LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAG 22 AUCUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno 1903 PERSOVERZICHT. FEUILLETON. 3De Wondersteen. /No. 13342 Volledigheidshalve moeten wij hier nog itnelding maken van hetgeen het Gerefor- j'tneerd Weekblad, heeft gezegd over het wete- •öntwerp tot afschaffing van de j:8 t a a tsl o t er ij. „Wij behoeven zeker niet te zeggen, dat de man, die in 1877 schreef: „Schrap als ■Regeering dezen post van uw eerstvol gende begrooting. Doe het ondanks de Iverlegcnheid dor Schatkist" niet volkomen kan aympathiseeren met het nu ingediende ontwerp. Als voorzitter van den Raad der Minis ters, heeft hij voorzeker aangedrongen op 'de indiening van het wetsontwerp en is het dus niet buiten hem omgegaan, maar de uitwerking er van moest geschieden door 'den minister van financiën, tot wiens de- :partome®t dr Staatsloterij behoort. Wanneer men liever een half ei dan een 'leege dop heeft, dan zou men met dit wets ontwerp genoegen kunnen nemen, maar er I zijn ook gevallen denkbaar, waarin me»n het l (halve ei gaarne zou missen, i Indien dL wetsontwerp geen meerderheid in de Tweido Kamer vindt, zal het ons wei nig kunnen scholen, want het lijdt aan een I ernstige ziekte, het lijdt aan bloedarmoede. lUit dit stuk spreekt u geen daad toe van be- I ginsel, maar het balanoecrendc standpunt .van een minister van financiën, die er toch j vooral op bedacht wil wezen om het even- wicht tusschem inkomsten cn uitgaven te bc- .waren cn die het althans nooit raag gedoo- I gen, dat do uitgaven de inkomsten over- I treffen. Nu is bedachtzaamheid en vroed beleid in Zulk een bewindsman te prijzen, maar te (laken valt het, indien dit gaat ten koste van I !hct beginsel. Er spreekt uit dit wetsontwerp j geen kloeke verdediging van een heilige I overtuiging. Uit dit stuk blijkt, dat de Minister het i nn-stand-houden van dc Staatsloterij voor 1 zonde houdt, en hij het met zijn collega voor j binnenlandsche zaken eens is, wanneer deze zegt: „Geld te slaan uit een volkszonde is een. diep onzedelijke gedachte, cn die, eens I post vattende, geheel don blik van onze fi- I tnanciën benevelen moet." Maar wat doet hij nu? In plaats van met doortastendheid den post van de begrooting te schrappen, is hij aan het transigeeren ge- 1 gaan. Zeker, de Staatsloterij zal worden af- i gesohaft, maar niet opeens, neen, men zal i er het stelsel van. langzaam doodbloeden op toepassen. Nog achttien jaron van een kwij- nemd bestaan worden er aan gegund, vóór dat het vonnis dos doods er aan voltrokken zal worden. Dit achten wij ccn treurig verschijnsel. Als iets zonde is, dan mogen wii er nooit fcnedc transigeeren, maar worden wij geroe- pen om cr dadelijk mede te breken. Hij, die 'daartoe den moed bezit, zal ook door zijn te- genstanders om zulk een mannelijke daad worden geëerd. Maar oc al ware het tegendeel het geval, al ware smaad en verguizing or aan verbon- I don, dan nog zou onvoorwaardelijk breken met do zondo plicht zijn. Bonifacius, zeker Ook in dc schatting van den minister van financiën zeer hoog staande, zaagde niet j |dcn heiligen eik der Friezen ieder jaar een j paar strepen door, maar hij hieuw dien met forscbe bijlslagen ineens omver. Wij bohowen ons echter niet op Bonifa cius te beroepen. De Heilige Schrift zegt ons: Gerechtigheid verhoogt ecu volk, maar de zonde is een schandvlek der naticn ■Zou liet. dan geen roeping zijn, hoe eer hoe beter die schandvlek to verwijderen? Wie weet niet, dat Gods Woord ons zogt: Ge hoorzamen is beter dan offerande. Het komt ons daarom voor, dat wij ons over do indiening van dit ontwerp nu niet zoo uitermate hebben te verblijden. Een tweede grief, die wij er togen, hebben, Is, dat deze langzame afschaffing eer ver lammend dan v e r 8 t c r k en d op het zedelijk bewustzijn van ons volk zal werken. 'Als men met een ernstig gezicht tot iemand zegt: Gij doet kwaad, maar gij moogt het achttien jaar bedrijven 1 zal hij ons dan niet glimlachend aanzien en zeggen: Zoo, dan is het kwaad zeker nog zoo erg niet? Als men demand waarschuwt voor het een of andere vergift, maar men laat hem nog 18 jaar lang eenige droppels van deze tinctuur, niet tot zijn beetwil, maar tot zijn verderf gebruiken ,wat zal hij van zulk een genees heer denken? Wij hebben begon dit ontwerp nog een der de bezwaar: wij vinden het ook in de hoogste mate onpractisch. Wie waarborgt den Mi nister een levensduur van achttien jaren voor dit ministerie? Zeker niemand. En als er dan in die jaren een an dor ministe rie optreedt, bestaat dan niet de mogelijk heid, dat dit in plaats van den patiënt to laten doodbloeden, hem juist een verster kend medicijn toedient? Nu zegge men niet: ja, maar als de Staatsloterij heden wordt afgeschaft, dan kan een volgend ministerie die toch weer in het leven roepen. Zeker, dit is zoo, maar men gevoelt toch wel, dat het gemakkelijker is een wet in haar werking te schorsen, dan uit do puinhoopen van een oud gebouw een nieuw op te trekken. Zoo zou het dus kunnen gebeuren, dat het doel nooit werd bereikt en de afschaffing dor Staatsloterij nooit een feit werd. Daar om herhalen wij het verzoek van 1877 Schrap als Regeering dezen post van uw eerstvolgende begrooting Toen werd er nog aan toegevoegd: ..Doe het ondanks de verlegenheid der Schatkist." Dit behoeft er nu niet bij gezegd te worden. Wel is het jaarlijksch verlies van 6 1/2 ton gouds niet gering te schatten, maar onze Schatkist ver keert gelukkig niet in treurige omstandig heden. Vel is er voor allerlei wetten op sociaal gebied veel geld noodig, maar be halve dat de bronnen van bestaan niet tra gelijk vloeien, zal niemand heb toch goed keuren, indien men de eene e-llondo door dc andere tracht te lenigen. Misschien is het wel zeer verkeerd van ons, maar voor het argument der Regee ring, dat zoovole personen door het afschaf fen der loterij broodeloos zouden worden, voelen wij al zeer weinig. Do meesben hun- nor zullen wol wat bezitten, want hun be drijf is zeer winstgevend, en in do tweede plaats, do tegenwoordige concurrentie zet zoo menigeen broodeloos op straat, zonder dat hem dc hand der hulpe wordt gereikt. Nu is dit laatste wel niet aanbevelenswaar dig, maar waarom zou me-n nu allereerst de collecteurs der Staatsloterij gaan helpen zij, dio reeds zoo lang van de ellende hun ner medeburgers hebben geleefd Dan zou men bij het sluiten der huizen van ontucht ook wel de bordeelhouders schadoloos moe ten stellen, en wie zal daaraan denkon? Onze bezwaren kortelijk resumeorende ko men wij tot deze gevolgtrekkingen: lo. dat or in dit ontwerp geen breken mot de zonde plaats heeft, zooals dit op grond van de Heilige Schrift moet geschieden cn wij het van deze Regecring hadden ver wacht 2o. dal dit ontwerp eer verlammend dan versterkend op het zedelijk bewustzijn van het volk zal werken 3o. dat de finaio afschaffing der Staatslo terij door den langen termijn van 18 jaren volstrekt niet gewaarborgd schijnt te zijn 4o. dat heb nadeel ^oor de Schatkist nooit een beletsel mocht zijn, maar het allerminst nu behoefde te wezen; 6o. dat de financieele schade der beambten en collecteurs niet mocht opwegen tegen do ellende, door de Staatsloterij zelve teweeg gebracht. Het is daarom, dat wij het verzoek herho- len„Schrap als Rcgcering dezen post van uw eerstvolgende begrooting." Dit cischt onzos inziens het Woord en daarom ook het Anti-revolutionair beginsel, cn door zulk een daad zult gij u de achting van vriend cn vijand verzekeren." Het Fries che Dagblad behandelt do vraag: „Is het de roeping van dit ministerie, om op dit oogenblik het kiosrechtvraag- s t u k aan dc orde te stellen En op die vraag antwoordt do redactie- Neen, en dat neen vlooit logisch voort uit de wordingsgeschiedenis van het hnidigc Kabinet. Het blad herinnert dan aan de vroegere verdeeldheid der Christelijke partijen, waardoor het den vrijzinnigen mogelijk was te heerschen; en hoe veel moeite het gekost heeft om voor die verdeeldheid eenheid in do plaats te krijgen; en uit dat eenparig oprukken bij de stembus van 1901 is <^it Ka binet gekomen. En wat is nu, naar bet blad meent, de taak van dit Kabinet? Deze: „De eerste taak van dit Ministerie is de geschokte Christelijke grondslagen van Staat en Maatschappij wederom vast te zetten. En voorts het zoolang vorongelijkte Chria- telijko volksdeel in recht en eere te horstel len. Zoolang hot dit doet, handelt het natuur lijk, historisch, overeenkomstig zijn roe ping, democratisch, Christelijk. Zoolang het dit doet, zal het zijn positie vaster, zijn naam beter maken. De dagen, volgende op de voorjaarstroe belen hebben het getoond. Is d i e zaak afgesponnen, dan komt hot kiesrochbvraagstuk aan do ordo. Eerder n i e 11 Tenzij de coalitie ontijdig verbroken wor de. Wij laten dan ook mr. Troclstra do anti revolutionaire partij tot overleg oproepen met. z ij n partij om een sterke kiesrecht uitbreiding op dit oogonblik tot stand tc brengen. We laten hom roepen. Doch wij bewandelen onzen oigou -weg. Deze is: lo. Het kies recht vraagstuk in don boezem onzer partij tot oplossing te brengen. 2o. Dit Ministerie krachtig te steunen, zoolang het. aan de historie zijner wording getrouw, als Christelijk ministerie handelt. 3o. Onze volkomen vrijheid te bewaren en waakzaam te zijn. Wij misgunnen mr. Troclstra zijn tacti sche overwinningen niet; daarvoor heeft hij onlangs te harde slagen ontvangen. Maar ais hij do anti-rovolutionairc par tij tracht te verlokken do grootst mogelijko dwaasheid te begaan, zien wij een oogenblik glimlachend op en... zetten ons weder aan den arbeid." De Christen-Democraat, het weekblad on der redactie van A. P. Staalman en mr. T. de Vries, noomt de beweging ten gunste cener oplossing van bet kiesrecht- vraagstuk, zooals die thans aan dc ordo wordt gesteld door de Vrijzinnig-democra- ten on sociaal-domooralen, al zeer woinig tactisch. Die beweging, schrijft zij, komt fciteli.-i te laat en te vroeg. „Te laat, omdat, naar onze meening, reeds in 1901 het kiesrechtvraagstuk vóórop had bchooren te staan. Dc anti-revolutio naire partij toch, of laat ons juister zeggen do leider onzer partij, bad een brandmerk gedrukt op het consus-kicsrccht en in meer dan een zijner belangrijke od zoo hoog ge waardeerde geschriften aangetoond, hoe schandelijk onrecht werd bedreven 'door de uitsluiting van vele duizenden burgers, om geen andere reden, dan dat zij geen of te weinig belasting betaalden. Een eerste oisch voor een gezonde volks vertegenwoordiging, zoo heette hot, was een kiesrecht op zuiver dcmocratischen grond slag: Huismanskiesrecht. En zóózeer was dr. Kuypcr gekant tegen het census-kiesrecht van Van Houten, dat hij met de anti-rov. Kamerclub stemde bo gen diens wetsvoorstel, dat overigens nieuwe duizenden tot de stembus toeliet. De vraag mocht gedaan of de partij, die zoozeer het bestaande kiesrecht veroor deelde om zijn mammonistiscli karakter, niet den plicht had, in de allereerste plaats te zorgen, dat do volksvertegenwoordiging metterdaad een vertegenwoordiging van lieel het volk zou zijn, ten einde daardoor tc komen uit de bourgeois-pcriode in de demo cratische, zooals dr. Kuypcr het ons heeft voorgehouden. De anti-rev. partij besloot anders. Op het Program van Urgentie kwam de kiesrechtquacstic niet voor. Allerlei andere vraagstukken behoorden ecret tc worden opgelost on voorop stonden die van het onderwijs en dc pensionnccring. Doeh wie nu niet heelemaal een vreemde ling is in Jeruzalem, en wie heeft opge merkt wat zooal mogelijk en niet mogelijk sal blijken op gebied van wetgeving in deze "vierjarige periode bij een Volksvertegen woordiging, s&mengestell als deze, die zal het ons toestemmen, dat een beweging voor kiesrecht-uitbreiding feitelijk reeds t e 1 a at komt. Te laat, ook omdat het nu heel wat moeite zal kostende Christelijke „kleine luy- den" in masea te overtuigen, dat kiesrecht uitbreiding, dat invoering van huismans kiesrecht gebiedend noodzakelijk is. Immers, wij hebben nu een Christ. Ministerie, en een Christelijke meerderheid. Dr. Kuy- per zelf staat aan het hoofd en duizenden zijn er, die in hom zulk een onbegrensd ver trouwen stollen, dat, al zou or ook in drie maal vier jaren niets berecht komen van alles wat hij als Christen-Democraat van do Overheid vorlangde als een recht voor de „kleine luyden", zij cr geen oogenblik aan zouden denken Minister Kuyper daarover een verwijt te maken. Eer zou men daarin onderwezen en voorgegaan door tal van Christelijke on derwijzers en predikanten ook dao nog geneigd zijn u een afstraffing toe te dienon wanneer gij hot zoudt durven wagen over Kuypers beleid een afkeurend woord te spreken. Er zijn anti-revolutionairen b menigte, die zóó opgaan in afgodische Kuypervcreo- ring, dat zo u aanzien me-t het medelijdend lachje, waarmee men een idioot tegemoet treedt, wanneer ge het wagen durft te on derstallen, dat minister Kuyper iets zou doen wat niet heel wijs en verstandig on be leidvol is. Voor allee letterlijk hebben zij een excuus of liever, zij hebben niet eens con excuus noodig. Minister Kuyper of minister Kuy- pcr's Kabinet doet iets of doet iets niet, 't ri altijd wèl. Minister Kuyper, zoo redeneeren zo, !s ona van God gegeven; zij omhangen hem met een soort heiligheid en als zonde be schouwen zij het mitsdien, zijn daden te ori- tisceren. Het hoogste, meenen ze in ernst, wat te bereiken ia, is nu bereikt, want dr. Kuy per is Minister-President. Deze monschen, en wij verzekeren zulke eenvoudigen of onnoozelen zijn cr duizen den in do anbi-revolutionairo partij, te overtuigen, dat uitbreiding van kiesrecht thans noodzakelijk is on ze daarvoor in ac tie te brengon, bet is onbegonnen werk. En nooit zullen zij er toe te bewegen zijn, wan neer hun bovendien nog de mogelijkheid wordt voorgespiegeld, dat invoering van een uitgebreider kiesrecht wel cons to>n ge volge zou kunnen hebben, dat minister Kuyper moest aftroden." Acht De Christel-Democraat dan een be weging voor kiesrecht thans reeds tc laat, daarmede wil zij intusschen allerminst zeg gen, dat zij bereid is zich bij den liestaan- den toestand neor te leggen. Het tegendeel is waar. Gaarne zal zij elk haar geboden middel aangrijpen om to propagecrcn voor uitbreiding van kiesrecht tot de uiterste grenzen van „ons anti revolutionair ge bied". Toch acht De Christen-Democraat de actie, zooals zij thans geleid wordt door Vrijzinnig-democraten cn Sociaaldemocra ten, te vroeg, ontijdig. „Do indiening van daartoe strekkende wetsontwerpen bij dc Kamor, het moge voor 'le beide partijen een rcclamomiddel zijn, een voor haar practisoh resultaat zal zij niot opleveren. Eer wachten wij daarvan een negatief resultaat. Eenigo kans op aanneming van een dezer ontwerpen bestaat absoluut niet. Men zal alle middelen aanwenden om de belangstelling in het land op te wekken en zo niet voldoende vinden, ook omdat do groote massa reed3 vooraf overtuigd is, dat deze wetsvoorstellen zullen worden verwor pen. Het kiesrecht-vraagstuk, waarvan feite lijk reeds allee is gcacgd, wat er van to zeg gen valt, zal worden dood gomcetingd, en na verwerping bovendien zal dan de oplos sing hoe langer zoo meer verwijderd liggen. Deze Kamer zit niet voor do oplossing van dat vraagstuk en het zal dunkt ons zeer do vraag zijn, of het zal komen tot een openbare behandeling der door de beide fraction ingediende voorstellen van wet. Zeer zouden wij het althans betreuren, wanneor bijv. do behandeling van een oven- tueel nog in te dienon Pensioenwet of de oplossing van het Lager-Onderwijs-vraag- etuk kon worden verschoven met een beroep op de bovenbedoelde kiesreohtontwerpen." De Christen-Democraat uit ten slotte do hoop, dat de Kamor den korten tijd, die haar nog rest-, beter zal gebruiken, want monnikenwerk is in deze beide jaren reeds meer dan te voed gedaan. Het Utrechtsch Dagblad meent, in zijn oordcel over het ontsla g-L indeman, dat de minister met allo reoht optrad tegen den ambtenaar, dio 's morgens stond in be zoldigden dienst van den Staat cn 's avonds meehielp den Staat omver te worpen. Het prijst bovendien 's ministers groote lank moedigheid. „Is het echter gerechtvaardigd van ont slag als een straf te spreken?" vraagt het Utrechtsch Dagblad f en het antwoord daarop „Als „straf" kunnen wij ons deuken: be risping, boete, verplaatsing of wat dies meer zij „Ontslag" is: beëindiging eener rechtsverhouding. En de rechtsverhouding, die hier bestond, moest beëindigd worden. Een ambtenaar neemt in vrij verdrag op zich conigc staatsfunctie te vervullen. Hij wordt daardoor staatsorgaan. Hij neemt op zich de verplichting van trouw cn gehoor zaamheid aan de hiërarchisch boven hem gestelde machten. En zoo ontstaat tusschcn hom en de Staat een rechtsband, hechter dan een civiel-rechterlijk contract: een pu- bliek-rechterlijko ondergcschikthoidsverhou- ding Verbreking van do aldus vrijwillig aanvaarde verplichting van trouw cn ge hoorzaamheid door agitatie tegen den Staat, in wiens dienst mop trad, is vor- raad, is felonie. Hot cenig mogelijke, dat overblijft, is dan onmiddellijke, niet eervolle on plech tige verbreking van don band, die foitelijk reeds moedwillig werd verscheurd." Het Utrechtsch Dagblad acht dit plotse ling ontslag een logisch-onontkoombaro con sequentie van do daden van don betrokkeno, die toonde verantwoordelijkheidsgevoel niet tc kennen, on het blad meent dan ook, dat bet er slecht zou uitzien met con ge meenschap, waar men dat zou vergeten. In Dc Maasbode lozen wij liet volgende over kaasgobrekon. Eonigo ervaringen, in don laatston tijd op boerderijen, waar de kaeorij niot naar wensoh ging, opgedaan, geven mij aanlei ding het volgende daaromtrent mode to deelcn. Nog altijd zijn er boeren, dio last bobben van blauw in do kaas, on wol om dc eenvou dige reden, dat zij goverfdo gereed schappen gebruiken, bijv. geverfdo melkkommcn voor hot bewaren van do avondmelk, maar vooral, omdai zij kazen in ccn geverfde tobbe, 't Is zoo jammer, w.: ncor het zuivel, dat overigens goed kan zijn, door dc zeer kleine vorf deeltjes, welke do boroidor niet opmerkt en wolke door d<- omzettingen in de kaas tijdens het riip oen donkero kleur aannemen, verteren, i zich over een grooter oppervlak versprei den, tot groote schade van den koopor on be rei der der kaas. lomand, die nog eon govorfde tobbe ge bruikt, zij gewaarschuwd. Al meent hij soms, dat hij cr vroeger geen nadeel van ondervond, zoo moet hij tooh bedonken, dat hij steods dat gevaar loopt: een eonig8zins andere wijze van doorhalen, een andere doorhaJor, een opnieuw geverf do tobbe (mogelijk niet zoo good geverfd als weleer) kan hem het blauw bozorgon. Laat men do tobbe met blik beslaan, of gebruikt men een ongeverfde van teakhout, welke men het best met wat kalk zuiv r houdt, dan is dit gevaar afgewend. Het verdient opgemerkt te worden, dat men in andcro kaasvoortbrengende landen, bijv. Zwitserland, waar men steeds metalen kaaskctols gebruikt, niet van dit gebrek hoort, maar juist in onze streken, waar nog geverfde tobben worden aangetroffen. 83) Alsof je dat niet wiet! Nee, Dlcklo, my laat je er niet in loopen." „Ik zeg je, dat ik hot niet weet," zei do beer Bultitudo. „Hoor eens, er Is hier een misverstand. Ik ga niet aan Grimstone ver tellen wat jy denkt." „En wat denk je dan, dat Ik hem ga ver tellen?" „Ik heb er geen Idee van, maar wat het ook is, je hebt het mis." „0, jy bont een listige vent, Dickio, jo wilt je niet verraden. Maar andere menschen willen het Coker en Tipping ook wel betaald zetten en jy moet wachten." „Ik zal niets zeggen wat iemand behalve mezelf raakt," zeide Paul; „als jy er alles van weet, weet je dat ook, het zal jouw genoegens niet hinderen." „Ja, dat doet het wel," zei Chawner ge prikkeld; „je mag van plan zyn om geen namen te noemen, maar zoodra Grim je gaat Vragen, dan komt alles uit. Ik verbied je om naar Grim te gaan, vóór ik het goed vind." „Ik zou wel eens willen weten, wie jou het recht geeft om my to commandeeren 1" riep Faul getergd uit. „St! daar komt Grim," zei Chawner snel. ',Ik zal het je na do thee wel zeggen." En hy sloop naar zyn plaats terug en liet Paul in vage ongerustheid achter. "Waarom {ton deze jongen met zyn geslepen gezichten ïün gladde tong hem willen beletten zyn ware positie in de maatschappy in te nemen? Het was belacbeiyk; hy zou geen notitie nemen van de waarschuwing. Maar by kon zyn ongerustheid uiet verdry- ven.- Reeds zoo vaak was hem op het kritieke oogenblik de gelegenheid benomen. En hy ging theedrinken, in groote verslagenheid. XI. Het is waarschyniyk, dat Chawner's inmen ging in Paul's zaken behalve bet slachtoffer nog menschen verwonderd heeft doen kyken. Maar dat kwam, omdat er ongelukklgerwyze eon misverstand tusschen hen was ontstaan, hetwelk den een verhinderde den waren stand van zakon te zien en den ander om ze te vorklaren. Chawner had natuuriyk evenmin idee van Paul's waren naam en aard als een aDder. Maar zyn motief, om het onderhoud te belet ten, kan alleen door een afdwaling vaD myn verhaal worden verklaard. Dr. Grimstone, die zyn verantwoordelykheid als wachter by de mores van zyn leerlingen duidelyk gevoelde, was misschien een beetje al te angstvallig by hot uitroeien van elk onkruid ln den tuin der moraliteit. Daar hy niet overal tegeiyk kon zyn, is het duidelyk, dat een aantal overtredingen van groot of gering belang aan zyn waakzaam oog ontsnapten. Doch hy hield er een theorie op na, die aan dit bezwaar te gemoet kwam. Deze theorie was, dat elke rechtgeaarde jongen hot zyn duren plicht moest rekenen om zyn meester in kennis te stollen van alle overtredingen, die deze niet mocht opmerken, en als hy terzelfder tyd zijn eigen geweten bezwaard voelde, kon hy er op rokenen, dat het aan-het-licht-brengen van het gemoon- schappoiyk misdryf zUn eigen straf zou ver minderen. Ik betwyfel, of dit eystoem met succes kan worden aangewend by Engelsche jongens; of bet niet een onderling wantrouwen aan kweekt en een toon, die heelemaal niet ge grond is. Er waren jongens, die op hun rechten stonden en die de verklikkers verachtten, zoo als zy het verdienden; anderen to verlegen en to zeer afhankeiyk van den goeden dunk, dien men van ben had, om zelf te gaan over brengen; maar er waren steeds een paar, voor wie hot gewicht van eens anders zonden te zwaar was en die slechts door een volledige bekentenis konden worden verlicht. Ongelukkigerwyze hadden zy in don regol zelf druk meegedaan aan het zondigen en be gonnen eerst met hun ontboezemingen, wan neer de ontdekking vry naby scheen. Chawner was de aanvoerder van deze con sciëntieuze jongens; hy had plelzier van het 6telsel. Het stelde hem in de gelegenheid om zyn machtdorst te bevredigen, een passie, dio zeer algemeen is, tegelykertyd te kunnen genieten van den angst van anderen, wat ge lukkig een zeldzamer genoegen Is. Het is te hopen, dat na deze verklaring het duidelyk is geworden, waarom Chawner zich tegen de voornemens van den beer Bultitude verzette. Na theetyd wenkte hy Paul om te volgen en ze gingen naar een klein hokjoachlor het school lokaal, waar het juist licht genoeg was om eikaars gezicht te zien. „Nou," zei Paul met waardigheid, „misschien zul je nu wel zoo beleefd zyn om me te vertellen, waarom je me wil beletten om dr. Grimstone te zeggen, wat ik te zeggen heb." „Dat zal Ik je zeggen, Dick," zoi Chawner met een gemeenen lach. „Jo zult hot gauw genoeg weten." „Sta daar niet te grinnioken," zei de heer Bultitude woedend. „Zeg hot dadelyk. Hot maakt voor my wol geen verschil, maar ik waarschuw jo." „Nou, ik denk toch van wol. Wacht maar. Ik heb alles gehoord, wat je togen Grimstone zei over dat meisje Connie Davenant, ziojo." „Dat kan me niet scholen. Ik ben onschuldig." „Wat kan je liegen," zei Chawner bo- wondorend. „Je zei immers tegen hom, dat je haar nooit had aangemoedigd. Eo hy zei, dat als hy ooit merkte van wol, je een pak ransol zou oploopen?" „Zeker," zei Paul, „en by bad van zyn standpunt gelUk; wat verdor?" „Wel," zoi Chawner, „herinner Je je niet meer, dat je Jolland den laatsten Zondag Yoor de vacantie een briefje hebt gegeven voor datzelfde meisje?" „Dat heb ik nooit gedaan." „0," zoi Chawner, „maar ik heb het briefje In mUn zak. Jolland was nydig en vroeg, of ik het geyen wou, en lk heb het gelezen en het was zoo mooi, dat lk het gehouden heb." En hy haalde met groote voorzichtlgboid een verkreukeld papiertje uit zyn zak en liet hot aan den doodeiyk verschrikten Paul zien. „Niet weggappen, dat is onbeleefd. Kyk, zie je? Myn lieve Connie en je liofhebbende Dick Bultitudenee, biyf staan waar jo staat. Wat denk je nu te doen?" „Ik, ik weet het niet," zoi Paul zwakjes. „Ik moet er over denken." „Ik zal je zeggen, wat ik van plan ben om to doen. Ik zal je in het oog houden en zoo dra je naar Grimstone gaat, zal ik jo vóór wezon en hem dit gaven. Workciyk, jo moest maar liever toegeven. Nou?" „Ik moet hot zoggen," zei Paul schor. „Ik beloof jo, dat ik geen andore namon zal noemen. Alleen moet lk mozolf redden. Ik kan het niot langer uithouden. Ik wist niot, dat er jongens als jy bestonden. Je bent een monster." „Ik wensch niet, dat je don directour ook maar Iets vertolt." „Doe dan maar wat jo wilt!" rlop Paul. „Heel goed," antwoorddo Chawnor. „Ik zal het doen on we zullen eons zlon wie wint." En zo gingen naar het schoollokaal terug, waar do heer Bultitude kokende van woode on tevens ernstig bevreesd, zich probeerde te godragon alsof er niets gobeurd was. Chawner ging zitten op een plaats, waar hy al Paul's bewegingen kon gado6laan, en ze bospiedden elkaar van uit do ooghooken tot de directeur binnen kwam. „Het Is een mistige avond," zei hU, „en de jongeren moeten maar thuis blijven. Chawner, jO en de rost van de hoogste klas gaan naar de kerk, maak jo dadelyk klaar." Paul's oogen echitterdon van ovorwlnning; als zyn vyand van do baan was, kon hU zyn doel ongehinderd boreikon. Dezelfde gedachte kwam biykbaar ook by Chawner op, want hy zei: „Meneer, mag Bultitude ook niot mee- gaan?" „Kan Bultitudo dat niot zolf vragen? zei de directeur. „Ik, meneer?" zei Paul ontdaan. „Hot la een vérgissing. Ik heb geen lust om te gaan. Ik roei me niet wèl vanavond," „Nou, zio jo nou, Chawner, je hebt hem verkeerd begrepen. O, A propos Bultitude. Ik meen, dat je me wat vortollon wou." fWordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1903 | | pagina 5