LEIDSCH DACBLAD, ZATERDAG 22 AUCUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno 1903
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
3De Wondersteen.
/No. 13342
Volledigheidshalve moeten wij hier nog
itnelding maken van hetgeen het Gerefor-
j'tneerd Weekblad, heeft gezegd over het wete-
•öntwerp tot afschaffing van de
j:8 t a a tsl o t er ij.
„Wij behoeven zeker niet te zeggen, dat
de man, die in 1877 schreef: „Schrap als
■Regeering dezen post van uw eerstvol
gende begrooting. Doe het ondanks de
Iverlegcnheid dor Schatkist" niet volkomen
kan aympathiseeren met het nu ingediende
ontwerp.
Als voorzitter van den Raad der Minis
ters, heeft hij voorzeker aangedrongen op
'de indiening van het wetsontwerp en is het
dus niet buiten hem omgegaan, maar de
uitwerking er van moest geschieden door
'den minister van financiën, tot wiens de-
:partome®t dr Staatsloterij behoort.
Wanneer men liever een half ei dan een
'leege dop heeft, dan zou men met dit wets
ontwerp genoegen kunnen nemen, maar er
I zijn ook gevallen denkbaar, waarin me»n het
l (halve ei gaarne zou missen,
i Indien dL wetsontwerp geen meerderheid
in de Tweido Kamer vindt, zal het ons wei
nig kunnen scholen, want het lijdt aan een
I ernstige ziekte, het lijdt aan bloedarmoede.
lUit dit stuk spreekt u geen daad toe van be-
I ginsel, maar het balanoecrendc standpunt
.van een minister van financiën, die er toch
j vooral op bedacht wil wezen om het even-
wicht tusschem inkomsten cn uitgaven te bc-
.waren cn die het althans nooit raag gedoo-
I gen, dat do uitgaven de inkomsten over-
I treffen.
Nu is bedachtzaamheid en vroed beleid in
Zulk een bewindsman te prijzen, maar te
(laken valt het, indien dit gaat ten koste van
I !hct beginsel. Er spreekt uit dit wetsontwerp
j geen kloeke verdediging van een heilige
I overtuiging.
Uit dit stuk blijkt, dat de Minister het
i nn-stand-houden van dc Staatsloterij voor
1 zonde houdt, en hij het met zijn collega voor
j binnenlandsche zaken eens is, wanneer deze
zegt: „Geld te slaan uit een volkszonde is
een. diep onzedelijke gedachte, cn die, eens
I post vattende, geheel don blik van onze fi-
I tnanciën benevelen moet."
Maar wat doet hij nu? In plaats van met
doortastendheid den post van de begrooting
te schrappen, is hij aan het transigeeren ge-
1 gaan. Zeker, de Staatsloterij zal worden af-
i gesohaft, maar niet opeens, neen, men zal
i er het stelsel van. langzaam doodbloeden op
toepassen. Nog achttien jaron van een kwij-
nemd bestaan worden er aan gegund, vóór
dat het vonnis dos doods er aan voltrokken
zal worden.
Dit achten wij ccn treurig verschijnsel.
Als iets zonde is, dan mogen wii er nooit
fcnedc transigeeren, maar worden wij geroe-
pen om cr dadelijk mede te breken. Hij, die
'daartoe den moed bezit, zal ook door zijn te-
genstanders om zulk een mannelijke daad
worden geëerd.
Maar oc al ware het tegendeel het geval,
al ware smaad en verguizing or aan verbon-
I don, dan nog zou onvoorwaardelijk breken
met do zondo plicht zijn. Bonifacius, zeker
Ook in dc schatting van den minister van
financiën zeer hoog staande, zaagde niet
j |dcn heiligen eik der Friezen ieder jaar een
j paar strepen door, maar hij hieuw dien met
forscbe bijlslagen ineens omver.
Wij bohowen ons echter niet op Bonifa
cius te beroepen. De Heilige Schrift zegt
ons: Gerechtigheid verhoogt ecu volk, maar
de zonde is een schandvlek der naticn
■Zou liet. dan geen roeping zijn, hoe eer hoe
beter die schandvlek to verwijderen? Wie
weet niet, dat Gods Woord ons zogt: Ge
hoorzamen is beter dan offerande.
Het komt ons daarom voor, dat wij ons
over do indiening van dit ontwerp nu niet
zoo uitermate hebben te verblijden.
Een tweede grief, die wij er togen, hebben,
Is, dat deze langzame afschaffing eer ver
lammend dan v e r 8 t c r k en d op het
zedelijk bewustzijn van ons volk zal werken.
'Als men met een ernstig gezicht tot iemand
zegt: Gij doet kwaad, maar gij moogt het
achttien jaar bedrijven 1 zal hij ons dan niet
glimlachend aanzien en zeggen: Zoo, dan is
het kwaad zeker nog zoo erg niet? Als men
demand waarschuwt voor het een of andere
vergift, maar men laat hem nog 18 jaar
lang eenige droppels van deze tinctuur,
niet tot zijn beetwil, maar tot zijn verderf
gebruiken ,wat zal hij van zulk een genees
heer denken?
Wij hebben begon dit ontwerp nog een der
de bezwaar: wij vinden het ook in de hoogste
mate onpractisch. Wie waarborgt den Mi
nister een levensduur van achttien jaren
voor dit ministerie? Zeker niemand. En
als er dan in die jaren een an dor ministe
rie optreedt, bestaat dan niet de mogelijk
heid, dat dit in plaats van den patiënt to
laten doodbloeden, hem juist een verster
kend medicijn toedient?
Nu zegge men niet: ja, maar als de
Staatsloterij heden wordt afgeschaft, dan
kan een volgend ministerie die toch weer in
het leven roepen. Zeker, dit is zoo, maar
men gevoelt toch wel, dat het gemakkelijker
is een wet in haar werking te schorsen, dan
uit do puinhoopen van een oud gebouw een
nieuw op te trekken.
Zoo zou het dus kunnen gebeuren, dat het
doel nooit werd bereikt en de afschaffing
dor Staatsloterij nooit een feit werd. Daar
om herhalen wij het verzoek van 1877
Schrap als Regeering dezen post van uw
eerstvolgende begrooting Toen werd er nog
aan toegevoegd: ..Doe het ondanks de
verlegenheid der Schatkist." Dit behoeft er
nu niet bij gezegd te worden. Wel is het
jaarlijksch verlies van 6 1/2 ton gouds niet
gering te schatten, maar onze Schatkist ver
keert gelukkig niet in treurige omstandig
heden. Vel is er voor allerlei wetten op
sociaal gebied veel geld noodig, maar be
halve dat de bronnen van bestaan niet tra
gelijk vloeien, zal niemand heb toch goed
keuren, indien men de eene e-llondo door dc
andere tracht te lenigen.
Misschien is het wel zeer verkeerd van
ons, maar voor het argument der Regee
ring, dat zoovole personen door het afschaf
fen der loterij broodeloos zouden worden,
voelen wij al zeer weinig. Do meesben hun-
nor zullen wol wat bezitten, want hun be
drijf is zeer winstgevend, en in do tweede
plaats, do tegenwoordige concurrentie zet
zoo menigeen broodeloos op straat, zonder
dat hem dc hand der hulpe wordt gereikt.
Nu is dit laatste wel niet aanbevelenswaar
dig, maar waarom zou me-n nu allereerst
de collecteurs der Staatsloterij gaan helpen
zij, dio reeds zoo lang van de ellende hun
ner medeburgers hebben geleefd Dan zou
men bij het sluiten der huizen van ontucht
ook wel de bordeelhouders schadoloos moe
ten stellen, en wie zal daaraan denkon?
Onze bezwaren kortelijk resumeorende ko
men wij tot deze gevolgtrekkingen:
lo. dat or in dit ontwerp geen breken mot
de zonde plaats heeft, zooals dit op grond
van de Heilige Schrift moet geschieden cn
wij het van deze Regecring hadden ver
wacht
2o. dal dit ontwerp eer verlammend dan
versterkend op het zedelijk bewustzijn van
het volk zal werken
3o. dat de finaio afschaffing der Staatslo
terij door den langen termijn van 18 jaren
volstrekt niet gewaarborgd schijnt te zijn
4o. dat heb nadeel ^oor de Schatkist nooit
een beletsel mocht zijn, maar het allerminst
nu behoefde te wezen;
6o. dat de financieele schade der beambten
en collecteurs niet mocht opwegen tegen do
ellende, door de Staatsloterij zelve teweeg
gebracht.
Het is daarom, dat wij het verzoek herho-
len„Schrap als Rcgcering dezen post van
uw eerstvolgende begrooting."
Dit cischt onzos inziens het Woord en
daarom ook het Anti-revolutionair beginsel,
cn door zulk een daad zult gij u de achting
van vriend cn vijand verzekeren."
Het Fries che Dagblad behandelt do vraag:
„Is het de roeping van dit ministerie, om
op dit oogenblik het kiosrechtvraag-
s t u k aan dc orde te stellen
En op die vraag antwoordt do redactie-
Neen, en dat neen vlooit logisch voort uit
de wordingsgeschiedenis van het hnidigc
Kabinet.
Het blad herinnert dan aan de vroegere
verdeeldheid der Christelijke partijen,
waardoor het den vrijzinnigen mogelijk was
te heerschen; en hoe veel moeite het gekost
heeft om voor die verdeeldheid eenheid in
do plaats te krijgen; en uit dat eenparig
oprukken bij de stembus van 1901 is <^it Ka
binet gekomen.
En wat is nu, naar bet blad meent, de
taak van dit Kabinet? Deze:
„De eerste taak van dit Ministerie is de
geschokte Christelijke grondslagen van
Staat en Maatschappij wederom vast
te zetten.
En voorts het zoolang vorongelijkte Chria-
telijko volksdeel in recht en eere te horstel
len.
Zoolang hot dit doet, handelt het natuur
lijk, historisch, overeenkomstig zijn roe
ping, democratisch, Christelijk.
Zoolang het dit doet, zal het zijn positie
vaster, zijn naam beter maken.
De dagen, volgende op de voorjaarstroe
belen hebben het getoond.
Is d i e zaak afgesponnen, dan komt hot
kiesrochbvraagstuk aan do ordo. Eerder
n i e 11
Tenzij de coalitie ontijdig verbroken wor
de.
Wij laten dan ook mr. Troclstra do anti
revolutionaire partij tot overleg oproepen
met. z ij n partij om een sterke kiesrecht
uitbreiding op dit oogonblik tot
stand tc brengen.
We laten hom roepen.
Doch wij bewandelen onzen oigou
-weg.
Deze is:
lo. Het kies recht vraagstuk in don boezem
onzer partij tot oplossing te brengen.
2o. Dit Ministerie krachtig te steunen,
zoolang het. aan de historie zijner wording
getrouw, als Christelijk ministerie
handelt.
3o. Onze volkomen vrijheid te bewaren en
waakzaam te zijn.
Wij misgunnen mr. Troclstra zijn tacti
sche overwinningen niet; daarvoor heeft
hij onlangs te harde slagen ontvangen.
Maar ais hij do anti-rovolutionairc par
tij tracht te verlokken do grootst mogelijko
dwaasheid te begaan, zien wij een oogenblik
glimlachend op en... zetten ons weder aan
den arbeid."
De Christen-Democraat, het weekblad on
der redactie van A. P. Staalman en mr. T.
de Vries, noomt de beweging ten gunste
cener oplossing van bet kiesrecht-
vraagstuk, zooals die thans aan dc ordo
wordt gesteld door de Vrijzinnig-democra-
ten on sociaal-domooralen, al zeer woinig
tactisch.
Die beweging, schrijft zij, komt fciteli.-i
te laat en te vroeg.
„Te laat, omdat, naar onze meening,
reeds in 1901 het kiesrechtvraagstuk vóórop
had bchooren te staan. Dc anti-revolutio
naire partij toch, of laat ons juister zeggen
do leider onzer partij, bad een brandmerk
gedrukt op het consus-kicsrccht en in meer
dan een zijner belangrijke od zoo hoog ge
waardeerde geschriften aangetoond, hoe
schandelijk onrecht werd bedreven 'door de
uitsluiting van vele duizenden burgers, om
geen andere reden, dan dat zij geen of te
weinig belasting betaalden.
Een eerste oisch voor een gezonde volks
vertegenwoordiging, zoo heette hot, was een
kiesrecht op zuiver dcmocratischen grond
slag: Huismanskiesrecht.
En zóózeer was dr. Kuypcr gekant tegen
het census-kiesrecht van Van Houten, dat
hij met de anti-rov. Kamerclub stemde bo
gen diens wetsvoorstel, dat overigens
nieuwe duizenden tot de stembus toeliet.
De vraag mocht gedaan of de partij, die
zoozeer het bestaande kiesrecht veroor
deelde om zijn mammonistiscli karakter,
niet den plicht had, in de allereerste plaats
te zorgen, dat do volksvertegenwoordiging
metterdaad een vertegenwoordiging van
lieel het volk zou zijn, ten einde daardoor tc
komen uit de bourgeois-pcriode in de demo
cratische, zooals dr. Kuypcr het ons heeft
voorgehouden.
De anti-rev. partij besloot anders.
Op het Program van Urgentie kwam de
kiesrechtquacstic niet voor.
Allerlei andere vraagstukken behoorden
ecret tc worden opgelost on voorop stonden
die van het onderwijs en dc pensionnccring.
Doeh wie nu niet heelemaal een vreemde
ling is in Jeruzalem, en wie heeft opge
merkt wat zooal mogelijk en niet mogelijk
sal blijken op gebied van wetgeving in deze
"vierjarige periode bij een Volksvertegen
woordiging, s&mengestell als deze, die zal
het ons toestemmen, dat een beweging voor
kiesrecht-uitbreiding feitelijk reeds t e 1 a at
komt.
Te laat, ook omdat het nu heel wat
moeite zal kostende Christelijke „kleine luy-
den" in masea te overtuigen, dat kiesrecht
uitbreiding, dat invoering van huismans
kiesrecht gebiedend noodzakelijk is. Immers,
wij hebben nu een Christ. Ministerie, en
een Christelijke meerderheid. Dr. Kuy-
per zelf staat aan het hoofd en duizenden
zijn er, die in hom zulk een onbegrensd ver
trouwen stollen, dat, al zou or ook in drie
maal vier jaren niets berecht komen van
alles wat hij als Christen-Democraat van do
Overheid vorlangde als een recht voor de
„kleine luyden", zij cr geen oogenblik aan
zouden denken Minister Kuyper daarover
een verwijt te maken.
Eer zou men daarin onderwezen en
voorgegaan door tal van Christelijke on
derwijzers en predikanten ook dao nog
geneigd zijn u een afstraffing toe te dienon
wanneer gij hot zoudt durven wagen over
Kuypers beleid een afkeurend woord te
spreken.
Er zijn anti-revolutionairen b menigte,
die zóó opgaan in afgodische Kuypervcreo-
ring, dat zo u aanzien me-t het medelijdend
lachje, waarmee men een idioot tegemoet
treedt, wanneer ge het wagen durft te on
derstallen, dat minister Kuyper iets zou
doen wat niet heel wijs en verstandig on be
leidvol is.
Voor allee letterlijk hebben zij een excuus
of liever, zij hebben niet eens con excuus
noodig. Minister Kuyper of minister Kuy-
pcr's Kabinet doet iets of doet iets niet, 't
ri altijd wèl.
Minister Kuyper, zoo redeneeren zo, !s
ona van God gegeven; zij omhangen hem
met een soort heiligheid en als zonde be
schouwen zij het mitsdien, zijn daden te ori-
tisceren.
Het hoogste, meenen ze in ernst, wat te
bereiken ia, is nu bereikt, want dr. Kuy
per is Minister-President.
Deze monschen, en wij verzekeren zulke
eenvoudigen of onnoozelen zijn cr duizen
den in do anbi-revolutionairo partij, te
overtuigen, dat uitbreiding van kiesrecht
thans noodzakelijk is on ze daarvoor in ac
tie te brengon, bet is onbegonnen werk. En
nooit zullen zij er toe te bewegen zijn, wan
neer hun bovendien nog de mogelijkheid
wordt voorgespiegeld, dat invoering van
een uitgebreider kiesrecht wel cons to>n ge
volge zou kunnen hebben, dat minister
Kuyper moest aftroden."
Acht De Christel-Democraat dan een be
weging voor kiesrecht thans reeds tc laat,
daarmede wil zij intusschen allerminst zeg
gen, dat zij bereid is zich bij den liestaan-
den toestand neor te leggen. Het tegendeel
is waar. Gaarne zal zij elk haar geboden
middel aangrijpen om to propagecrcn voor
uitbreiding van kiesrecht tot de uiterste
grenzen van „ons anti revolutionair ge
bied". Toch acht De Christen-Democraat
de actie, zooals zij thans geleid wordt door
Vrijzinnig-democraten cn Sociaaldemocra
ten, te vroeg, ontijdig.
„Do indiening van daartoe strekkende
wetsontwerpen bij dc Kamor, het moge voor
'le beide partijen een rcclamomiddel zijn,
een voor haar practisoh resultaat zal zij
niot opleveren.
Eer wachten wij daarvan een negatief
resultaat. Eenigo kans op aanneming van
een dezer ontwerpen bestaat absoluut niet.
Men zal alle middelen aanwenden om de
belangstelling in het land op te wekken en
zo niet voldoende vinden, ook omdat do
groote massa reed3 vooraf overtuigd is, dat
deze wetsvoorstellen zullen worden verwor
pen.
Het kiesrecht-vraagstuk, waarvan feite
lijk reeds allee is gcacgd, wat er van to zeg
gen valt, zal worden dood gomcetingd, en
na verwerping bovendien zal dan de oplos
sing hoe langer zoo meer verwijderd liggen.
Deze Kamer zit niet voor do oplossing
van dat vraagstuk en het zal dunkt ons zeer
do vraag zijn, of het zal komen tot een
openbare behandeling der door de beide
fraction ingediende voorstellen van wet.
Zeer zouden wij het althans betreuren,
wanneor bijv. do behandeling van een oven-
tueel nog in te dienon Pensioenwet of de
oplossing van het Lager-Onderwijs-vraag-
etuk kon worden verschoven met een beroep
op de bovenbedoelde kiesreohtontwerpen."
De Christen-Democraat uit ten slotte do
hoop, dat de Kamor den korten tijd, die
haar nog rest-, beter zal gebruiken, want
monnikenwerk is in deze beide jaren reeds
meer dan te voed gedaan.
Het Utrechtsch Dagblad meent, in zijn
oordcel over het ontsla g-L indeman,
dat de minister met allo reoht optrad tegen
den ambtenaar, dio 's morgens stond in be
zoldigden dienst van den Staat cn 's avonds
meehielp den Staat omver te worpen. Het
prijst bovendien 's ministers groote lank
moedigheid.
„Is het echter gerechtvaardigd van ont
slag als een straf te spreken?" vraagt
het Utrechtsch Dagblad f en het antwoord
daarop
„Als „straf" kunnen wij ons deuken: be
risping, boete, verplaatsing of wat dies
meer zij „Ontslag" is: beëindiging eener
rechtsverhouding.
En de rechtsverhouding, die hier bestond,
moest beëindigd worden.
Een ambtenaar neemt in vrij verdrag op
zich conigc staatsfunctie te vervullen. Hij
wordt daardoor staatsorgaan. Hij neemt op
zich de verplichting van trouw cn gehoor
zaamheid aan de hiërarchisch boven hem
gestelde machten. En zoo ontstaat tusschcn
hom en de Staat een rechtsband, hechter
dan een civiel-rechterlijk contract: een pu-
bliek-rechterlijko ondergcschikthoidsverhou-
ding Verbreking van do aldus vrijwillig
aanvaarde verplichting van trouw cn ge
hoorzaamheid door agitatie tegen den
Staat, in wiens dienst mop trad, is vor-
raad, is felonie.
Hot cenig mogelijke, dat overblijft, is
dan onmiddellijke, niet eervolle on plech
tige verbreking van don band, die foitelijk
reeds moedwillig werd verscheurd."
Het Utrechtsch Dagblad acht dit plotse
ling ontslag een logisch-onontkoombaro con
sequentie van do daden van don betrokkeno,
die toonde verantwoordelijkheidsgevoel
niet tc kennen, on het blad meent dan ook,
dat bet er slecht zou uitzien met con ge
meenschap, waar men dat zou vergeten.
In Dc Maasbode lozen wij liet volgende
over kaasgobrekon.
Eonigo ervaringen, in don laatston tijd
op boerderijen, waar de kaeorij niot naar
wensoh ging, opgedaan, geven mij aanlei
ding het volgende daaromtrent mode to
deelcn.
Nog altijd zijn er boeren, dio last bobben
van blauw in do kaas, on wol om dc eenvou
dige reden, dat zij goverfdo gereed
schappen gebruiken, bijv. geverfdo
melkkommcn voor hot bewaren van do
avondmelk, maar vooral, omdai zij kazen in
ccn geverfde tobbe, 't Is zoo jammer, w.:
ncor het zuivel, dat overigens goed kan
zijn, door dc zeer kleine vorf deeltjes, welke
do boroidor niet opmerkt en wolke door d<-
omzettingen in de kaas tijdens het riip
oen donkero kleur aannemen, verteren, i
zich over een grooter oppervlak versprei
den, tot groote schade van den koopor on
be rei der der kaas.
lomand, die nog eon govorfde tobbe ge
bruikt, zij gewaarschuwd.
Al meent hij soms, dat hij cr vroeger geen
nadeel van ondervond, zoo moet hij tooh
bedonken, dat hij steods dat gevaar loopt:
een eonig8zins andere wijze van doorhalen,
een andere doorhaJor, een opnieuw geverf
do tobbe (mogelijk niet zoo good geverfd
als weleer) kan hem het blauw bozorgon.
Laat men do tobbe met blik beslaan, of
gebruikt men een ongeverfde van teakhout,
welke men het best met wat kalk zuiv r
houdt, dan is dit gevaar afgewend.
Het verdient opgemerkt te worden, dat
men in andcro kaasvoortbrengende landen,
bijv. Zwitserland, waar men steeds metalen
kaaskctols gebruikt, niet van dit gebrek
hoort, maar juist in onze streken, waar nog
geverfde tobben worden aangetroffen.
83)
Alsof je dat niet wiet! Nee, Dlcklo, my
laat je er niet in loopen."
„Ik zeg je, dat ik hot niet weet," zei do
beer Bultitudo. „Hoor eens, er Is hier een
misverstand. Ik ga niet aan Grimstone ver
tellen wat jy denkt."
„En wat denk je dan, dat Ik hem ga ver
tellen?"
„Ik heb er geen Idee van, maar wat het
ook is, je hebt het mis."
„0, jy bont een listige vent, Dickio, jo wilt
je niet verraden. Maar andere menschen willen
het Coker en Tipping ook wel betaald zetten
en jy moet wachten."
„Ik zal niets zeggen wat iemand behalve
mezelf raakt," zeide Paul; „als jy er alles van
weet, weet je dat ook, het zal jouw genoegens
niet hinderen."
„Ja, dat doet het wel," zei Chawner ge
prikkeld; „je mag van plan zyn om geen
namen te noemen, maar zoodra Grim je gaat
Vragen, dan komt alles uit. Ik verbied je om
naar Grim te gaan, vóór ik het goed vind."
„Ik zou wel eens willen weten, wie jou het
recht geeft om my to commandeeren 1" riep
Faul getergd uit.
„St! daar komt Grim," zei Chawner snel.
',Ik zal het je na do thee wel zeggen."
En hy sloop naar zyn plaats terug en liet
Paul in vage ongerustheid achter. "Waarom
{ton deze jongen met zyn geslepen gezichten
ïün gladde tong hem willen beletten zyn ware
positie in de maatschappy in te nemen? Het
was belacbeiyk; hy zou geen notitie nemen
van de waarschuwing.
Maar by kon zyn ongerustheid uiet verdry-
ven.- Reeds zoo vaak was hem op het kritieke
oogenblik de gelegenheid benomen. En hy ging
theedrinken, in groote verslagenheid.
XI.
Het is waarschyniyk, dat Chawner's inmen
ging in Paul's zaken behalve bet slachtoffer
nog menschen verwonderd heeft doen kyken.
Maar dat kwam, omdat er ongelukklgerwyze
eon misverstand tusschen hen was ontstaan,
hetwelk den een verhinderde den waren stand
van zakon te zien en den ander om ze te
vorklaren.
Chawner had natuuriyk evenmin idee van
Paul's waren naam en aard als een aDder.
Maar zyn motief, om het onderhoud te belet
ten, kan alleen door een afdwaling vaD myn
verhaal worden verklaard.
Dr. Grimstone, die zyn verantwoordelykheid
als wachter by de mores van zyn leerlingen
duidelyk gevoelde, was misschien een beetje
al te angstvallig by hot uitroeien van elk
onkruid ln den tuin der moraliteit.
Daar hy niet overal tegeiyk kon zyn, is het
duidelyk, dat een aantal overtredingen van
groot of gering belang aan zyn waakzaam
oog ontsnapten. Doch hy hield er een
theorie op na, die aan dit bezwaar te gemoet
kwam.
Deze theorie was, dat elke rechtgeaarde
jongen hot zyn duren plicht moest rekenen
om zyn meester in kennis te stollen van alle
overtredingen, die deze niet mocht opmerken,
en als hy terzelfder tyd zijn eigen geweten
bezwaard voelde, kon hy er op rokenen, dat
het aan-het-licht-brengen van het gemoon-
schappoiyk misdryf zUn eigen straf zou ver
minderen.
Ik betwyfel, of dit eystoem met succes
kan worden aangewend by Engelsche jongens;
of bet niet een onderling wantrouwen aan
kweekt en een toon, die heelemaal niet ge
grond is.
Er waren jongens, die op hun rechten
stonden en die de verklikkers verachtten, zoo
als zy het verdienden; anderen to verlegen
en to zeer afhankeiyk van den goeden dunk,
dien men van ben had, om zelf te gaan over
brengen; maar er waren steeds een paar,
voor wie hot gewicht van eens anders zonden
te zwaar was en die slechts door een volledige
bekentenis konden worden verlicht.
Ongelukkigerwyze hadden zy in don regol
zelf druk meegedaan aan het zondigen en be
gonnen eerst met hun ontboezemingen, wan
neer de ontdekking vry naby scheen.
Chawner was de aanvoerder van deze con
sciëntieuze jongens; hy had plelzier van het
6telsel. Het stelde hem in de gelegenheid om
zyn machtdorst te bevredigen, een passie,
dio zeer algemeen is, tegelykertyd te kunnen
genieten van den angst van anderen, wat ge
lukkig een zeldzamer genoegen Is.
Het is te hopen, dat na deze verklaring
het duidelyk is geworden, waarom Chawner
zich tegen de voornemens van den beer Bultitude
verzette.
Na theetyd wenkte hy Paul om te volgen en
ze gingen naar een klein hokjoachlor het school
lokaal, waar het juist licht genoeg was om
eikaars gezicht te zien.
„Nou," zei Paul met waardigheid, „misschien
zul je nu wel zoo beleefd zyn om me te
vertellen, waarom je me wil beletten om dr.
Grimstone te zeggen, wat ik te zeggen heb."
„Dat zal Ik je zeggen, Dick," zoi Chawner
met een gemeenen lach. „Jo zult hot gauw
genoeg weten."
„Sta daar niet te grinnioken," zei de heer
Bultitude woedend. „Zeg hot dadelyk. Hot
maakt voor my wol geen verschil, maar ik
waarschuw jo."
„Nou, ik denk toch van wol. Wacht maar.
Ik heb alles gehoord, wat je togen Grimstone
zei over dat meisje Connie Davenant, ziojo."
„Dat kan me niet scholen. Ik ben onschuldig."
„Wat kan je liegen," zei Chawner bo-
wondorend. „Je zei immers tegen hom, dat
je haar nooit had aangemoedigd. Eo hy zei,
dat als hy ooit merkte van wol, je een pak
ransol zou oploopen?"
„Zeker," zei Paul, „en by bad van zyn
standpunt gelUk; wat verdor?"
„Wel," zoi Chawner, „herinner Je je niet
meer, dat je Jolland den laatsten Zondag Yoor
de vacantie een briefje hebt gegeven voor
datzelfde meisje?"
„Dat heb ik nooit gedaan."
„0," zoi Chawner, „maar ik heb het briefje
In mUn zak. Jolland was nydig en vroeg, of
ik het geyen wou, en lk heb het gelezen en het
was zoo mooi, dat lk het gehouden heb."
En hy haalde met groote voorzichtlgboid een
verkreukeld papiertje uit zyn zak en liet hot
aan den doodeiyk verschrikten Paul zien.
„Niet weggappen, dat is onbeleefd. Kyk,
zie je? Myn lieve Connie en je liofhebbende
Dick Bultitudenee, biyf staan waar jo
staat. Wat denk je nu te doen?"
„Ik, ik weet het niet," zoi Paul zwakjes.
„Ik moet er over denken."
„Ik zal je zeggen, wat ik van plan ben om
to doen. Ik zal je in het oog houden en zoo
dra je naar Grimstone gaat, zal ik jo vóór
wezon en hem dit gaven. Workciyk, jo moest
maar liever toegeven. Nou?"
„Ik moet hot zoggen," zei Paul schor. „Ik
beloof jo, dat ik geen andore namon zal
noemen. Alleen moet lk mozolf redden. Ik
kan het niot langer uithouden. Ik wist niot,
dat er jongens als jy bestonden. Je bent een
monster."
„Ik wensch niet, dat je don directour ook
maar Iets vertolt."
„Doe dan maar wat jo wilt!" rlop Paul.
„Heel goed," antwoorddo Chawnor. „Ik zal
het doen on we zullen eons zlon wie wint."
En zo gingen naar het schoollokaal terug,
waar do heer Bultitude kokende van woode on
tevens ernstig bevreesd, zich probeerde te
godragon alsof er niets gobeurd was.
Chawner ging zitten op een plaats, waar
hy al Paul's bewegingen kon gado6laan, en
ze bospiedden elkaar van uit do ooghooken
tot de directeur binnen kwam.
„Het Is een mistige avond," zei hU, „en de
jongeren moeten maar thuis blijven. Chawner,
jO en de rost van de hoogste klas gaan naar
de kerk, maak jo dadelyk klaar."
Paul's oogen echitterdon van ovorwlnning;
als zyn vyand van do baan was, kon hU zyn
doel ongehinderd boreikon. Dezelfde gedachte
kwam biykbaar ook by Chawner op, want
hy zei:
„Meneer, mag Bultitude ook niot mee-
gaan?"
„Kan Bultitudo dat niot zolf vragen? zei
de directeur.
„Ik, meneer?" zei Paul ontdaan. „Hot la
een vérgissing. Ik heb geen lust om te gaan.
Ik roei me niet wèl vanavond,"
„Nou, zio jo nou, Chawner, je hebt hem
verkeerd begrepen. O, A propos Bultitude. Ik
meen, dat je me wat vortollon wou."
fWordt vervolgd.)