ware, ten minste even ge
schikt als dogenon, dio zyn geplaatst op de
aanbevelingsiyat, welke geiyk do wot op
het Hooger Ondorwys voorschryit voor olke
te vervullen plaats door curatoren, de faculteit
gehoord, aan den Minister moet worden aan
geboden. „De rechte man op de rechte plaats",
daarop komt het aan. De Rogeoring moot
vry blyven on Is vry, van de aanbeveling af
to wyken mits zU inderdaad daardoor het
landsbelang behooriyk behartigt. Als z\) oon
hoogleoraar buiton de voordracht benoemt,
moet zy althans voor don dag komen met eon
geleerde, ovor wiens benoeming zich niemand
verbaast.
Maar volgens de inlichtingen van hot
Utrechtseh Dagblad schynt dit hier heel anders
te wezen. Althans wanneor het waar is, dat
de nieuwe hoogleeraar, die zal hebben voor
te gaan In vier vakken, zelfs niet maar van
óón daarvan ooit eenige byzondoro studie heeft
gemaakt, veelmin zich daarin een dor eersten
getoond!
Dat zou dan eon benoeming zyn in don
trant van don binnen het half uur van soldaat
tot generaal bevorderden en later woder tot
soldaat gedogradeerden Fritz, in „La Grande
Duchesso de Górolstein". HU wordt ten slotte
op zyn vorzook tot schoolmeester in zyn dorp
benoemd om.... zolf lezon on schryvon te
loeren. Dat klinkt aardig in oen zangspel,
maar van oen hoogleoraar mag men toch ten
minste verwachten, dat hy ln de moeste
vakken, welko hy te ondorwyzen hoeft, zich
niet eerst heelt in te werken.
iioeft hot Ut)echtsch Dagblad in dit opzicht
don mouwen professor onrecht gedaan, dan
behoort dit mot krachtige bewijsgronden to
worden aangetoond, zoo in het belang der
Universiteit als in dat dor Regeering.
Wij bobben reeds vermeld, dat De Tijd
boos is op De Standaardwegens het m
laatstgenoemd blad voorkomen van cea
hoofdartikel van mr. A. van Dackno van
Varick over de oprichting van ce>n ::tan d-
beeld voor Willem III.
„Deze ontboezeming", zegt dc Middel-
burgsche Courant„van het Roo: .sch-K v
tkoliek© orgaan, vormt een zonderling con
trast met een loftuiting van liet Centrum
©voneons, zooals bekend, con katholiek blad,
over een verklaring, dat bij do Calvinisten
het anti-papisme meer en meer wegvalt cn
de anti-revolutionaire bladen dit allang be
strijden.
Alweer een bewijs, hoe zonderling de band
is tusschen dezo tweo heterogene bestand
deelen van een politieke partij."
Het Centrum dan zei in een driestar:
Dc Standaard bevatte een artikel, dot
menigeen zal hebben bevreemd.
Het was getiteld „Prins Willem de Der
de" en getcekend mr. A. van Daehne van
Varick.
Wanneer.men nu weet, dat deze mr. A.
van Daehne van Varick een priester is.
dio zijn katholiek geloof verzaakte, cn dat
zijn opstel ten doel heeft, propaganda te
maken voor do oprichting van een stand
beeld voor Willam III op grond van
diens Calvinistisch karakter,
dan moot het duidelijk zijn, dat het anii-rev.
orgaan met do plaatsing van dit artikel
onhandig (en erger) is geweest. Een lap
sus, gelijk die in do journalistiek wel eens
den beste overkomt.
Wij hadden daarom gemeend, er hei zwij
gen too te moeten doeu. Dergelijke artikelen
doet mon, dunkt ons, hot best to ignorec-
ren. Maar De Tijd denkt er anders over
cn sohrijft:
De Standaard plaatste heden zonder
oommentoar of voorbehoud als hoofdar
tikel een schrijven van den afgevallen pries-
tor, mr. A. van Daehne van Variok, waarin
aan de oprichting van een standbeeld voor
Willem lil een beteeken is wordt gehecht,
zóó grievondo beleediging voor do katholie
ken, dat wij ons genoopt gevoelen om onze,
zij het ook voorwaardelijke cn vrij koele, in
stemming met dit plan terug te roepen cn
onzo goloofsgenoot- n uitdrukkelijk te waar
schuwen tegen de bedonkclijko ten denzo d,
waarvan het Calvinistisch orgaan zich ten
tolk maakt."
Nu begrijpen wij zeer wel, dat De Tijd in
een opwelling van rechtmatige verontwaar
diging dozc regelen neerschreef.
Maar voor ons rijst toch de vraag, of wij
onze al of niet medewerking tot de oprich
ting van bedoeld standbeeld moeten afhan
kelijk maken van het oordeel, dat mr. A
van Daehne van Variok gelieft uit t spre
ken, zij het dan ook in De Standaard
Wat dozo heer denkt en schrijft is toch
niet maszgebend voor ons, zoo min ah
voor do groote meerderheid onzer medebur
gers.
Wij voor ons wensehen in Willem den
Dorden alleen to ceren don Oranjo-vorst,
dio 's lands onafhankelijkheid in moeilijke
omstandigheden wist te verdedigen.
En zulks is ook hot doel der commissie,
waarin enkelo katholieken hebben zitting
gonomen en welke zich uitdrukkelijk in
dien zin uitgelaten heeft.
Moeten wij nu onzo huljlo aan den Oranje
vorst onthouden, omdat do heer Daehne van
Set Hris dep Vpeese-
40)
„Helpl help!" Paula sloeg tegen de zware
eikenhouten deur. Maar het was tien kansen
tegen één, dat zy niet zou gehoord worden.
Aan dion kant was do lange gaandery voor
schilderijen, waar (voor zoover ik kon beoor
deelen) niet dikwyis iemand kwam. Hot was
niet waarschynlUk, dat men dio in de scheme
ring van een Zondagavond met een bezoek
zou voreeren. Maar wat had de vi ouw in het
grys met haar onheilspellende bedreiging voor?
Wat had zU booogd met Paula angstig to
maken, door te zeggen, dat het weidia voor
altyd te laat zou zyn?
Er was een klank van wanhoop in haar
stem goweest, toen zy aldus sprak, en lk
herinnerde my dat, vreozendo voor hotgeon,
waartoe zy mocht gedreven worden.
Zy was edelmoedig tusschenbelde gekomen
om haar bitterste vijandin voor het vuur te
redden, had zelve brandwonden opgeloopen,
opdat de ander maar ongedeerd zou blyven.
In plaats van dankbaarheid, had zy verraad
en beschimping ingeoogst; en nu stond zy
pal, vastbesloten ten koste van allea, om een
geholm te behoeden, waaraan ik niet durfde
denken. Geen hulp van buiten kon haar baten.
Wat er gedaan moest worden, moest zy
zelve doen.
Er was zeker geen gedacht» aan moord fa
haar hart. Neen, zoo iote niet, niet zelfs in
deze crisis, waarin zy met luider stem was opge
komen tegen Paula's laagheid als een schande
vmt haar beider vrouwelijks waardigheid.
Maar ik was overtuigd, dat zy zich nu geheel
zou verlaten op haar eigen lichameiyke kracht
on op haar heerschappy over de ander, welk®
slechts lomand kan hebben, die tot het uiterste
is gedreven, en geschraagd wordt door do
overtuiging, dat haar zaak rochtvaardig is.
Hot was tot een duel tusschen die twee
gekomen. En het was niot onmogeiyk, dat
de vrouw ln het grys, in baar niet onedel-
moedigen hartstocht, blindelings recht zou
oefenen over haar vyandin, op een wyzo,
waarvan de govolgen zich zouden doen ge
voelen zoo lang als het leven duurde. Ik lag
daar in het donker, vergeten, hulpeloos, vol
wanhoop over myn eigen machteloosheid.
„Geef my die sleutels, of ik zal ze u ont
rukken 1" schreeuwde Paula op den wrevellgen,
hoogmoedigen toon van een kind, dat geen
tucht kent.
„Neem u in acht!" zoide de ander slechts
fluisterend, maar toch drongen haar woorden
duideiyker tot my door, dan die, welke Paula
had geschreeuwd. „Het zal verreweg beter
zyn, verreweg veiliger voor u, dat gU my
niet aanraakt. Zeg mU den eed na, waarmode
lk u wil binden, die u nacht en dag zal kwel
len als gy hem vorbreekt, en ik zal u de
sleutels goven. Zweer dat
„Ik wil in het geheel niet zweren! Ik
waarschuw u (en by dit waarschuwen door
tintelt my zulk een vreugde, als ik niet ge
kend heb sinds ik uw gelaat voor het eerst
zag), dat als ik dit vertrek verlaat, ik uw
geheim aan de wereld prysgeef, beginnend
met oom Wilfrid en Terence, dien gU bemint
ontken het, zoo gU kunt."
Weer ontstond die pyniyke stilte, welke iets
onheilspellends scheen aan te kondigen. En
toen slaakte Paula een korten, gesmoorden kreet
en wat er een geluid êlë van een val. En op
dat oogenblik vsrbrak ik, met een inspanning,
die myn bloed schoon te doen sypelen als
zweet door elke porie van mUn huid, de banden
van die vroemde on vreeselyke tooverkracht,
welke my in eon tooatand van levend dood
had gebracht. Een kermend geluid oütwrong
zich aan myn lippen. Ik wa9 oindeiyk in staat
my te bewegen. Ik trachtte my op te richton,
doch viel weer neer, een stapel boeken op den
grond werpend, wolken ik dien morgen op
den divan had laten liggen; en voor de tweede
maal dien dag verloor ik hot bewustzyn.
XVI.
„Mr. Darkmore, Terence, spreek tot myi
Ach, wie heeft dit gedaan?"
Die woorden schenen een deel van een
vaag bewustzyn van pUn en loomheid. Ik
wenschte myn oogen te openen, maar een lood
zwaar gewicht scheen ze neer te drukken. Toen
drong het bewustzUn tot my door, dat myn
hoofd door een warmen, lenigen arm werd
ondersteund Een vreemd gevoel trok langzaam
door mUn bedwelmd brein, geiyk de planten
moeten gevoelen als, na de lange, kille versty-
ving yan den winter, het leven by een eerste
aanraking van de lente weer in baar wordt
gewekt. En terwyi ik zoo dacht, kon ik rayn
zware oogleden weer openen.
Het was zooals lk dacht: Gonsuelo Hope
boog zich over my heen. Myn oogen vielen
op haar hand, welke eens met parelen was
bekleed geweest. Nu was er een duDne zakdoek
omheen gewonden.
„Kunt gy tot my spreken?" zoide zy weer.
„Gy hebt hier hulpbloos gelegen en wU wl6ten
het niet. Gy zyt zoo bleek, zoo doodsbleek, dat
lk van u ben geschrikt. En er la bloed
iemand heeft dit gedaan maar wie wie?"
„Ik weet het niet," zeide ik, mot eon stem,
die myzelven heoich on vreemd in do ooren
klonk. „Denk nu niet aan my, maar aan u
zolve. Waar is zy Paula?"
Nog altyd myn hoofd ondorstounond en naast
my op de knieön liggend, keek zy over haar
schouder heen.
„Wilt gy haar hebben?" vroog zy. „Zy kan
u ltooren, als gy spreekt. Zy moost by u
komen. Deze plaats aan uw zyde komt haar
toe en zy zal die hebben."
Zy sprak niot tot mU, maar tot een derde
persoon, die zich buiten haar gezichtskring
en den mynon bovond. Niemand antwoordde
echter. Er liet zich geen geluid van een nade
renden voetstap hooren. Zy wachtte een oogen
blik zwUgend en begon toen weer:
„Kom, miss Wynne! Uw neef vraagt naar
u. Laat onze twist niet tusschen ons staan.
Iemand hoeft oen vreeselyke en lafhartigo
daad begaan. Uw neef is door een vyand in
den rug getroffen. Gy weet hier toch zeker
niets van? Geen gevoel van schuld houdt u
van hem verwyderd, doet u het stilzwUgen
bewaren en uzclve verborgen in de duisternis,
waar ik u niet kan zien Alles, wat ik daar
Juist heb gezegd, neem ik terug. Ga vry en
doe met de wetenschap, die gy van my hebt
verkregen, wat gy wilt. Maar ga en haal
hulp voor mr. Darkmore, indien gU niet de
plaats aan zyn zyde wilt innemen. Hier zyn
do sleutels 1"
Zy stak haar vrye hand in het lyf van haar
japon en haalde de sleutels uit hun schuilplaats,
hield ze vervolgens op armslengte van zich
af, opdat Paula ze van haar kon aannemen.
Paula gaf echter geen teoken van leven.
„Als gy niot gaarne zoo dicht by my komt,
zal ik het u gemakkeiyker maken," ging de
zachte, kalme stem weer voort. En Consuelo
wierp do sleutels eon eind van zicli af, zoodat
zy rinkelend op don vloer violen. Maar er was
zelfs geon gesuis van oen bowoging of eonig
andor geluid. Dozo stilte gaf te donken, ik
dacht aan den val, welken lk oven, voordat
ik in onmacht viel, had gohoord. Wat, indien
Paula nu niet in staat was om do vrouw in
het grys bU haar woord te nemen? Wat,
indien, zooals Consuelo had gedroigd, hot nu
workoiyk „voor altUd te laat" was?
„Waarom komt zy niot?" zeido ik bogend,
tegen de vroosoiyko machteloosheid worste
lend, welke als eon groot, levond go wicht op
myn borst lag. „Wat ls er gebeurd?"
„Hoort gy, dat hy naar u vraagt, miss
Wynne?" vroeg Consuolo nog altyd met haar
gelaat naar do kamer, welke nu in diepe
duisternis was gehuld. „0, ik geloof, dat gy
een hart van yzer hebt, zonder oon druppel
warm blood; wilt gy niet komen on hom
bewyzen, dat lk u nu niet van hem afhoud?"
Er kwam echter geen antwoord op haar
vragen. Slechts dezelfde stilto als te voren.
„Mr. Darkmore," zeide do vrouw in hot*
grys, na een oogenblik van zwygend wachten,
'„ik zal u in een gomakkeiykor houdiDg loggen.
Zie, ik zal dit kussen van den divan nemen
en hot onder uw hoofd schuiven. Dan zal ik,
de sleutels opnemen en do kamer verlaten
om een paar van de dienstbodon te halen, die
u naar uw slaapkamor kunnen brengen, en
oen rytuig naar don dokter zonden, zelfs al
zUn sir Wilfrid on do andoron nog niet terug
gekomen. Als lk wog ben, zal miss Wynne
zich ongetwyfold aan u vorloonen. ZU zal u
misschien het geheim vertellen, dat zy is te
weten gokomen. Welnu," met Iets als ver
achting in haar stem, „zy mag hot doen. Het
lot heeft het my uit bandon genomen."
(Wordt vervolgd.)