Stofgoud. alle moeite, door hen gedaan, konden zij er niet achter komen, wat zij dronken en hoe zij den drank binnensmokkelden. Tot dat het eindelijk uitkwam, dat zij eau de cologne gebruikten. De winkeliers zijn vol gens de letter der wet volkomen gerechtigd eau de cologne aan inboorlingen te ver- koopen, hoewel ze een sterk percentage aan alcohol bevat en dientengevolge een zeer machtig stimulans is. In de compounds werd dadelijk een na der onderzoek ingesteld en in den loop daarvan zamelde een inlandsch politie agent, binnen een kring van 300 yards, een geheelen zak vol ledige eau-de-cologne- fleschjes in. De Transvaalsche regeering schenkt thans haar aandacht aan de zaak. De „Westminster Gazette" maakt de op merking, dat ook in Engeland en wel onder de dames der hoogere kringen eau de co logne wordt gedronken, wanneer men mag afgaan op wat daaromtrent gefluisterd wordt. RECEPT. Sohoenlapperstaart. Een deeg van een pond bloem, een half pond boter, een lepel suiker, een ei en een kopje koud water, goed gekneed, totdat het loslaat, wordt tot twee ongelijke bladen uitgerold. Den taartvorm besmere men met boter en een weinig gestampte beschuit on bedekke daarna den bodem en den wand met het grootste blad deeg. Men neme twaalf good zure appelen, gesnipperd, voege er bij zes eierdooiers, vier lepels gesmolten boter, vier groote lepels suiker, het aap van een ci troen,de geraspte schil, roere dit alles goed dooreen en doe er het laatst het stijfge klopte eiwit bij. Met dit mengsel vuile men taartpan en bedekke het zorgvuldig met kleinste blad deeg, waarin men een paar sneden doe voor het uitdampen. De taart moet in een heeten over worden gebakken, bijtijds met een geboterd papier bedekt worden, om het al te bruin worden te voorkomen. Men kan ze garaeeren met geconfijte vruchben of oranjesnippers, r- Menigeen wordt thans door het onder wijs zóó met vreemde gedachten volgepropt, dat de lust hem vergaat er eigen gedachten op na to houden. Het antieke ideaal van opvoeding was: men zocht de geesten pro ductief te maken, vruchtbaar voor het leven. Toen gold het woord van Faust: „Was man nicht nutzt, ist eine echwere Last." Thans is het doel: africhting voor vergelij kende examens. Men moet zich laten vol pompen, om later, als de proef doorstaan is, weer te kunnen leegloopen. Er wordt te Weinig gevraagd naar goede manieren, on afhankelijkheid van karakter, vrijheid van oordeel, naar wat in het bloed zit. Prof. Van der W ij o k.. Ledigheid verteert het lichaam als roest het ijzer. Lijfspreuk van keizer Maximiliaan, Wie nederig spreekt van zichzelf wordt boos, als gij hem gelooft, en woedend, als ge hem nazegt wat hij zegt. Muliatuli. Wees trouw jegens uzelf ,en gij kunt niet valsch zijn tegenover anderen. Shakespeare. Boe andere volken brood bakken. In de meest afgelegen streken van Zwe den bakken de menschen hun roggebrood tweemaal 7s jaars en leggen het op stapels, zoodat het zoo bard als steen wordt. Verder naar het Noorden nog wordt het brood bereid van gerst en haver. In Lapland eet men haver met het bin nenste gedeelte van den pijnappel. Men jnengt con on andor door elkaar^ maakt er dan lange, vlakke koeken van en laat het zachtjes bakken. De IJslander haalt het IJslandsch mos van de rotsen, maalt het heel fijn en ge bruikt het om er brood of pudding van te maken. In sommige streken van Siberië, China en andere Oostersche landen wordt van boekweit een zeer smakelijk brood bereid. In Italië worden hier en daar kastanjes gekookt, tot meel gemalen en dan tot brood gebakken. Verschillende soorten van gerst worden tot het bereiden van brood gebruikt in In- dië, Egypte, Arabië en Klein-Azië. Eijstbrood wordt veel gegeten door de Chineezen, Japanners en een groot deel van de bewoners van Indië. In Perzië wordt veel brood bereid van rijstbloem en melk. Het „hongerbrood" van Armenië wordt bereid uit klaverzaad, vlas of lijnzaad, ge mengd met eetbaar gras. ALLERLEI Uit een roman. De graai lachte koeltjes, wat bij de heerschend© hitte zeer aangenaam was. Onze hinderen. In een vreemdelingen- book vonden wij het volgende: Juli 1903. Gerard van Dijt, Hoogere- burgersoholier, met vader. De gelijkenis. „Kijk, dat is het portret van mijn grootmoeder. Ze zeggen, dat er ge lijkenis tusschen ons is. Kun jij dat ook vinden V' „Hm, haar wenkbrauwen hebben wel iets van jouw knevel 1" Verpraat. Arme blindeman (tot bekend philanthroop, die hem een kwartje geeft-): „Duizendmaal dank, mijnheer! Zoodra ik u den hoek zag omkomen, daoht ik al, die zal den armen blinde niet vergeten 1" Student (tot zijn kleermaker). „Het laatste kostuum, dat gij mij een paar maan den geleden hebt geleverd, is al heelemaal roodachtig geworden 1" Kleermaker: „Het zal zich wellicht schamen, dat. het nog niet betaald is." Schuldeischer: „Meneer, ik heb de eer../' Schuldenaar-. „Ik ook, en vorder heb ik absoluut niets." Kr o-nder. Hoe iemand er onder kan geraken en er onder blijven, leert in 't kort de historie van zekeren heer Snorre- pijper. Als knaap verkeerde hij steeds onder een zeker soort van rapalje. Als jongeling was hij vaak onder water. Hij kwam onder den invloed eener trouw 6 7 abcdefgh v.'tt "Wit begint en geeft lu twee zetten mat. [Oplossing in het volgend Zondagsblad^ lustige, die hem al spoedig onder de plak had. Weer eens onder zijn kornuiten terugge keerd, werd hij er mee geplaagd, zoo onder de pantoffel te zuchten. Wijl hij al te dikwijls onder den invloed van oude klare was, zat hij weldra onder de beren. Eindelijk geraakte hij onder politietoe zicht en nu, niet zoo heel lang geleden, werd de man onder curateele gestsü. Eon van onze hedendaagsch© novellisten, over zijn held sprekend, zegt, dat: Zijn verstand hem begaf. Zijn stem brak. Zijn hart. hem in de schoenen zonk. Zijn haren te berge rezen. Zijn oogen gloeiden. Zijn bloed ijs werd. Toch scheen hij in 't laatste hoofdstuk weer zoover hersteld, dat hij het meisje zij ner keuze kon trouwen. In een kleine gemeente van het kanton Bazel liet een oude dame onlangs een mooie ronde som aan de Kerk na. Het geheele dorp was met de gebeuitenis vervuld en gedurende de begrafenis sprak men over niets anders. Zelfs den predikant ging het legaat maar niet uit de gedachte en in zijn grafrede haspelde hij de oijfers op beden kelijke wijze dooreen. „Onze eerbiedwaardige zuster", ver klaarde hij met plechtige stem, „heeft den gezegenden leeftijd van zes en zeventig... duizend franken bereikt." Studentenhumor. Hospita: „Wat een kolossale hitte is 't hier op uw kamer Student: „Geen wonder, ik heb zoo juist een paar dozijn brandbrieven geschre ven 1" Een merkwaardige timmermansrekening. Een schraag, aan den eenen kant om te wasschen, aan den anderen om op te han gen30. Een trap voor mevrouw „1.50 Een laarzen knecht voor mijnheer, die verbrand was.1.50 Een koffiemolen voor de keukenmeid, die verdraaid was.1. fJA-— Antwoord op de Opgave in het vorig Zondagsblad: Musschentaal Tusschenmaal. VRAGEN. Hoe maakt men een ijsbeer? Hoe kan men in groote steden, ook in ons land, voor heel weinig geld -.n man van fortuin worden? Antwoord in het volgend Zondagsblad]. De lijden zijn veranderd. In het jaar 1792 moest een aanzien lijke dame te 'a-Gravenhage .uithoofde van het slechte weer" haar verjaars- 8 visite by een bloedverwant afschrijven, omdat, ja, omdat de parapluie van Yan der Wllp tot 's avonds tien uren bespro ken was! Yan der Wilp was logementhouder en 6 oefende er tevens het bedrijf van „ver huurder eener parapluie" by ut. En dat was me een parapluie l Yolgens overlevering was zy bolrond, van blauw linnen vervaardigd, gespan- 4 nen op zeven groote halve hoepels en bevestigd aan een stok ter d kte van een middelmatigen bezemsteel, welke knuppel onderaan nog versierd was met een zwaren stok, die diende om het ge- 2 vaarte in zyn geheel aan een haak aan den zolder te hangen. Yan dichtdoen was geen sprake. 1 Yan zóó reusachtige afmeting was het gevaarte, dat 8 10 personen met gerustheid er een flinke bui onder konden afwachten. Deze aartsvaderiyke parapluie was by regenachtig weder stejds „bezet", ja werd, zooals ook boven biykt, vooraf besproken"»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 14