No. 13351 LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 2 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1903. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. De "Wondersteen. •Hot ingediende ontwerp van wet, dat, wet geworden, den naam van loterij- wet 19 0 4 zal dragen, heeft ten doel berinnerfc 'de Nieuwe Rotterdamsche Cou rant in het algemeen loterijen, dio uit particulier winstbejag aangelegd of gehou den wordeni te verbieden en straf te be dreigen tegen hen, die tot deelnemen ih zulke loterijen gelegenheid verschaffen. 'Het blad wil daarover een paar opmer kingen maken. Het ontwerp treft de binnenland- c h e loterijen, maar de buitenland- Bche blijven buiten schot. Want wel ver biedt art. 2 ook aandeelen in een loterij, die in het buitenland wordt gehouden, te iverkoopen, te koop aan te bieden, af te le veren, enz., maar hot behoeft geen betoog, dat deze verbodsbepaling niets kan uit werken tegen do directe toezending van lo ten uit het buitenland aan ieder, die ze verlangt. Het land kan dus, na het verbod ivan de binnenlandsche loterijen, over- «troomd worden met buiten] andscLo loten ,>an allerlei aard, ook van de slechtste 6oort, zonder dat men daartegen iets kan doen. Het wetsontwerp verbiedt ook het aan den man brengen van niet ren toge- v e nde premielooningéj, behalve idie, welker aandeelen zonder uitzondering uitloten of worden afgelost met een hooger bedrag dan daarvoor bij de deelneming ;s betaald. Ook al loten de aandeelen van een pre- iniedcening minstens uit met een bedrag, dat gelijk is aan hetgeen er voor betaald is, .valt de leening onder de verboden lote rijen. Dit wordt door do Regeering verde digd op grond, dat het ontbreken van de 'ikans op verlies bij zulke premieleeningen elechts schijnbaar is, daar men jarenlang de rente van het betaalde kan gemist heb ben, voordat men uitloot met een bedrag gelijk aan het betaaldo. De Memorie van Toelichting zelve erkent, dat in de gemaakte onderschei ding eenige willekeur is gelegen. Dat is inderdaad ook zoo, merkt dc Nieuwe 'Hotterd-amsche Courant op. Door het klein- ste bedrag, waarmede do aandeelhouder kan uitloten, slechte een nietige kleinig heid hooger te stellen dan de som, die hij voor zijn. aandeel in do preraieleening be- taald heeft, wordt deze leening, die zon der deze minieme verhooging onwettig zou zijn, een wettige, ofschoon het geen betoog behoeft, dat men daartegen oven goed het bezwaar kan inbrengen, dat de Regeering tegen 'de uitloting pari heoft. Do Regeering zolve breekt overigens in haar toelichting vrijwel haar verbod van een deel der premieleeningen af, waar zij betoogt, dat een algemeen verbod van pro- mieleeningen niet gewenscht is. Zij voert daarbij aan, dat men geen zekerheid zou hebben, dab zulk een verbod zou worden ge- eer'oiedigd en in acht genomen. ,,Het tegen deel" zegt zij j— ,,zou zelfs eer te wach ten zijn, waar do gelegenheid te over zou bestaan om elders dan openlijk op do beurs aandeelen uit te geven en te verhandelen; de kantoren. van bankiers en van makelaars en oommissionnairs in effecten zouden daarvoor vanzelf de gebruikelijke plaatsen worden en daar zouden die handelingen buiten het oog van politie en justitie wor den gepleegd." Deze redoneering merkt de Nieuwe Rotterdamsche Courant op laat zich na tuurlijk even goed toepassen op een gedeel telijk als op een algemeen verbod van pre mieleeningen en aldus toegepast bevat zij een orkenning door de Regeering zelve, dat het door haar voorgestelde verbod practisch niet zou zijn te handhaven. Het verschenen „vo r r a a d"-r ap p o r t geeft He Nieuwe Courant eenige opmerkin gen in de pen, waarbij het Haagsche blad dat overigens in het rapport maar weinig vindt, dat de bijzondere aandacht van den lezer waard is o. r.. omtrent de houding van de soc.-dem. Kamerclub on van mr. Troelstra opmerkt: „Herhaaldelijk beklaagde mr. Troclstra zich, dat er zoo' weinig voeling tusschen het Comité en dc Kamerclub bestond. Men: wilde er deze blijkbaar geheel buiten hou den; wij lezen zelfs van een der getuigen do uiting: „Als men in dien tijd een Kamerlid groette, dan was men een verrader." Dit verklaart voor een deel mr. Troel stra's houding, al rechtvaardigt het haar niet. Het artikel ,'Wat nu?" zal wel voor een groot deel aan dio „weinige voeling" rijn ontstaan to danken gehad hebben. Wat intusschecn niets afdoet hieraan, dat de so ciaal-democratische leider zijn ,rWat nu?" niets heeft doen hooren in de enkele door hem bijgewoonde vergadering, waar Hij geenszins kalmeerend schijnt te zijn opgetre den; noch aan het feit, dat hij zijn leider schap aan een veronderstelden wil des volks heeft prijsgegeven onder omstandigheden, waarin een krachtige hand veel rampen had kunnen beteugelen. Dit immers blijft: dat hij on do fractie do« invloed ten goe de, dien zij hadden kunnen oefenen, onge bruikt hebben gelaten". Terwijl het blad ton slotte nog schrijft: ,,Ten slotte. Wanneer de commissie van onderzoek aan het eind van haar rapport schrijft overtuigd te zijn, „dat allo reactio naire elementen op dit rapport zullen aan vallen om, zoo mogelijk, de moderne arbei dersbeweging met de begane fouten en mis slagen te bekampen" dan overschat zij de beteekenis van haar geschrift ten eenenranle. Om van die fouten en misslagen kennis te bekomen, hebben do „reactionaire elemcn- teu" waarlijk dit rapport niet noodig; zo hebben die reeds vroeger helder waargeno men ©n aangewezen. Het eenige, wat het rapport doet, is die fouten in een overzicht bijeen verzame'en. Behalve dat, behandelt het boekdeel slechts de houding en de gedragingen van niet be langrijke personen. En daartoe zal dan ook wel de belangstel ling zich bepalen, welke het in volkskringon zal wekken. Men zal zeggenDie Van Emrne- nes is er niet te best afgekomen! of: Die Vliegen is zoo'n verrajer niet als wc dach ten. Stof voor langdurige en onderhoudende conversatieis niet mccningsverschil over personen altijd een der dankbaarste onder werpen van gedachtenwisseling? Over do „moderne arbeidersbeweging" echter had de commissie verstandiger go- daan op deze plaats tc zwijgen. Want indien dat, wat ons uit haar rapport tocgrijnst, do Nedcrlandscho moderne arbeidersbeweging ware, voorwaar, dan zou het treurig met haar gesteld zijn. Slechts dit kunnen voor gangers en deelnemers van die beweging er uit icercn: in welke richting zij niet moet voortschrijden, aan welke handen zij zich niet. toevertrouwen moet. Of velen hunner dit er uit loeren zullen, is een andere vraag; do inkleeding van het rapport is weinig geschikt om hun dat noodigo inzicht bij te brengen. En mon troost© zich dus maar met de gedachte, dat wie uit de feiten van dit voorjaar niets geleerd heeft, door rapporten ook niet wijzer zal worden gemaakt." Het Handelsblad schrijft: „Sedert jaren hebben wij er op aange drongen, dat, overeenkomstig do Indische comptabiliteitswet, zoo noodig, gel die tu ning c n zouden worden aangegaan ten laste en onder waarborg van N e- derlandsc h-I n d i Tot dusver verschafte de moederlandsoho schatkist het noodige geld cn was de kolo nie do debitrioo van het moederland. Al waa het ook waar, dat zij trouw rente cn aflos sing betaaldo en de verleendo hulp alzoo het moederland niets kostte men zag het totaalcijfer van do Nederlandse1.© Staats schuld rijzen en dit is uit den aard der zaak een rem. Het kan niet anders; on in werke lijkheid is er dan ook steeds naar gestreefd, do buitengewone uitgaven te bestrijden uit d t gewone middelen. Waren de spoorwegen niet van Staatswege aangelegd, dan zou Indië op dit oogenblik nog een overschot van 60 milfioen bezitten, terwijl verder al les: Atjeh-oorlog, haven'werken, irrigatie, uit de gowono inkomsten is betaald. Wil men Indië tot ontwikkeling brengen, dan zal een 'andero weg moeten worden in geslagen, en inderdaad heoft de Regeering zich in den laatsten tijd ook duidelijk vóór do toepassing van bovenbedoeld wetsartikel verklaard. Maarhet is £r nog niet too gekomen. En het is licht mogelijk, dat het oude argu ment vóór den tot dusver bewandelden weg weder dienst doet; het crediet van den Ne- derlandschen Staat is groot. Wanneer Ne derland geld leent, betaalt he>t lagere rente dan Indië doen zou Wij doen Indië dus voordeel. Daartegenover kan het nuttig zijn mede te deelen, wat onlangs ten aanzien van de drie-procents-leening van Madagascar be paald werd. Dc leening is uitgegeven tegen den koers van 94 pCt. cn aangekondigd als een geld belegging van den eersten rang: lo. omdat rij vrijgesteld is van alle tegen woordige en toekomende belastingen; 2o. omdat de kolonie dc opbrengst der verteringsbelasting speciaal voor do rente betaling en de aflossing verbonden heeft, welke opbrengst de hiervoor jaarlijks noo dige uitgaaf belangrijk overschrijdt; 3o. omdat de post voof rentebetaling en aflossing 'als verplichte uitgaaf wordt opge nomen in de jaarlijkscho begrooting; 4o omdat bij dc wet, waarbij de leening werd goedgekeurd, is bepaald, dat ingeval do middelen der kolonie onvoldoende moch ten zijn voor de bestrijding van rente en aflossing, detzo zullen gedekt worden door de hulp van den Staat. Op deze wijze betaalt do kolonie niet meer rente dan de Staat zelf, cn vervallen, naar onze meening, vrij wel alle bezwaren." Over de decoraties zegt He Maas bode: De toebedeeling van ridderorden en me dailles ter gelegenheid van den Koningin nedag draagt dit jaar eon eigenaardig ken merk. Blijkbaar beeft de Regeering zeor bijzon der rekening gehouden met verdiensten, tijdens de stakingsdagen verworven door leiders van het ordelieyend verweer tegen woelzuckt en gezogsinbreuk. Do onderscheidingen, toegekend aan voor mannen van don Ned. R.-K. Volksbond cn „Patrimonium," aan R.-K. priesters, dio in Brabant en Limburg door advies of bo- middeling veel bijbrachten tot bezwering van het gevaar, aan den leider van den Bond van Christelijk Spoorwegpersoneel, aan een bekend voorvechter van de Christe lijke ideo op roode meetings, enz. leggen hiervan veelzeggend getuigenis af. Evenzoo het officierskruis, verleend aan den liberalen journalist, die het eerst den moed had, in zijn kring het stakingsbedrijf te brandmerken en daardoor een groote fractie der politieke oppositie-partij te de zer zake om den zetel van het gezag schaar de. Dat tot dusverre nooit zóóveel deooratiën tegelijk haar weg vonden onder ambtenaren en pcrsoneol der spoorwegmaatschappijen, is uit dezelfde oorzaak tc verklaren. Van socialistische rijde kan men dan ook op dezen „ordeningen" feller critiek ver wachten dan ooit. Het Vaderland is van oordeel, dat de zaak-Lindeman wel in de Kamer zal ter sprake komen en acht dit wensche- lijk, omdat volkomen duidelijk moet wor den gemaakt, waarom deze leer aar ontsla gen is: omdat hij zioh yoor dr. Kuyper en voor het leger zeer krenkende uitdrukkin gen heeft veroorloofd of omdat hij als spre ker is opgetreden voor het comité van ver weer. Wanneer do minister van waterstaat het aan den heer Lindeman gegeven ontslag mocht verdedigen op grond, dat een ambte naar, dio zich bolcedigend over een minis ter uitlaat, geen ambtenaar kan blijven, dan hoopt het blad van harte, dat de Ka mer hem in hot ongelijk zal stollen. Want ook een ambtenaar behoort binnen zekere grenzen, die men niet te nauw trekken mag, vrij te zijn. In geen geval mag hij zóó gebonden zijn, dat op elke onbeschoft heid zijnerzijds zijn dood als ambtenaar als etraf is gesteld. „Maar grenzen zijn er wel degelijk. De wet helaas wijst ze niet aan; heb gezond verstand heeft ze te trekken. En dan is het voor ons niet twijfelachtig, 'of deelneming van een ambtenaar aan een revolutionaire beweging is stellig onduldbaar. Wie het Staatsgezag dient oh tegen het Staatsgezag opstaat, ia onbruikbaar dienaar gebleken. En dit is met den lieer Lindeman, die, Staatsambtenaar, in dienst zich stelde bij^ de raddraaiers van bet „anarchistisch avontuur", het geval geweest. Daardoor alleen. i6 o. i, zijn ontslag vodlocndo ge rechtvaardigd." Do Nieuwe Rotterdamsche Couranthet ontslag van den heer Lindeman bespro- kende, dat zij een lange en vreemde ge schiedenis noemt, vraagt zich af, wat er zou gebeurd zijn, indien de leeraar zich be paald had tot een antwoord op do beide vragen: „Hebt gij, al of niet, in een open bare vergadering to Gouda op 8 Maart 1. 1. gezegd, dat de Minister van Buitcnlandscho Zaken een bewuste of onbewuste huichelaar is, en hebt gij do uniformen der soldaten „apenkleeding" genoemd?" Niemand, dio het met zekerheid zou kun nen zeggen; maar afgaande op do later ge volgde correspondentie, zou de Nieuwe Rot terdamsche Courant geneigd zijn to onder stellen, dat do gehecle zaak ton hoogste met een berisping of een ernstige waarschuwing zou zijn geëindigd. Het blad is het volkomen met den Minis ter eens, dat do aard van het antwoord van den lieer Lindeman de verhouding van den leeraar tot het Comité van Verweer op den voorgrond bracht. Het dispuut meE den Mi nister over een paar quaesties van staats- rcehterlijken aard moest op een botsing uitloopen. Het antwoord van den Heer Lindeman wordt door het blad in alle onderdeden ont leed, waarbij het bijzonderen nadruk legt op de verklaring van den leeraar, dat hij bij het hdpen aannemen van do motie, waarin do vergadering zich bereid verklaarde „met alle middelen", die het Comité van Verweer zou willen aanwenden, zich tegen de sta- kingsontwerpen te zullen verzetten, geens zins gedacht heeft aan go weldm idd el en" dio immers niet in do sooiaal-dcmocratische lijn lagen. Dat de heer Lindeman, die nu eenmaal het „misdadige" van het optreden van het Co mité van Verweer niot inzag, en nog altijd volkomen vertrouwen stel do in liet beleid van het bestuur zijner partij, ook wat do beteekenis der woorden „met alle middelen" betreft, bezwaar maakte het stuk hom door den Minister voorgelegd to ondorteekenon, kan het blad niet bevreemden. Wel kan het aannemen, dat do heer Lindeman zich ecnig gunstig gevolg voorstelde van do nadere ver klaring dezer althans zeer dubbelzinnige woorden, die hij ruim een maand vóór zijn ontslag den Minister toezond. Ontslag zou ook dc Nieuwe Rotterdamsche Courant op dio nadere verklaring niet ver wacht hebben wel na do reeds ontvangen mondelingo „ambtelijke berisping" nog een ernstige waarschuwing. Want dat er voor den ambtenaar gecnorlci bijzondere verhouding tot dc ltegcoring zou bestaan, ook waar nij niet in functie is, ontkent het blad. „Wol zouden wij hier in zonderheid gelet willen hebben op den aard van het ambt. Een officier, die in het open baar do uniform belachelijk trachtte te ma ken, cn vertelde, dat het leger dient om dc belangen der bourgeoisie, in tegenstelling van do arbeiders, te steunen, zouden wij voor zijn betrekking even ongeschikt achten, als een ambtenaar van het openbaar minis terie, die den volke verkondigde, dat de jus titie in Nederland is een klassenjustitie, dio de gegoeden spaart en do zwaarste straffen bewaart voor de armen. Ongeschikte ambte naren, hoe voortreffelijke porsonen anders misschien, kan do StaaE nu eenmaal niet ge bruiken. Verband tusschon het ambt van den leeraar aan do Rijkslandbouwschool en het door hem gesprokene in de openbare vergadering te Gouda bestaat er niet; maar dc wijze, woarop hij zich uitliet ten aanzien van dr. Kuyper als „een onbewusten hui chelaar", en over de Regeering, als haar ze delijke macht zoekende in militair geweld, was berispelijk, en dc door hom in zijn brie ven ontwikkelde stellingen waren bedenke lijk. Berisping en waarschuwing waren hier o. i. niet misplaatst geweest." Iutusachc» wil hot blad afwachten, wat wolliclit verder omtrent deze zaak nog zal blijken en hot vraagt ten slotte: „Zal men er eenmaal in slagon, do betrekking tusschon Regeering on ambtenaren op bevredigende wijzo to rogo< Ion Naar aanleiding van een door He Nieu we Courant ontvangen klacht over do wijze, waarop do minister van oorlog do viermaandora behandelt, merkt dit Haagscbo blad op, dat in doze de sohuld niot bij den Minister, maar bij do wet ligt. dio ook voor vionnaanders de mogelijkheid van blijvonden dienst voorschrijft. He Nieuwe Courant echter wijst er op, dat in art. 3 der wet een voorschrift wordt gegeven, dat den vionnaanders teleurstel ling kan baren. „Dit toch behelst, dat het door olkc ge meente in het aandeel der provincio te dra gen gedeelte dienstplichtigen bij besluit van Gedeputeerde Staten wordt vastgesteld, hetwelk tevens bepaalt „hoevelen van dat gedeelte tor volledige en lioevolen tot korte oefening zullen worden ingelijfd". Ton gevolge van dit artikel kunnen tal van voorgooofenden men donko slechts aan gemeenten, waar allo of do groote meer* dorheid der bij te dragen miliciens voorgo- oefond zijn toch tot volledige oefening, dus voor 81/2 maand, casu quo plus 4 maanden blijvend gedeelte, d. i. voor 12 1/2 maand, ondor do wapenen moeten komen. En omgekeerd bewerkt deze bepaling, dat immers in gemeenten, waar zeer weinig aan vooroefeningen wordt gedaan er ve len voor korte oof on ing worden aangewe zen, dio geen vooroefening hebben gonoton. Dat op dit punt de wet zal moeten wor den gewijzigd, behoeft nauwelijks betoog. Im me re, werd do bestaande toestand be stendigd, het zou de langzame dood van allo vooroefeningen zijn. Geen enkel dadelijk belang zou do miliciens meer drijven tot de deeJnoming aan dio oefeningen, nóch do gemeentcbcsturen tot het bevorderen daar van." Do goheelo instelling der viermaanders, zooals die thans is geregeld, is een fout ge weest, meent He Nieuwe Courant. „De vaststelling van hun maximum in art. 2 (5200 man) was een fout. De af leve ring der volledig (e oefenen in Maart, in plaats van met 1 October, en der kort to oefenen in Mei/Juni, in plaats van dozo laatsten, na afgelegde proef van met vrucht genoten vooroefeningen, later onder de wapens te doen komen en dus de vruch ten hunner geoefendheid vóór don aanvang van hun diensttijd te laten genieten, was een fout. De instelling, die van zoo groot nut had kunnen zijn on Óen werkelijke over gang tot het veelgeprezen „volksleger" Had kunnen worden, is daardoor reeds bij haar invoering verknoeid." In een tweede artikel bespreekt het Soci aal Weekblad ccnigo onderdeden van hot kicsreoh fcvoorstcl der soc. dom. IC amerledon: het vrouwenkies recht on do volksstemming. Wat dit laatste betreft, gelooft bot Weekblad, „dat wc liior meer een- stuk socialistische propo- ganda voor ons hebben, dan een voorstel, dat bestemd is wet to worden. Dc heeren Trocl stra c. a zullen zich waarschijnlijk ook niet do illusie maken, dat zij aan het referendum een meerderheid bezorgen. Zoo voorzichtig en tactisch ten aanzien van het vrouwonkics* recht, zoo principieel cn daarom propagan distisch is hot voorstel omtrent het referen dum. Ook dit toch achten wc voorloopig in Nederland onbereikbaar, terwijl wo achter do vraag naar do wonscholijkhcid cn aanbe* velenswaardigheid voorloopig con vraagtco- ken plaatsen. Maar onbereikbaar stellig. En wel om dozo reden. Met algemeen kiesrecht, met afschaffing van do Ecreto Kamer zelfs, kunnen desnoods fraction meegaan, wier po litiek uitgangspunt hemelsbreed verschilt. To midden van do verschillende stelsels van staatsrecht, dio do verschillende partijon vertegenwoordigen, is voor die maatregelen nog plaats. Het referendum echter tast vani verschillende politieke richtingen de hart- ador aan. Het huldigt vierkant 'de volkssoe vereiniteit in haar uiterste consequentie". 60) „Doen? Hier vandaan gaan, want hy zal hior spoedig komen. Loop hoen en ga met do kinderen spelen of verstop je in de servies- kast wat je ook bedenken kunt, als je maar niet hior biyft." „Ik, ik moet er by zün, ala jo hem aan het bewerken bont," wierp Paul tegon. „Nonsens," zei Paradine, boos; „dat zou de heele zaak bederven, teDzy jewie komt daar aan?het ia zyn stap.... nou is het to laatAchter het kamerscherm, en kom niet to. voorschyn vóór ik het zeg." Do heer Bultitude had geen keus. Er was nog not tyd om achter een oud scherm te kruipen, dat in eon hoek van de kamer stond, voordat de deur openging. XYIH. Dick gooido de deur van de biljartkamer met een ruk open en bleef met den knop In zyn hand staan en keek zyn oom glimlachend aan, ofschoon met een eenigszins suffe uit drukking. „Zoo, zit jo daar?" zei hy. „'kHeb je over al gezocht. "Wat heb je dor an om je hier op te sluiton: Ga mee naar boven een hike sjpeol sjpelletjesj. Niet? Kom dan soupeeren. Ik heb al gesjoepeerd." „Dat merk ik," zei oom Marmaduke. En wefkeiyk, het was maar al te duideiyk merk baar. zeggen wut ik gedaan heb,* gichelde de ongelukkige Dick. „Heb nooit es genoeg kunnen eten. Altyd iemand, die zei: Heb je portie gehad, vóór ik bogonnon was. Daarom dacht ik, dat 'k wel eens kon eten tot 'k genoeg had hi, hi, hi, en zoo ben ik naar binnen gegaan, voor de andoren, en heb myzelf bediend. Niemand om den boel op te dienen. Geen meiejesgezeur. Het was rykl Als ze allemaal naar boven gaan, wy ook, on dan begin ik nog eens." „Je bent een modol gastheer," zei zyn oom. „Het is een goed souper," ging Dick voort. „Ik heb van alios gehad. Het is bijna te goed voor kinderen. Maar het is uitstekend, datik het eerst ben gegaan. Toen ik een poos aan den gang was geweest, zag ik een taart op tafel staan, en wat denk je, dat er in zat? Allemaal likeur. Het ding kon byna niet staan. Ik zag dadeiyk, dat het ding niet in een toe stand was om aan tafel te komen en zei; Neem het wegl Neem het wegl Het is dronken, het is een schandeiyk gezicht voor kinderen. Maar ze wouën het niet wegnemen •en daarom moest Ik het wel wegnemen. Maar een mensch kan geen beelo tipsy-cake opeten." „Ik beD er zeker van, dat je je best hebt gedaan," zei Paradine. „Zulke lollige spelletjos boven gehad," zei Dick weer giebelend. „Die kleine Dolly Merri- den is een heeriyk type. Niet zoo aardig als Dulcle. "Waarom hebben we Dulcie niet ge ïnviteerd? Ik had Dulcle willen inviteeren. Nou, laten we nou wat vuurwerk gaan afsteken 1" „Noe, nee," zei zyn oom. „Je bent te oud voor die dingen. Die lolletjes zon ik aan hot jonge volkje overlaten." „Hoe weet je, dat ik te oud bon voor die dingen?" vroeg Dlck beleedigd. B Ja bout geen jonge man meer, je moet je gedragen als de solide oude heer, dien jo schynt." „Waarom," vroeg Dick, „waarom zou ik me als oen sjolide ouwe heer gedragen, als ik me niet voel als sjolide ouweneor? Ik zal pre cies doen wattik wil en als jo nog wat zegt, sjla ik je op je kop." „Nee, nee," zei zyn oom eenigszins ont hutst. „Je zult toch goen ruzie met mo wil len maken, wel?" „Heel goed," zei Dick, „ik zal geo' ruzjie ma'. Heb geo' lust om met iema' ruzie ma'." „Dat is goed," zei Paradine; „ik wist wel, dat je een nobele vent was." „Dat ben ik ook," zei Dick, die hem met groote warmte de hand drukte. „Dat ben jou ook, byna zjoo nobel als ikke. Je bent een beste kerel. Hoorres, ik heb voel lust om je wat to vertellen. Je zal lachen 1 Nee, ik doo het toch niet. Nou niet." „O, jo kunt het mo wol vertellen," zei Marmaduke. „Geen geheimen tusschen vrienden." „Vertel je toch niet Goholm wa' langer bezwaren." „Weet je wel, dat ik ln den laatsten tyd wat vreemds in jo heb opgemerkt? Iets van dien aard zelfs, dat ik me wel eens afvraag of je wel bent, wie je voorwendt te zyn?" Dick plofte op ©en dor loeren rustbanken neer, die langs de wanden der kamer waren geplaatst „Waztogje?" bracht hy met moeite uit; „zeg dat nog es." Jo maakt op my deü indruk," zei Marma duke laDgzaam, „van Iemand, die uitstekend is aangekleed om de rol van een vader te ver vullen, maar zonder notio hoo dio to spelen. Dlck, zie je niet, dat Ik alles wel snap Vertel me nou maar liovor de heele zaak.',' Dick scheen byna geheel ontnuchterd door den schok. „Je bobt het ontdekt," herhaalde bU, suf. „Nou is alles verloren. Als jy me kunt ont dekken, dan kan elk ander hot ook l" „Nee, nee, zoo treurig sta jo er niet voor, myn waarde heor. Ik heb beterb oogen dan de moeste menschon, on vergoot niot, dat ik jo goeden vader Indertyd heel good heb gekend. Je hobt zyn kleine eigenaardigheden niot ge noeg bestudeerd, maar dat zal wel beter worden. Wat ik zeggen wil, „waar is je goede vader op hot oogenblik?" „0, dat zaakje is in orde," zei Dick, die weer begon te lachen. „Hy zit op school, hi hi." „Op school? Jo wilt toch niet zoggon, dat jo don ouden man op zyn Jeoftyd naar school hebt gestuurd, is het wel Zy zullen hem toch zeker niet op do gowono conditiën aan nemen?" „Ja, maar," zei Dick, „dat is het nou juist. Hy ziet er niot uit als een oude man. Daar heb ik wel voor gezorgd." „Zag er niet oud uit? Maar hoe ter wereldIk zou wel eens vrillen woton hoe jo hem dat goleverd hebt. Wat heb jo met dien armen ouden man uitgevoerd?" „Ja, dat is myn zaak," zei Dick. „En als ik het je niet vertel, zul je dat ten minste niet ontdekken." „Je hebt het maar op één manior kunnen doen," zei Paradine, torwyi hy voorwendde te weifelen. Jo moet mot magische krachten hebben gespeeld. Nou, wat.... laat eens zien ja zekerdie steen, dien ik voor Je moeder uit Indië heb meegebracht, dien hebben ze me gegeven als een talisman van de een of andere soort. Je bent toch zeker niot zoo listig geweoet om dien te pakken te krygon „Hoe weot je dat?" riop Dick. „Wie heeft jo dat vorteld?" „Heb ik dan goiyk? Noü maar, jy bont eon knappo bol, hoorl Ik zou wel oons willon woton hoo jo hot gedaan hebt." „Ik heb het mot don steen godaan," tol Dlck, biykbaar uit hot veld geslagen door zooveel onvorwacht doorzicht. „Goheol myn eigen uitvinding. Dat was nog zoo slochb niot, hó?" „Slocht, het was subliora l" riop Marmaduke mot warmte, „hot was oon geniaal dingl En dus heeft m(jn Indischo steen dat alios godaan I Hot klinkt als oen verhaal uit do „Duizond en één nacht". A propos, heb je hom ook by je? Ik zou hom graag oons terugzion. Hot is nu bepaald een curiositeit geworden." Paul beefde van angst. Zou Dick het ding afstaan? Indion dat zoo ware, dan was hy gered. Maar Dick keek naar zyns ooms uit gestrekte handen, en schudde zyn hoofd mot dronkemans listigheid. „Dat kan ik me levendig bogrypon," zoi hy, „maar zoo grosn bon ik niot. Ik geof den steen niet uit myn bandon." Grut, ik wou er alleen maar naar kyken," antwoordde Marmaduke; „ik zal hom niet kapot of wog mak on." „Je zult or ook geon gelegenheid voor hebben." „0, heel goed," zei Paradlno onverschillig, „zooala je wil; het maakt niet uit, ofschoon jo beter zult doen mot mo meer te vertrouwen, wanneer we verder gaan." „Wat bedoel je?" zei Dick onrustig. Wordt veruolgd.y

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5