JTo. I33G0
LÉIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT,
FEUILLETON.
De noodlottige Kns.
Anno 1903.
Aan een brochure, getiteld „Een woord
,ten gunste der N c d. Staatsloterij"
,.van den heer Jacob Appel, collecteur der
Staatsloterij te Middelburg ontleent de
Middclburgsche Courant o. -a de volgende
'opmerking:
„Het heeft mij sedert lang bevreemd, dat
tot dusver nog niemand getracht heeft, beide
vormen van kansberekening, verzekeringswe
zen en loterijspel, aan elkander dienstbaar
te maken, den eenen vorm aan tc passen aan
'den anderen, zóó dat een geheel verkregen
wordt, wat zonder beider samenwerking bij
zonder kostbaar en daardoor bijna ondoen
lijk zou zijn.
Ik bob hier het oog op de pensionnee
ring van bejaarde werklieden.
Voldoening aan die sociale behoefte is een
dringende eisch des tijds, en als er vonnis
moet geveld worden over do mate van zonde,
1 het zedelijkheidsbegrip aangedaanaan do
cene zijde de afgewerkte arbeider door de
gemeenschap aan eigen lot overgelaten met
kans op een arm en-bedeeling, en aan den
anderen kant de Staat sanctionncerende en
regelende het kansspel zooals het is reerge-
legd in do Staatsloterij dan zie ik met
volle gerurthèid de uitspraak te gemoet.
Zou daar >m niet als tot verwezenlijking
roepen het denkbeeld, om de bate, die de
Staatsloterij afwerpt, aan tc wenden als een
I vaste, zeer beduidende jaarlijkscho bijdrago
tot het fonds, voor bovenbedoelde pension-
neering noodzakelijk?
Men bereikt daarbij tevens het dubbele
t doel, dat do werklieden zelvcn voor een deel
hun bijdragen vrijwillig tot him latere on
dersteuning storten, terwijl zij bovendien
■nog de wèldoonde geruststelling blijven be
houden van bij hun leven in ruimer stoffe
lijke omstandigheden te kunnen komen. Zorg
voot de toekomst en bedachtzaamheid in het
'tegenwoordige vormen hier een harmonisch
geheel.
En daardoor zal weder eens Ce meer blij
ken, dat do lessen van practischc levenswijs
heid der zoekende menschheid van niet min
der groot nut zijn, dan de voorschriften,
door streng zedenleer geboden."
De Arnhemsclie Courant herinnert er aan,
dat de Regeering den 7de-n Juni in do toe
lichting van het ontwerp tot „afschaffing
van dc Staatsloterij" heeft verklaard, dab
zij er op bedacht moet zijn,, nu „dc speel
zucht ook bo onzent zich m toonemondc mate
openbaart en in steeds breeder maatschappe
lijke kringen haar slachtoffers maakt," na
dere voorzieningen te troffen, „waardoor de
uitspattingen van dezen hartstocht op meer
afdoende wijze konden worden beton geld."
Naar dit doel nu wordt, zegt het blad,
mot de „Loterijwet 1904" gestreefd op een
wijze, waarvan ten volle geldt: „de kleine
dieven knoopt men op en do grooto laat men
loopen." Wie zïóh door speculation van tien
en honderdduizenden wil ruïneeren, do
1 wet zal hem geen sfcroobreed in den weg leg
gen, maar wie door de op een prijsje
heb verlies zou willen wage an het bedrag
.van een twintigste lot in de Staatsloterij, hij
wordt tegen zijn eigen zedelijke zwakheid
door do web beschermd. En dat heet in do
'baal van het christelijk Kabinet: „beteuge
ling der uitspattingen van den hartstocht
der speelzucht" 1 In den volksmond echter
heet in nuchtere taal zulk muggen uitzuigen
en kemclcn doorzijgen koude drukte,
en zeker met meer recht 1
Is het er bovenal om te doen, om het mis
bruik der loterijen tegen te gaan, dan zou,
meent do Arnhemsclie Courant het kortst©
en eenvoudigste middel van repressie wezen
'de aanvulling der Strafwet met óén artikel,
hetwelk straf stelt op het overtreden van heb
verbod der wet van 1814.
„Maar voor heb tegenwoordige Kabinet,
dat vorder schieten wil en met misbruik der
loterijen ook den hartstocht der speelzucht
zolvon en haar uitspattingen wil treffen,
was dit eenvoudige middel uiteraard niet
afdoende; wonderlijk evenwel klinkt het ar
gument, dat o. m. daartegen wordt aange
voerd in de Memorie van Toelichting: „En
tot invoeging in dat wetboek van een straf
bepaling onkel op het stuk van loterijen kan
bezwaarlijk voldoende aanleiding worden ge
vonden, waar toch ontegenzeglijk ook in me
nig ander opzicht aanvulling of wijziging
van het Wetboek van Strafrecht meer of
minder urgent is to achten." Om deze reden
dorhalve ontbreekt voor de Regeering de
aanleiding, om aan een „het gezag van de
wet en van de hoogste macht in den Staat
ondermijnonden toestand" ten spoedigste een
oind te maken!"
Wat de premioleeningen betreft, de mi
nister van justitie schijnt bij het ontwerpen
van zijn wetje geheel tc hebben vorgeben, dat
het in heb Regeeringsprogram werd aange
kondigd als een der middelen om „het zede
lijk karakter van het openbaar volksleven op
meer afdoende wijze" te beschermen, „do
speelzucht krachtiger" tc beteugelen, en nar
dere voorzieningen t© treffen tegen do „uit
spattingen van dezen hartstocht", welke „in
steeds breeder maatschappelijke kringen zijn
slachtoffers maakt."
Of vraagt het blad stemt de minister
van justitie, die geen doordraver noch ze
loot is, mot dit deel van het ministerieel
programma niet in? „Het een of het ander
moet het geval wezen, want wie „do uitspat
tingen van den hartstocht der speelzucht"
wil beteugelen, welke, zooals nog in de laat
st© weken op voor velen zoo ontzettende wijze
is gebleken, „in steeds breeder maatschappe
lijke kringen zijn slachtoffers maakt", acht
niet de besnoeiing der „vrijheid van den
effectenhandel ter Beurze" cn van den wind
handel in handelswaren „bedenkelijk", doch
ontneemt wel den kleinen man de gelegen
heid om naar verhouding van zijn bescheiden
financieele krachten eens een kansje op
winst te> wagen."
„Het Beursspel in naam der christel'Jke
moraal beletten, het zou op bedenkelijko
wijze de vrijheid van don e.xcctenhandcl be
snoeien Dc Strafwet zóó aanvullen, dat
„behendigheid" (?)- spelen als het vermaar-
do jeu do poule en andere soortgelijke dob-
belarijon niet langer door de mazen der wet
konden kruipen, dat afzetterijen, als door
middel der zoogenaamde prijsraadsels, in 't
vervolg onmogelijk zouden zijn? Niets van
dit alles! Het ontwerp doet in werkelijkheid
weinig n ser dan een einde maken aan den
toestand, die op het punt der loterijen se
dert de invoering der Strafwet, gelijk in de
Memorie van Toelichting gezegd is, „het ge
zag van de wet en van de hoogst© macht in
den staat ondermijnt", op zichzelf voor
zeker een hoogst loffelijke daad, welke onge
lukkigerwijze reeds veel t© lang op zich heeft
laten wachten. Maar „de uitspattingen van
den hartstocht der speelzucht" laat het on
gemoeid, deze kan voortgaan ,,in steeds
brcedor maatschappelijko kringen slachtof
fers" tc makende Staatsloterij echter, wel
ke den kleinen man de gelegenheid geeft om,
zonder eonig gevaar voor bedrog, een kansjo
tc wagen cn waardoor nog nimmer iemand
is t© gronde gericht, moet verdwijnen 1
't Zijn louter groot© woorden en holle fro
zen als do Regeoring zegt, daardoor on „door
de Loberijwct 1901" v „uitspattingen der
speelzucht" t© willen beteugelen."
Naar aanleiding van het ontwerp tot in
stelling van Landbouwraden zegt De
Tijd:
„Zoowel van de zijde der Regeering als
van den kant der Kamer zullen concessies
moeten gedaan worden.
Wij willen niet boproeven om hier een
bemiddelende rol te vervullen; wij wenschen
sleobts minder in critischen dan in verzoo-
nenden geosb eenige opmerkingen in het
midden te brengen.
Op den voorgrond sta evenwel, dat wij
met den bestaanden toestand geen vrede
kunnen nemen. Het Nederlandsche Land-
bouw-Comitó, dat thans de Regeering op
landbouwkundig gebied voorlicht, kan o.i.
allerminst in aanmerking komen als een
deugdelijke vertegenwoordiging van do
landbouwbelangen bij het Ministerie. Zon
der do bekwaamheid en verdiensten van
zijn loden te onderschatten, kan men veilig
bow oren, dat een lichaam, hetwelk zijn oor
sprong vindt in landbouw-vereenigingen,
waarin voor een groot deel het „heercn-ele-
ment" overwegend is, niet genoegzaam het
vertrouwen kan bezitten en ook n'rt vol
doende den geest weerspiegelt van dc land-
bouw-bevolking in haar geheel.
Da officdcelo laAdbouw-vereenigingen
voldoen niet meer, als ze al ooit voldaan
hebben de landbouwers willen hun belangen
behartigd zien door lieden uit hun midden,
niet door do „groote heeren". Vandaar dio
massale afval van cfo Maatschappij van
Landbouw on de oprichting van Boerenbon
den, waarin de boeren zolvon heer en mees
ter zijnvandaar ook do naijver en de wrij
ving, welke op verschillende plaatsen tus-
schen deze twee lichamen bestaan. Wij heb
ben hier tc doen met een onverzoenlijk anta-
gonismo en alle pogingen om de twee strij
dige elementen bij elkaar te brengen, moeten
noodzakelijk op een mislukking uitloop en.
Dit vorschijnsel wijst er op, dat een Land-
bouw-comftó, waarin het „heeren-element"
ovorheersehend is, uit don tijd is, en moet
plaats maken voor een vertegenwoordiging,
op welker samenstelling en werking de land
bouwers zei ven, de kleinen niet uitgezon
derd, veel meer invloed kunnen oefenen.
De zn» 11 naar emancÏDatie is anders aan
vele bedenkingen onderhevig: bier zien wij
in het streven óm aan een drukkende, van
boven af opgelegde voogdij tc ontkomen hot
bewijs van een ontwakend zelfbewustzijn,
van een kloeken ondernemingsgeest, van
frisscho energie, van een krachtig solidari
teitsgevoel.
Mcfc do „verschillende leden", die dricst-
weg nis hun meening uitspreken, dot aan
een afzonderliike regeling van do landbouw-
vertegonwoord icing eenvoudig geen behoefte
bestaat, zijn wii het dus volstrekt niet cc.ns.
En dat tc minder, omdat het verleden vnn
het Landbouwcomitó allerminst hof gevoel
van zelfgenoegzaamheid wobt.iVfc, dof uit de.
lofnriizingen vn.n de voorstanders decor ver
ouderde instelling spreekt."
In eon tweede artikel verklaart De Tijd
heb zeer redelijk te vin^.n, dat do Regeo
ring aan do georganisoordo landbou
wers con bijzonderon invloed op dc samen
stelling dor vertegenwoordiging wil toeken
nen, „aangozion dozen op landbouwkundig
gebied gewoonlijk meer ontwikkeld zijn cn
torens van grooter belangstelling ©n toe
wijding voor hun zaak bobbon blijk gege
ven. Het bezwaar, dat d© niet-landbouwers
oil dc geleorde theoretici, die lid van deze
vcreonigingen zijn, het recht van meezog-
genschap behouden, lijkt ons niet overwe
gend, omdat cenorzijds hun kennis zou kun
nen to stade komen en anderzijds hun in
vloed door do groobc massa, die buiten d9
verconigingon staan, vrijwel zou geneutrali
seerd worden. Het laat zich evenwel niet
ontkennen, dat aan dit tweeslachtig stolsel
groot© practische bezwaren verbonden
zijn, reden, waarom het „vrij algemeen"
werd afgekeurd.
Er schijnt dus niets andera over t© blij
ven, dan dc zuivor reohtstreekscho verkie
zing, alleen door landbouwers. Principieel
kan do Regeoring daartegen zeker geen be
denking doen gelden, en het is niet to voor
zien, dat heb ontwerp op deze klip zal
stranden."
Wat betreft de quaestie, of ook de veld
arbeid e r s in cle Landbouwvertcgen-
woordiging moeten worden opgenomen,
6ohaart De Tijd zich beslist aan do zijdo der
Regeering, die den veldarbeiders geen mcc-
zeggensohap wil toekennen.
„Een geheel andere vraag is, of ook
gelijk do Regeoring wil niet-landbou-
wors verkiesbaar mogen gesteld worden.
Hiertegen hebben wij volstrekt geen be
zwaar. Eenmaal vastgesteld, dat dc land
bouwers alleen kunnen kiezen, of althans
bij de verkiezingen don doorslag geren, be
staat er geen gevaar, dat in de landbouw-
vertegenwoordiging het „heeren-element-,"
in den ongunstigen zin des woords begre
pen, den boventoon zal voeren.
Wijl wij anderzijds weten, dat er ondor de
niet^landbouwera velen gevonden worden,
dio op landbouwkundig 'gebied met de theo
rie degelijk vertrouwd zijn en tevens den
lamdbouwor on zijn belangen con warm hart
toedragen, zouden wij ongaarne zien, dat
doze „heeren", omdat zij heeren zijn, per
sé werden uitgesloten. Het wil ons daarom
voorkomen, dat het voorstel der Regeering,
om niet-landbouwors verkiesbaar tc stellen,
aanbevoling en steun %'erdicnt.
Summa summarura zijn wij derhalve van
oordeel, dat het ingodiondo wetsontwerp,
ondanks zijn gebreken en de tegenkanting,
welke het ontmoet, in eonigszins gowïjzig-
den vorm kan on moet aangenomen worden.
Wij vrcazen, dat, mocht dit ontwerp ver
worpen worden, men nog lang zal moeten
wachten, voordat een ander wordt inge
diend, 't wolk voor de vrienden van het Mi
nisterie aantrekkelijker on aannemelijker
ie Zij, die alleen het menschelijk-volmaak
te willen, dienen dit tc bodenken."
De Tijd vreest obstructionism© en
wel dubbel fol van de tcgonstandere van
dit Kabinet, omdat dit Kabinet een chris
telijk Kabinet is. „Wij gelooven zelfs"
schrijft De Tijddat bij een man als Van
Houten, indien hij weder in dc Tweede
Kamer zitting nam, de natuur boven het
kalm redoncerend verstand zou gaan, zoo
dra wodcr ten gevolge van do een of andoro
omstandigheid de anti-clcricalo strijdleus
word aangeheven. Het kalm redeneerend
verstand zegt hom (en hij spreekt het in
zijn jongste brochure „Onberaden Plannen"
ook openlijk uit), dat het voor hem en zijn
vriondon do voorkeur vordient, voorloopig
do Regeering in handen der tegenwoordige
meerderheid tc laten, liever dan haar tc
zien overgaan in die van partijen, welke
daarvan in do eerste plaats gebruik zou
den maken, om alle macht in Staat e.n
Maatschappij, zonder cenig tegenwioht, weg
tschenken aan do meest talrijke, doch
minst beaittendo on minst tot regeeren ge
schikte klasse, terwijl deze Regeoring voor
den heer Van Houten ten minste de ver-
dienst© bezit het grondwettig status quo
to handhaven.
Do rcdoncoring klinkt zeker heel fraai
en heel verstandig, doch vooral op het ge
bied der praotisoho staatkunde blijft tus-
schen praten en doen een groot onderscheid.
En als het op doen aankomt, is het dikwijls
meer hot hart, hetwelk leidt, dan het ver
stand. Reden, waarom wij, zelfs op den zeer
voorwaardel ijken cn zeer voorloop igvn
steun, door den heer Vjitj Houten on zijn
vrienden aan het tegenwoordige Kabinet te
Ycrleenen, maar zeer weinig waarde zou
den hechten."
De Tijd meent, dat deze Rogcering dan
ook alleen mag rekonon op de hulp tier par
tijen, uit welko zij zelve is voortgesproten,
on zonder dat het reoht van critick mag
prijsgegeven of ongebruikt gelaten be
hoort dio hulp haar ook zoo krachtig moge
lijk te worden verleend. En om dat tc kun
nen doen, behoort op dc tactiek der tegen
partij nauwlettend aoht te worden gegeven
De Tijd acht het niet moeilijk aan tc ge
ven, welk het wapen is, waarvan men zich
tegen het Kabinct-Kuyper cn zijn vrienden
de grootste uitwerking voorstelt.
Men zal in 1905 allo krachten inspannen,
om bij het kiezerspersoneel dc morning te
doen ingang vinden, d.V de tijd van het
Christelijko Regeeringsbewind is geweest
een iijd van stilstand; een tijd, waarin, het
is waar, eenige belangrijke wetten werden
ingevoerd, maar wetten, de reeds door vo
rige liberale ministeriën werden voorbereid
een tijd, waarin overigens de zaken eenvou
dig slcopendo werden gehouden. Men zal
trachten, men tracht reeds nu, de overtui
ging te vestigen, dat alleen een liberaal mi
nisterie on eon libcralo Kamermeerderheid
in 6taat zijn wetton en hervormingen van
beteekenis tot stand te brengen, dat alleen
bij de linkerzijdo t© vinden is wetgevende
kracht.
Het blad orkont zonder eenige terughou
ding, dat verschillende omstandigheden,
aan welko de tegenwoordige ministers geen
6ckuld dragen, er too hebben medegewerkt,
en nog er toe medewerken, om deze tactiek
onzer tegenstanders bij een groot gedeelte
van het oppervlakkige en onwetende pu
bliek tc doen slagen.
Do meest afdoende en krochtigo steun,
welken de Rcgeerings-meerderheid dan ook
in de toekomst aan dit Kabinet kaa schon
ken, is met zorg to waken tegen obstructio
nism©. Elke poging, om zonder nut tijd to
doen verloren gaan, tijd zook tc maken, be
hoort met energie tc worden bestreden.
Do tijd, welke aan hot tot-stand-brengen
van belangrijke organieke wetten kan be
steed worden, moet gering heeten, vc» l lo
gering om een aanzienlijk gedeelte daarvan
te kunnen afnemen voor interpellaties, die
in hoofdzaak tot voorwendsel moeten strek
ken van allerlei aanvallen op do gevestig
de maatschappelijke toestanden. Doch orger
gevaar dan eon vloed van dergelijke inter
pellation dreigt 1 Het zijn de twee, straks
drie voorstellen tot Grondwetsherziening,
ingediend door de socialisten en'de vrijzin
nig-democraten cn nog in voorbereiding bij
de „Libcralo Unio".
Waarom dan dorgelijko onderwerp ca
worden ingediend?
Blijkbaar om geen andero redo.i, dan dat
do tactiek van do vijanden dor tegen woord i-
ge Regeering het medebrengt. Doch, indien
dit zóó is, spreekt ook de plicht, dor Rogco-
ringsrneerderheid vanzelf Deze behoort oen
dergelijke tactiek tc verijdelen, het voeren
van dergelijk obstruct ion isme onmogelijk
te maken
Wij, zoo besluit Dc Tijd, ©n zeker met ons
allo opiccht© vrienden dor tegonwoordigo
Regeoring verlangen, dat in het volgende
zittingjaar arbeid zal worden afgedaan en
©en niet al tc klein gedeolto van hot door
de Regeering vastgestelde programma van
wetgeving zal worden tot stand gebracht.
Om dit mogeliik tc maken, behoort de meer
derheid der Kamer (welko zelf oppermach
tig haar werkprogram vaststelt) cr tegen
tc waken, dat niet d»x>r de tegenpartij op
den voor haar arbeid bcnootligdon rijd wor
de beslag gelegd.
Dat do rechterzijde zelvo niel haar kracht
heeft tc zoeken in veelheid van woorden,
behoeft wel niet gezegd tc worden. Doch,
indien wii letten op dc twee jaren, welko
onder dit bewind zijn vooraf gegaan,
sohiint een aansporing tot zelfbeperking in
hei debat p.nn het adres onzer vrienden vrij
wel overbodig. Wij meonon inteee.mleel to
kunnen zeggen, dat het door het Katholioko
volk gnarne zou gezien worden, indien,
meermalen dan tot heden het geval was,
door Katholieke sprekers, die zióh vooraf
van hun onderwerp geheel op de hoogte
ateldon. werd opgetreden, om de algemeenc
politiek vnn het Kabinet, tc sEouncn, onder-
derden van wetsvoorstellen door vriend-
sohn.ppelijko crit-iek tc zuiveren of I© verbe
teren en onverdiende aanvallen der tegen
partij af tc slaan.
Het Handelsblad bespreekt do Indi
sche bcgrooting en zegt, dat do uit
komsten na 1901, nu de toestand van do in-
landscho bevolking cn van do suiker
industrie in Indie belangrijk is verbeterd,
allicht gunstiger zullen zijn dan die van
1902, maar toch zeker niot zóó, dat men zal
kunnen zeggen, dat voor Indio dc kwado
tijden reeds voorbij zijn.
„Dit blijkt ook uit de bogrootingseijfers.
Werden d© ontvangsten op Java en Modoc-
ra voor het loopendo jaar geraamd op bij
na 99 milliocn, welk cijfer ondor normaio
omstandigheden door do toeneming dor be
volking, do uitbreiding der spoorwegen enz.
zou bohooren tc stijgen, voor 1901 be
loopt do raming niet meer dan bijna 93 1/2
millioon; zij is dus, onder den druk der on-
&ot.)
Do oude man hief zyn magore handen omhoog.
„O, waarde heer," zeide hy, „daar spreekt
u juist ovor iels, waarmede ik erg ongeluk
kig ben geweest."
„Je wilt daar toch niot mee zeggen," zeide Ik,
„dat je het gewaagd liebt, ook maar een
korroltjo er van verkocht te hebben?"
„0 neon! waarde heor;" maar ik had eens
de onvoorzichtigheid dat kleine pakje te ver-
ttoonen dat onschatbare pakjo, dat eens
■in de plooien van het klood van Borgia ver
scholen geweest was. Drie jonge mannen
;schildors kwamen hier om naar myn bo-
kende kleurstoffen ie vragen; zy maakten
'myn beweren, dat ik in het bezit was van
•verloren kunstgoheimen, belachelyk on ineen
oogenblik van gramschap liet ik hun het
„Venetiaansche Poeder" zien on legde hun
de deugd en de kracht er van uit. Ik legde
het pakje terug op zyn plaats in de kast,
daar durf ik op zweron doch toon myn
klanten weggegaan waren, was ook myn
„Yenetiaansche Poeder" verdwenen."
„Onzin," zeide ik. „Je zult het per ongeluk
tusschen je koopwaron gelogd hebben, want
ik heb redenen om te gelooven, dat lets van
dit poeder gemengd is met onschadelyke
verf van een schildery, dat in myn bozit Is.
Het govolg kan zeor treurig biyken te zyn en
ik bezit genoeg bewyzen om je wegens deze
taak gevangen te laten nemen."
Ik zag, hoe de arme man sidderde van
angst en ik maakte van myn bohaald voor
deel gebruik.
»Gy verteldot my, dat je terzelfder tyd met
.het poeder in het bezit bent gekomen van een
tuur, dat in stoat Is de noodlottige uitwerking
to vernietigen. Dat zuur moet je my geven."
Do oogen van den ouden man dwaalden
onrustig rond, want hy erkende de macht,
die hy my daardoor in de hand gaf.
Maar ik vervolgde zonder mededoogen:
„Je moet my vertrouwen, of ik ga regel
recht naar Scottland Yard en geef daar de
zaak in handen van menschon, die mindor
vriendsohappelyk met jo te werk zullen gaan."
De oudo man aarzelde nu geen oogenblik
langer, maar ging naar oon brandkast, die aan
den wand van de kamer stond, maakte haar
opon en bracht my een klein fleschje.
„Dit bevat," zeide hy, „hetgeen gy verlangt."
Een uur later sloot ik my zelf in myn eigen
kamer op on zette my aan het werk. Ik wist
nu mot tameiyke zekerheid met welko be
zwaren ik te doen bad en welke taak er op
my rustto. Nadat ik het fleschje, my door
den koopman overhandigd, geopend had, deed
ik oen druppeltje van don inhoud op de punt
van een fijn penseel en raakte hiermede zeer
voorzichtig den hook van den geschilderden
mond van Yinconts portret aan. Ik kon
nauweiyks een kreet van vreugde onderdruk-
kon, toen Ik zag, dat ondor de proef de
noodlottige kleur zwart werd. Er was geen
tyd te verliezen. Toen ik mot het zuur andere
plaatsen van het gezicht aanraakte, bleek het
er geon uitwerking op te hebben; alleen de
mond met zyn afschuwelyken en toch betoo-
verenden trek, bevatte de vergiftigde verf, hot
doodvonnis.
Ik maakte een schets van dit gedeelte van
de schildery, daar het noodzakelyk was het
te doen verdwynen door er zooveel verf van
af te schrappen, als er maar met een mes
af to schrappen was. De verf was er zoo dik
op gesmeerd, dat Ik niet zonder moeite er in
slaagde de voldoendo hoeveelheid, die ik voor
het doel, dat ik op 't oog had, noodig achtte,
er af te krygon. Toen dit gedaan was, streek
ik hot zuur over de plaats; zoo vernietigde
ik de gevaarlijke uitwerking van de deeltjes,
die achter gebleven mochten zyn. Hot schrap
sel verborg ik zorgvuldig in eon blikken
doosje, om zoo noodig een bewys te hebben
voor myn verdenking.
Zoo ver was ik met myn werk gekomen,
toen ik hoorde, dat Hormann aan myn deur
om toegang vroeg, en daar ik zyn medewer
king noodig had, liet ik hem binnen. Hy
staarde met opgehevon handen naar het mis
vormde portret.
„Je 6chynt je," zoide hy, „allerzeldzaamste
vr(jhedon to veroorloven met hot eigendom
van oen ander."
Ik lichtte hem in, dat ik de aanwezig
heid van vergiftigde verf in de schlldory ont
dekt bad.
„Was het portret," zeide ik, „altyd bodokt
gebleven door hot glas, zooals do schilder het
ook bedoeld had, dan zou het ongevaariyk
geweest zün. Maar de dwaze vrouwelUke
sentimentaliteit heeft haar leven in gevaar
gebracht."
Hy keek my op een zonderlinge manier
aan en zeide:
„Als dat het geval is, was-het een verre
gaande domhoid, dat men het glas zoo ge-
makkelUk verwijderen kon. Hoo het ook zy,
dit godeelte van de zaak gaat my niet aan.
Maar hoo denk je je ontdekking te verbergen?
Het werk, waaraan je nu bezig bent, zal niet
vóór morgen droog zyn."
„Ik reken op je bgstand. Morgen moet Je
aan de patiönte een lichten slaapdrank geven,
die haar belet om op te staan. Ik biyf er
vorantwoordelyk voor, dat zy overmorgen de
schildery zal kunnen kussen en or physlek
niet onder zal ïyden. Haar hartstocht zal ln
dit goval wel spoedig afsterven. Je zult het zien."
Het plan gelukte. Ik legde Hermann den
aard van het vergif, verborgen ia de verf,
en zyn bykomende werking uit en stelde
hem zoodoende ln de gelegenheid een genees
middel aan de patiönte te gevon, dat haar de
noodigo uren slaap zou bozorgen en zoo wol
als geneesmiddel en als tegengif kon worken.
De Prinses werd uit haar diepen slaap
opgowekter en gezonder wakker dan zy aedort
weken geweest was. Die onkolo dag, waarop
zy niet in 6taat was geweest, do bosmotte-
jyko llofkooziDg van het portret te ontvangen,
had een zegenryken Invloed toweeg gobraclit.
In dien tusechentyd had ik hard gewerkt
van 's morgens vroeg tot 'a avonds laat en
het afschuwoiyko gezicht van Vincont ver
scheen weer als hernieuwd ondor myn penseol.
Nu was ik zekor, dat do Prinses dit schil
dery kussen kon, zonder eenigo licliameiyko
schade, indien zy zich tot zulk een ziokoljjko
daad gedrongen voelde.
Den volgendon morgon was het portrot
droog; daarom vergezelde Ik Hormann by
zyn ziekonbezoek naar Grosvenor Squaro en
verzocht of ik op liem wachten mocht in do
kamer, waar de schildery wezen moest.
Op myn verzoek hield Hermann don Prins
bozig met een gesprek over den gezondheids
toestand van zyn vrouw. Lang genoeg om
my in do gelogenheld te stellen de schildory
op haar plaats te brengon.
Toen Hermann weer by my kwam, ver
lieten wy te zamen het huis. Hy vertelde
my, dat de Prins zeer verheugd was door do
merkbare beterschap van zyn vrouw. Op den
hoek van Hyde-Park scheidden wy, daar ik
my voorgenomen had om naar het atolier van
Vincent te gaan, om de laatste acte van dit
pyniyk drama, zooverre als het in myn macht
lag, to voltooien.
Ik vond hom aan het werk, verschrikko-
lyk veranderd. De verwoesting, die by in hot
leven van oen ander had toweeg gebracht,
scheen met vreeselyke kracht op hem zelf
teruggewerkt te hebben.
Het ia niet noodig, om een gedotailleerd
verhaal van ono gesprek te geven. In het be
gin toonde hy zich zeer verontwaardigd en
govoelig, doch toen by hoorde, welke be
wyzen ik bezat, was hy geheel verslagon on
zag het nuttelooze van vordere ontkenning
in. H(| legde my zyn gehoelen ellondlgon en
ongolukkigen zielstoestand bloot.
Ér was geen dag voorby gegaan, zonder
hevigon twoestryd tusschen zyn bogeorto om
zyn boosaardige daad ongodaan to maken on
zyn krankzinnig besluit om zyn wraak ten
einde too te volvoeren, Hy was tot liet be
sluit gekomen, dat do dood van zUn slacht-
offor onvonnUdeiyk ook dien van hom ton
gevolge zou hebben. Verder vernam lk van
hom, dat, om do Prinses te noodzaken, de
voorwaarden, die hy haar bad opgelegd, na
to komen, hy op baar gevoel gewerkt had.
Hy had haar ovorgehaald om dagelUk9 oen
liefdevolle schatting aan de schildery te bren
gen, als oenig middel, waarmede zy eonigon
trooBt kon brengen in zyn verwoest leven.
Verder bodrolgdo hy haar, dat, by eenige
nalatighold harerzyds, hy dit op oon gohoim-
zinnigo wUzo toch te weten zou komon. In
dat geval moest zy zyn wraak vroozen en hy
zou dan den Prins in konnü stollon mot hun
vroegoro verhouding.
Dit maakto do zaak gehool on al duidoiyk
on bleek procioa zoo to zyn, als ik zo my
voorgesteld had. Toen er nu voor de gezond
heid van do Prinses niets te vroozen was,
oi8chte ik van Vincent eenige regelen, waar
door de Prinses ontslagen zou worden van
belofton of verplichtingen met betrekking tot
zichzelven of de schilderytegolUkertyd dwoDg
ik hem, do briovon of zaken van andoron aard,
dio hy nog bezat uit den tyd van hun intio-
men omgang, terug te sturen.
Hiervan word een pakjo gemaakt en ik nam
op my, dit aan de Prinses te ovorbandigen.
Paul Vincont was betrekkeiyk kalm, toon
ik hom verliet, maar den volgondon morgon
vond men den schilder dood in zyn atelier.
Klaarbiykeiyk had hy zichzelf slechts weinige
uren later nadat ik afscheid genomen had,
doodgeschoten.