Stofgoud.
Raadgeving.
ALLERLEI.
Raadsel.
De tweede helft der benedenverdieping
lijkt een machinehal. Daar staan machines,
dynamo's met reuzenraderen, tien meter
hooge ketels, enz., die te zamen voor licht,
beweegkracht voor de liften, ventilatie,
verwarming en voor ijsfabricago zorgen.
Acht machines ontwikkelen 3000 paarden-
I krachten. Hierbij zijn 115 machinisten, elec-
trioiens en mechanikers werkzaam Gemid
deld wordt per dag 160 ton kolen ver
bruikt. Voorte zijn hier boneden werkplaat-
i een voor smeden, timmerlieden, meubelma
kers, enz., die alle noodigo reparatiën in
j het hotel verrichten.
In het waschhuis worden per dag 60,000
j stuks linnon gewasschen en gemangeld, d.
i. de geheele wasch voor minstens 3000 per-
I sonen (reizigers en personeel), 3000 bedde-
lakens, 8000 hand-, keuken- en vingerdoe
ken. Elk glas water wordt geserveerd op
een blaadje met gevouwen servet, dat
slechts éénmaal wordt gebruikt. Voor waa-
schen, drogen en strijken heeft men na
tuurlijk dozijnen automatische machines.
Honderd groote tonnen nemen eiken dag
de etensresten op, die voor 5000 dollars per
jaar aan een ondernemer worden verkocht.
Vijftig eleotrisch verlichte en met dikke
houten deuren afgesloten kamers dienen
voor provisiekamers en zijn voortdurend
gevuld met geheele geslachte runderen,
schapen en varkens, met duizenden kippen,
I duiven, vinken, eenden, fazanten, enz.
j Door al deze kamers gaan koelhuizen, welke
1 alle» koud houden-
j Bij d® opening van het hotel kocht men
voor 1 millioen aan zilver, dat sedert voor
de helft vernieuwd is. Elk jaar wordt n.1.
door liefhebbers ,,tot aandenken" voor
10,000 dollars gestolen. Elk jaar gebruikt
men 30,000 dollars aan linnengoed, in De
cember heeft men voor 6,000 dollars glazen
gekocht, in November 11,000. Por jaar wor
den 1,000,000 enveloppen gebruikt en
200,000 stuks zeep.
Men dient in Waldorf-Astoria gemiddeld
2000 maaltijden per dag op, dus per jaar
730,000 zonder de soupers. Dagelijks slacht
I men 25 runderen, die eerst met het doel
i zes weken lang gemest worden. Voorts 20
tot 25 lammeren, 25 varkens, 20 kalveren,
100 reehoenen, 200 kippen, 100 eenden, 30
j dozijn duiven, 10 dozijn vinken. Men ge-
bruikt 8000 broodjes en 5000 wittebrooden
j per dag bij de koffie. Voorts elke maand
voor 100,000 dollars oonserven.
i Aan de gemeente wordt per jaar aan ba-
j 'den, voor drinken en tot ijsbereiding 50,000
j dollars voor water betaald. Onder de 1636
vrouwelijke en manlijke bedienden zijn
96 koks en keukenjongens, 18 bakkers, 177
j loopjongens, 105 kofferdragers, 560 kellners
7ö kamermeisjes, enz.
Aan loonen wordt per maand 70,000 dol-
lars betaaldde zaalkellners ontvangen 40
j dollars per maand, de ótagekellners 50 dol-
j lars, de kamermeisjes 18 dollars, de admi-
nistratieve beambten 100 tot 200 dollars. Zij
I hebben alles vrij, ook woning en wasch.
Maar er wordt gemiddeld per dag 20,000
'dollars ontvangen, zoodat de eigenaar op
weg is om een der rijkste lieden van
Nieuvp-York te worden.
De kfnüerfeer ia een sohat, dartelend ont
vangen, onnadenkend weggelegd, maar la-
fcfte owt belangstelling weer opge&ooht.
L. Hr van Koetsveld.
De deugd des menschen, die naar het ge
bod van het vorstand leeft, toont zich even
groot in het vermijden als in het overwin-
asn ma gevaren.
Spinoza
Men moot zijn levensplichten vervullen
aloof men eeuwig leefde en ook alsof men
ieder uur kan sterven.
Auerbach.
Men kan harten trekken door hoedanig
heden, die men aan den dag legt; men bindt
ze aleohta door die, welke men bezit.
Do Nojr*
RECEPT.
Vruchten-sorbet.
Kook anderhalf kilo suiker met een kan
water even op. Is dit koud, dan voegt men
er het sap van twee citroenen en van twee
oranje-appelen, alsmede een halve kan
frambozen- of aalbessensap bij en bevriest
dit als voor vanielje-ijs, doch het behoeft
niet zoo stijt te wezen. Roer er daarna nog
een halve kan frambozen- of aalbessensap
door. Men dient het sorbet in champagne
glazen.
Verwjyderen van lakvlekken.
Lakvlokkon verwijdert men door ze in te
wrijven met wijngeest, waarna men het
week geworden lak met een mesje er af
neemt en de nagelaten plekken met spiritus
afwrijft.
Door een veLdmvM verraden. De troe
pen waren aan het tirailleeren.
De vijand was in het gezicht en naderde
al meer en meer.
Moedig trokken wij 6chrijft een der
soldaten hem tegemoet, toen wij eens
klaps bemerkten, dat hij krachtig werd ver
sterkt.
Om ons niet aan een ongelijke r strijd
te wagen, commandeerde onze aanvoerder
ons verdekt togen de kruinen van de kogel
vangers op te stellen; aldus zouden wij den
vijand afwachten, onverwacht beschieten en
hem zoodoende trachten tegen te houden,
tot ook onze versterking was aangerukt.
Eluks ons achter de kruinen van de ko
gelvangers geworpen, dooh even vlug
sprong een onzer kameraden op, met hem
nog eenige andoren, en waarom? Dat wist
men niet.
Niettegenstaande de commandant ons toe
riep, toch te blijven liggen, werd door den
eersten opspringer daaraan geen gevolg ge
geven; krampachtige bewegingen deed hij
met de eene hand, die hij steeds gesloten
hield en waarin een voorwerp, dat een le
vend voorwerp bleek te zijn, want heb piep
te en welk voorwerp hij m zijn zenuwachtig
heid als tot gruis vermorzelde en griezelend
wegwierp.
Intusschen had de vijand ons ontdekt, wij
moesten wijken en een... kleine veldmuis en
een moedig soldaat waren oorzaak, dat
wij het gevecht verloren. (Historisch.)
De kracht van een mop. Op mijn zo
en eruitetap je, verleden jaar, ]o weot, ik
ben een paar maanden in Amerika geweest
maakte ik een ritje to paard door de oer
wouden van het verre Westen. Plotseling,
ik bevond mij in een rotsachtige streek, valt
mijn bruin dood onder mij neer. Nauwelijks
ben ik van den eersten schrik bekomen, of
ik hoor een onheilspellend snuiven en wat
zie ik? Een reuzenhuffel stormt als dol mot
gebogen kop op mij af. Natuurlijk, ik er
van door, haal je niet, zoo heb je niet I Het
gelukte me werkelijk een kleinen voor
sprong te krijgen en ik waando mij al ge
red, toen, tot mijn ontzetting, eensklaps
een verschrikkelijke afgrond voor mijn voe
ten gaapte. Ik was radeloos; wat te doen?
En de verteller, aan dat oogenblik terug-
denkond, droogde zioh het voorhoofd af.
In gespannen verwachting riep zijn mede
reiziger uit:
„Wel, wat gebeurde er toen?"
,,ïk tapte eon lollige ui," antwoorde Leuk-
„Een ui?" vroeg Slim. „Je wilt me toch
niet wijsmaken, dat dc buffel door je mop
zoo goedgunstig gestemd werd. dat hij
rechtomkeert maakte V'
„Dat niet," zei Leuk, „maar de afgTond
hield op met gapen..."
Don Juan: „Dame, 't ie tamelijk glibbe
rig. Mag ik u mijn arm aanbieden?"
Dame:: „Dank u wel; ik heb er twee."
Barbier: „Uw haar wordt zeer dun. U,
moest er wat op doen."
Heer: „Dat doe ik ieder en morgen."
Barbier: „Wat dan?"
Heer: „Mijn hoed."
Bij de verdere operatics was er een diepe
stilte.
Onder-wijzer: „Wat is 't meervoud van
cnensch?"
Jantje: )rMenschen 1"
Onderwijzer: „En van kindl"
Jantje: „Tweelingen I"
Schrik. Kapitein (bij stormweer): „Ja,
dames en beercu, als dat zoo doorgaat, heb
ben wij groote kans, met man en muis to
vergaan."
Dame (gillend): „O hemel, kapitein, zijn
er dan ook muizen aan boord?"
Aangenaam beletsel. Dame: „Hoe, je
bent 90 jaar oud en bent nog nooit ziek ge
weest?"
Boer: „Dat zou niet gekund hebben, me
vrouw, want we hebben geen dokter in het
dorp."
Egoïstisch. Gast (tot zijn buurman aan
do table d'hóte, die bijna de geheele moot
zalm op zijn bord neemt): „Ik houd óók
veel van zalm."
Hear aan tafel: „Maar niet zooveel
als ik 1"
„Pas geverfd!" staat in een dierentuin
op het hok van den zebra.
„Je zoudt er anders op gezworen hebben,"
zeide een bezoeker, „dat die zwarte en gele
strepen echt waren."
De rechte man. Uitgever: „U wenscht
een plaatsing als corrector?"
„Sollicitant: „Ja, mijnheer.
Uitgever: „Begrijpt u welk een verant
woordelijkheid daaraan verbonden is?"
Sollicitant: „Volkomen, mijnheer. Wan
neer u of de redactie een of anderen bok
in het blad 6ohiet, moet ik msgr Tralm Je
standjes er voor ontvangen."
Niet zoo bedoeld. (Proces-verbaal van
den dorpsveldwachter aan den burgeme.
ter): „Aan de vechtpartij heeft vooral deel
genomen eon boer, die met een bierglas op
het hoofd is geslagen. Zijn toestand is ho
peloos, daar hij zioh onder behandeling be
vindt van den dokter alhier."
Jonge vroom van den professor (tot haar
man op de huwelijksreis, daar hij zich tel
kens in de personen vergist): „Denk toch
een beetje na, Willem, anders zouden de
menschen donken, dat je in verstrooidheid
met me getrouwd bent."
Landelijke eenvoud. Conducteur tot
oud vrouwtje: „Vooruit, moeder, instap
pen
Vrouwtje: „Och, meneer, ik zie, dat er
niemand in clen tredn zit. Voor mij alleen
hoeft hij niet te rijden, dan zal ik morgen
wel eens terugkomen." (Historisch.)
Uit een minnebrief. „Als ge mijn lief
de niet beantwoordt, zend mo dan deszen
brief ongeopend terug".
Hotelhouder: „Frits, kijk die dame goed
aan, dat je haar op het station ook weer
zult herkennen."
Eellner: „O, ik heb voorzichtigheidshalve
maar vast wat saus op haar rug gemorst."
Gij ziet mij nooit in huis.
Maar altijd in de kerk;
Nooit vindt gij mij in slaap,
Maar altijd bij het werk.
Dat gij me nu wel kent,
Geloof ik vast en sterk.
[Oplossing in het volgend Zondagsblad.]