Raadgeving. Stofgoud. der bekoorlijk te doen zijn; een overtollige maatregel, want do natuur heeft in dezen reeds genoeg gezorgd. Bij de meeste Japan- sche vrouwen is het schaamtegevoel niet groot. Een goede eigenschap bezitten zij echter: zij zijn verbazend zindelijk. Elke Ja- pansche neemt 's morgens een heet bad en met de meeste zorg worden handen en voe ten rein gehouden. In tegenstelling mee haar Chineesche zusters zijn deze laatste liohaamsdeelen goed ontwikkeld en veelal 'het eenige schoone, dat zij bezitten. Deze gebrekkige physieke toestand, waar in do Japansche vrouwen verkeeren, is voor een deel toe te schrijven aan haar voedsel; zij eten bijna nooit vleesch en leven van rijst of rauwe visch; bovendien drinken zij eilk uur van den uag thee en kauwen zij tabakspillen. Dat men zóó bloedarmoe de krijgt, is niet te verwonderen. Deze stiefmoederlijke behandeling der vrouwen, wat de voeding betreft, hangt nauw samen met haar sociale positie. De hoop en de trots der families zijn dé zoons; de dooktors bestaan alleen om hen te bedienen, zich voor hen op te offeren. Van haar kinderjaren af wordt het meisje beschouwd als een soort werkdier, wie de moeilijkste en onaangenaamste arbeid wordt opgelegd, en wanneer het geluk van de zoons het vordert, ziet men er geen bezwaar in, de dochters als slavinnen te verkoopen Vaak geschiedt dit om het school- of studiegeld der jongeheeren te kunnen betalen of dezen in een zaak to koopen. In de gezinnen, die van do S amour ais, d.i. de oude ridders, af stammen, komen zulke gevallen zeldzamer voor en dan alleen met goedkeurinrr van de geheole familie, die deze in een familieraad moet gewen. Onuitsprekelijk wreed gaat het bij zulk een meusahenhandel toe, bij de ou dere zelf van het meisje mlt niet de minste ontroering te bespeuren; droogweg worden alleen de financieele voordeelen van de zaak besproken en zonder een traan to la ten, strijkt de vader dit bloedgeld op. Om het lot van de verkochte bekom mert men zach verder niet. Zij vindt spoe dig een onderkomen in een of a .der thee huis, om daar met kruipende onderdanig heid te dienen, op huilerigen toon te zin gen of op allesbehalve eerbare wijze te dan- Ben. Alq men dit alles leest, begrijpt men moei lijk, hoo er nog lieden gevonden worden, die kunnen dwepen met een land, waar zul ke toestanden heerscben, waar de heeren dor schepping zoo onridderlijk hun gezag uitoefenen en het schoonste en reinste, wat do schepping bezit, zoo diep is gezonken, doch staat men niet meer verbaasd over de beestachtige wreedheden, welke de soldaten van het land der Chrysanthen pleegden in den grooten oorlog tegen China, en over het feit, dat door geheel Zuid-Azië, en zelfs in Zuid-Afrika en Australië, het grootste con tingent voor slecht befaamde huizen wordt gerecruteeTd uit de vrouwen van J apan. Kikker-kooien en kikker-ossen. In de moerassen van de Vcreenigde Sta ten huizen vreemdsoortige wezens; wanneer een eerzaam vreemdeling zich vermeit in de geneugten ~n een warmen, stillen zomer avond en koelte en eenzaamheid na de be slommeringen en vermoeienissen van een drukken en drukkenden dag zoekt, dan ge beurt het soms, dat een afzichtelijk dier, een weeke, glibberige massa, op zijn pad neerploft, zich opricht en uitzet naar alle kanten. Ontzet blijft hij staan, kijkt ijzend in twee steeds verder uitpuilende glazige oogen, groene ballonnen, die hem schijnen te naderen. Hij wil wijken, vluchten, maar staat verlamd, als vastgespijkerd aan den grond. Hij wil schreeuwen, maar de tong weigert ncm haar dienst. Dan gaat de kop van het monster open en uit den bek van het dier komt een zóó huiveringwekkend loeiend brulgeluid, dat de man door den 'nieuwen schrik de macht over zijn beenen terugkrijgt, een sprong achterwaarts doet en aan den haal gaat. Maar nog even om kijkend, ziet hij de glibberige massa een sprong n icn van dertig voeten lang en onder het uitstooten van een donderend ge kwaak in het water neerploffen. Thuisgekomen, doet hij zijn verhaal in geuren en kleuren, waarop men hem la chend vertelt, dat hij een zoogenaamde kik ker-koe of kikker-os gezien heeft. De stem nog meer dan de grootte heeft aan deze monsterachtige kikvorschen dien naam ge geven. Door de vrees en in de duisternis schijnen de voorwerpen soms grooter dan zij in werkelijkheid zijn en zoo is het ook met dit zeer zeker buitengewoon groote kik- vorschachtige wezen. Voor nietrliefhebber8 is zulk een dier met ?jjn groene rimpelige huid een schrikwek kend gezicht; het heeft een staart, die 6oms een verbazingwekkende lengte beeft. Als het zich opblaast, is het een trillende, af zichtelijke bal met twee groote, strak en mysterieus kijkende oogen. In de modder kruipend, lijkt het een monster, dat zich op zijn vier pooten als van caoutchouc voortsleept. Dat een kikkerkoepasteitje echter nog een aardig hapje is, blijkt hieruit, dat het glibberig amphibie, ala het platligt, een ta felbord bedekt. Het heet een fijn gerecht, en kenners verkiezen c.it gebak ver boven onze gewone kikkerbilletjes. Vandaar, dat er in Amerika veel jacht op gemaakt wordt en met de kikkerkoeienvangst een aardig daggeld is te verdienen. Over do kenze van het kookgerei. De keuze van het kookgerei is niet zonder invloed op het uiterlijk en het gaar worden der spijzen en ook is het niet hetzelfde in welke pannen of potten de een of andere spijs tot den volgenden dag bewaard blijft. Koperen voorwerpen zijn als keukengereed schap uiterst solide, maar in ieder opzicht gevaarlijk, omdat zij bij aanraking met spij zen en dranken, welke zuren bevatten, door het oplossen van koperdeelen gemakkelijk gij-^ige eigenschappen aan hun inhoud mee- deelen, terwijl zij bij niet voldoende reini ging gemakkelijk kopergroen aanzetten, dat eveneens spijs en drank vergiftigt. Tinnen keukengereedschap is evenmin aan te bevelen, omdat tin ook giftstoffen bevat. Daarom moeten tinnen voorwerpen niet gebruikt worden voor het bewaren van zure spijzen en dranken of van melk. Aarden keukenvoorwerpen zijn het vei ligst, doch zij bezitten het nadeel, dat zij gemakkelijk breken en dat zij, door het op lossen van uit loodzout vervaardigd glazuur (vooral bontkleurige) door zuur en zout loodvergiftiging kunnen veroorzaken. Het beste zijn daarom de geëmailleerde ijzeren keukengereedschappen, die echter vóór men ze in gebruik neemt, afgewasschen moeten worden. Daarna vult men ze met water, waaraan eenig keukenzout en zeer weinig azijn is toegevoegd, kookt dit meng sel een halfuur en smeert er het betrokken voorwerp meermalen mee in. Daardoor wor den de email-deelen, die niet stevig genoeg met het ijzer verbonden zijn, verwijderd. De geëmailleerde potten en pannen moeten echter vrij van lood zijn, anders worden zij, wanneer er zure spijzen in bereid worden, van binnen bruin, terwijl zure vruchten er in bfederven. Om te onderzoeken, of ijzeren keukengereedschappen overtrokken zijn met loodtinhoudend email, bevochtigt men een lap met een oplossing van wijnsteenzuur en legt hem in het uitgewasschen voorwerp. De lap wordt lan niet gekleurd, als het email loodoxyde bevat. Het hanteeren van gietijzeren, in het bij zonder van geëmailleerde keukengereed schappen, eischt meer omzichtigheid en op lettendheid, dan men oppervlakkig zou mee- nen. Een ruwe slag of val veroorzaakt bui len of barsten en als slechts een klein ge deelte van het email springt, is het voor werp voor keukengebruik feitelijk onge schikt. Voorts is het nadeelig, als in geë mailleerde potten en pannen boter en meel gefruit wordt; nog nadeeliger, als men er spijzen in laat aanbranden, omdat de aan gebrande spijzen zóó vast aan de wandvlak ten aanzetten, dat men ze moet afkrabben, waaronder de gladde oppervlakte to lijden heeft. Het schoonmaken van ijzeren keukengerei moet niet geschieden door boenen, het aller minst met zand. Men wascht het met zeep sop, spoelt het met heet water uit en veegt het uit met een niet te groven linnen lap, waarna het omgekeerd weggezet wordt. Naarmate uw lijden zich vermeerdert, na dert uw kracht om het te dragen. L a v a t e r. Men moest eigenlijk alle cm den omgang zooken met die menschen, voor wie mc:i zich im acht moet nemen. Feuchtorsleben. De tijd, die de vriendschap sterker maakt, doet de liefde zwakker worden. La Bruyère. ALLERLEI. In een epiritistenzitting vraagt één dei gasten het medium, h?m den geest van zijn gestorven vriend op te kloppen. Het me dium wil er gehoor aan geven, doch trots alle moeite gelukt het niet, den gewensch- ten geest op te wek kon. Genoemde gast drukt hierover zijn bevreemding uit ,en zegt, dat in een andere spiritistenzitting zijn vriend direct was verschenen. „Wat was uw vriend?" vroeg een ander. „Oberkellner," is hot antwoord. „Dan heeft men den vorigen keer zeker vergeten hem een fooi te geven daarom komt hij dezen keer niet I" Jaap komt thuis met een maandrapport, waaruit blijkt, dat hij de laagste van de klas is. „Ik begrijp niet hoe het mogelijk is I" roept zijn verontwaardigde vader. ,,'t Gaat anders ma^xelijn. genoeg, papa," verzekert het koelbloedige jongmensch. Omzetting van let tens, Ik heb een zeer vZoorijke woning. Niet beleedigend. Beohter: ,,U hebt den getuige een ezel genoemd." Beklaagde: ,,Ja, edelachtbare, maar niet met hert opzet om hem te boleedagen: enkel en alleen uit waarheidsliefde." Aan het loket. Postbeambte: „Zoo kan ik het pakket niet aannemen. Het adres is te onduidelijk: het woord „Amsterdam" bijvoorbeeld kan ik volstrekt niet lezen." Mevrouw A.: „Ik heb twee nieuwe hoe den noodig, beste man." Mijnheer A.: „Hoo kom j© op het idee, kind?" Mevrouw A.: „Wel, de dokter heeft me veel beweging in de frissche lucht voorge schreven 1" Assistent; „Professor, wij hebben een nieuwe komeet ontdekt. Wilt u eens komen kijken?" Professor: „Breng ze maar even hier; waarom heb je dat niet dadelijk gedaan?" Dienstmeisje: „Mevrouw, de zalm is 50 ets. per pond duurder geworden." Mevrouw: „Voor ons is dat nog zoo erg niet, maar hoe moeten de arme lui dat be talen Leer aar: „Jongen, jij bent een aartsdom kop Als ik je vader spreek, zal ik hem hetzelf de zeggen 1" Antwoord op de Vraag in bet vorig Zondagsblad: Er waren in de kamer drie gehuwde pa ren en een weduwe VRAAC. Wat begint pas als het gesloten is? Antwoord in het vólgend Zondagsbl"L\.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 12